Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (27008) en het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van Wgr-plusregio's (Wijzigingswet Wgr-plus) (29532).

(Zie vergadering van 15 november 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Meindertsma (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie is het eens met de Raad van State dat er bij deze wetswijziging eigenlijk niet meer kan worden gesproken van een hulpstructuur. Daarom moet heel snel de afweging worden gemaakt om te komen tot een bestuurlijke structuur met democratische verantwoording en legitimatie in de grootstedelijke regio's. Dat zou op zichzelf genomen voldoende reden zijn om tegen dit wetsvoorstel te stemmen. De PvdA-fractie heeft in haar belangenafweging echter ook uitdrukkelijk meegewogen dat de noodzaak groter is dan ooit om in de grootstedelijke regio's de gemeenten tot niet-vrijblijvende samenwerking te verplichten, en daar horen bevoegdheden bij.

Wij houden de minister aan de volgende toezeggingen:

  • - het debat over het middenbestuur zal nog in 2006 in beide Kamers der Staten-Generaal plaatsvinden;

  • - de evaluatiebepalingen rond deze wet, in elk geval de bepalingen betreffende de democratische legitimatie en het probleemoplossend vermogen, zullen ook in deze Kamer aan de orde worden gesteld;

  • - met nadruk zullen de gemeenteraden erop gewezen worden dat zij hun democratische controletaak ten opzichte van de samenwerkingsorganen daadwerkelijk moeten oppakken, ook naar de burgers toe.

De PvdA-fractie zal, weliswaar met enigszins bezwaard gemoed, vóór dit wetsvoorstel stemmen en op ieder moment dat daarvoor de gelegenheid bestaat, de gewenste tijdelijkheid en de noodzaak tot democratische legitimatie van deze Wgr-plusregio's opnieuw aan de orde stellen, dat wil zeggen zowel bij de doorwerking van deze wet in de sectorwetten als bij de bespreking van de notitie over het middenbestuur en de evaluatiebepalingen van deze wet.

De heer Van den Oosten (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is verheugd over de toezeggingen van de minister, gedaan tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel op 15 november jongstleden, dat hij binnen een jaar komt met voorstellen voor de inrichting van het middenbestuur, waarbij er al in het voorjaar van 2007 een nieuwe situatie ontstaat, en dat de nieuwe Wgr-plusregio's met hun 6 miljoen inwoners en 108 gemeenten daarin volledig meedoen.

Wij constateren derhalve dat daarmee materieel de Wgr-plus als tijdelijk beschouwd dient te worden. Hiermee kan dus ook het ontbreken van voldoende democratische legitimatie als tijdelijk worden gezien. Voorts constateren wij dat de minister de procedure voor de zogenaamd uittredingsregeling zodanig zal inrichten dat deze een reële kans biedt op het leveren van regionaal maatwerk.

Met inachtneming van deze twee belangrijke toezeggingen kunnen wij dit wetsvoorstel aanvaarden.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De Wgr-plus is formeel niet, maar materieel wel een tijdelijke wet. De minister komt binnen een jaar met een doortimmerde visie op het provinciale en gemeentelijke bestuur. Wij verwachten dat de plusregio's daar in deze vorm geen onderdeel van zullen uitmaken. De plusregio's zijn ondoordacht, inefficiënt en ondemocratisch, en zij wringen met de Grondwet. De Wgr-plus is weliswaar een tijdelijke, maar daarmee niet een minder slechte wet. Het wetsvoorstel zal dan ook niet onze goedkeuring krijgen.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. Het grootste probleem dat de fractie van GroenLinks heeft met het wetsvoorstel dat de Wgr-regio's een nieuw wettelijk kader geeft is dat de Wgr-plusgebieden reële bevoegdheden krijgen zonder dat daar directe democratische legitimatie via een direct gekozen bestuur tegenover staat. Voor ons is dat verreweg de belangrijkste reden om tegen dit wetsvoorstel te zijn, temeer daar de minister in het debat wel wat heeft bewogen in de richting van de meerderheid van de Kamer – en dat is al heel wat – maar toch nog net te weinig, omdat hij weigerde te erkennen, anders dan de VVD-woordvoerder stelde, dat deze wet van tijdelijke aard zal zijn. Wij zouden dat pas volgend jaar kunnen beoordelen, maar wij vinden dat er van te weinig beweging sprake is. Daarom zullen wij tegen dit wetsvoorstel stemmen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Zoals onze fracties vorige week al te kennen hebben gegeven, zullen wij voor wetsvoorstel 27008 stemmen. Wat betreft wetsvoorstel 29532, de Wgr-plus, heeft de minister zich niet willen binden aan een geldigheidsduur. Zou hij dit wel hebben gedaan, dan zou ons dat mogelijkerwijs over enkele inhoudelijke bezwaren heen geholpen hebben. Nu dit niet het geval is, zullen wij geen steun verlenen aan dit wetsvoorstel.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Inpassing van dit wetsvoorstel in de bestuurlijke hoofdstructuur is problematisch uit oogpunt van democratie, integraliteit en slagvaardigheid. In de huidige bestuurlijke configuratie is de constructie van de plusregio weliswaar een onvolmaakte, maar op dit moment eigenlijk de enige figuur om een verbetering in het grootstedelijke bestuur tot stand te brengen. Gelet op het debat dat in 2006 zal starten op basis van een door de minister toegezegde notitie over de toekomst van het middenbestuur mag worden aangenomen dat dit wetsvoorstel in feitelijke zin geen eeuwigheidswaarde zal kennen. Aangezien deze aanname past in de opvatting van D66 dat de plusregio niet het eindbeeld van grootstedelijk bestuur kan zijn, kan mijn fractie met dit voorstel instemmen.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Het is duidelijk dat wij niet erg enthousiast zijn over de Wgr-plus. Het zou zo moeten zijn dat de normale overheidstaken kunnen worden uitgevoerd binnen de normale overheidsstructuur. Wij hopen dat die situatie kan worden bereikt. Zolang die situatie niet is bereikt, hetgeen met de grootstedelijke problematiek nu duidelijk het geval is, moet hierin worden voorzien. Dit is een pragmatische overweging die mij ertoe brengt om vóór te stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel 27008.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel 29532.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de ChristenUnie en de SGP tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven