Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn (31392), te weten:

- de motie-Dölle c.s. inzake het opnemen van het kiesrecht voor het Europees Parlement in een Rijkswet (31392, letter G).

(Zie vergadering van 28 oktober 2008.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Noten (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Het stemmen voor deze motie zou naar onze mening zo begrepen kunnen worden dat wij de wet als zodanig constitutioneel onaanvaardbaar vinden. Die conclusie willen wij er niet op voorhand aan verbinden. Wij vinden dat ook niet nodig, gezien het feit dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat de wet binnen drie jaar zal worden geëvalueerd en beoordeeld in dat kader. Wetende dat de discussie niet voorbij is, vinden wij de motie op dit moment onverstandig en niet nodig.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. De Nederlandse Antillen en Aruba maken geen deel uit van de Europese Unie, maar de inwoners ervan zijn door het Nederlanderschap wel burgers van de Unie. Er is dus wel een intense relatie tussen de EU en die inwoners van onze overzeese landen. Als wij kiesrecht geven aan de inwoners van die landen, wat niet noodzakelijk is en waar wij niet toe verplicht zijn, dan zijn wij het eens met de indieners van de motie, dat het EU-parlement ook deze kiezers dan vertegenwoordigt. Gelet op hun belang bij de EU en hun EU-burgerschap is dat ook helemaal geen gekke gedachte. Vandaar dat ik er toch voorstander van ben om dit kiesrecht in de toekomst gezamenlijk te regelen in een consensusrijkswet. Ik ben het dus graag met de motie eens en zal ervoor stemmen.

De heer Engels (D66):

Mevrouw de voorzitter. Met de regering is mijn fractie van oordeel dat de principiële keuze voor een gelijke positie in het kiesrecht voorop behoort te staan. Voor zover de vraag voorligt of nu al moet worden vastgelegd dat het kiesrecht voor het Europees Parlement binnen drie jaar in een rijkswet moet worden opgenomen, delen wij het standpunt van de staatssecretaris. Ook wij menen dat de uitkomsten van de aangekondigde evaluatie, inclusief het voorgenomen juridisch onderzoek, moeten worden afgewacht. Dat betekent dat de D66-fractie de motie niet zal steunen.

De heer Dölle (CDA):

Voorzitter. Eerst de weinig verrassende mededeling dat wij de motie wel steunen. Wanneer de Kamer de motie zou aanvaarden, zou zij daarmee uitdrukken dat zij vindt het kiesrecht geregeld behoort te worden niet in de nationale organieke wet van het land Nederland in Europa, maar in een consensusrijkswet, wanneer de 210.000 landskinderen op Aruba en de Nederlandse Antillen, de beide andere landen die met ons samen het Koninkrijk vormen, dat kiesrecht in de toekomst krijgen. Wij weten dat de staatssecretaris zegt: jongens, wacht nu even af, wij gaan evalueren, wij gaan zelfs juridische expertise inwinnen. Onze opvatting is dat de juridische expertise ook in deze Kamer moet zitten en dat de bewaking van het Statuut en de Kieswet ook een zaak is van deze Kamer. Vandaar dat wij met de nodige gelatenheid dit oordeel, dat je zo niet kunt omgaan met het kiesrecht van de Antillianen en de Arubanen, aan de collega's voorleggen.

In stemming komt de motie-Dölle c.s. (31392, letter G).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, GroenLinks en de OSF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik schors de vergadering voor enkele minuten, in afwachting van de premier, dus ik verzoek u om niet allemaal naar de koffiekamer te gaan, maar in de zaal te blijven.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven