2 Wijziging Boek 1 BW

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (33351).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Voorzitter. Wanneer in Ovidius' Metamorfosen Juno en Jupiter disputeren over de vraag bij wie de lust groter is, bij mannen of bij vrouwen – het echtpaar is het, zoals gebruikelijk, niet met elkaar eens: Jupiter stelt dat de lust in liefde bij vrouwen groter is en Juno zegt het tegendeel – besluiten zij de enige persoon die daarover uitsluitsel kan geven te raadplegen, te weten Tiresias, en hem, ik citeer uit de vertaling van Marietje d'Hane-Scheltema: "Te vragen wat hij vindt: die kende beide soorten liefde. Want ooit had hij twee grote slangen, die in 't bladergroen Lagen te paren, met zijn stok een harde stoot gegeven, was toen – heel wonderlijk – van man in vrouw veranderd en had zeven jaren zo geleefd. Toen hij acht herfsten later dezelfde slangen terugzag, riep hij: Als één slag kan maken dat hij die slaat door jullie in zijn tegendeel verandert, dan sla ik maar opnieuw ... En met een forse stokslag tegen die beide slangen kreeg hij weer zijn vroeger mannenlichaam. Hij nu, als scheidsman aangetrokken in dat schertsdebat, geeft Jupiter gelijk en dat heeft Juno diep gestoken – aldus vertelt men – meer dan bij zo'n grapje past: zij heeft de ogen van haar rechter afgestraft met eeuwig duister. De godenvader echter – want geen godheid kan de daden van andere goden herroepen – liet hem in zijn blindheid de toekomst zien en heeft door deze eer zijn straf verzacht."

Transgenders zijn van alle tijden. Eeuwenlang zijn zij miskend, genegeerd, bespot, vervolgd en vernederd. Daar is pas in de laatste paar decennia een ontwikkeling ten goede te zien, waarbij zij het recht hebben om te leven, niet naar hun biologisch geslacht, maar naar hun beleefde genderidentiteit.

Was het maar zo, dat door een stokslag tegen twee slangen een man in een vrouw en een vrouw in een man kan veranderen! Op dit moment verlangt de wet heel wat meer, en ook te veel naar het oordeel van onze fractie: een verzoekschriftprocedure tot geslachtswijziging bij de rechtbank, waarbij de persoon in kwestie lichamelijk aan het verlangde geslacht moet zijn aangepast voor zover dit uit medisch of psychologisch oogpunt mogelijk en verantwoord is en waarbij de betrokkene nimmer meer in staat zal zijn een kind te verwekken, dan wel te baren (BW, boek I, art. 28 lid 1).

Personen die lijden aan genderdysforie, dat wil zeggen aan een incongruentie tussen het biologische geslacht enerzijds en de beleefde genderidentiteit anderzijds, behoren de mogelijkheid te hebben om in overeenstemming te kunnen leven met hun genderidentiteit. Ik hecht eraan hier uit te spreken dat mijn fractie daar voorstander van is. In het onderstaande wil ik kort ingaan op de volgende punten die bij dit wetsvoorstel wat ons betreft aan de orde zijn: het vervallen van de eis tot lichamelijke aanpassing en onvruchtbaarheid; het vervallen van de toetsing door de rechter; de deskundigenverklaring; de transman die kan baren en de transvrouw die kan verwekken; de leeftijd van 16 jaar.

De thans nog gestelde eisen van onvruchtbaarheid en van lichamelijke aanpassing vormen een inbreuk op de integriteit van het menselijk lichaam en de privacy van de betrokkenen. Daarover is geen misverstand mogelijk. De vraag die vervolgens voorligt, is dan of deze eis van lichamelijke aanpassing een gerechtvaardigde inbreuk zou zijn op de privacy. Om het onparlementair uit te drukken: welk recht heeft de overheid om in de onderbroek van haar burgers te kijken?

Tot voor kort werd dit recht niet ter discussie gesteld. Veel transgenders willen zelf hun lichaam in overeenstemming brengen met hun beleefde genderidentiteit en, gelet op de stand van de medische wetenschap, is dat ook in toenemende mate mogelijk. In de meeste landen werden en in veel landen worden deze lichamelijke aanpassingen nog steeds als voorwaarden voor wijziging van de geslachtsvermelding in de Gemeentelijke Basis Administratie gesteld, juist ook vanwege de mogelijke verwarring die ontstaat als een voorheen vrouw/transman een kind kan baren en een voorheen man/transvrouw een kind kan verwekken. Deze eisen van lichamelijke aanpassing en onvruchtbaarheid staan thans echter wel ter discussie als niet langer proportioneel. Ook mijn fractie deelt deze opvatting.

Het onderhavige wetsvoorstel gaat veel verder dan alleen deze eisen te schrappen. Gedurende de rit is ook nog eens de hele procedure tot geslachtswijziging op de schop genomen. Ik verheel het niet: mijn fractie betreurt dat zeer. Over de procedurewijziging hebben de meeste adviescolleges zich niet kunnen uitspreken. Zij heeft ongewenste gevolgen en brengt onevenwichtigheid in de algehele systematiek van het familierecht. Ik kom hierop nog terug. Kan de regering nog eens duidelijk uiteenzetten wat de beweegredenen zijn geweest om zich niet te beperken tot het schrappen van de als niet proportioneel meer bevonden eisen van onvruchtbaarheid en lichamelijke aanpassing, maar om ook de gehele procedure op de schop te nemen?

Met betrekking tot het vervallen van de toetsing door de rechter weet niemand beter dan de betrokkene zelf ten diepste dat hij of zij een andere genderidentiteit heeft dan zijn of haar biologisch geslacht. De helft van de aanvragers weet dit zelfs al op zeer jonge leeftijd. De vermelding van de geslachtswijziging in de GBA is echter een zaak van openbare orde en dus niet louter meer een privéaangelegenheid van de persoon in kwestie, precies zoals ook bijvoorbeeld twee personen zelf ten diepste weten dat zij elkaar beminnen, maar als zij een huwelijk sluiten, dit niet louter meer een privéaangelegenheid is: het recht verbindt hieraan gevolgen. Wijziging van de vermelding van het geslacht is – hoewel het zo simpel lijkt: een "V" in plaats van een "M" of omgekeerd – een ingrijpende zaak, ingrijpender dan een voornaamswijziging. Deze behoeft dan ook een objectiveerbare toets.

Thans moet zowel een voornaamswijziging als een geslachtswijziging bij de rechtbank middels een verzoekschrift aanhangig worden gemaakt. Bij een verzoek tot geslachtswijziging moet, naast een afschrift van de geboorteakte, tevens een gezamenlijk ondertekende verklaring van bij AMvB aangewezen deskundigen worden overlegd, waaruit de overtuiging blijkt van de verzoeker dat hij tot het andere geslacht behoort dan in de akte van geboorte is vermeld en waarin is vervat "het oordeel van de daartoe bevoegde deskundige dat die overtuiging, gelet op de periode waarin de verzoeker als zodanig heeft geleefd en zo mogelijk op andere daarbij te vermelden feiten of omstandigheden, als van blijvende aard kan worden beschouwd" (art. 28 a lid la, boek 1 BW).

Naar analogie van de onderbroek kan de vraag gesteld worden: wat heeft de overheid eigenlijk met onze voornaam te maken? Welnu, ook dat is een zaak van openbare orde, en wel ter bescherming van de te vernoemen kinderen die, wanneer men de voornamen geheel over zou laten aan de ongebreidelde fantasie van de ouders, met de meest wonderlijke namen door het leven zouden moeten gaan. Tijdens de Franse revolutie is gedurende een korte tijd de voornaamkeuze geheel vrijgelaten. Nog geheel afgezien van al die arme kinderen die als Liberté's, Egalité's en Fraternité's door het leven hebben moeten gaan, leidde deze zogenaamde vrijheid tot zulke bizarre voornamen als Va de bon coeur pour la République, l'ami du peuple, Plein d'Amour pour sa Patrie, "Tricolore" enzovoort. Eén "verfrissende" voornaam, zoals prof. Mr. W.J. Zwalve, de auteur van het artikel waaruit ik deze kennis put, verklaarde, wil ik u niet onthouden: caféhouder Chanengue uit d'Etampes noemde zijn pasgeboren zoontje Caffé Billard als wandelende reclame voor zijn kroeg. Het zal je voornaam maar wezen! Het onderhavige wetsvoorstel schrapt de toetsing door de rechter. Hierover zijn de verschillende adviesorganen, zoals ik eerder opmerkte, niet nader geconsulteerd. Zowel de geslachtswijziging als de bijbehorende voornaamswijziging geschiedt niet langer meer via de rechtbank, maar kan rechtstreeks worden aangevraagd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De geslachtswijziging moet hij inschrijven, want hiervoor geldt een dwingendrechtelijke bepaling. Hij mag geen eigen afweging maken. Dat lijkt ons overigens ook terecht. Onduidelijk is of de ambtenaar een voornaam mag weigeren in geval van gelijktijdige wijziging van de vermelding van het geslacht.

Tot nu toe beslist de rechtbank over een verzoek tot voornaamswijziging, ook bij geslachtswijziging. Naar het oordeel van mijn fractie creëert het onderhavige wetsvoorstel een onnodig en ongeoorloofd onderscheid ten opzichte van niet-transgenders die hun voornaam willen wijzigen. Wat gebeurt er als de ambtenaar van de burgerlijke stand in het kader van een geslachtswijziging weigert de verzochte voornaam in te schrijven? Is hij daartoe bevoegd? Een weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Moet de transgender bij een eventuele weigering van de voornaam bij gelijktijdige inschrijving van de geslachtswijziging hiertegen eerst bezwaar maken en vervolgens beroep aantekenen bij de bestuursrechter? Wordt hiermee niet het hele systeem van het familierecht op ondoordachte, onevenwichtige en vooral ook onnodige wijze doorbroken en ondoorzichtig, doordat plotsklaps de bestuursrechter om de hoek komt kijken en hier een taak lijkt toebedeeld te krijgen in het familierecht? Mijn fractie gaat er vooralsnog van uit dat de regering dit ongeoorloofde onderscheid niet heeft beoogd en wij zouden dan ook graag van de staatssecretaris vernemen of hij bereid is om middels een novelle dit onbedoelde neveneffect teniet te doen, door zowel het verzoek tot geslachtswijziging als dat tot voornaamswijziging ter beoordeling aan de rechtbank te laten, zoals thans in de wet staat.

Het wetsvoorstel geeft de mogelijkheid om deskundigen niet langer bij AMvB aan te wijzen, doch "bij óf krachtens AMvB", dus ook bijvoorbeeld bij ministeriële beschikking. Wij willen graag van de staatssecretaris weten wat de beweegreden is om deze wijziging aan te brengen in vergelijking met de huidige wet? Ik wil verder even inzoomen op de inhoud van de deskundigenverklaring. Deze deskundige toetst niet langer zelf of bij de persoon in kwestie daadwerkelijk sprake is van genderdysforie. Hij verklaart alleen "dat de betrokkene jegens de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld op zijn geboorteakte, en dat de betrokkene er jegens de deskundige blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen." Hier is geen sprake meer van een objectiveerbare toets, omdat de deskundige slechts bevestigt hetgeen de verzoeker hem heeft meegedeeld.

Thans is het zo dat transgenders eerst gedurende een bepaalde periode in het verlangde geslacht moeten hebben geleefd – ik spreek over voltooid verleden tijd – zodat zij letterlijk aan den lijve hebben ondervonden hoe het is om als transman of transvrouw in het leven te staan en zij kunnen ervaren of zij dat ook daadwerkelijk wensen, voordat er wordt overgegaan tot een wijziging van de vermelding van het geslacht.

Ook de Raad voor de rechtspraak acht uitwerking gewenst van het begrip "de periode waarin de verzoeker als zodanig in het verlangde geslacht heeft geleefd", zoals thans in de wet is opgenomen. Er zou een minimumperiode in de wet moeten worden opgenomen waarin de reallife test eerst wordt beleefd. Dit klemt temeer nu de lichamelijke aanpassingseis is komen te vervallen. Dit laatste geldt bijvoorbeeld ook in het Verenigd Koninkrijk, waarbij transgenders ten minste gedurende een periode van twee jaar in het andere geslacht moeten hebben geleefd voordat tot inschrijving van de geslachtswijziging in de registers van de burgerlijke stand wordt overgegaan. In het Verenigd Koninkrijk beoordeelt een panel van deskundigen de blijvende overtuiging van degene die om geslachtswijziging verzoekt. Dit lijkt mijn fractie verstandig en wijs. De vermelding van geslachtsverandering is een ingrijpende zaak en de reallife test is in de praktijk een effectieve toets ter beantwoording van de vraag of de transgender deze ook werkelijk wil, niet in de laatste plaats ten behoeve van de transgender zelf. Nu de eisen van lichamelijke aanpassing en onvruchtbaarheid komen te vervallen, is het zeker zinvol om een minimumperiode in de wet op te nemen waarbinnen men in het verlangde geslacht moet hebben geleefd. Dit wetsvoorstel stelt geen termijn en stelt deze toets vooraf ook niet langer als eis. De blijvende overtuiging waarover de staatssecretaris het in de memorie van toelichting nog heeft, is in de woorden van de wet zelf niet verankerd en uit de verklaring van de deskundige blijkt daarvan evenmin sprake te zijn.

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in de wet zelf een bepaalde periode op te nemen gedurende welke de transgender in het verlangde geslacht moet hebben geleefd, alvorens tot geslachtswijziging kan worden overgegaan? Maakt dit wetsvoorstel het mogelijk dat de betrokkene, al voordat hij of zij enige tijd gaat leven in het verlangde geslacht, reeds als zodanig wordt ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie? Indien de vorige vraag positief wordt beantwoord, wat voor zin en betekenis heeft in dat kader de deskundigenverklaring dan nog? Nu de wet niet met zo veel woorden de voorwaarde stelt dat er gedurende een bepaalde periode geleefd moet worden in het verlangde geslacht, uit welke andere feiten zou dan volgens de regering de blijvende overtuiging waarover wordt gesproken in de memorie van toelichting moeten blijken, voordat tot wijziging van de geslachtsvermelding kan worden overgegaan, nu immers ook de eis van lichamelijke aanpassing niet langer wordt gesteld?

In het wetsvoorstel is aan de orde het feit dat een transman kan baren en een transvrouw kan verwekken. Door het vervallen van de eis van absolute onvruchtbaarheid en lichamelijke aanpassing ontstaat er een nieuw probleem: immers, de vrouw, van geslacht veranderd tot man, de transman, respectievelijk de man, van geslacht veranderd tot vrouw, de transvrouw, kunnen ook na de geslachtswijziging nog kinderen baren, respectievelijk verwekken. Het wetsvoorstel voorziet erin dat de vrouw/transman die een kind baart, toch als moeder van dat kind wordt ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, maar voor het overige als man blijft ingeschreven. Hetzelfde geldt echter niet voor de man/transvrouw die een kind verwekt, als mijn fractie dit althans goed heeft begrepen. De man/transvrouw wordt ten aanzien van het kind niet als de (biologische) vader ingeschreven, maar kan het kind slechts als (trans)vrouw erkennen, adopteren dan wel, nu het wetsvoorstel 33032 – de Wet op het meemoederschap zeg ik kortheidshalve – is aanvaard, van rechtswege meemoeder worden.

Hebben de CDA-leden inderdaad goed begrepen dat de transman wel als moeder van het gebaarde kind wordt ingeschreven, maar verder als man geregistreerd blijft, en de transvrouw-verwekker van het kind nooit als vader wordt ingeschreven, doch slechts als vrouw het kind kan erkennen. Is hier in dat geval geen sprake van ongeoorloofd en ongewenst onderscheid?

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw Sassen had het net over de reallife test. In de praktijk gebeurt dat ook, omdat de mensen om wie het gaat heel snel hormoonbehandelingen gaan vragen, zodat zij alvast kunnen wennen aan het andere lichaam waarin ze gaan wonen. Hoe vaak denkt mevrouw Sassen dat het in de toekomst zal voorkomen dat, in haar woorden, een transvrouw en een transman een kind krijgen?

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Ik kan er natuurlijk geen enkele uitspraak over doen of dit gebeurt, maar ik constateer dat nu die eis van lichamelijke onvruchtbaarheid is komen te vervallen, het mogelijk is. Het is in de Verenigde Staten al gebeurd. Voor de rest kan ik daar natuurlijk geen enkele uitspraak over doen. Juist vanwege het feit van het laten vallen – wij zijn daar voorstander van – van die eis van onvruchtbaarheid, moet er wel iets geregeld worden.

De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, die advies heeft uitgebracht over een eerdere versie van dit wetsvoorstel – toen de rechter hierover in een verzoekschriftprocedure zou beslissen – sprak in haar schrijven van 15 november 2011 reeds haar zorg uit over deze hele gang van zaken. Zij voorziet verwarring over de biologische afstamming van het kind, nu de man die een kind gebaard heeft als moeder in de geboorteakte zal worden vermeld, maar, omdat de gehele elfde titel van Boek I van toepassing is, deze biologische vrouw/transman vervolgens het kind ook zou kunnen erkennen en haar vaderschap zou kunnen worden vastgesteld.

De brief vervolgt, en ik citeer: "Voor een ambtenaar van de burgerlijke stand zal het soms lastig zijn om te bepalen dat hij of zij te maken heeft met een vrouw of man die van geslacht is veranderd. Dit hoeft namelijk niet kenbaar te zijn uit de gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens. Op grond van art. 81, lid 3, Wet GBA kan degene wiens geslacht is gewijzigd het gemeentebestuur verzoeken om gegevens die verwijzen naar zijn vroegere sekse, te verwijderen. Daarna is voor de ambtenaar van de burgerlijke stand niet meer kenbaar uit de administratie dat de ouder eerder een ander geslacht heeft gehad. In voorkomende gevallen zal de ambtenaar daarom aanvullende stukken moeten vragen, zoals een doktersverklaring of een afschrift van een rechterlijke uitspraak." Dat laatste is nu komen te vervallen. "Dit knelt met de korte termijn voor geboorteaangifte van drie dagen. Bovendien is mogelijk dat het sekseverleden van de ouder niet ter sprake komt, waardoor deze met het verkeerde geslacht in de akte wordt vermeld. Zo is denkbaar dat een juridische man van vrouwelijke kunne een kind wenst te erkennen. De ambtenaar van de burgerlijke stand zal in dat geval niet kunnen vaststellen dat hij niet tot erkennen bevoegd is, omdat titel 11 hem nog steeds als vrouw beschouwt." Ook de Raad voor de rechtspraak merkt op dat dit alles voor de identiteitsvorming van een kind problematisch kan zijn.

Aanvaarding van dit wetsvoorstel leidt tot de surrealistische toestand dat de vrouw/transman ingeschreven kan staan als de moeder zowel als de vader van het kind en dat de man/transvrouw, zijnde de biologische vader, zal worden ingeschreven als moeder of als meemoeder. Hier raakt mijn fractie het spoor echt bijster. Ook de staatssecretaris ziet volgens mijn fractie door de bomen het bos niet meer, wanneer hij op pagina 13 van zijn memorie van antwoord stelt: "Het is deze gedachtegang van het Hof, die in de memorie van toelichting is gevolgd, waar het de mogelijke gevolgen betreft van de omstandigheid dat een vrouw geworden man toch een kind baart". Bedoelt de staatssecretaris hier niet een "man geworden vrouw"? Een vrouw geworden man kan volgens mijn fractie immers nooit een kind baren, alleen maar verwekken?!

Het is in strijd met het belang van het kind om de biologische afstamming in de GBA niet langer op te nemen in geval een voorheen man/transvrouw een kind heeft verwekt. Wanneer men kinderen op de wereld zet, schept dat ook verantwoordelijkheden en een van die verantwoordelijkheden is dat het kind zijn of haar biologische afstamming moet kunnen achterhalen.

Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in de wet op te nemen dat, als een transman een kind baart, respectievelijk een transvrouw een kind verwekt, van rechtswege de vermelding van de geslachtswijziging komt te vervallen, door ervan uit te gaan dat uit dat enkele feit reeds kan worden opgemaakt dat de persoon in kwestie kennelijk niet meer het blijvend verlangen heeft om in het andere geslacht te willen leven? Moet hier geen voorrang worden gegeven aan de belangen van het kind dat zijn biologische identiteit moet kunnen achterhalen?

Het laatste punt is de leeftijd van 16 jaar. Het onderhavige wetsvoorstel geeft kinderen vanaf 16 jaar de mogelijkheid om, zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordigers, een wijziging van de geslachtsvermelding te verzoeken. Allereerst komt mijn fractie de leeftijdsgrens van 16 jaar willekeurig voor, mede gelet op het feit dat de helft van de personen die lijden aan genderdysforie al vanaf zeer jonge leeftijd weet dat zij ernaar verlangen om in het andere geslacht te leven. Waarom 16, en niet 14, 12 of 18 jaar?

De regering heeft aangeknoopt – en ik begrijp de redenering heel goed – bij de leeftijdsgrens in verband met het zelfstandig verzoeken van medische behandelingen, maar nu de eis van lichamelijke aanpassing in dit voorstel is komen te vervallen, mist naar het oordeel van de CDA-fractie de aanknoping aan deze leeftijd iedere grond. Mijn fractie heeft er niet zozeer behoefte aan om een leeftijdsgrens te stellen, als wel dat aanvragen van geslachtswijzigingen van minderjarigen mede door hun wettelijke vertegenwoordigers zouden moeten worden ingediend. Ook de meest vooruitstrevende wet op het gebied van de erkenning van transgenders, de Argentijnse wet, waarvan een Engelse vertaling mij zeer vriendelijk ter beschikking is gesteld door mevrouw Van Dun, vicevoorzitter van Transgender Netwerk Nederland, bepaalt dat de aanvraag voor minderjarigen, jonger dan 18 jaar, geschiedt door de wettelijke vertegenwoordigers, waarbij ook een expliciete verklaring van instemming van de minderjarige zelf moet worden overgelegd. De minderjarige moet daarbij voorts geassisteerd worden door een "children's lawyer". Indien de wettelijke vertegenwoordigers geen toestemming verlenen of niet bereid zijn een aanvraag tot geslachtswijziging in te dienen, kan de minderjarige de rechter om toestemming verzoeken.

Het is voor mijn fractie een wezenlijk punt dat de ouders c.q. wettelijke vertegenwoordigers betrokken worden bij de procedure tot geslachtswijziging en dat dit in de wet zelf verankerd is, bijvoorbeeld op de wijze zoals in de Argentijnse wet vermeld. Een leeftijdsgrens zou dit wetsvoorstel dan niet langer hoeven te bevatten. Gaarne horen wij een reactie van de regering waarom de wettelijke vertegenwoordigers op geen enkele manier betrokken worden bij de aanvraag tot geslachtswijziging van minderjarigen.

Onze fractie is er voorstander van om de lichamelijke eisen en de onvruchtbaarheidseis als voorwaarden voor vermelding van geslachtswijziging te laten vervallen als zijnde niet meer proportioneel. Het staat eenieder vanzelfsprekend vrij om zijn of haar lichaam aan te passen aan het verlangde geslacht, maar een voorwaarde voor inschrijving in de GBA kunnen zij niet langer zijn.

Onze fractie is van oordeel dat er een objectiveerbare toets in de plaats moet komen van deze eisen en dat deze toets – uiteraard na zorgvuldig ingewonnen advies van een of meer deskundigen – door de gewone familierechtbank zou moeten geschieden, zoals dat thans ook reeds is geregeld in het BW.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik heb een vraag aan mevrouw Lokin. Zij zegt het volkomen terecht te vinden dat de sterilisatie-eis niet meer wordt gesteld en dat de wezenlijke behoefte om volgens de genderidentiteit te leven voldoende is. Ik snap niet waarom zij er bij de geboorte van een kind vanzelfsprekend van uitgaat dat die wens, die andere genderidentiteit, niet meer aanwezig is. Dan geldt in feite toch nog steeds hetzelfde?

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Dat is de vraag. Ik kan daarover niet vooraf een uitspraak doen. Als een vrouw negen maanden lang in verwachting is, daarvoor een hormonale behandeling heeft gekregen om weer tot vrouw te worden en vervolgens een kind baart, kan ik mij voorstellen dat het voor het kind heel goed zou zijn als de vrouw als moeder gaat functioneren ten behoeve van het kind.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Daarmee zegt mevrouw Lokin dat er een wezenlijk verschil is tussen het functioneren als moeder en het functioneren als vader. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Ja, absoluut.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Dan verschillen wij daarover van mening.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Dat is dan gelukkig duidelijk.

Ik vervolg mijn betoog. Mijn fractie acht de gewone rechter bij uitstek geschikt om die objectiveerbare toets toe te passen. Het past geheel in het systeem van de wet. Bij de gelijktijdige voornaamswijziging ontstaat er geen ongeoorloofd onderscheid tussen transgenders en niet-transgenders die om een voornaamswijziging verzoeken.

Mijn fractie is tevens van oordeel dat, nu de eis van lichamelijke aanpassing en onvruchtbaarheid komt te vervallen, de persoon die om wijziging van de vermelding van het geslacht in de GBA verzoekt, gedurende een bepaalde periode – een bij voorkeur in de wet te noemen periode, bijvoorbeeld een of twee jaar – in het gewenste geslacht moet hebben geleefd, bij wijze van reallife test.

Ten slotte is mijn fractie van oordeel dat minderjarigen samen met hun wettelijk vertegenwoordigers een aanvraag zouden moeten indienen tot wijziging van vermelding van het geslacht. Een leeftijdsgrens is wat ons betreft dan niet langer nodig, mits het verzoek door de rechter wordt beoordeeld.

Het nieuwe artikel 28 Boek I BW zou er als volgt uit komen te zien: "Iedere Nederlander die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte kan de rechtbank verzoeken wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte te gelasten." Deze tekst staat al in de wet. Daaraan wordt toegevoegd: "Minderjarigen dienen tezamen met hun wettelijk vertegenwoordigers een verzoek als bovenvermeld bij de rechtbank in, vergezeld van een schriftelijke verklaring van de minderjarige zelf, dat hij of zij een wijziging van de vermelding van het geslacht verlangt." Lid 2 en lid 3 blijven ongewijzigd.

Art. 28a krijgt alleen een toevoeging "van een periode van ten minste een jaar of ten minste twee jaar"; b en c komen te vervallen. Lid 2 blijft ongewijzigd. Artikel 28b en artikel 28c blijven eveneens ongewijzigd. Toegevoegd wordt een artikel 28d: "a) Een transman die een kind baart wordt als de moeder van het kind ingeschreven in de GBA; met de inschrijving vervalt van rechtswege de wijziging van de vermelding van het geslacht en wordt de moeder weer als vrouw ingeschreven." "b) Een transvrouw die een kind verwekt, wordt als de vader van het kind ingeschreven in de GBA; met de inschrijving vervalt van rechtswege de wijziging van de vermelding van het geslacht en wordt de vader weer als man ingeschreven."

Ik kijk uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Voorzitter. De SP-fractie is buitengewoon verheugd dat de regering met dit wetsvoorstel een bijdrage levert aan het verlichten van de moeilijke weg die een transgender moet gaan om te worden wie hij is. Eerdere kabinetten hebben het niet aangedurfd en nu is het dan zover, daarvoor onze complimenten aan de staatssecretaris. Hij heeft door een zorgvuldige beantwoording van onze vragen een aantal zorgen weggenomen. Ook daarvoor dank.

De wijziging van het geslacht in de akte van geboorte zal voor de een een stap in een traject zijn, voor de ander het sluitstuk van een moeilijke weg. Dat de eis van fysieke aanpassing aan het gewenste geslacht en onomkeerbare onvruchtbaarheid daarvoor niet meer nodig zullen zijn, is goed en ook noodzakelijk om te voldoen aan het in de Grondwet en het EVRM gegarandeerde recht op persoonlijke autonomie en lichamelijke integriteit.

Uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau over het leven van transgenders in Nederland komt een beeld naar voren van mensen die het niet makkelijk hebben in het leven. Mensen die ondanks het feit dat ze relatief hoog opgeleid zijn, een relatief ongunstige inkomenspositie hebben, vaak eenzaam zijn en vaak graag eerder hadden willen weten wat er met hen aan de hand was, mensen die behoefte hebben aan maatschappelijke acceptatie en begrip. Wij hopen dat dit wetsvoorstel aan het welbevinden van transgenders zal bijdragen. Het is de hoogste tijd dat er een regeling komt! Wij hebben nog wel een paar vragen en suggesties.

De leeftijd van 16 jaar waarop een jongere zonder toestemming van zijn ouders naar een deskundige mag gaan om vervolgens met diens verklaring omtrent zijn eigen zelfdiagnose en omtrent het geïnformeerd zijn op zak, het geslacht in zijn geboorteakte kan laten wijzigen, houdt ons bezig. Aan de ene kant is 16 jaar voor sommige kinderen misschien te laat, aan de andere kant adviseren deskundigen juist in de puberteitsfase geen al te definitieve stappen te nemen omdat de persoon dan nog volop in ontwikkeling is. Ik verwijs naar het commentaar van Kennis-en Zorgcentrum Genderdysforie van VUmc van 9 september 2011 en zijn website. Wij vragen ons af of het niet de voorkeur zou verdienen geen leeftijd in het wetsvoorstel op te nemen, maar wel ouderlijke toestemming plus een deskundig advies. Wij realiseren ons dat een ambtenaar van de burgerlijke stand geen deskundigenadviezen mag beoordelen en dat deze constructie de gang naar de rechter toch weer noodzakelijk zou maken. De vraag is hoe erg dat is.

Noch in de brief van het COC noch in het rapport van Human Rights Watch wordt bezwaar gemaakt tegen de procedure bij de rechtbank op zich. Slechts het feit dat de beslissing niet kan worden ingeschreven vóórdat de drie maanden waarin hoger beroep open staat zijn versteken, wordt als bezwaar genoemd. En daar is misschien iets aan te doen, omdat er geen sprake is van een tegenpartij, bijvoorbeeld uitvoerbaarheid bij voorraad. Bovendien zal de route naar inschrijving in de burgerlijke stand met dit wetsvoorstel aanzienlijk korter zijn waardoor die drie maanden minder zwaar tellen. Ook de advocaatkosten en de griffierechten, tussen € 1.500 en € 2.000, zien wij als onredelijk omdat het hier gaat om herstel van een vervelende fysieke discongruentie tussen lichaam en geest waaraan betrokkene niets kan doen. In een wetsvoorstel tot wijziging zou aan deze nadelen tegemoet kunnen worden gekomen. Is de staatssecretaris bereid over deze variant – geen leeftijd, wel deskundig advies en (kosteloze) procedure bij de rechtbank – met het veld van gedachten te wisselen?

Ter toelichting: het Sociaal en Cultureel Planbureau noemt in zijn rapport "Worden wie je bent" van november 2012 vier aandachtsvelden die kunnen bijdragen aan het verminderen van de knelpunten waarmee transgenders worden geconfronteerd. Het derde punt is het vergemakkelijken van de procedure. Het SCP doelt daarbij op het vervallen van de verplichte sterilisatie en de geslachtsveranderende operatie. Het SCP stelt daarbij: "de eis dat een deskundigenverklaring vereist zal blijven, is echter onomstreden". In dat rapport wordt de procedure bij de rechter verder niet besproken. Er is sprake van problemen met allerlei instanties, van ggz-instellingen tot schooldiploma, maar de procedure bij de rechtbank wordt niet als probleem genoemd. Daarenboven dient men zich voor inschrijving van een kale voornaamswijziging in de registers van de burgerlijke stand ook tot de rechtbank te wenden, evenals overigens voor een echtscheiding en voor alle andere wijzigingen van akten van de burgerlijke stand. De staatssecretaris vermeldt nog in de memorie van antwoord dat de reacties van onder meer de rechterlijke macht hem aanleiding hebben gegeven de procedure bij de rechter af te schaffen. Wij hebben van deze reacties geen enkele bevestiging gevonden in de adviezen van de Raad voor de rechtspraak en de NVvR, beide van november 2011, integendeel. Kan de staatssecretaris toelichten waarop hij doelt?

Deze gedachten brengen ons op drie vragen. Is de regering het met ons eens dat het laten vervallen van een leeftijdsgrens meer recht doet aan de diversiteit van de leeftijd waarop de problemen zich voordoen en de medische en psychologische implicaties van ieder geval afzonderlijk? Zo ja, is de regering bereid alsnog te bezien of afschaffing van het leeftijdsvereiste met behoud van ouderlijke verantwoordelijkheid conform Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel conform de WGBO als men daaraan de voorkeur zou geven, alsmede met behoud van het advies van een deskundige en de procedure bij de rechtbank, niet de voorkeur verdient? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze denkt de staatssecretaris dat te kunnen realiseren? Zo nee, is de staatssecretaris bereid tot een evaluatie op korte termijn van het thans voorgestelde stelsel?

Wij gaan nu nader in op afschaffing van het advies van een deskundige. Dat wordt door niemand bepleit, maar is in het wetsvoorstel gekomen omdat de Raad van State wees op de het feit dat een ambtenaar van de burgerlijke stand niet de bevoegdheid heeft de verklaring van een deskundige te beoordelen. De juridische problemen van de gekozen constructie waarop de Raad van State wijst, bracht de staatssecretaris ertoe het hele deskundigenadvies dan ook maar te schrappen!

Over het niet meer verplicht stellen van lichamelijke aanpassing aan het gewenste geslacht en onomkeerbare sterilisatie is iedereen het eens. De staatssecretaris heeft in het geheel niet gemotiveerd waarom hij er na de consultatiefase voor gekozen heeft om de procedure bij de rechter af te schaffen; niet alleen zonder motivering maar ook zonder het wetsvoorstel nogmaals in consultatie te brengen. Wij hebben gevraagd in elk geval de NVvR, de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken over de afschaffing van het deskundigenadvies alsnog te consulteren. De staatssecretaris vond dat niet nodig. De situatie nu is dat de staatssecretaris ons tegen het advies van de Raad van State in en zonder de gebruikelijke adviesorganen geconsulteerd te hebben, een ingrijpende wijziging van het BW voorlegt die breekt met de bestaande systematiek dat wijzigingen die de openbare orde raken, namelijk het register van de burgerlijke stand, via de rechter worden vastgesteld.

Dit is op zichzelf al een gang van zaken die wij betreuren. De afschaffing van de procedure bij de rechtbank bracht mee dat er ook van deskundige advisering over de gewenste wijziging van geslacht in de geboorteakte geen sprake meer kon zijn: de ambtenaar burgerlijke stand schrijft in, toetst op formaliteiten maar niet op inhoud. Wij behandelen hier een belangrijk wetsvoorstel zonder te weten wat de gebruikelijke adviesinstanties ervan vinden. We weten echter wel dat de Raad van State heeft voorgesteld om het "nader te overwegen", hetgeen voor een goed verstaander voldoende duidelijk is. We weten ook dat het wetsvoorstel breekt met het ordeningsprincipe van ons openbaar bestuur.

Wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris de procedure bij de rechter met de beste bedoelingen heeft afgeschaft en zich niet heeft gerealiseerd dat hij hiermee breekt met de systematiek van het burgerlijk wetboek, en dat hij hierdoor, enigszins ongewild, terecht is gekomen in de vervanging van een deskundig advies door een verklaring van zelfdiagnose en informatieverschaffing. Die kunnen vervat worden in een standaardformulier. Als dat formulier er maar bij zit, schrijft de ambtenaar in. Als ik echter een andere voornaam wil of officieel wil scheiden, dan moet ik naar de rechter ook al woon ik al twintig jaar niet meer met mijn echtgenoot samen. Wij vinden dit wetsvoorstel op dit punt niet alleen ongerijmd maar ook onzorgvuldig. Zo ga je niet om met de bevolkingsadministratie.

Veel erger nog vinden wij de nonchalance die dit voorstel uitstraalt. Voor een kind beneden de 16 jaar is niets geregeld en boven de 16 jaar zoekt hij het maar uit, zonder ouders en zonder deskundige advisering. Zeker, een transgender weet zelf het beste hoe hij zich voelt, maar of dat altijd het geval is bij een 16-jarige is de vraag. Inschatten hoe blijvend dat gevoel is als je nog volop in de puberteit zit, is volgens deskundigen niet eenvoudig.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Ik beluister heel veel instemming met het verhaal dat ik gehouden heb. Dat roept bij mij de vraag op of een wettelijke regeling überhaupt wel zinvol is. Ten eerste betreft het een kleine groep mensen. Ten tweede is het helemaal in ontwikkeling. Er is nog maar weinig bekend. Je kunt je ook voorstellen dat je het overlaat aan de rechterlijke macht, aan de familierechter, als de lichamelijke eisen komen te vervallen. Die kan dan naar bevind van zaken maatwerk leveren. Wat vindt mevrouw Quik-Schuijt daarvan?

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik heb die zaken vroeger zelf behandeld. Zonder deskundig advies kun je als rechter natuurlijk helemaal niets. Je gaat niet kijken hoe iemand eruitziet. Je bent als rechter volstrekt afhankelijk van dat deskundig advies. Dat is dan wel meer dan een verklaring van zelfdiagnose. Als er een goed deskundig advies ligt, dan is er voor mij ook geen zitting nodig. Dat kan dan zonder zitting worden behandeld. Zo gebeurt het op dit moment ook overal. Was dat een antwoord op de vraag?

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Wij spreken hier natuurlijk over een wetsvoorstel. Er staat iets over in de wet. Je kunt je voorstellen dat je het uit de wet schrapt en alleen een rechterlijke bevoegdheid tot wijziging geeft. Dan kan het verder worden overgelaten aan de ontwikkeling binnen de rechtspraak, die ook veel sneller kan inspelen op de medische stand van de wetenschap. Dit komt eigenlijk nu pas bij me op.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Er ligt altijd heel veel op het bordje van de rechter. Enige inkadering waarop de beslissing gebaseerd kan worden, is in dit geval … Ik vergelijk het met de voornaamswijziging. Als enige criterium geldt daarvoor "zwaarwegende redenen". Dat biedt weinig kaders, maar dat is ook niet zo heel belangrijk; laten we wel wezen. Als er nu wordt gezegd dat die eis niet meer mag worden gesteld, dan vind ik dat goed. Ik denk dat er ongetwijfeld rechters zijn die zeggen: wat is dit voor een toestand, mannen die eruitzien als vrouwen en omgekeerd, iedereen kan wel van alles vragen. Ik ben dus voor een kader waarbinnen de rechter zijn beslissing moet nemen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik heb een andere vraag, maar verbaas mij intussen over het brainstormen over allerlei mogelijke regelingen, alsof wij hier een soort initiatiefrecht hebben. Wij moeten het echter doen met het voorstel dat voorligt. Ik heb het idee dat mevrouw Quik-Schuijt een beetje een karikatuur schetst van de 16-jarige die zonder enig advies en zonder overleg met de ouders lichtzinnig overgaat tot wijziging van de geslachtsnaam. Ik vind dat jammer. Is haar inschatting echt dat veel 16-jarigen dat zullen doen? Volgens mij wordt nergens in het voorstel verboden dat met ouders overlegd wordt en deskundig advies wordt gevraagd. Dat zal in vrijwel alle gevallen ook zeker geboden zijn. Hoe groot is het probleem dat mevrouw Quik-Schuijt schetst naar haar idee in de praktijk?

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Wettelijke regelingen zijn er naar mijn mening voor het aller-, allerslechtste geval. Toen ik huwelijksvoorwaarden sloot bij de notaris deed ik dat voor het geval waarin ik zou gaan scheiden. Ik was absoluut niet van plan om te gaan scheiden en ik heb dat ook nooit gedaan maar ik heb toch geen spijt van die huwelijksvoorwaarden. Als je iets wettelijk regelt, dan doe je dat voor alle zekerheid. Dan moet je alle uitersten in je overweging betrekken in het wetsvoorstel. Voor alle gevallen waarin het goed gaat, heb je in feite geen wet nodig. In dit geval heb je dat wel, omdat wij het zo geregeld hebben dat elke wijziging bij de burgerlijke stand via de rechter moet gebeuren. Op zichzelf zijn er echter geen criteria nodig. Als ouders en kind het allemaal met elkaar eens zijn en de deskundigen ook, "what's the problem" dan?

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

"What's the problem" dan? Het probleem is dat enkele geval waarin een kind van 16 of 17 jaar zonder toestemming van de ouder en zonder advies het geslacht laat wijzigen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik heb als kinderrechter de raarste toestanden meegemaakt met kinderen. Kinderen die zich afzetten tegen hun ouders; meestal is dat dan de schuld van de ouders, maar het gaat hier niet over schuld. Ik heb kinderen gezien die de gekste dingen doen. Naar mijn mening moet er in een wet rekening mee worden gehouden dat dat kan gebeuren. Dat betekent niet dat ik denk dat het vaak gaat gebeuren. Dat denk ik juist absoluut niet. Ik denk dat dit een hoge uitzondering zal zijn. Je moet echter juist voor de uitzonderingen de regels maken. Dat is mijn standpunt.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

In het algemeen ben ik dat eens met mevrouw Quik-Schuijt. Ik wijs er alleen wel op dat het hierbij niet gaat om een onomkeerbare beslissing. De geslachtsnaamwijziging in de geboorteakte is niet onomkeerbaar.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Dat is waar. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat het moeilijk is om twee keer in een mensenleven te wisselen van geslacht. Ik vind bovendien dat je een kind een beetje moet beschermen als het nog minderjarig is. Daar komt het ongeveer op neer.

De gevolgen overzien van een keuze die je later toch weer terug moet draaien, is evenmin eenvoudig, terwijl de gevolgen in alle gevallen heftig zijn. Ons pleidooi is om minderjarigen niet alléén voor de keuze te laten staan. Stel ouders in staat om hun ouderlijke verantwoordelijkheid uit te oefenen en zorg ervoor dat de minderjarige in zijn keuze gesteund wordt door een deskundig advies, en wel zonder leeftijdsgrens. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?

De staatssecretaris stelt in de memorie van antwoord dat hij over de rol van de deskundige overleg heeft gepleegd met de twee genderteams en met Transgender Netwerk Nederland. Wij hadden graag gezien dat deze raadpleging schriftelijk had plaatsgevonden, zodat ook wij van hun opvatting hadden kunnen kennisnemen. Vanuit de tijd dat ik meewerkte aan wetgevingsadviezen van de NVvR weet ik dat soms in de memorie van toelichting stond dat wij over het onderwerp hadden geadviseerd zonder dat erbij vermeld werd dat ons advies vernietigend was. Wij zijn er, om die reden, niet gerust op dat genoemde instanties positief stonden tegenover de voorgestelde beperkte rol van de deskundige. Nu de rol van de deskundige doorslaggevend wordt, worden aan de taak van een deskundige in een dergelijke procedure wezensvreemde gevolgen verbonden. In principe geeft een deskundige advies aan iemand anders die beslist, maar in deze gevallen beslist de deskundige door het geschrift op te stellen. Daarmee is de beslissing genomen. De ambtenaar van de burgerlijke stand toetst immers niet. Hij is in wezen de beslisser geworden: ja of nee. Wij vragen ons af hoe de deskundigen daar zelf over denken. Wil de staatssecretaris daar nog eens op ingaan?

Onze volgende vraag is van geheel andere aard. Wat heeft de overheid gedaan aan de knelpunten 1, 2 en 4 op pagina 13 van het SCP-rapport? Meer specifiek, er zijn nog steeds wachtlijsten voor behandeling. Is er perspectief op verbetering? Welke rol kan de overheid daarbij vervullen? Moeten wij niet vrezen voor een nog langere wachttijd nu de drie deskundigenteams in Nederland ook nog de advisering erbij zullen krijgen? Is de staatssecretaris in dit verband bereid om te overwegen het genderteam in Gent ook in aanmerking te laten komen voor de verplichte advisering? Welke activiteiten heeft de overheid ontplooid om de maatschappelijke acceptatie van en kennis over transgenders te vergroten? Voorlichting in het vervolgonderwijs is verplicht. Wordt dat gemonitord en hoe is dat voor het basisonderwijs? Hoe denkt de regering de arbeidsmarktproblemen van transgenders aan te pakken?

Ik vraag nog aandacht voor de situatie van artikel 28c, lid 3, namelijk de situatie dat een transman een kind baart. Hij is de moeder en zijn vrouwelijke partner kan het kind adopteren. Het kind heeft dan twee juridische moeders. De staatssecretaris zegt dat de vrouw met wie de transman samenleeft na aanvaarding van wetsvoorstel 33032 het kind van haar partner kan erkennen. Ons inziens kan dat alleen indien er sprake is van een huwelijk of van geregistreerd partnerschap. Graag krijg ik een bevestiging om verwarring te voorkomen.

Een transvrouw die een kind heeft verwekt kan, nu wetsvoorstel 33032 is aangenomen, na inwerkingtreding het door hem verwekte kind erkennen, hoewel hij de biologische vader is, indien sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Wat ook van deze constructies zij, deze zijn nu nodig nu de eis van onvruchtbaarheid is vervallen. Wij hebben een vraag gesteld over de mogelijkheid van sterilisatie in het geval van geslachtsverandering, omdat wij zorg hebben over het welzijn van kinderen die een moeder hebben die in feite hun vader is of die erkend zijn door iemand die in feite de biologische vader is. Deze laatste weet wie zijn moeder is, de eerste weet wellicht niet door wie hij is verwekt. Wij hebben dit probleem, het feit dat de wet een constructie sanctioneert die het voor kinderen onmogelijk maakt om in waarheid te leven zoals prof. Pessers dat zo mooi uitdrukt, bij gelegenheid van de behandeling van voornoemd wetsvoorstel voldoende aan de orde gesteld. Dat heeft geleid tot de belofte dat er een staatscommissie zal worden ingesteld die zich zal buigen over een regeling van sociaal ouderschap en de juridische banden tussen ouders en de kinderen die door hen worden verzorgd en opgevoed. Hierbij speelt een extra moeilijkheid voor kinderen. Net als de transouder het maatschappelijk niet makkelijk heeft met zijn ongewone situatie, zo zullen ook de kinderen geen gemakkelijk leven hebben door hun ongewone situatie. Het is niet makkelijk om aan je klasgenootjes uit te leggen dat je vader in feite je moeder is en je moeder in feite je stiefvader. De situatie dat de vader die je erkend heeft in feite je biologische vader is, is minder ingewikkeld, maar toch. In het hele wetgevingsproces is voor de problematiek waarmee deze kinderen veelal zullen worden geconfronteerd geen enkele aandacht geweest. Mensen met een erfelijke aandoening kiezen er niet altijd voor om hun kinderwens te realiseren. Naar analogie daarvan heb ik de mogelijkheid van sterilisatie aan de orde gesteld, gewoon om aandacht voor dit aspect van het wetsvoorstel te vragen, niet meer en niet minder.

Ik kom bij een heel ander punt. Wij hebben gevraagd naar de noodzaak van het entameren van een onderzoek naar het vraagstuk van mensen die zich noch man noch vrouw voelen. Wij willen graag verduidelijken dat deze vraag voortkomt uit de wens, de mensheid niet in te delen in hokjes. Dat zou onze samenleving een stuk toleranter maken. Nu wij echter nog steeds bezig zijn om iedereen ordentelijk in een hokje te stoppen, juichen wij dit onderzoek toe. Wij vragen de staatssecretaris of hij, in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek, afschaffing van de vermelding van het geslacht in de identiteitspapieren zou kunnen overwegen: niet in de geboorteakte, maar gewoon in het paspoort en het identiteitsbewijs. Het stond er vroeger namelijk ook niet in en ons is niet duidelijk welk probleem ertoe heeft geleid dat het geslacht op de identiteitspapieren moet worden vermeld.

Wij vragen tevens of het de staatssecretaris bekend is dat artsen baby's die bij de geboorte niet duidelijk tot het ene of het andere geslacht behoren, standaard opereren om er toch maar eenduidig een jongen of een meisje van te maken. Wij vragen ons af of dit strookt met het grondwettelijk recht op onschendbaarheid van het lichaam, of bekend is of dit op latere leeftijd tot problemen leidt en, zo ja, of er een samenhang is tussen de operatie van die baby op zo jonge leeftijd en genderdysforie. Indien hierover weinig bekend is, lijkt een onderzoek daarnaar dan wel het betrekken van deze situatie in het voornoemde onderzoek op zijn plaats. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?

Tot slot. De motie-Dijkstra waarin om een evaluatie binnen drie jaar wordt gevraagd, heeft het in de Tweede Kamer niet gehaald. Wij vinden dit onbegrijpelijk bij een zo ingrijpende wetswijziging, dit temeer daar de vertegenwoordiging van de meest belanghebbenden, TNN, ook zelf hierom vraagt. Wij hebben van TNN een vragenlijst ontvangen en verzoeken dringend een evaluatie uit te voeren en de vragen van TNN daarbij te betrekken. Het gaat in het kader van deze behandeling te ver om deze vragen te noemen, maar wij zijn bereid ze de staatssecretaris ter hand te stellen.

Wij wachten de beantwoording graag af.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Voorzitter. "No one shall be forced to undergo medical procedures, including sex reassignment surgery, sterilisation or hormonal therapy, as a requirement for legal recognition of their gender identity", aldus het derde van de Yogyakarta Principles on the Application of International Human Rights Law in relation to Sexual Orientation and Gender Identity uit 2006. Hoewel het geen bindende bepaling van internationaal recht is, worden deze Yogyakarta Principles alom gezien als de internationale standaard voor de zogenaamde LHBT-rechten. Met dit wetsvoorstel, waarin onder meer de eis wordt geschrapt dat transgenders voorafgaand aan een officiële wijziging van hun geslacht gesteriliseerd moeten worden, gaat ook Nederland eindelijk aan deze internationale standaard voldoen.

Maar hoe belangrijk ook, het voldoen aan internationaalrechtelijke standaarden is niet het belangrijkste wat met dit wetsvoorstel wordt bereikt. Het belangrijkste is, om met de woorden van het COC te spreken, dat dit wetsvoorstel van onschatbare waarde is voor het dagelijks leven van transgenders in Nederland. Waar transgenders die zich niet of nog niet willen of kunnen laten steriliseren nu nog te maken krijgen met mensonterende en vernederende situaties omdat hun identiteitsbewijs een ander geslacht vermeldt – we hebben allemaal de voorbeelden gelezen – hoeven zij straks niet meer bang te zijn voor dergelijke integriteitschendende situaties. Dat moment kan wat de fractie van GroenLinks betreft niet snel genoeg komen. Ik zal het dan ook kort houden.

Wij danken de staatssecretaris voor zijn uitgebreide en adequate beantwoording van onze schriftelijke vragen. Wij noteren dat de evaluatie, wanneer daar aanleiding voor is, vervroegd kan worden uitgevoerd en dat dit bijvoorbeeld zou kunnen spelen ten aanzien van het deskundigenonderzoek. Ik heb hier gehoord dat er alle reden kan zijn om dat ook op de leeftijd te betrekken. Wij constateren met tevredenheid dat het onderzoek naar de mogelijkheden om het geslacht onvermeld te laten in officiële documenten inmiddels is uitgezet en uitgevoerd zal worden door dr. Marjolein van den Brink van de Universiteit van Utrecht. Wij zijn gerustgesteld door de verzekering van de staatssecretaris dat het vorige geslacht van personen alleen op de geboorteakte zelf zichtbaar zal blijven, maar niet zal blijken uit een breder toegankelijk uittreksel van deze akte, en dat aan derden die gegevens verkrijgen uit de GBA het gegeven dat het geslacht van een persoon is gewijzigd nooit zal worden verstrekt.

Door andere fracties in deze Kamer zijn in de schriftelijke ronde en ook in dit debat twee onderwerpen aangehaald waarop ik kort zal ingaan: het ouderschap van een transgender en de leeftijdsgrens. Ik begin met het laatste onderwerp.

De fractie van GroenLinks ziet het als een gemiste kans dat het voor jongeren onder de 16 nog niet mogelijk wordt het geslacht te laten wijzigen op de geboorteakte, ook niet als hun ouders volledig achter hun keuze staan en een deskundige verklaart dat er sprake is van een blijvende overtuiging. Zoals de staatssecretaris al aangaf in zijn schriftelijke antwoord: de helft van de transgenders realiseert zich al voor het 10de levensjaar dat het geboortegeslacht niet overeenkomt met de genderidentiteit, en juist jongeren worden in het dagelijks leven veelvuldig geconfronteerd met de genderidentiteit die zij afwijzen. Dus waarom niet geheel aangesloten bij de systematiek van de WGBO: tot het 16de jaar met toestemming van de ouders, en vanaf het 16de jaar zelfstandig? Een dergelijke leeftijdssystematiek geldt naar wij hebben begrepen ook in Ierland. Naar wij aannemen zal de leeftijdsgrens worden betrokken bij de evaluatie van de wet. Kan de staatssecretaris toezeggen dat daarbij ook uitdrukkelijk de mogelijkheid en wenselijkheid van het mogelijk maken van het wijzigen van het geslacht op de geboorteakte voor minderjarigen onder de 16 zal worden betrokken?

En dan het ouderschap. Met het afschaffen van de sterilisatie-eis wordt het straks mogelijk dat een man ingevolge onze familierechtelijke regels de moeder van een kind wordt, en een vrouw de verwekker. En nu de wet lesbisch ouderschap is aangenomen, kan deze verwekker, als zij de echtgenoot is van de moeder van het kind, dat kind gelukkig ook erkennen. Juridisch klopt het, maar de vraag is of het wenselijk is dat de juridische kwalificatie "moeder" betrekking heeft op een man. De fractie van GroenLinks gaat ervan uit dat de in te stellen staatscommissie die gaat kijken naar het afstammingsrecht, dit punt zal meenemen. Wat ons betreft ligt het vervangen van de formulering "man" of "vrouw" door "persoon" en die van "vader" of "moeder" door "ouder" voor de hand.

Voorzitter, ik sluit af. Veel transgenders kijken reikhalzend uit naar deze wet. Mijn laatste vraag is daarom hoelang zij nog moeten wachten. Kan de staatssecretaris aangeven op welke datum hij deze wet in werking wil laten treden, mocht deze Kamer het wetsvoorstel vandaag of morgen aannemen?

De heer Reynaers (PVV):

Voorzitter. Met belangstelling heeft de fractie van de Partij voor de Vrijheid kennisgenomen van het wetsvoorstel aangaande de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte. Wat mijn fractie betreft had het niet per se tot een plenaire behandeling hoeven komen, maar nu die er toch is, maak ik graag van de gelegenheid gebruik om het standpunt van mijn fractie kort toe te lichten.

Met dit wetsvoorstel wordt in Boek 1 van ons Burgerlijk Wetboek en in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een aantal voorwaarden geschrapt voor aanpassing van de geslachtvermelding in de geboorteakte. In het bijzonder vervallen de voorwaarde van fysieke aanpassing aan het gewenste geslacht en de voorwaarde van absolute onvruchtbaarheid. In feite komt het erop neer dat doorslaggevend wordt dat de transgender een blijvende overtuiging heeft tot een ander geslacht te behoren. Mijn fractie begrijpt het wetsvoorstel zo, dat geslacht een keuze wordt. Dit is weliswaar een keuze met een restrictie, namelijk de restrictie dat de blijvende overtuiging tot een ander geslacht te behoren gestaafd dient te worden aan de hand van een deskundigenrapport, maar niettemin een keuze en derhalve subjectief.

De PVV-fractie twijfelt over deze ontwikkeling. Mijn fractie heeft begrip voor de situatie van transgenders en de problematiek waarmee zij te kampen hebben. Zonder twijfel zal die als belastend kunnen worden ervaren. De PVV-fractie heeft daar alle begrip voor. Het is op zichzelf dan ook goed dat er een voorstel ligt. Dat er iets moet gebeuren, is ook onze fractie wel duidelijk. Wij zijn echter van mening dat iemands geslacht objectief bepaalbaar is en daarmee dus iets feitelijks. Dat iemands genderidentiteit van het biologische geslacht afwijkt, is uiteraard mogelijk. Mijn fractie wenst echter wel een onderscheid te maken tussen gender en genderidentiteit. Tussen feitelijk, biologisch geslacht en de beleving, de overtuiging tot een ander geslacht te behoren. Dat leidt tot de volgende vraag aan de staatssecretaris. Is er wel een onderscheid tussen gender en genderidentiteit, dus tussen een geslacht en de overtuiging tot een bepaald geslacht te behoren? Wat mijn fractie betreft dient het recht zo veel mogelijk aan te sluiten bij de werkelijkheid. Uit het oogpunt van goede wetgeving wil ik daarop wijzen. In dit geval hebben we twee werkelijkheden: gender en genderidentiteit. Beide dienen wat ons betreft te worden gerespecteerd, laat daarover geen misverstand bestaan. Het veronderstelt echter wel een onderscheid tussen gender en genderidentiteit. Is dat onderscheid gerechtvaardigd?

Het recht doen aan iemands genderidentiteit betekent wat mijn fractie betreft niet onmiddellijk dat in de geboorteakte het geslacht wordt gewijzigd als er feitelijk niets veranderd is, hoe sympathiek wij de doelstellingen van dit wetsvoorstel ook vinden. Ook de PVV-fractie acht het noodzakelijk dat de emancipatie van transgenders wordt verbeterd. Maar dit wetsvoorstel is naar onze mening misschien niet de juiste manier.

Tot slot nog iets over de procedure. In dit wetsvoorstel kan een wijziging van het geslacht via de ambtenaar van de burgerlijke stand geregeld worden. Mijn fractie komt dit voor als een betrekkelijk lichte procedure, temeer nu de betreffende ambtenaar op het deskundigenrapport dient af te gaan en hierin zelf geen afweging maakt. Overigens zou dat ook niet wenselijk zijn, maar dat terzijde. Graag ontvangt mijn fractie van de staatssecretaris een toelichting op de vraag waarom hij deze werkwijze voldoende vindt. Immers, waarom zou een deskundige niet voldoen aan het verzoek van een transgender om te verklaren dat de overtuiging tot een ander geslacht te behoren blijvend is? Staat, met andere woorden, de uitkomst van een dergelijk rapport niet altijd al bij voorbaat vast?

Mevrouw Beuving (PvdA):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij thans bespreken is, zoals al vaker is gememoreerd, van groot belang voor transgenders in Nederland. Dit wetsvoorstel beoogt het voor transgenders eenvoudiger te maken om de geslachtsvermelding in de geboorteakte te laten wijzigen. Daartoe wordt voorgesteld Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te wijzigen. Voorgesteld wordt om de bestaande voorwaarden voor wijziging van de geslachtsvermelding te schrappen. Niet langer zal dan vereist zijn dat de verzoeker lichamelijk aan het verlangde geslacht moet zijn aangepast. Daarnaast zal de voorwaarde van onherstelbare onvruchtbaarheid vervallen. De PvdA-fractie is zeer ingenomen met het vervallen van deze voorwaarden, die immers onmiskenbaar een ernstige schending opleveren van de mensenrechten van transgenders, waaronder het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Volgens het wetsvoorstel zal voldoende zijn dat de betreffende persoon de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren en dat hij daarvan aangifte heeft gedaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, alsmede dat die overtuiging wordt bevestigd door een bij de aangifte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand overgelegde schriftelijke verklaring van een bij AMvB aangewezen deskundige. De voorgestelde wijzigingen maken het voor transgenders inderdaad aanzienlijk eenvoudiger om wijziging van geslachtsvermelding in de akte van geboorte tot stand te laten brengen. De PvdA-fractie kan daarmee van harte instemmen.

In het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid om de geslachtsvermelding te laten wijzigen beperkt tot personen van 16 jaar en ouder. 16- en 17-jarigen behoeven daartoe niet de toestemming van hun wettelijk vertegenwoordigers. Ik heb hierover namens mijn fractie schriftelijke vragen gesteld aan de regering. Met name vroegen wij ons af waarom niet gekozen is voor de leeftijd van 18 jaar of waarom niet gekozen is voor een rol van de ouders zolang hun kind niet meerderjarig is. Het antwoord van de staatssecretaris op deze vraag luidt dat voor de leeftijdsgrens van 16 jaar aansluiting is gezocht bij de leeftijd zoals deze geldt onder de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Daarbij is overwogen dat vanaf de leeftijd van 16 jaar ingrijpende medische behandelingen, zoals hormoonbehandelingen, kunnen plaatsvinden zonder de toestemming van ouders of voogd. De PvdA-fractie vindt deze aansluiting bij de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst begrijpelijk.

Wat wij echter niet begrijpen is het volgende. De bestaande regeling voor wijziging van geslachtsregistratie kent in het geheel geen leeftijdsgrens omdat zich, aldus de memorie van toelichting bij het huidige artikel 28 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gevallen kunnen voordoen waarin het, ook op jonge leeftijd, de geestelijke ontplooiing van betrokkene kan belemmeren en schaden als er langer wordt gewacht met de administratieve aanpassing. De voorgestelde wijzigingen leiden tot een humanere en eenvoudigere wettelijke regeling dan de bestaande, maar het voorstel biedt geen enkele mogelijkheid voor transgenders jonger dan 16 jaar en hun wettelijk vertegenwoordigers om wijziging van geslachtsregistratie te bewerkstelligen. Dit terwijl de staatssecretaris in antwoord op de schriftelijke vragen van mijn fractie heeft uiteengezet dat het juist minderjarigen zijn die in veel gevallen en in dagelijkse situaties worden geconfronteerd met de genderidentiteit die zij afwijzen. Zij hebben baantjes waarvoor zij hun paspoort moeten tonen, zij krijgen diploma's die zij vervolgens bij sollicitaties moeten laten zien, etc. In al die situaties, zo schrijft de staatssecretaris, worden zij in feite ook belemmerd om zich overeenkomstig de beleefde genderidentiteit te presenteren.

Diverse mails en brieven van betrokken burgers en organisaties hebben mij indringend duidelijk gemaakt dat het inderdaad juist minderjarige transgenders zijn die met heel kwetsbare en vernederende situaties geconfronteerd kunnen worden omdat hun papieren niet aansluiten bij het geslacht waarin zij leven. In een recente brief van het COC zijn diverse aangrijpende voorvallen vermeld, zoals de transgenderjongen die op schoolreisje gaat naar het buitenland. Zijn klasgenoten zijn niet op de hoogte van zijn achtergrond, maar bij de douane blijkt dat in zijn paspoort een "V" staat in plaats van een "M", met alle pijnlijke gevolgen van dien. Mijn vraag aan de staatssecretaris is derhalve: waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het ook voor transgenders die jonger zijn dan 16 jaar, mogelijk te maken dat zij – met daarbij een rol voor de wettelijk vertegenwoordigers en/of de rechter – wijziging van geslachtsregistratie kunnen bewerkstelligen?

Ik wacht het antwoord van de staatssecretaris met belangstelling af.

Mevrouw Duthler (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De vooruitgang in de medische technologie en veranderende maatschappelijke opvattingen over het familieleven maken nieuwe samenlevingsvormen mogelijk. Over de aanpassingen in het familierecht die dientengevolge zijn voorgesteld en worden doorgevoerd, hebben wij een vorige keer in deze Kamer uitvoerig gesproken.

De vooruitgang in de medische technologie maakt het ook mogelijk dat mensen met een incongruente genderidentiteit – er is dan sprake van een sterke psychologische identificatie met het andere geslacht – hun geslacht aanpassen. Reeds in 1985 is ook de juridische erkenning van de genderidentiteit wettelijk geregeld. Het huidige artikel 28 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek regelt dat iedere Nederlander die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte en lichamelijk aan het verlangde geslacht is aangepast, de rechtbank kan verzoeken om wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te gelasten. De man – althans de persoon die als mannelijk in de geboorteakte vermeld staat – moet dan niet meer in staat zijn om kinderen te verwekken. De vrouw – althans de persoon die in de geboorteakte als vrouw vermeld staat – moet niet meer in staat zijn om kinderen te baren.

Het onderhavige wetsvoorstel laat de eis van het aanpassen van het lichaam door middel van hormoonbehandelingen en operaties en ook de sterilisatie-eis vallen. De leden van de VVD-fractie achten dat een positief aspect van het wetsvoorstel. Iedere Nederlander, ieder mens, heeft het recht om te worden en te zijn wie hij is. Als een vrouw geboren is in een mannenlichaam of een man in een vrouwenlichaam, moet hij of zij de mogelijkheid hebben te zijn wie hij of zij naar zijn of haar stelligste overtuiging daadwerkelijk is. Of daarvoor een fysieke geslachtsverandering nodig is, zal individueel zeer verschillend worden beleefd en ervaren. Daar gaan wij als wetgever ook niet over.

De wetswijziging van 1985 leek een logisch gevolg te zijn van de medische mogelijkheden tot fysieke wijzigingen van het geslacht. Als je fysiek van geslacht bent veranderd, is het gek dat dat niet tot uitdrukking komt in de geboorteakte en de gemeentelijke basisadministratie. Nu het huidige wetsvoorstel de fysieke wijzigingen niet meer nodig acht om tot wijziging van de vermelding van het geslacht over te gaan, komt aan de psychologische overtuiging veel meer gewicht toe bij het bepalen of de wens om tot het andere geslacht te behoren, blijvend is. De duurzaamheid van de overtuiging is immers een voorwaarde om tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte over te gaan.

Hierover wenst mijn fractie enkele vragen te stellen. Deze vragen hangen ook samen met de leeftijdsgrens van 16 jaar, een minderjarige leeftijd. De psychologische overtuiging van een minderjarige kan nog enorm fluctueren. De duurzaamheid van de overtuiging staat minder vast dan die van een volwassene. Waarom is er niet aangesloten bij de leeftijdsgrens van een meerderjarige?

Onderzoek van het SCP toont aan – ook het Transgender Netwerk Nederland (TNN) verwijst in zijn brief daarnaar – dat de helft van de transgenders voor het 10de levensjaar weet dat zij in een verkeerd lichaam zijn geboren. Dat is vandaag al vaker gezegd. De andere helft weet dat dus niet. Weet die andere helft het dan wel voor zijn of haar 16de levensjaar? Heeft de staatssecretaris daar bij het bepalen van de leeftijdsgrens in dit wetsvoorstel rekening mee gehouden? De staatssecretaris is in zijn memorie van antwoord uitvoerig ingegaan op de Wgbo als argument voor het bepalen van de leeftijdsgrens van 16 jaar. Hij heeft in diezelfde paragraaf een overzicht gegeven van de regeling in andere landen. Dat gaf een wisselend beeld. Een behoorlijk aantal landen hanteert een leeftijdsgrens van 18 jaar of soms 21 jaar. Voorbeelden daarvan zijn het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Portugal, Denemarken en Finland. Welke andere overwegingen dan die gerelateerd aan de Wgbo heeft de staatssecretaris gehanteerd bij het bepalen van de leeftijdsgrens van 16 jaar?

Uit een door mevrouw Quik al genoemde brief van het Kennis- en zorgcentrum voor Genderdysforie van het VUmc van 9 september 2011 blijkt dat de wens om een geslachtsaanpassende behandeling – een zogenaamde GAB – te ondergaan, een belangrijke aanwijzing is voor de bestendigheid van de overtuiging om tot het andere geslacht te behoren. Nu die geslachtsverandering niet langer een voorwaarde is om tot wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte over te gaan, is het de vraag welke andere aanwijzingen deskundigen gebruiken om die bestendigheid vast te stellen. Sowieso geeft dit kenniscentrum aan een significante toename van het aantal spijtoptanten te verwachten, personen die hun oorspronkelijke juridische geslacht terug willen. Heeft de staatssecretaris daar rekening mee gehouden? Spijtoptanten kunnen terug naar hun oorspronkelijke geregistreerde geslacht. Zij kunnen zelfs meerdere keren wisselen van geslacht. Het lijkt theorie, maar het is toch ook zeer denkbaar dat de spijtoptant die terug wil naar zijn oorspronkelijke geslacht, daarna toch weer erg kan gaan twijfelen. Het is te verwachten dat het merendeel van de spijtoptanten in de jongere leeftijdscategorie zal zitten. De leden van de VVD-fractie zien in deze verwachting van het VUmc-kenniscentrum dan ook een andere reden om de leeftijdsgrens te verhogen, zodat het aantal spijtoptanten beperkt zal blijven.

Nu een wens tot het ondergaan van een GAB niet langer leidend is voor het bepalen van de psychologische overtuiging, zijn de criteria op basis waarvan in genderdysforie gespecialiseerde psychologen en psychiaters de duurzaamheid van de overtuiging vaststellen, zeer belangrijk. In zijn memorie van antwoord schrijft de staatssecretaris dat deskundigen van het eerder genoemde kenniscentrum van het VUmc en de genderteams van het UMCG in Groningen en het LUMC in Leiden op zijn verzoek een protocol opstellen waardoor er voor de beoordeling een duidelijke maatstaf beschikbaar zal zijn. Wat is de rol van de staatssecretaris daarbij? Stelt hij daar nog bepaalde eisen aan? En is het beschikbaar zijn van het protocol een voorwaarde voor de inwerkingtreding van deze wet?

In het huidige artikel 28 van boek 1 BW is het de rechter die wijziging van het geslacht in de geboorteakte kan gelasten. Dat was een extra waarborg, een extra maatregel om de zorgvuldigheid van de geslachtswijziging in de geboorteakte te bevorderen. Met dit wetsvoorstel heeft de rechter geen rol meer. De overhandiging van een deskundigenverklaring aan een ambtenaar van de burgerlijke stand is voldoende. Is de staatssecretaris bereid om extra waarborgen in te bouwen in het proces van de totstandkoming van de deskundigenverklaring en de beschikbaarstelling daarvan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, bijvoorbeeld door de deskundigenverklaring te laten beoordelen door een andere specialist, zoals het uitvoeren van een second opinion in de zorg wel vaker gebruikelijk is, of door de deskundigenverklaring rechtstreeks door de behandelend arts of psycholoog naar de gemeente te laten sturen en deze niet via de betrokkene zelf ter beschikking te laten stellen aan de gemeenteambtenaar? Daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Mevrouw Duthler biedt een alternatief voor de rechtbank, maar de huidige deskundigenverklaring is geen deskundigenverklaring. Hoe kun je op een zinnige manier contraexpertise uitvoeren als die deskundigenverklaring alleen maar een verklaring van zelfdiagnose is? Ik zie dit niet zo.

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris een protocol opstelt dat leidend is voor het komen tot de deskundigenverklaring. Ik zou van hem graag horen wat de inhoud is van die deskundigenverklaring en hoe die tot stand komt. Ik kan dan waarschijnlijk de vraag van mevrouw Quik beter beantwoorden.

Mijn fractie heeft zoals gezegd problemen met de leeftijdsgrens van 16 jaar. Zij ziet als mogelijke oplossing dat 16-jarigen, eventueel met toestemming van beide ouders of, bij het ontbreken daarvan, toestemming door de kantonrechter, geslachtswijziging in de geboorteakte bij de burgerlijke stand kunnen verkrijgen. Wat vindt de staatssecretaris van die suggestie?

En tot slot, ik kan er niets aan doen, maar ik moest denken aan die – inmiddels bekende – Surinaamse ondernemer die jarenlang last had van fraude met zijn identiteit.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Nu wordt de kantonrechter ingevoerd, maar in de wet is een verzoekschriftprocedure bij de familiekamer van de rechtbank opgenomen, dus een lichte procedure waarbij het niet verplicht is om een advocaat in de arm te nemen. Het lijkt mij meer voor de hand te liggen om die procedure te handhaven in plaats van een nieuwe zelfdiagnosestelling in de zogenaamde deskundigenverklaring op te nemen. Als je toch de richting van de zelfdiagnose ingaat, waarom heb je dan nog een deskundigenverklaring nodig? Nu komt mevrouw Duthler weer met een kantonrechter. Is het niet veel eenvoudiger om de rechtbankprocedure te handhaven?

Mevrouw Duthler (VVD):

Het maakt mij niet zo veel uit of het verzoekschriftprocedure is of dat het via de kantonrechter verloopt. Het gaat mij om die rechterlijke toets.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Waarom wil mevrouw Duthler die rechterlijke toets alleen voor minderjarigen hebben en niet voor volwassenen?

Mevrouw Duthler (VVD):

Het gaat mij om jongeren in de leeftijd van 16 tot 18 jaar. Mijn fractie is van mening dat het logisch is en meer voor de hand ligt dat vanaf 18 jaar een verzoek tot een geslachtswijziging bij de ambtenaar van de burgerlijke stand mogelijk is. 16 jaar vindt mijn fractie heel jong, met name met het oog op die grote categorie die mogelijk nog tot een andere conclusie komt. Ook deskundigen verwachten dat die categorie er zal zijn. Mijn fractie vindt het logischer om dan aansluiting te zoeken bij de meerderjarigheidsgrens van 18 jaar.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Kennelijk acht mevrouw Duthler een objectiveerbare toets niet noodzakelijk voor de meerderjarigen. Dat de lichamelijke eis komt te vervallen, daarover zijn wij het eens, als ik het goed heb beluisterd. Hoeft er dan geen objectiveerbare toets meer te komen voor de volwassenen?

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris op de vraag hoe die deskundigenverklaring tot stand komt en wat de inhoud van die deskundigenverklaring is. Ik ben ook benieuwd wat de ambtenaar van de burgerlijke stand daarvan zal zien. Ik ben dus heel benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris, ook op de vragen van mevrouw Lokin. Mijn fractie zal dit laten meewegen bij haar uiteindelijke beoordeling.

Voorzitter. Ik was gebleven bij het voorbeeld van de Surinaamse ondernemer. Een vroegere klasgenoot van hem was het criminele pad opgegaan en had de nodige misdrijven op zijn naam staan. Door de identiteit van die Surinaamse ondernemer aan te nemen, kon hij veel straffen ontlopen en jarenlang grote vrijheid genieten. Wordt het met dit wetsvoorstel die klasgenoot niet gemakkelijker gemaakt? In plaats van te frauderen met iemands identiteit had hij ook zijn geslacht in zijn geboorteakte kunnen laten wijzigen. Dan was hij ook onvindbaar geweest voor politie en justitie. Heeft de staatssecretaris de mogelijkheid van misbruik nog in beschouwing genomen bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel? Zeker nu de duurzaamheid van de overtuiging het leidende criterium is dat door psychologen en psychiaters moet worden vastgesteld, is de kans niet ondenkbaar dat deze professionals door kwaadwillenden gemanipuleerd worden. Ook al staan deze deskundigen op de lijst die op de website van het ministerie van Veiligheid en Justitie zal worden geplaatst en bijgehouden. Graag ook op dit punt een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw de voorzitter, tot slot, echt tot slot. Mijn fractie staat positief tegenover de achterliggende gedachte van het wetsvoorstel. Zij vindt het positief dat de eisen van fysieke ingrepen niet langer gesteld worden om de wijziging van het geslacht in de geboorteakte mogelijk te maken. Mijn fractie heeft wel moeite met de leeftijdsgrens van 16 jaar. Zij ziet de antwoorden van de staatssecretaris met meer dan gemiddelde belangstelling tegemoet.

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw de voorzitter. Dank u.

"Ik heb altijd geweten dat ik een jongen ben. Toen ik 14 was, ging ik naar het VU-ziekenhuis en toen ik 16 was, begon ik met hormonen. Maar volgens mijn papieren ben ik nog steeds een meisje." Dit is een bericht van Matthew. Hij is nu 17 jaar.

En het verhaal van een transgendervrouw: "De meeste mensen sturen een sms'je naar huis als ze op vakantie zijn en op de plaats van bestemming zijn aangekomen. Ik stuur een sms'je als ik op Schiphol door de douane ben. Ik word vaak uit de rij gehaald om ondervraagd te worden. Men denkt dat mijn paspoort met een M is gestolen of dat ik reis op een ticket van mijn moeder of mijn zuster." Veel transgenders beperken hun internationale reizen daarom tot het minimum.

Het derde verhaal: "Ik kreeg een baan in de bouw en moest mijn paspoort laten zien. Ik verzon telkens een smoesje waarom ik het weer was vergeten. Ik wilde het niet laten zien, want er staat bij de vermelding van het geslacht een V, terwijl ik voor mijn gevoel en voor de buitenwereld een jongen ben. Met mijn vader ben ik uiteindelijk na weken naar de werkgever gegaan om mijn transgenderidentiteit te onthullen. Gelukkig ging het gesprek goed en kon ik mijn baan houden. Ik zou zo blij zijn wanneer de wet wordt gewijzigd en dit probleem voor anderen moeiteloos kan worden opgelost."

Deze verhalen spreken voor zich. Situaties als deze maakt elke transgender mee. Bij het aanvragen of tonen van een paspoort, of een diploma, bij het krijgen van een baan, bij tramcontrole, telkens worden ze in een situatie geplaatst waarin de transgender zich moet verantwoorden, moet uitleggen wat er aan de hand is. Hij of zij ziet er anders uit dan in de officiële documenten staat vermeld. Zodra dit wetsvoorstel tot wet is verheven, behoeven deze situaties zich niet meer voor te doen.

Dat het met dit wetsvoorstel voor transgenders gemakkelijker wordt gemaakt om hun werkelijke identiteit officieel te maken zonder de tot nu geldende sterilisatie-eis is voor hen van groot belang. Dat die sterilisatie-eis een inbreuk is op de integriteit van het lichaam is in rechtspraak en in belangwekkende rapporten van internationale gremia op het gebied van schending van grondrechten vastgesteld. Ik doel op de Yogyakarta principles uit 2006 en op een rapport van de Raad van Europa uit 2009. In beide rapporten wordt gewezen op de onrechtmatigheid van de verplichte sterilisatie-eis in de Nederlandse wetgeving. Human Rights Watch vroeg Nederland in 2011 om onvoorwaardelijke erkenning van de rechten van de transgender, waarbij het gaat om onaantastbaarheid van het lichaam en eerbiediging van het lichaam, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Daarom kunnen we het transgenderprobleem als nijpend ervaren; een probleem dat een goede en zorgvuldige oplossing verdient, in het belang van de transgenders.

Eigenlijk zou ik hiermee kunnen volstaan. Mijn fractie schaart zich achter dit wetsvoorstel. Toch wil ik mijn spreektijd graag gebruiken voor een enkele vraag aan de staatssecretaris over het deskundigenbericht, over de leeftijd en over de mogelijkheid tot misbruik.

Eerst de deskundige. Volgens dit wetsvoorstel kan met het vervallen van de sterilisatie-eis de transgender voor aanpassing van zijn genderidentiteit volstaan met een goedkeurende verklaring van de deskundige, aldus de nota van wijziging.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Ik zou mevrouw Scholten graag vragen wat zij vindt van de afschaffing van de procedure voor de rechtbank. Zij gaat daar helemaal niet op in.

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw Lokin-Sassen is wat ongeduldig. Ik kom daar nog op. Ik heb nog een paar blaadjes te gaan. Misschien kan zij haar vraag nog even uitstellen voor het geval ik dit onderwerp zou vergeten.

De staatssecretaris zal naar verwachting daartoe aanwijzen de genderteams van de VU, Groningen en die van Leiden; die laatste richt zich speciaal op jongeren. De staatssecretaris kan bij Algemene Maatregel van Bestuur meer deskundigen aanwijzen. Daarvoor bestaat vanuit Transgender Nederland overigens bepaald belangstelling. Met meer deskundigen zijn de transgenders sneller geholpen.

De deskundige stelt geen diagnose, maar geeft een bevestiging van de gegrondheid van de wens van de transgender. Mijn fractie lijkt dit een alleszins aanvaardbare oplossing. Zo is de vraag teruggelegd waar hij hoort: bij de belanghebbende zelf, en niet bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals verwoord in het eerste concept. En de transgender wordt tegen zichzelf afdoende beschermd doordat de deskundige de verklaring kan weigeren indien hij gegronde reden heeft om aan diens overtuiging te twijfelen.

Ik heb me nog de vraag gesteld wat er gebeuren moet als de deskundige de verklaring weigert. Dat kan op grond van het wetsvoorstel, en wel op twee gronden: of de transgender is onvoldoende overtuigend over zijn verlangen tot het andere geslacht te behoren of hij heeft er onvoldoende blijk van gegeven dat hij na de voorlichting van de deskundige nog steeds weloverwogen is. Ik lees in de wettekst deze twee toetsmomenten. Mijn vraag is: welke mogelijkheden heeft de transgender in spe bij weigering? Daarover is niets geregeld. Kan de transgender een second opinion vragen? Heeft hij beroep bij de rechter? Zo ja, welke criteria legt de rechter dan aan? Kan de staatssecretaris dit punt in het belang van de wetsgeschiedenis wellicht verduidelijken?

Dat de rechter er in dit wetsvoorstel – anders dan volgens de huidige bepalingen – uit is geschreven, vindt mijn fractie geen bezwaar. In het huidige systeem controleert de rechter met name de medische papieren omtrent de sterilisatie. Die is vervallen, dus die controle is met dit wetsvoorstel niet meer nodig. Het is ook doorgaans een papieren zitting. De transgender wordt wel opgeroepen, maar deze verschijnt zelden.

In de Tweede Kamer is een evaluatie van dit wetsvoorstel over vijf jaar toegezegd. Mijn fractie zou er niet tegen zijn wanneer die periode wordt bekort naar bijvoorbeeld drie jaar. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? In die evaluatie zou de vraag kunnen worden onderzocht of de genderteams voldoende zijn in omvang of dat het aantal moet worden uitgebreid, afhankelijk van eventuele wachtlijsten. Misschien kan ook het aantal weigeringen worden onderzocht en de gronden daarvan, alsook misschien de ervaringen uit Argentinië en Portugal, waar zelfs een deskundigenverklaring niet nodig is en de transgenders zich direct bij de burgerlijke stand kunnen melden.

Mijn fractie kan zich voorshands vinden in de leeftijdsgrens van 16 jaar, hoewel zij het betoog van mevrouw Beuving kan ondersteunen. In de Tweede Kamer is een amendement verworpen met de strekking om die leeftijd waarop de transgender met toestemming van de ouders de procedure in kan gaan, te verlagen naar 12 jaar. Ik tel vooralsnog mijn knopen in deze Kamer en zal hier niet een dergelijke motie indienen. Wij wachten wel de evaluatie af, zij het dat daarbij zeker ook dient te worden betrokken de vraag hoeveel 16-minners zich melden voor hormoonbehandeling. De verwachting is namelijk dat met de leeftijdsgrens van 16 jaar voor de officiële wijziging van de vermelding, de medische vraag naar hormoonbehandeling voor jongeren, de 16-minners, zal toenemen. Als dat zo zou zijn, is er reden om de leeftijdsgrens in de komende jaren opnieuw onder ogen te zien. Deze vraag zouden wij ook graag bij de evaluatie willen betrekken.

Door verschillende fracties is op misbruik gewezen, maar het risico daarvan lijkt mijn fractie klein. De transgender zal er tegenover de deskundige blijk van hebben moeten geven om na de voorlichting omtrent reikwijdte en betekenis, de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen. Dit is een lange zin, maar hij is direct uit de wetsbepaling overgeschreven. Ik dacht dit zo te kunnen benadrukken. Daaruit spreekt namelijk wel een bepaalde duurzaamheid. Het is dan geen eendagsvlinder die daarom vraagt.

Mogelijk – dat is een risico – zal er zonder de sterilisatie-eis sprake zijn van spijtoptantisme. Ik weet dat dit woord niet de Van Dale staat, maar ik vond het in dit verband wel een mooi woord. Degene die dit aangaat, zal opnieuw de deskundige hebben te overtuigen van zijn weloverwogen verlangen en dat wordt, naarmate het vaker wordt gevraagd, steeds minder overtuigend. Mijn fractie acht dit wetsvoorstel niet meteen onzalig vanwege een enkele mogelijke spijtoptant.

Tot slot. De staatssecretaris heeft recent, naar aanleiding van de motie-Dijkstra (33351, nr. 10) in de Tweede Kamer, een onderzoek toegezegd naar de mogelijkheden en consequenties voor het onbepaald laten van het geslacht bij aangifte. Dat onderzoek zien wij met veel belangstelling tegemoet, evenals het antwoord van de staatssecretaris op onze vragen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. "Iedere Nederlander die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte en lichamelijk aan het verlangde geslacht is aangepast voor zover dit uit medisch of psychologisch oogpunt mogelijk en verantwoord is, kan de rechtbank verzoeken wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte te gelasten indien deze persoon als mannelijk in de akte van geboorte vermeld staande, nimmermeer in staat zal zijn kinderen te verwekken, dan wel als vrouwelijk in de akte van geboorte vermeld staand, nimmermeer in staat zal zijn kinderen te baren". Aldus artikel 28, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Het artikel is vandaag al meermalen aangehaald.

Dit is, in het kort weergegeven, de bestaande situatie, zoals die geschapen is door de wet van 24 april 1985, met dien verstande dat reeds in 2001 de eis dat de betrokken persoon ongehuwd is, is komen te vervallen. Langs deze weg kan dus vandaag reeds de discrepantie tussen het sociale en biologische gedrag en de vermelding van het geslacht in de identiteitspapieren worden opgeheven, met alle belangrijke gevolgen daarvan, onder andere op het gebied van huwelijk, naamgeving en ouderschapsrelaties. Ik herinner mij nog zeer wel de behandeling in de Tweede Kamer van wetsvoorstel 17279 dat aan de wet van 1985 ten grondslag heeft gelegen. De SGP-fractie heeft destijds niet tegen dit wetsvoorstel gestemd, en dat vanuit de opstelling dat een serieus probleem van enkelingen weliswaar een serieuze benadering verdiende, mits deze uitzonderlijke regeling met voldoende rechtswaarborgen was omgeven.

Het thans voorliggende voorstel laat echter veel van deze waarborgen los, hetgeen in het vervolg van mijn bijdrage duidelijk zal worden gemaakt. De denkwereld waarin het nu voorliggende voorstel is ontstaan, is zonder twijfel sterk beïnvloed door de in kringen van betrokkenen en mensenrechtenactivisten sterk levende gedachte van de emancipatie van het individu en het zelfbeschikkingsrecht inzake de persoonlijkheid. De privatiseringstendens inzake gezins-, familie- en ouderschapsverhoudingen zet zich in dit voorstel voort, zoals ik dat ook meende te signaleren bij de behandeling van wetsvoorstel 30032 in deze Kamer, op 12 november jl. Van mijn kant zou ik de bestaande orde in het personen- en familierecht niet willen duiden als "bureaucratische formaliteiten", zoals wel gebeurt, die zich verzetten tegen het psychisch welbevinden van transseksuelen. Het moet mijns inziens gaan om de fundamentele vraag welke visie op de menselijke persoon tot uitgangspunt moet worden genomen bij de juridische regelgeving. Dat daarbij zaken van openbare orde en openbaar belang aan de orde zijn, mag niet uit het oog worden verloren. Het belang van de openbare orde kán meebrengen – dat is denkbaar – dat het aan eenieder verboden is op eigen initiatief elementen van zijn persoonlijke staat te wijzigen.

Het traditionele standpunt dat iemands sekse onveranderlijk vastligt in zijn chromosomenstructuur en bijgevolg niet verandert door detranseksualisatie behoeft niet terzijde te worden geschoven. In de memorie van antwoord op blz. 10 zegt de regering dat onbeperkt van geslacht veranderen mogelijk is, maar dat dit uiteraard theorie is. Maar moeten hedendaagse opvattingen inzake transseksualiteit ertoe leiden dat de geboorteakte door de overheid aangepast moet worden zo vaak als zich gedurende het leven van een persoon veranderingen voordoen in de overtuiging met betrekking tot zijn identiteit, zijn geslacht inbegrepen? Hoewel ook onder de vigerende wetgeving thans herhaalde wijziging van het geslacht reeds mogelijk is, moeten er toch grenzen gesteld kunnen worden aan wat heet het "seksuele zelfbeschikkingsrecht"?

Los van bedenkingen tegen de bestaande regeling, zijn bij mijn fractie die bedenkingen versterkt door het voorliggende voorstel. Zo geldt de overtuiging tot het andere geslacht te behoren, berustend op zelfdiagnose, als beslissend criterium. Die overtuiging is puur subjectief, terwijl de basis van de gangbare geslachtsaanduiding in de geboorteakte toch de aanwezigheid van objectief vast te stellen uiterlijke kenmerken is. Waarom is dan niet ten minste in de wet verankerd dat het om een onomkeerbare, althans een onwrikbare overtuiging van blijvende aard moet gaan, hetgeen volgens de memorie van toelichting toch de bedoeling is?

De deskundigenverklaring, die eveneens cruciaal is voor inwilliging van het verzoek, bestaat uit niet meer dan een bevestiging van de (duurzame) overtuiging van de genderidentiteit van de transgender. Betekent dit dat het derhalve uitgesloten is dat een aangifte c.q. een verzoek tot wijziging van de vermelding, ondersteund door een erkend deskundige, ooit zal kunnen worden geweigerd?

Dit brengt mij bij het voorstel om de rol van de rechter in de procedure te schrappen en die te vervangen door die van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het ontbreken van een rechterlijke toets, ook al is die volgens de regering "niet per se nodig" acht ik uit een oogpunt van zorgvuldigheid geen winst. De deskundigenverklaring is ook thans voor de rechter de belangrijkste bron van informatie voor de vraag of aan de vereisten en voorwaarden is voldaan. Als hij hierover twijfels heeft of deze onvoldoende acht, kan hij alles doen wat in het kader van de verzoekschriftenprocedure mogelijk is. Hij kan bijvoorbeeld een andere deskundige raadplegen.

De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt een gebonden administratieve beslissing, als ware hij een boekhouder. Is hij echter ook een bestuurlijke autoriteit te noemen, zoals ingevolge de CIEC-overeenkomst van Wenen uit 2000 is vereist, wil de beslissing voor erkenning in den vreemde in aanmerking komen? Op advies van de Raad van State is de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand niet als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt. Is de consequentie hiervan dat derden-belanghebbenden zich niet tot de rechter kunnen wenden? Of zie ik dat verkeerd en is het zowel bij een positieve als negatieve beslissing, bij een weigering dus, mogelijk dat derden-belanghebbenden zich tot de burgerlijke rechter kunnen wenden? Of is het zo, zoals mevrouw Lokin zo-even suggereerde, dat de toepassing van het bestuursrecht toch haar intrede doet in het familierecht?

Het opnemen van een minimumleeftijdsgrens van 16 jaar, waarbij kinderen zonder toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers, de ouders of de voogden een aangifte wegens geslachtsverandering kunnen doen, lijkt ons om meer dan één reden problematisch, ook al hanteert de bestaande wet geen leeftijdsgrens en gaat deze uit van meerderjarigheid van de verzoeker.

Het wetsvoorstel laat een aantal van de bestaande voorwaarden voor inwilliging van het verzoek vallen, waarbij met name te denken is aan de eis van lichamelijke aanpassing aan de gewenste genderidentiteit. Men kan aldus van geslacht wisselen zonder fysiek-biologisch van geslacht te veranderen. Het vervallen van deze eis kan tot mijns inziens absurde, bizarre consequenties leiden, in het bijzonder wanneer er kinderen aanwezig zijn of staan geboren te worden. De memorie van antwoord schildert deze consequenties. Mevrouw Lokin onder anderen heeft daar ook uitgebreid bij stilgestaan. De wetgever heeft tot heden altijd willen voorkomen dat kinderen worden geboren uit ouders met een "juridisch" geslacht dat niet tegengesteld is aan hun biologisch geslacht. Wéten we eigenlijk wel welke gevolgen het loslaten van bedoelde eis eventueel voor kinderen kan hebben?

Niet minder zorgwekkend dan een aantal aspecten van het wetsvoorstel zijn een aantal gedachten waarmee in de stukken wordt gespeeld. Zo bijvoorbeeld de gedachte of misschien een onbepaald geslacht tot de mogelijkheden moet gaan behoren, dan wel dat überhaupt voor iedereen de geslachtsaanduiding in de geboorteakte zou moeten gaan vervallen. Dat zou, lijkt mij, opnieuw wetswijziging vragen, want de Hoge Raad heeft immers in 2007 nog bepaald dat het niet mogelijk is uitsluitend de geslachtsaanduiding door te halen zonder vermelding van enig geslacht. Ik mag hopen dat voor de uitwerking van deze ideeën niet geldt wat de regering ons met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel voorhoudt, namelijk "de noodzaak van spoedige aanvaarding". Het moge uit mijn bijdrage duidelijk zijn geworden dat wij met de bestaande situatie vrede kunnen hebben, maar dat dit voorstel niet op onze steun zal kunnen rekenen. Niettemin zie ik met belangstelling uit naar de reactie van de staatssecretaris op de opgeworpen vragen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een enkele minuut in afwachting van de komst van de staatssecretaris van Financiën.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven