Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over de landmijnenproblematiek.

De voorzitter:

Het gaat om de afronding van een debat, bedoeld voor het indienen van een motie en niet het voortzetten van het overleg. Dit betekent dat interrupties en dat soort dingen niet aan de orde zijn, tenzij blijkt dat een vraag nog niet is beantwoord. Ik moet op dit punt de teugels langzamerhand strak houden. Indien men het algemeen overleg wenst voort te zetten, gebeurt dat in de commissie. Dit is de afronding: motie indienen, oordeel kabinet en dan zo snel als mogelijk stemming.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Er liggen miljoenen landmijnen verspreid over de gehele wereld, wapentuig dat dagelijks erg veel slachtoffers eist. Jaarlijks komen er 3 tot 5 miljoen bij, terwijl er tegelijkertijd slechts 80.000 geruimd zullen worden. Deze oh zo langzaam, maar ook oh zo zeker werkende massavernietigingswapens vormen een immens probleem. Dit probleem wordt door de regering onderkend. Zo stelde de minister in november 1994 in een reactie op een motie van mijn hand dat hij in de toekomst 420.000 overtollige landmijnen zou laten vernietigen. De kosten daarvan zouden ongeveer 10 mln. bedragen. Terecht stelde de minister daarbij dat hiervan een bepaalde signaalwerking uitging. Nu blijkt dat helaas niet alle 420.000 landmijnen vernietigd zullen worden, want de regering ziet ergens een economisch voordeel. Er zullen 12.000 landmijnen via de firma Bofors naar Canada geëxporteerd worden, een meerwaarde van 4 mln.

Voorzitter! Voor mijn fractie is dit een zeer slecht signaal. Het argument dat Canada anders deze wapens elders zal aanschaffen, vind ik een smoesje. Wereldwijd terugdringen, wat een algemene doelstelling is, begint gewoon bij jezelf, en dus: niet verder exporteren. Met het oog hierop wil ik de Kamer een motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de tijdens de begrotingsbehandeling in 1994 door de regering gedane toezegging over het niet exporteren van landmijnen en over het vernietigen van alle overtollige landmijnen;

verzoekt de regering zich aan deze toezegging te houden en af te zien van de export naar Canada via de Zweedse firma Bofors van 12.000 overtollige DM31-mijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sipkes en Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (24292).

De heer Houda (PvdA):

Voorzitter! Het is teleurstellend te constateren dat de onderhandelingen over het Conventionele-wapensverdrag wat betreft het landmijnenprotocol nog geen resultaten heeft opgeleverd. Ik deel de voorkeur van de regering voor voortzetting van de onderhandelingen op een later tijdstip in plaats van beëindiging.

Mijn fractie is verheugd over het initiatief van de regering tot afschaffing van anti-personeelmijnen. Wij hopen dat dit goede voorbeeld wordt gevolgd. De brief van de minister over het afschaffen van anti-personeelmijnen is volgens onze fractie een belangrijke stap voorwaarts. Het oorspronkelijke uitgangspunt van het landmijnenbeleid was, dat de Nederlandse krijgsmacht niet zonder dit wapensysteem kon. Dat uitgangspunt is nu verlaten. Alternatieven zijn gevonden voor de klassieke taken van anti-personeelmijnen. Daarom heeft de minister besloten de huidige voorraad AP-mijnen te vernietigen en het gebruik in de toekomst uit te sluiten.

De constatering dat met nieuw personeel en met bestaand personeel de Nederlandse bijdrage aan het daadwerkelijk ruimen van mijnen kan worden vergroot is positief. Toch zou het de moeite waard kunnen zijn om na te gaan in hoeverre de effectiviteit van Nederlands personeel bij ruiming kan worden verhoogd. De praktijk heeft laten zien, dat het ter beschikking stellen van meer specialisten aan VN en vredesmachten niet automatisch tot meer effectiviteit leidt. Onderhandelingen en bureaucratie werken vertragend. Overwogen zou kunnen worden om Nederlandse mijnruimers niet uitsluitend in het kader van VN-vredesmachten uit te sturen, maar na te denken over alternatieven. Ik heb in het AO al aangegeven, dat een alternatief bijvoorbeeld zou kunnen zijn het detacheren van defensiepersoneel bij Ontwikkelingssamenwerking voor een bepaalde tijd, zodat de mogelijkheden van uitzending ruimer zijn.

Mijn laatste punt betreft export en produktie. De regering heeft een moratorium voor de export aangekondigd. Daar zijn wij zeer blij mee. Toch gaat het wat ons betreft niet ver genoeg. Ik ben ervan overtuigd dat ook de regering een moratorium op de produktie steunt. Ik dien de volgende motie daarover in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering heeft besloten in de toekomst niet langer gebruik te maken van anti-personeelmijnen en de aanwezige voorraad van dit wapen af te stoten;

verder constaterende, dat dit besluit is genomen "uit overwegingen van het misbruik op grote schaal van dit wapen" en vanwege de humanitaire consequenties voor met name burgers;

van mening zijnde, dat dit misbruik en deze consequenties alleen vermeden kunnen worden wanneer naast het verbod op export ook een verbod op produktie van anti-personeelmijnen zou gelden;

van mening zijnde, dat het door de regering aangekondigde exportmoratorium op anti-personeelmijnen noodzakelijk is om een "actieve rol bij het terugdringen van het kwaad van de anti-personeelmijnen" te kunnen spelen;

verzoekt de regering een verbod op de produktie van anti-personeelmijnen in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Houda, Roethof, Van den Doel, Sipkes en Van Ardenne-van der Hoeven.

Zij krijgt nr. 7 (24292).

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Tot vreugde van de fractie van D66 was er vorige week tijdens het overleg over de landmijnen een grote mate van eensgezindheid. Kamer en regering willen de totale voorraad landmijnen in de wereld terugdringen. Daartoe heeft de minister van Defensie de anti-personeelmijnen voor eigen gebruik afgeschaft. De minister van Buitenlandse Zaken heeft een exportverbod voor anti-personeelmijnen ingesteld. Onze fractie is blij met de geboekte vooruitgang.

Dat de regering 12.000 anti-tankmijnen van het type DM31 aan Canada verkoopt, vinden wij geen probleem, omdat wij hebben begrepen dat deze deal op een haast toevallige wijze tot stand is gekomen. De regering ziet een financieel voordeel, zei mevrouw Sipkes. Maar zij vergat erbij te zeggen, dat de DM31's worden gebruikt om de Canadese regering in de gelegenheid te stellen de slechte, gevaarlijke anti-personeelmijnen waar wij van af willen, ook daadwerkelijk weg te doen.

Wij willen niet dat de minister met de overige 48.000 DM31's de boer opgaat. Deze moeten worden vernietigd, zoals was toegezegd. Strikt genomen heeft het beleid tegen de anti-personeelmijnen niet direct te maken met het beleid ten aanzien van de anti-tankmijnen. Maar wij menen toch dat het politieke signaal, een exportverbod op anti-personeelmijnen, ondergraven wordt door het ter verkoop aanbieden van anti-tankmijnen. Daar zijn wij dus niet voor.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

De verkoopovereenkomst met Canada vindt D66 niet bezwaarlijk omdat er geen enkele promotie- of verwervingsactiviteit aan vooraf is gegaan?

De voorzitter:

Mag ik erop wijzen dat dit een afronding van een overleg is en geen voortzetting?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Maar dit is een nieuw punt.

De voorzitter:

Dan had het overleg moeten worden voortgezet. Twee-minutendebatten zijn echt niet bedoeld voor nieuwe punten.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik wil graag duidelijkheid hebben van D66. Deze fractie heeft een motie ondertekend waarin juridisch vastgelegd moet worden dat we geen mijnen meer exporteren. Ik wil duidelijkheid over de vraag of exportverkoop wel mag zolang er geen promotie aan vooraf is gegaan. Deze redenering slaat toch nergens op?

Mevrouw Roethof (D66):

Wat nergens op slaat, is dat mevrouw Sipkes steeds de zaken door elkaar haalt. De motie gaat over een verbod op de export en de produktie van anti-personeelmijnen. Nu is er sprake van dat we een zeer geavanceerd type anti-tankmijn, de DM31, aan Canada verkopen. Dat zijn twee volstrekt andere zaken. Als mevrouw Sipkes de zaken door elkaar blijft klutsen, komen we er inderdaad niet uit.

De voorzitter:

U kunt uw betoog voortzetten en u hebt daar nog vijftien seconden voor.

Mevrouw Roethof (D66):

De fractie van D66 ziet graag dat de opbrengst van de transactie met Canada, te weten 4 mln., niet besteed wordt aan het opruimen van de 48.000 DM31's in ons eigen land, maar ten goede komt aan mijnenruimingsactiviteiten in noodgebieden.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! De problematiek van de landmijnen is hoofdzakelijk een probleem van de anti-personeelmijnen. De regering heeft daarvoor al het voortouw genomen bij de toetsingsconferentie van het Conventionele-wapensverdrag. Dat beleid wordt van harte gesteund door de VVD-fractie.

Het gaat thans om de verkoop van moderne anti-tankmijnen die voldoen aan alle eisen van het Conventionele-wapensverdrag. Nog sterker, ze voldoen ook aan de voorgestelde aanscherping van dat verdrag. De anti-tankmijnen vormen niet het humanitaire probleem in de wereld, dat zijn de anti-personeelmijnen. Mijn fractie heeft er geen enkel probleem mee dat de overdracht aan Canada doorgaat. Wij menen zelfs dat door deze overdracht indirect een bijdrage wordt geleverd aan de oplossing van het landmijnenprobleem. De DM31 is een zelfneutraliserende, detecteerbare moderne mijn, waardoor Canada in staat is om andere mijnen die niet voldoen aan de eisen, af te stoten.

Tijdens het overleg heb ik ervoor gepleit om de vervanging van de anti-personeelmijn door de horizontale-effectmijn uit te stellen en te wachten tot het onderzoek in internationaal verband, dat onlangs door het Pentagon is gestart, is afgerond. Als we de anti-personeelmijn vervangen door een ander wapen, dan mag dit wapen geen nieuw probleem veroorzaken. Om deze reden vraag ik de minister om dit onderzoek af te wachten voordat hij overgaat tot grootschalige vervanging van de anti-personeelmijn.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg op 21 maart over het Conventionele-wapensverdrag heeft de CDA-fractie het voorstel van het kabinet om van de 60.000 overtollige AT-mijnen er 12.000 aan Canada door te verkopen, afgewezen. De CDA-fractie wijst deze transactie af om de volgende redenen. Hierbij maken we wel onderscheid tussen AP- en AT-mijnen.

1. De afspraak was, conform de motie-Sipkes die bij de begrotingsbehandeling 1995 werd ingediend, om alle overtollige landmijnen te vernietigen, inclusief de AT-mijnen. Het kabinet heeft indertijd toegezegd deze motie uit te voeren. De minister heeft tijdens het overleg erkend dat het voorstel in strijd is met de intentie van de motie.

2. De geloofwaardigheid van Nederland bij de onderhandelingen tijdens de toetsingsconferentie is in het geding.

3. Er ontstaat een verkeerde signaalwerking: Nederland als wapenexportland.

4. Deze transactie roept de vraag op of de minister van plan is om ook op deze manier met de AP-mijnen om te gaan die wellicht ook binnen het kader van het CSE-verdrag verhandelbaar zijn. Om die reden heeft de CDA-fractie de motie van mevrouw Sipkes medeondertekend.

Overigens is de fractie positief over het besluit van de regering om alle AP-mijnen af te stoten en deze niet meer te gebruiken. Zowel ten aanzien van de verschietbare en verstrooibare AT-mijnen met anti-hanteerbaarheidsmechanisme als de horizontale-effectwapens geldt dat deze wapens als AP-mijnen gebruikt kunnen worden en dus ook als zodanig beschouwd kunnen worden. Zij zouden dus ook niet gebruikt mogen worden. Wij willen bij de definitieve aanschaf van deze wapensystemen vooraf met de minister nader overleg. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

Van Aardenne-van der Hoevenoverwegende, dat projecten betreffende de aanschaf van horizontaal-effectwapens en anti-tankmijnen volgens de criteria van het DMP-proces niet altijd automatisch aan de Kamer voor gelegd hoeven te worden;

van mening, dat het van belang is dat de Kamer kan beoordelen of de technologie van deze projecten in overeenstemming is met het beleid om voor de Nederlandse krijgsmacht geen anti-personeelmijnen meer aan te schaffen en te gebruiken;

verzoekt de regering in het vervolg alle projecten betreffende de aanschaf en afstoting van mijnen en mijnvervangende wapens voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (24292).

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! In het algemeen overleg van de vorige week over de afschaffing door Nederland van alle anti-personeelmijnen en de mijnenproblematiek in het algemeen heb ik uiteengezet dat ik 80% van een deel van de overtollige landmijnen, namelijk 60.000 moderne, maar overtollig geworden anti-tankmijnen van het type DM31, zal vernietigen en 20% wil doorleveren aan Canada. De argumenten voor die leverantie heb ik al genoemd in mijn brief van 11 maart aan de Kamer.

Nu heeft mevrouw Sipkes natuurlijk gelijk als zij zegt dat wij in het verleden spraken over de vernietiging van alle overtollige landmijnen. Ik wil hieraan toevoegen dat wij impliciet eigenlijk steeds vooral spraken over de problematiek van de anti-personeelmijnen vanwege het grote leed dat deze mijnen veroorzaken, ook na beëindiging van een conflict, onder de burgerbevolking.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik weet niet waar de minister impliciet over sprak, maar expliciet sprak hij over beide. Ik wil hem citeren: "...zowel de anti-personeelmijnen alsook de anti-tankmijnen zal vernietigen en wij spreken daar in totaal over ongeveer 420.000 landmijnen". Expliciet is zowel de één als de ander door mij bedoeld en is nergens anders sprake van geweest.

Minister Voorhoeve:

Zeker, dat is zo gezegd. Daarbij is niet gespecificeerd naar type mijn. Er is een wezenlijk verschil tussen de DM31 en de overige overtollige mijnen. De DM31 is een anti-tankmijn die ruimschoots voldoet aan alle eisen die het herziene Conventionele-wapensverdrag voor mijnen zal bevatten, zelfs aan de eisen die aan anti-personeelmijnen worden gesteld. De DM31 schakelt zichzelf na enige tijd uit, is detecteerbaar en is – ten overvloede zeg ik dat – geen anti-personeelmijn. Het is ook absoluut niet te verwachten dat Canada deze mijnen ooit als AP-mijnen zal gebruiken.

De overige overtollige mijnen die worden vernietigd, zijn anti-personeelmijnen die niet voldoen aan de toekomstige eisen. Het was daarom nauwkeuriger geweest om te spreken over vernietiging van alle overtollige landmijnen die niet aan de verscherpte eisen voldoen.

De anti-tankmijn is een wapen waarvoor vooralsnog geen alternatieven bestaan. Nederland zal dan ook zo'n 80.000 DM31-mijnen zelf in voorraad houden. Ook voor Canada blijft een vergelijkbare behoefte bestaan. Daarom heeft het bij Nederland geïnformeerd naar de mogelijkheid om een deel van de af te stoten DM31-mijnen van ons over te nemen. Dat zijn de 12.000 waar wij over spreken. Nederland zelf heeft geen initiatief genomen om de DM31 aan de man te brengen. Er is, lijkt mij, geen reden om Canada een wapen te ontzeggen dat Nederland zelf in het arsenaal heeft en houdt. Canada is partij bij het Conventionele-wapensverdrag en net als Nederland een van de voortrekkers waar het gaat om de terugdringing van de anti-personeelmijnen. Het Canadese beleid ten aanzien van landmijnen toont aan dat dit land op dezelfde golflengte zit als wij. Dit, gevoegd bij het zogenaamde "end user certificate", dat door het Canadese ministerie van defensie moet worden afgegeven, sluit misbruik van deze mijnen uit.

Daar komt bij dat de anti-tankmijn een wapen is dat vooral bedoeld is voor een grootschalig conventioneel conflict. Gebruik in de afzienbare toekomst is derhalve onwaarschijnlijk. Als Canada de Nederlandse mijnen niet kan overnemen, draagt dit niet bij aan een terugdringing van het totaal aantal mijnen in de wereld, omdat Canada in dat geval de mijnen waarschijnlijk rechtstreeks van de Zweedse producent betrekt. Deze producent is bereid de Nederlandse mijnen te vernietigen en er 12.000 na modificatie aan Canada door te leveren. Door deze doorleverantie aan Canada spaart Defensie ongeveer 4 mln. uit. Voor de goede orde, dit zijn minder kosten en niet meer inkomsten. De vernietigingskosten van alle mijnen, door mij geschat op ongeveer 10 mln., waren nog niet begroot. Door de transactie met de Zweedse firma Bofors worden de resterende 48.000 overtollige DM31-mijnen nu zonder kosten voor Defensie vernietigd. Ik kom dadelijk te spreken over de opmerking ter zake van mevrouw Roethof. Die vernietiging gebeurt volgens de NAVO-kwaliteitsstandaard, die onder meer inhoudt dat dit veilig en op een milieutechnisch verantwoorde wijze geschiedt. Met die vernietiging zijn forse bedragen gemoeid. Dat geldt overigens ook voor het verdere onderzoek naar mijnenruimsystemen, waar een dringende behoefte aan is. Tot nu toe was dit vooral een theoretisch onderzoek. Over enige tijd is er ook experimenteel onderzoek nodig. De extra kosten daarvan schat ik op ongeveer 7 mln. Ook dat bedrag is nog niet begroot. Wij moeten dat geld wel zien te vinden.

Verkoop van de DM31-mijnen aan Canada is geen kwestie van de koopman die de dominee overstemt, zoals is gezegd, of van het uitdrijven van de duivel met Beëlzebub. Hier is sprake van een legitieme leverantie aan een NAVO-bondgenoot die een uitstekende reputatie heeft op het terrein van het humanitair oorlogsrecht. De leverantie levert besparingen op, waarmee Nederlandse beleidsvoornemens, gericht op het vernietigen van mijnen, op korte termijn beter kunnen worden uitgevoerd. Ik ontraad de Kamer dus de aanneming van de motie-Sipkes, want in de motie wordt mij gevraagd, op een naar mijn oordeel nogal zinloze wijze, 4 mln. aan overheidsgeld te vernietigen.

Mijnheer de voorzitter! De heer Houda heeft een motie ingediend, waarin de regering wordt gevraagd een wapenexportverbod in te stellen voor anti-personeelmijnen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in het algemeen overleg al aangegeven dat dit het regeringsbeleid is. Ik zie de motie daarom duidelijk als steun voor het beleid dat de regering voorstaat. Ik maak één formele opmerking, namelijk dat het exportbeleid en dus ook het wapenexportbeleid onder de minister van Economische Zaken vallen. De minister van Economische Zaken is thans niet aanwezig. Ik zal de motie met een positieve aanbeveling bespreken met de collega van Buitenlandse Zaken en de collega van Economische Zaken. Bezien vanuit de problematiek van Defensie is er geen enkel bezwaar tegen aanvaarding van de motie.

De heer Houda (PvdA):

Wij hebben uiteraard de argumenten gewisseld in het algemeen overleg over het exportbeleid. Minister Van Mierlo en minister Voorhoeve hebben toen een toezegging gedaan op het punt van de export van anti-personeelmijnen. Ik doe nu het verzoek om een verbod op de produktie van anti-personeelmijnen in te stellen.

Minister Voorhoeve:

Het is terecht dat u mij corrigeert. Ik neem dit op met mijn collega van Economische Zaken. Ik kan geen produktie, waar dan ook, verbieden. Het lijkt mij dat deze motie in de geest is van het beleid dat door de minister van Buitenlandse Zaken en mij wordt voorgestaan. Ik zal het resultaat van mijn overleg met de collega nog even schriftelijk melden vóór de stemmingen.

Mevrouw Roethof vraagt mij om de 4 mln., waar het hier om gaat, niet te besteden aan de opruiming, maar ten goede te laten komen aan mijnenruiming in noodgebieden. De transactie met de Zweedse firma Bofors is een transactie om niet. Men ontvangt 60.000 mijnen van Nederland, vernietigt er 48.000, modifeert er 12.000 en levert deze aan Canada, met gesloten beurs. Ik maak dus niet plotseling 4 mln. vrij. Wel hoef ik die 4 mln. niet extra uit te geven. Dit maakt het veel makkelijker om in de defensiebegroting naar extra ruimte te zoeken die nodig is voor het door mij al genoemde onderzoek. Die is ook nodig voor datgene wat ik in het algemeen overleg noemde, namelijk een uitbreiding van de capaciteiten bij de landmacht voor mijnenruimingsprojecten. Er wordt bij de landmacht momenteel onderzocht welke mogelijkheden daar bestaan. Er wordt ook overwogen zo nodig de geniecapaciteit wat te vergroten. Dit gaat natuurlijk geld kosten. Ik kan de Kamer nu nog niet zeggen om welke bedragen het gaat, maar ik zal graag proberen, in de geest van datgene wat er is gevraagd, te handelen. Ik kan mij nu niet vastleggen op concrete bedragen, omdat ik de rapportage over de extra inzet van middelen nog niet heb ontvangen en dus ook niet weet welke gevolgen deze voor de begroting heeft.

De heer Van den Doel heeft mij gevraagd, te wachten met de aanschaf van het zogenaamde horizontaal-effectwapen tot het onderzoek van het Pentagon naar mijnenvervangingssystemen is afgesloten. Ik teken hierbij het volgende aan. Er was reeds voorzien dat voor de beveiliging van de luchtmobiele brigade horizontaal-effectmijnen zouden worden aangeschaft. Aan de orde is nu uitbreiding van mogelijke aanschaffingen voor de beveiliging van militaire objecten met horizontaal-effectwapens, nu moet worden afgezien van anti-personeelmijnen. Ik wil mij graag direct oriënteren op het door de heer Van den Doel genoemde Amerikaanse onderzoek en dit zeker bij de Nederlandse afweging betrekken. Ik kan hem niet letterlijk toezeggen dat wij op dit punt verder geen activiteiten ondernemen voordat het Amerikaanse onderzoek is afgesloten. Hiervoor zou ik nu moeten weten waaruit dat onderzoek precies bestaat en op welke termijn het resultaten oplevert. Wij onderzoeken deze materie zelf ook. Ik wil mij er dus graag nader op oriënteren, zonder te beloven dat wij op dit terrein niets doen totdat de Amerikanen hun onderzoek hebben afgesloten. Ik zeg het nu maar voor alle duidelijkheid, zodat er geen misverstanden over bestaan.

De heer Van den Doel (VVD):

Kan de minister dan in ieder geval de Kamer erover informeren op welke termijn de Amerikanen hun onderzoek denken af te ronden? Dan kunnen wij in het licht van de motie van mevrouw Van Ardenne een afweging maken.

Minister Voorhoeve:

Ja. Dat kunt u dan betrekken bij de besluitvorming over de mijnen en de aanschaf van horizontaal-effectwapens.

Mevrouw Van Ardenne zei dat zij tegen de leverantie aan Canada is, omdat zij meent dat hierdoor de geloofwaardigheid van Nederland in het geding is. Ik kan haar verzekeren dat dit niet het geval is. De geloofwaardigheid van Nederland in het overleg over de mijnen is groot door de initiatieven die onze onderhandelaars ter zake hebben genomen. Deze geloofwaardigheid is alleen nog maar toegenomen door het recente besluit van de Nederlandse regering om van alle anti-personeelmijnen af te zien en een zeer groot aantal anti-personeelmijnen en anti-tankmijnen te vernietigen.

Op de vraag van mevrouw Van Ardenne of wij ook anti-personeelmijnen gaan verkopen, moet het antwoord natuurlijk nee luiden. Ten eerste is het duidelijk ons beleid dat wij die vernietigen. Ten tweede is het in strijd met het door de minister van Buitenlandse Zaken duidelijk verklaarde exportverbod hierop, waaraan wij een produktieverbod kunnen toevoegen.

Ten slotte vroeg mevrouw Van Ardenne alle mijnenprojecten aan de Kamer te melden, ook als het niet strikt noodzakelijk is volgens de criteria van het defensiematerieelkeuzeproces. Ik wil mij nog even beraden op de tekst van de motie. De consequenties voor het verdere handelen ter zake kan ik op dit moment niet helemaal overzien. Het punt is ook niet in het algemeen overleg aan de orde geweest. Ik zal mijn reactie ten spoedigste schriftelijk aan de Kamer doen toekomen.

Voorzitter: Zijlstra

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ervan uitgaande dat de schriftelijke reactie van de minister tijdig aanwezig zal zijn, stel ik voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven