Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van:

het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29764);

het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29765).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Het wetsvoorstel Awir is in deze Kamer uitvoerig behandeld en voor een belangrijk deel zijn onze vragen naar tevredenheid beantwoord. Mijn fractie ziet een groot aantal voordelen in dit wetsvoorstel. Vooral het feit dat er een einde komt aan al die loketten waar toeslagen moeten worden aangevraagd, stemt mijn fractie tevreden. Hetzelfde geldt voor het terugbrengen van het niet-gebruik dat met dit wetsvoorstel wordt bevorderd. Wij zouden dan ook geneigd zijn om vóór het wetsvoorstel te stemmen, ware het niet dat het ontbreken van een hardheidsclausule zwaar voor ons weegt. Het gaat ons daarbij niet om een hardheidsclausule in fiscale zin, maar om een hardheidsclausule in sociale zin.

Op zichzelf kunnen wij ermee leven dat het huidige inkomen grondslag is voor toeslagen. Het gaat ons niet om een algemene vangnetregeling om iedere inkomensachteruitgang te kunnen compenseren. Wij kunnen echter niet om het gegeven heen dat zich situaties kunnen voordoen, waarin iemand halverwege het jaar geconfronteerd wordt met een forse inkomensdaling waarbij hij of zij op jaarbasis boven het norminkomen voor huurtoeslag blijft, maar gedurende de laatste paar maanden van het jaar wel door de financiële bodem zakt. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij mensen van wie het inkomen deels bestaat uit toeslagen die bij ontslag niet verdisconteerd worden in de WW-uitkering.

Ik leg een rekenvoorbeeld voor. Een kostwinner verdient rond de € 30.000, waarvan € 3000 uit toeslagen bestaat. Hij woont in een huurwoning met een huur van € 420. Per 1 augustus wordt hij ontslagen en ontvangt op jaarbasis dan € 18.900 aan WW. Zijn totale jaarinkomen komt daarmee op € 25.375. Daarmee komt hij net niet in aanmerking voor een huurtoeslag, maar in de laatste maanden van het jaar is zijn maandinkomen € 1575 bruto, terwijl zijn huur nog steeds € 420 bedraagt. Ik kan de minister en de staatssecretaris verzekeren dat dit lastig rondkomen wordt.

In de schriftelijke voorbereiding heeft de staatssecretaris steeds gezegd dat mensen ook moeten sparen voor onvoorziene omstandigheden. Mijn fractie kan daar een eind in meegaan, maar soms is het eenvoudigweg niet mogelijk om geld te reserveren, ook als je boven het minimum zit. Laten wij wel wezen: een modaal inkomen is langzamerhand geen vetpot meer. Zeker in een gezin met kinderen kunnen de kosten hoog oplopen, terwijl je op grond van je inkomen buiten allerlei tegemoetkomingen en regelingen valt.

Wij willen graag dat in dit soort situaties mensen de helpende hand wordt geboden. Er is niemand bij gebaat als dergelijke gezinnen "door de hoeven zakken". Nogmaals, het gaat niet om een algemene regeling, maar om het kunnen bieden van soelaas in individuele schrijnende gevallen: een hardheidsclausule in sociale zin. Als de staatssecretaris en de minister willen toezeggen hiervoor ruimte te creëren, nemen zij een belangrijk obstakel weg voor mijn fractie om vóór de wet te kunnen stemmen.

Mevrouw Van Dalen-Schiphorst (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie heeft veel waardering voor het wetsvoorstel Awir. In het bijzonder willen wij daarbij noemen de stroomlijning van zowel begrippen, als uitvoering. Ook hebben wij waardering voor het feit dat 55% van de rechthebbenden reeds de eerste keer, dit jaar, een formulier toegestuurd krijgen dat al vrijwel kant en klaar is. Met het wetsvoorstel is een stap voorwaarts gezet om de armoedeval inzichtelijk te maken en terug te dringen. Toch blijft er nog wel iets te wensen over.

Al in de schriftelijke procedure is door onze fractie aangegeven dat de koppeling aan het fiscale inkomensbegrip gevolgen kan hebben die haaks staan op doel en strekking van de voorliggende wetsvoorstellen. In de memorie van antwoord is hierop uitgebreid ingegaan. Wij begrijpen de argumentatie van de zijde van de regering, maar het neemt onze zorgen op dit punt niet helemaal weg. Vandaar dat wij erop aandringen dat de ontwikkelingen in de praktijk met betrekking tot de door ons geschetste probleempunten nauwgezet worden gevolgd en dat waar nodig reparaties in de Awir worden aangebracht. Dit geldt met name voor die belastingplichtigen die anders dan gewone werknemers de hoogte van hun jaarlijkse fiscale inkomen tot zekere hoogte kunnen beïnvloeden, zoals ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders.

De fractie van het CDA heeft bij verschillende wetsvoorstellen aangedrongen op terugdringing van het niet-gebruik. Zo ook bij de Awir. Recent echter kwam mij een verhaal ter ore dat ik hier niet onvermeld wil laten omdat het de andere kant van de medaille belicht. Iemand werkt vijf dagen in de week. Het is echter een slimme werknemer en hij bedenkt dat hij met één dag of misschien anderhalve dag minder werken net zoveel minder verdient dat hij aanspraak kan maken op verschillende regelingen zoals vervat in de Awir en daarmee zijn inkomen op peil kan houden. Een zogenoemde calculerende burger! Maar daarvoor zijn regelingen zoals vandaag aan de orde toch niet bedoeld? Wat betekent dit? Zijn er te weinig prikkels om te werken? Bieden de banen in ons land te weinig uitdaging en plezier in het werk? Als je de kranten mag geloven, hebben Nederlanders en Belgen het minste plezier in hun werk. Ik weet wel dat je de kranten niet altijd moet geloven, maar toch. Of zijn de regelingen te toegankelijk, zo vraag ik met enige schroom. Anders geformuleerd: aan welke kant moet je dat probleem oplossen? Meer controle op de aanvraag voor toeslagen? Dat betekent méér regelgeving en daarop zit eigenlijk niemand te wachten. Integendeel, dit kabinet zet fors in op terugdringing van administratieve lasten. Tegelijkertijd wordt op de hierboven geschetste wijze gebruikgemaakt van regelingen op een manier die naar ons oordeel niet bedoeld is. Dit vraagt wél om een oplossing. Deze wijze van handelen zou er in een uiterste geval zelfs toe kunnen leiden dat geen recht kan worden gedaan aan diegenen die er werkelijk op zijn aangewezen.

Wij horen graag of de zojuist geschetste handelwijze door de bewindslieden kan worden bevestigd en hoe dit probleem wordt aangepakt.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de regering voor de uitgebreide beantwoording van ook onze commissoriale vragen in de memorie van antwoord. De beide voorliggende wetten kunnen rekenen op de steun van de fractie van de SP en dat ondanks het feit dat wij echt liever een andere systematiek hadden gezien rondom de zorgtoeslag. In plaats van het toekennen van een zorgtoeslag hadden wij verre de voorkeur gegeven aan het invoeren van een inkomensafhankelijke zorgpremie. Dat had een heleboel bureaucratie gescheeld en de solidariteit tussen mensen met veel en weinig geld verstevigd. Het is uiteindelijk toch een politiek-ideologische reden die dit kabinet ervan weerhoudt die makkelijke en eerlijke weg te kiezen.

De regering zegt in de memorie van antwoord dat een inkomensafhankelijke premie de prikkel mist die een substantiële nominale premie wél heeft, te weten een prikkel voor de burger om een echte afweging tussen verzekeraars te maken, die alleen dan zelf weer stevig zullen inzetten op het in de hand houden van de kosten van de zorg. Een dergelijke keuze maakt een keuze voor een compenserende zorgtoeslag onvermijdelijk. De regering kiest dusdoende voor een nieuwe vorm van georganiseerd wantrouwen in plaats van logische solidariteit. De tijd zal leren waartoe die keuze leidt. Wij hebben er weinig vertrouwen in, zoals wij op andere momenten hier in deze zaal al ruimschoots duidelijk gemaakt hebben.

Gegeven de keuze voor de zorgtoeslag, is het een goede zaak dat er naar een systeem gestreefd wordt met één loket, een eenduidige definiëring en één aanvraagformulier voor een tegemoetkoming in de kosten van huur en zorg. Het zijn mooie plannen. De vraag is wel hoe die éénloketgedachte in de praktijk zal werken. Ik verzoek de regering, ons eerlijk en snel te informeren als mocht blijken dat het plan beter was dan de uitvoering.

Wij hopen dat de aanpak die de regering nu voorstelt met veel voorlichting, actieve benadering van potentieel belanghebbenden, extra aandacht voor mensen met weinig geld en ouderen en zoveel mogelijk vooraf invullen van al bekende gegevens op toe te sturen formulieren, ertoe leidt dat het niet-gebruik van de regeling zo laag mogelijk zal zijn. Wij zijn het er toch over eens dat het feitelijk onaanvaardbaar is dat er tot nu toe steeds sprake lijkt van een niet-gebruik van het recht op huursubsidie door 15% tot 27% van de rechthebbenden? Een kolossale hoeveelheid rechthebbenden maakt dus geen gebruik van de rechten die per wet worden aangeboden. Wat wordt het streefcijfer van de regering om dat niet-gebruik omlaag te brengen en wanneer gaan wij het resultaat evalueren?

Mevrouw de voorzitter. Wij vinden het jammer dat er geen link gelegd wordt met de mogelijkheden die de bijzondere bijstand biedt. Natuurlijk, niet de Belastingdienst, maar de gemeente is belast met de uitvoering van de Bijstandswet, maar wij menen toch dat met enige creativiteit hier wel een verbinding gelegd had kunnen worden die eraan zou kunnen bijdragen dat in ieder geval eenieder het zijne of het hare krijgt. Waar het bij dit soort regelingen voor mensen met weinig geld om gaat is dat het geld komt waar het moet zijn en dat het niet ten onrechte wordt onthouden aan mensen die niet de juiste weg hebben weten te vinden. Ik vraag de regering te bezien of in de toekomst in dezen een creatieve verbinding gelegd kan worden.

Volgens de regering zal het met de door onder andere Aedes geschetste problematiek van het terugvorderen van te veel ontvangen huursubsidie wel loslopen. Laten wij dat met de regering hopen, maar tegelijkertijd afspreken dat als zaken anders lopen dan de regering nu voorziet er snel aan het parlement wordt gerapporteerd, zodat wij samen kunnen nagaan hoe het best gehandeld kan worden. Kan ik die toezegging krijgen?

Met de regering vinden wij het een stap vooruit dat voortaan ook achteraf een beroep op huursubsidie gedaan kan worden en wel tot 1 april na afloop van het berekeningsjaar. Wij zijn benieuwd of die verruiming daadwerkelijk tot een groter aantal aanvragen leidt. Wij worden graag op de hoogte gehouden van de ontwikkeling.

Deze behandeling zou natuurlijk een goede gelegenheid zijn geweest om een derde regeling aan de bestaande toe te voegen, namelijk de inkomensafhankelijke kinderbijslag. Mijn partij heeft het voorstel daartoe reeds vele malen aan onder andere deze regering gedaan en zelfs daarbij enige sympathie ontmoet. Echter, veel verder komt men niet, terwijl het iets is dat het mooi op dit formulier had gepast en waarmee wij werkelijk een substantiële verbetering van inkomensafhankelijke regeling hadden gehad. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft nog een lang politiek leven voor hem, begrijp ik. Misschien kan hij hierover nog eens in de komende periode nadenken. Dat zou toch wel mooi zijn: de inkomensafhankelijke kinderbijslag van De Geus. Dan zouden wij hem zo herinneren en niet op een andere manier.

Mevrouw de voorzitter. Wij wensen de Belastingdienst veel succes en sterkte bij het uitvoeren van deze nieuwe regeling. Wij vragen namelijk wel erg veel van onze mensen die normaal een blauw formulier voor zich hebben. Mochten er vanuit de Belastingdienst signalen komen die erop duiden dat wij het er met deze regeling voor zijn medewerkers en zeker voor zijn klanten niet leuker en gemakkelijker op hebben gemaakt, dan horen wij dat graag snel. Tot het zover is, wensen wij de regering veel succes met de uitvoering van deze wet.

De heer Van den Oosten (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie steunt voluit het streven van het kabinet, zoals neergelegd in het hoofdlijnenakkoord, om inkomensafhankelijke regeling, met name voor zorg, kinderen en wonen, verder te stroomlijnen. Deze stroomlijning moet ook naar onze mening leiden tot meer transparantie voor de burger, tot vermindering van uitvoeringkosten en tot een meer effectieve aanpak van de armoedeval. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet daarin en gaat gelden voor een aantal inkomensafhankelijke regelingen met een relatief groot bereik. De VVD-fractie vindt belangrijke aandachtspunten: de inkomenseffecten, de uitvoeringskosten, de tijdige uitvoerbaarheid van de wet en de aanpak van de armoedeval. Daarover hebben wij dan ook in de schriftelijke ronde vragen gesteld. De VVD-fractie is tevreden over de beantwoording. Daar spreekt een goede aanpak uit waarmee de beoogde voordelen voor burger en overheid kunnen worden binnengehaald. Zo wordt de burger beter en sneller bediend, bijvoorbeeld met betrekking tot de huursubsidie. Er worden belangrijke besparingen bereikt en het kabinet let scherp op de inkomenseffecten.

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie heeft ook gevraagd of de Belastingdienst Toeslagen in staat zal zijn om de verschillende regelingen tijdig en volledig uit te voeren. De regering geeft aan tijdig de nodige maatregelen te hebben genomen of te zullen nemen met betrekking tot de automatisering, de communicatie, de dienstverlening, de rechtshandhaving en de inrichting van de nieuwe organisatie. Immers, om op 1 januari 2006 over een werkende organisatie te kunnen beschikken die de toeslagen huur en zorg kan uitvoeren, moeten per 1 september 2005 de aanvraag- en dienstverleningsprocessen gereed zijn. Ook de andere fracties hebben op het belang daarvan gewezen. De VVD-fractie gaat er nadrukkelijk van uit dat die toezeggingen staan als een huis. Graag vraagt zij nog kort aandacht voor een drietal punten.

De regering geeft in het kader van betere dienstverlening aan, de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon te verbeteren door middel van een plan van aanpak met maatregelen voor de korte en lange termijn. In het kader van dienstverlening en ook ter vermindering van administratieve handelingen is dit een belangrijk instrument. De VVD-fractie vraagt hier nadrukkelijk aandacht voor. Overigens probeerden wij de Belastingtelefoon te bereiken. De laatste drie weken belden wij achtmaal met de Belastingtelefoon op verschillende tijdstippen. Wij slaagden er niet een keer in iemand aan de lijn te krijgen. Je wordt zelfs niet in de wachtstand geplaatst. Heeft de staatssecretaris ooit zelf gebeld?

Staatssecretaris Wijn:

Ja hoor!

De heer Van Oosten (VVD):

Voorts vragen wij aandacht voor de recentelijk door de Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen in het financieel beheer van de huursubsidie bij VROM. Dat heeft te maken met de soms gebrekkige gegevensuitwisseling tussen het huursubsidiesysteem en de gemeentelijke basisadministratie en met de ontoereikende afhandeling van uitvalrapportages. Minister Dekker heeft inmiddels een verbeterplan ingediend. Nu de uitvoering per 1 januari aanstaande naar de Belastingdienst gaat, vraagt de VVD-fractie aandacht voor tijdige implementatie van het verbeterplan.

Wij hebben hier vorige week uitgebreid gesproken over de zorgtoeslag. Wij hebben begrepen dat het de bedoeling is de aftrek buitengewone ziektekosten te betrekken bij de zorgtoeslag. Gaarne vernemen wij of wij dit juist hebben begrepen en zo ja, wanneer het implementatietraject gereed zal zijn.

De voorzitter:

Zijn de bewindspersonen bereid en in staat om meteen te reageren? Zo ja, dan geef ik het woord aan de minister.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik gaf het woord aan de minister, maar de staatssecretaris mag ook. Waarschijnlijk een prettig vooruitzicht!

Staatssecretaris Wijn:

Dat had ik zelf ook gedacht. U begrijpt dat ik de hiërarchie altijd zeer in de gaten houd en zo nu en dan zelfs waardeer. Maar de heer De Geus verzocht mij om als eerste ondertekenaar van de wet te antwoorden, dus dat is keurig conform.

De voorzitter:

Ga uw gang.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Ik heb met veel genoegen naar de inbreng uit uw Kamer geluisterd. Wij hadden de stille hoop dat het wetsvoorstel vanwege de uitgebreide schriftelijke gedachtewisseling wellicht zelfs als hamerstuk de revue kon passeren. Maar ik ben het met uw Kamer eens dat dit geen recht zou doen aan dit wetsvoorstel, waarmee wij een langgekoesterde wens, althans van een groot aantal partijen, in vervulling kunnen doen gaan, te weten het afstemmen van de inkomensafhankelijke regelingen en het creëren van een overkoepelend kader daarvoor.

De bedoeling van het afstemmen van de inkomensafhankelijke regelingen is nu juist om de armoedeval te verminderen. Wanneer je die regelingen onder een paraplu brengt, kun je dat door de harmonisatie van definities langzamerhand bereiken. Mevrouw Van Dalen heeft de omgekeerde armoedeval aangegeven: als je minder gaat werken, ga je er dan per saldo niet op vooruit? De armoedeval beschrijven wij juist als volgt: als je meer gaat werken, ga je er dan per saldo niet op achteruit? Het mechanisme dat zij schetst is inderdaad de andere kant van de medaille. Wij kunnen een heel verhaal houden dat het ook te maken heeft met koopkrachtondersteuning. Een samenloop van zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag zou evenwel tot een heel sterke stapeling moeten leiden om daadwerkelijk te kunnen zeggen: ik ga minder werken en daardoor ga ik er per saldo op vooruit, want de toeslagen nemen toe doordat ik minder inkomen heb.

Mevrouw Van Dalen-Schiphorst (CDA):

Het kan ook gelijk blijven.

Staatssecretaris Wijn:

Ja, het kan ook gelijk blijven. Ik denk niet dat het vaak voorkomt, maar ik sluit niet uit dat dit in een bepaald geval mogelijk is. Daarbij geldt wel dat je de kosten moet maken om die toeslag te krijgen. Je moet wel de kosten hebben van een huurwoning. Wanneer wij het systeem van lastenmaximering verder verfijnen, krijgen wij een heel mooie glijdende schaal, waarbij wij zeggen: hoeveel je ook verdient, je besteedt een bepaald percentage aan je woning en aan ziektekosten. Wij zetten heel belangrijke stappen in die richting, maar zolang dat nog niet helemaal uitgewerkt is, sluit ik niet op voorhand uit dat dit kan gebeuren, al is de toeslag in het algemeen niet in die orde van grootte dat je daarmee een inkomensverlies volledig compenseert. Ik zie het niet een, twee, drie voor mij, maar ik sluit ook niet voor honderd procent uit dat het kan voorkomen.

Dat is de natuurlijke tegenvraag van het voorbeeld dat door de Partij van de Arbeid naar voren is gebracht over iemand die een forse inkomensachteruitgang maakt. Ik word wat overvallen door dit specifieke voorbeeld, maar ik heb een aantal voorbeelden gekregen naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer. Daarbij gaat het om de vraag of iemand voldoende gespaard kan hebben. Ik heb een standaardvoorbeeld gekregen van iemand met een inkomen van € 27.000 dat per 1 augustus zakt naar € 16.000. Als iemand een stabiel inkomen heeft op het gemiddelde, dus € 22.000 of € 23.000, zou hij geen huursubsidie krijgen. Als het inkomen het jaar daarna gemiddeld € 16.000 is, zou hij uitkomen op een huurtoeslag van ongeveer € 700.

Je moet het volgende vergelijken. Door het hoge startinkomen en het lage eindinkomen wordt gedurende dat jaar een gemiddeld inkomen gecreëerd dat ertussenin beweegt. Vanaf het jaar daarop ga je helemaal rekenen op basis van dat lage inkomen. Dan is de vraag hoeveel toeslag je tekort komt op de situatie dat je die inkomensdaling per 1 januari gehad zou hebben, terwijl je deze wel kunt krijgen voor de rest van het jaar. In dit geval komt dat uit op ongeveer € 300. Ik hoop dat men dit kan volgen.

Zo bezien heeft mevrouw Linthorst gelijk dat ik in de Tweede Kamer een aantal malen heb gezegd dat het erom gaat hoeveel je mag verwachten dat iemand als buffer en eigen verantwoordelijkheid op zijn spaarrekening heeft staan. Ik heb het voorbeeld net gekregen, maar ik leg het naast een standaardvoorbeeld dat wij met mevrouw Noorman-den Uyl hebben besproken. Met een inkomen van iets minder dan een maand op je spaarbankboekje zou je de situatie moeten kunnen overbruggen dat je al helemaal op dat lagere salaris zit.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Mijn fractie is niet op zoek naar algemene regelingen, maar het gaat om de erkenning dat zich een situatie kan voordoen die men niet heeft kunnen voorzien. Ik zie wel een spanningsveld tussen iemand met een stabiel inkomen op dat niveau die niets krijgt, terwijl iemand met een terugval naar datzelfde inkomen wel wat krijgt, maar toch zit er een verschil in. Als je net boven een bepaald inkomen zit, heb je in de eerste helft van het jaar allerlei uitgaven gedaan waarvoor je vaak geen tegemoetkoming krijgt. De middeninkomens vallen vaak tussen wal en schip, omdat zij geen tegemoetkoming in de kosten krijgen.

Staatssecretaris Wijn:

Op welke kosten doelt u?

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Bijvoorbeeld op kosten voor schooluitgaven. Er zijn altijd allerlei inkomensafhankelijke tegemoetkomingen, bijvoorbeeld voor schoolgeld, boekenkosten enzovoort. Als ik er even over zou nadenken, weet ik er nog wel meer, maar het gaat even om de gedachte. Als je die kosten in de eerste helft van het jaar hebt gehad, heb je een inkomensval van soms meer dan 30%, omdat sommige inkomensdelen niet worden verdisconteerd in de WW. Het gaat erom of de regering bereid is om te erkennen dat in dat soort situaties gewoon een helpende hand geboden zou moeten kunnen worden. Dan zou meer naar de geest van de wet worden geopereerd dan naar de letter van de wet. Het gaat dus niet om algemene regelingen, maar gewoon om de erkenning dat zich altijd situaties kunnen voordoen die niemand heeft beoogd en die wij ook niet zouden moeten willen.

Staatssecretaris Wijn:

Dat hangt ervan af hoe algemeen u vraagt om iets te erkennen. In algemene zin is natuurlijk meteen te erkennen dat in je leven dingen kunnen gebeuren die je niet hebt kunnen voorzien. Dat zijn dan vaak ook nog heel nare dingen. Als je daarmee echt onder het sociaal minimum dreigt te geraken, kan de bijzondere bijstand inspringen. Daar zal minister De Geus straks nog op ingaan. Als wordt geprobeerd om langs de weg van de toeslagen – de huurtoeslag, kinderopvangtoeslag of zorgtoeslag – neveneffecten te voorkomen bij andere inkomensafhankelijke regelingen, bijvoorbeeld de Wetos, de tegemoetkoming voor studiekosten c.q. lesgeld, vind ik eerlijk gezegd dat dat niet binnen het kader en de scope van deze wetgeving moet vallen. Als het gaat om een inkomensterugval en de effecten daarvan op de huurtoeslag, de zorgtoeslag of een kinderopvangtoeslag, die komen te vallen onder de paraplu van de nu voorliggende Awir, en als je dan inkomensposities doorrekent – onder andere zoals u die schetst – en als je dit, afhankelijk van wanneer het in het jaar gebeurt, meteen doorgeeft aan de Belastingdienst, kunnen wij ons binnen het huur-, zorg- en kinderopvangdeel van de inkomensafhankelijke regelingen geen situaties voorstellen waarin je meer nodig zou hebben dan een maandsalaris op een bankrekening om de periode te kunnen overbruggen voordat je vanaf 1 januari van het volgende jaar toeslagen krijgt op je nieuwe lagere inkomen. Sterker nog: onze berekeningen blijven daaronder.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Ik zou het heel prettig vinden als u op het specifieke voorbeeld ingaat, want daarbij gaat het om vijf maanden lang een inkomen van € 1575 bruto, met een huur van € 420. Dat is, zeker in de grote steden, geen exorbitant hoge huur. Daarmee moet men vijf maanden zien rond te komen.

Staatssecretaris Wijn:

U zei dat die persoon daarvoor € 30.000 verdiende. Als wij ervan uitgaan dat hij een maand spaargeld heeft, zou je kunnen zeggen dat dat een twaalfde van € 30.000 is. Je komt dan uit op een bedrag van ongeveer € 2500, dat dan op een rekening staat. Daar zou je dan vijf maanden mee moeten doen. Dat is € 500 per maand. Dan zou je dus komen op ruim € 2000 met een huur van € 400. Ik geef toe dat het niet plezierig is, maar ook omdat er andere tegemoetkomingen zouden kunnen zijn, vind ik dit niet een zo slechte situatie dat je moet zeggen dat die persoon volledig door het ijs zakt.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Het voorbeeld staat of valt natuurlijk met de waarschijnlijkheid waarmee iemand met een gezin, een kostwinner, in staat is om bij een inkomen van € 2500 een maand salaris te reserveren. In de praktijk valt dat nogal eens tegen. Dat heeft onder andere te maken met allerlei voorzieningen die niet onder deze wet vallen, maar waarmee een burger wel te maken heeft en waarvoor hij kosten moet maken. Eerlijk gezegd vind ik het niet heel spannend om te bekijken of het wel of niet kan. Het gaat om de erkenning dat zich klemsituaties kunnen voordoen. In de schriftelijke voorbereiding is al gewisseld dat het niet om heel veel gevallen gaat. Juist daarom zou het prettig zijn als de regering de grootheid zou willen hebben om dat onder ogen te zien en om te zeggen dat zij in voorkomende gevallen haar discretionaire bevoegdheid zal gebruiken om daarvoor een oplossing te zoeken.

Staatssecretaris Wijn:

Ik zie het anders. Het kabinet moet volgens mevrouw Linthorst de grootheid hebben om deze mensen tegemoet te komen. Het voorbeeld is relevant omdat concreet moet worden gemaakt, in harde euro's, waarom het gaat. Mevrouw Linthorst noemt een voorbeeld. Daarin komt iemand, na een inkomensdaling gedurende het jaar, gemiddeld uit op € 25.000 per jaar. Iemand anders verdient echter zonder inkomensdaling in een jaar hetzelfde bedrag. Hoe kan aan die laatste persoon uitgelegd worden dat die minder krijgt dan iemand die dat gemiddelde inkomen verdient na een inkomensdaling? Dat is inherent aan het werken met een jaarsystematiek. Als iemand door het sociaal minimum zakt, kan die aanspraak maken op de bijzondere bijstand. Minister De Geus kan overigens beter aangeven onder welke randvoorwaarden bijzondere bijstand wordt verstrekt.

Mevrouw Linthorst spreekt tevens van een hardheidsclausule. Wat mij betreft is die niet nodig. De systematiek gaat uit van draagkracht op jaarbasis. Het repareren van een inkomensdaling leent zich dan ook niet voor het toepassen van een hardheidsclausule. Ik heb het dan niet over een hardheidsclausule zoals in het vreemdelingenrecht. Ik doel meer op het financieel-economische domein. Bij een hardheidsclausule is de vraag of het om gevallen gaat waarvan de wetgever uitdrukkelijk heeft gezegd dat het zo niet de bedoeling is. Het kabinet geeft duidelijk aan dat in geval van een inkomensval, onder het sociaal minimum, iemand aangewezen is op de bijzondere bijstand, ter beoordeling van de gemeente. De jaarbasissystematiek en de landelijke gemiddelden maken dat iemand het zelf een beetje moet kunnen opvangen. Op jaarbasis gezien, gemiddeld gezien, komen deze mensen niets tekort ten opzichte van mensen met hetzelfde gemiddelde jaarsalaris.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Ik kan de redenering van de staatssecretaris een heel eind volgen. Ik vind het lastig dat de erkenning ontbreekt dat mensen met een hoger inkomen meestal een patroon van hogere uitgaven kennen, veroorzaakt door hogere kosten. In die zin gaat de vergelijking van een stabiel jaarinkomen met een gemiddeld jaarinkomen niet altijd op.

Staatssecretaris Wijn:

Wij maken dan ook bewust een omslag naar normkosten. Gekeken wordt naar de normpremie. Dat gebeurt ook in de huurtoeslag. De vraag is die naar de reële kosten. Mevrouw Linthorst geeft aan dat iemand met een hoger inkomen vaak hogere kosten heeft. Voor arbeidskosten bestaat het arbeidskostenforfait. Kosten van kinderen worden tegemoetgekomen met lesgeld en andere regelingen. Het is overigens een stille wens van mij om het lesgeld af te schaffen. Voor de specifieke kostencategorieën bestaan dus aparte regelingen. Waar dat niet het geval is, gaat het om de eigen verantwoordelijkheid of om kosten die gedekt moeten worden uit het vrij besteedbaar inkomen.

Wij begrijpen elkaar. Wellicht is hier sprake van een politiek verschil van mening. De onvermijdbare kosten op het gebied van zorg, huur en kinderopvang worden gedekt door de AWIR. Wij zorgen ervoor dat mensen gemiddeld over een jaar op gelijke wijze tegemoet worden gekomen.

Er is gevraagd naar het niet-gebruik, ook in de vorm van een concreet percentage. Er is terecht gezegd dat het een recht en geen plicht is om huurtoeslag aan te vragen. Toch willen wij niet dat de tegemoetkoming in de huurkosten onbekend blijft. Daarom houden wij de communicatie op het gebied van de huursubsidie die op dit moment al bestaat in stand. Het gemeentelijke huursubsidie-informatiepunt gaat straks huurtoeslaginformatiepunt heten. Die informatiepunten blijven dus bestaan. Wij voeren daarover overleg met de gemeenten die daar heel plezierig aan meewerken. Er zijn zelfs gemeenten die ons vragen om ook de sociale dienst wat extra voorlichting te geven en dat zullen wij doen.

De VVD-fractie heeft een vraag gesteld over de Belastingtelefoon. Wij rapporteren inmiddels op het internet over de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon, want dat willen wij transparant doen. Ik weet dat de Belastingtelefoon voor buitenlandse belastingplichtigen iets lastiger bereikbaar is dan de standaard. Ik merk al aan de reactie dat men de standaard heeft gebeld. Ik zou bijna zeggen dat men 's avonds na zessen moet bellen, omdat de druk dan iets minder groot is, maar dat is een flauw antwoord. Iedereen hoort op elk moment van de dag in 80% van de gevallen de Belastingdienst aan de lijn te krijgen. Ik erger mij er ook aan als ik ergens niet behandeld word. Ik heb zelf ook wel eens gebeld: één maal raak en één maal mis, maar dat is natuurlijk geen representatief onderzoek. Ik zal er wel continu druk op uitoefenen. Als wij de toeslagen introduceren, moet de Toeslagentelefoon goed bereikbaar zijn. Ik heb liever dat een aantal operators naar het mooie weer buiten kijkt dan dat er mensen in de wacht staan. Wij streven dus naar een overcapaciteit.

Toevallig heb ik van de week het plan gezien om een aantal infomercials uit te zenden. Dat zijn wat langere reclamespots van een minuut of vijf. Bij Postbus 51 moet het allemaal snel in dertig seconden. In deze spots wordt in een rustig tempo een aantal standaardgevallen gepresenteerd. Deze spots worden uitgezonden via de publieke en de commerciële zenders. Naast de gebruikelijke communicatiekanalen hebben wij de Toeslagentelefoon. Wij gaan massamediale campagnes voeren. Mensen die thans in de huursubsidie zitten, zullen wij automatisch een formulier toesturen omdat zij vermoedelijk huurtoeslaggerechtigd zijn. Wij zullen ook een grote populatie zorgtoeslaggerechtigden een brief sturen. Wij verwachten dat het daarmee voldoende bekend zal worden. Als dat niet zo is, zullen wij een extra inspanning plegen.

Ik zeg er eerlijk bij dat de uitvoering in het begin natuurlijk wel een tegenslagje zal kennen. Dat is met een groot project als dit bijna onvermijdelijk. Een voordeel is dat wij al een on-lineschakeling hebben met de GBA. Het probleem met de huursubsidie dat werd genoemd, zal zich in onze situatie niet voordoen. Er zullen desondanks wel wat dingen fout gaan. Het is van belang dat mensen snel hun aanvraagformulier insturen. Wij doen het niet in een blauwe envelop, want dan is de kans groot dat die op de grote stapel belandt. Als mensen de formulieren snel terugsturen, kunnen wij de stroom goed opvangen. Dat heeft men ook kunnen zien aan de toeslag voor kinderopvang. Ik zal dus niet zeggen dat het in één keer foutloos gaat, maar wij verwachten dat de fouten binnen de marges van het acceptabele blijven. Wij maken ook scenario's voor de fouten. De verwachting is dat wij overal een oplossing voor kunnen vinden.

Voorzitter. Ik kijk even of dit alles was wat ik uit de inbreng van uw Kamer gehaald had om op te reageren. Over de terugvordering van teveel betaalde huurtoeslag hebben wij schriftelijk uitgebreid van gedachten gewisseld. Ook daarvan zeg ik: natuurlijk, dat spreekt voor zich. Wij realiseren ons bij de Belastingdienst heel goed dat het heffen van geld toch iets anders is dan het uitbetalen van geld. Mocht straks blijken dat bepaalde dingen niet goed lopen of dat er onvoorziene dan wel onbillijke gevolgen optreden, dan zijn wij altijd bereid om te kijken naar potentiële wetswijzigingen. Als er dingen gebeuren die minister De Geus of mij ongewenst lijken of die wij niet voorzien hadden, dan zullen wij natuurlijk komen met aanpassingsvoorstellen. Het doel van deze operatie is immers niet ervoor te zorgen dat niemand meer een huurtoeslag krijgt. Het gaat er juist om het niet-gebruik te doen afnemen.

Voorzitter. Hiermee denk ik de vragen van de kant van de Kamer beantwoord te hebben.

Minister De Geus:

Voorzitter. Mijn collega heeft het al gemeld, de Awir maakt zaken makkelijker voor de burger: één loket, eenduidige functies, een aanvraagformulier voor huur en zorg en kinderopvang. Daarmee is de Awir ook van groot belang voor het beleidsterrein van werk en inkomen. Voor inkomen, omdat de belangrijkste inkomensafhankelijke regelingen door het Awir-begrippenkader nu echt gaan aansluiten op de werkelijke draagkracht, het actuele inkomen. Ook helpen grotere transparantie en dat ene loket bij het terugdringen van het niet-gebruik. Door de Awir weten mensen eerder wat hun recht is en waar zij het kunnen halen. Het is eveneens voor belang van werk omdat de Awir zorgt voor harmonisatie van inkomensbegrippen en daardoor voor beter zicht op de armoedeval. Wij kunnen nu beter zien waar de marginale druk stapelt en waar er knelpunten ontstaan. Bovendien wordt met dit voorstel de marginale druk van de huursubsidie – een regeling met een relatief hoge marginale druk – substantieel verlaagd. Goede resultaten dus in algemene zin.

Voorzitter. Ik kom te spreken op de bijstand en de bijzondere bijstand. De staatssecretaris zei het al, je kunt een dergelijke zaak niet los zien van wat wij uiteindelijk doen voor mensen op minimumniveau. Het is nog iets preciezer gezegd zo dat de bijstand zelf een vangnetgarantie is voor een inkomen dat niet op het minimumniveau zou komen. De bijzondere bijstand is een voorziening die daaraan annex is. De bijzondere bijstand is er dus niet om een inkomen dat lager is dan het minimuminkomen op het niveau van de bijstand te brengen. De bijzondere bijstand is er om bijstand te bieden in geval van bijzondere lasten die de draagkracht van betrokkene te boven gaan. Het kan zijn dat het verkrijgen van bijzondere bijstand samengaat met het hebben van een bijstandsuitkering, maar bijzondere bijstand kan ook samengaan met een andere uitkering, of dat nu een inkomen uit werk, een inkomen uit een uitkering, AOW, pensioen of wat dan ook is. De bijzondere bijstand is dus in bredere zin toegankelijk. Daar zou natuurlijk in sommige gevallen ook wel een beroep op gedaan kunnen worden. Het hoeft niet altijd te gaan om iemand die onder het minimum zakt. Het kan ook zijn dat iemand voor bijzondere uitgaven staat die niet gedaan kunnen worden. Er is een aantal voorbeelden gegeven en de bijzondere bijstand is wel degelijk ook daarvoor een instrument, zij het dat de toepassing van het instrument berust bij de gemeente en niet bij de Rijksoverheid.

Dan maak ik ten slotte een opmerking over de kinderbijslag. De heer Kox nodigt mij uit om de geschiedenis in te gaan als de minister van de inkomensafhankelijke kinderbijslag, maar mijnheer Kox, er zijn mensen die dat allang voor mij hebben gedaan. De kinderbijslag is inkomensafhankelijk begonnen. Hoe hoger het inkomen was, hoe hoger werd ook de kinderbijslag. In die tijd was de redenering dat als je een hoog inkomen had, dat dan de kosten van de kinderen ook wel hoog zouden zijn, omdat je immers veel duurdere kleren moest kopen etc. Dus moest de kinderbijslag inkomensafhankelijk zijn. Daarna is er gedacht: wij hoeven geen inkomenssteun te verlenen aan de rijkere mensen en gaan daarom naar een kostendekkende kinderbijslag. Wij streven naar kostendekking, zij het meer op een minimumniveau. Wij zijn daar nog niet mee klaar. Wij hebben dus nog niet echt een kostendekkende kinderbijslag op minimumniveau, al zijn wij intussen wel een heel eind in de richting gekomen. Deze regering is niet voornemens om terug te gaan naar de inkomensafhankelijke kinderbijslag en ook niet om de stap te zetten die u voorstelt.

De voorzitter:

Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Ik maak uit de non-verbale communicatie op dat ik een vraag niet heb beantwoord en er prijs op wordt gesteld als ik dat wel doe. Met uw welnemen, doe ik dat graag.

De voorzitter:

Ga uw gang.

Staatssecretaris Wijn:

Dank u wel.

Er is gevraagd naar het onderzoek naar de samenloop van de zorgtoeslag met de buitengewone uitgavenregeling in verband met ziektekosten. U hebt hier naar mijn beste weten vorige week met minister Hoogervorst over van gedachten gewisseld. Als het goed is, heeft hij u toegezegd dat wij proberen dat onderzoek te versnel len. Het probleem zal schuilen in het feit dat de zorgtoeslag is gebaseerd op normkosten en op een lastendruk of een lastenmaximering. Zo noem ik het maar even, al is het niet het meest orthodoxe gebruik van het woord. Laat ik het zo maar zeggen, omdat het daarmee samenvalt. De buitengewone uitgaven hebben te maken met een buitengewoon incidenteel karakter. Toch hebben mensen soms jaren achtereen buitengewone uitgaven. Zij zullen zich dus afvragen of die uitgaven nog een buitengewoon karakter hebben. Over die vraag buigen wij ons nog. Ik moet u heel eerlijk zeggen dat ik daar op voorhand geen uitweg voor zie. Ik ken de ambtenaren van onze ministeries als buitengewoon deskundig en begaafd. Zij zijn hier lekker mee bezig. Het zijn mooie puzzels. Ik wil alleen niet de verwachting wekken dat zij eruit komen, zeker niet voor 2006. Zij zullen het wel zo snel mogelijk proberen. Er wordt nagegaan wat eraan kan worden gedaan, maar het is een verdomd lastige kwestie.

De voorzitter:

Dan starten wij nu de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Linthorst.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik vind het jammer dat er weinig ruimte is voor wat extra's, te meer daar de minister erkent dat zich situaties kunnen voordoen waarin mensen door de hoeven zakken, zoals wij dat noemen. Als dat gebeurt, kunnen zij een beroep doen op de bijzondere bijstand. Het lijkt mijn fractie dat de bewindspersonen die verantwoordelijk zijn voor een wetsvoorstel, in dat wetsvoorstel een oplossing moeten bieden voor situaties die zich kunnen voordoen door dat wetsvoorstel. Daar zouden de gemeenten niet voor moeten opdraaien.

Mevrouw Van Dalen-Schiphorst (CDA):

Mevrouw de Voorzitter. Ik wil beide bewindslieden hartelijk bedanken, ook voor hun uitgebreide mondelinge beantwoording. Mijn fractie heeft geen behoefte aan een tweede termijn.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt terecht dat iedereen recht heeft op toeslag en geen plicht om de toeslag aan te vragen. Ik zou het willen omdraaien: de overheid heeft als spiegelbeeld van het recht dat zij haar burgers geeft, de plicht, althans de inspanningsverplichting om ervoor te zorgen dat iedereen het zijne krijgt. Natuurlijk lukt dat niet altijd. Wij zien echter dat 15 tot 27% of in ieder geval een ontzettend grote hoeveelheid mensen met recht op huursubsidie niet krijgen waar zij recht op hebben. Dit moet leiden tot inspanningen van de overheid. Hier zit altijd een spanning in, want hoe energieker de overheid wordt, hoe meer centen die kwijtraakt. Toch vind ik dat op dit punt het kwijtraken van de centen moet worden beschouwd als een loffelijk streven. Hoe meer je het niet gevorderde kunt terugbrengen, hoe meer je te prijzen bent. Volgens mij zeggen de staatssecretaris en de minister dat zij onderkennen dat er gaten kunnen vallen, zoals mevrouw Linthorst heeft gezegd. Ik ben iets optimistischer over de mogelijkheden om die met bijzondere bijstand te compenseren. Die is namelijk niet alleen gebonden aan het minimuminkomen. Er is meer ruimte. Dit maakt onderdeel uit van de wetsgeschiedenis, dus enige oproep van onze bewindslieden aan gemeenten om dit wat ruimhartiger toe te passen kan daarbij helpen. Ik deel de mening dat het creëren van een speciale hardheidsclausule in de wet ook weer een hele regeling op zichzelf is.

De staatssecretaris heeft gezegd: geen uitvoering zonder problemen, er zijn tegenslagjes mogelijk. Dat een ambtenaar, die toch al zo vrolijk is, eens een uurtje moet overwerken vind ik niet erg. Ik vind het ook niet erg dat de staatssecretaris eens extra naar de Kamer moet komen. Laten wij afspreken dat tegenslagjes niet inhouden wat wij met de huursubsidie een aantal keren hebben meegemaakt, namelijk dat mensen op hun centen moeten wachten. Dat is niet een tegenslagje, maar een ramp als je van die regeling afhankelijk bent. Als wij het daarover eens zijn en als de staatssecretaris als die situatie zich dreigt te ontwikkelen een worst case scenario klaar heeft liggen, inclusief een noodvoorziening om te zorgen dat iedereen het zijne krijgt en niet hoeft te wachten vanwege die tegenslagjes, kunnen wij dit wetsvoorstel steunen.

De heer Van den Oosten (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank de bewindspersonen voor de uitvoerige beantwoording in het plenaire debat. Vanmiddag is nog eens duidelijk geworden wat wij ook al schriftelijk hadden ervaren, namelijk dat de vaste wil bestaat om inderdaad het invoeringstraject op 1 januari gereed te hebben. In de marge zouden dan mogelijk zaken fout kunnen gaan. Daarvoor heeft iedereen wel begrip, in ieder geval onze fractie, maar de structurele aanpak die het kabinet kiest en waaraan het uitvoering geeft spreekt ons aan. Wij hebben daarin alle vertrouwen.

Het is ook plezierig om van de staatssecretaris van Financiën nog eens te horen dat hij van de dienstverlening aan de burger een buitengewoon belangrijk punt maakt. Het gaat daarbij niet om niets. Het gaat om grote getallen. Zo komen 6,1 miljoen huishoudens in aanmerking voor zorgtoeslag, en 1,1 miljoen huishoudens voor huursubsidie, terwijl er 2,3 miljoen wijzigingsberichten zijn. Als je tot je laat doordringen om welke aantallen het gaat, is die dienstverlening van buitengewoon groot belang en moeten ook de mensen om wie het gaat de Belastingdienst/Toeslagen straks kunnen bereiken voor – vaak eenvoudige – vragen, die veel administratieve rompslomp kunnen voorkomen.

De staatssecretaris sprak nog steeds over blauwe enveloppen. Blijft dat zo? De Belastingdienst/Toeslagen gaat nu structureel geld verstrekken. Ik meen dat veel mensen een beetje schrikken van die blauwe envelop.

Ik vond het buitengewoon plezierig van mevrouw Linthorst de volgende opmerking op te tekenen, die ik van de PvdA wel eens anders heb gehoord: "Hogere inkomens hebben ook hogere kosten". Ik vind het plezierig om dat vast te stellen.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter, ik denk dat wij wel voldoende van gedachten gewisseld hebben. In ieder geval hebben wij elkaar vriendelijke blikken toegeworpen ...

Ik ben het ermee eens dat de overheid, zodra zij het recht op een tegemoetkoming creëert, de plicht heeft om te zorgen voor een zodanige communicatie dat burgers weten dat dit recht bestaat. De overheid heeft dan ook de plicht om zo'n voorziening toegankelijk te maken. Het gaat nog net niet zo ver dat de overheid de plicht heeft om het geld ongevraagd op iemands bankrekening te storten, maar zij is wel verplicht om het bestaan van zo'n voorziening heel erg duidelijk te maken. Wij gaan er grofweg van uit dat straks iedereen die nu in het ziekenfonds zit, recht zal hebben op een zorgtoeslag. De zorgverzekeraar die iemand een ziektekostenverzekering aanbiedt, zal hem vragen of hij ook een zorgtoeslag wil aanvragen. Nu zullen wij in de toelichting bij het formulier voor het aanvragen van een zorgtoeslag aangeven dat de aanvrager wellicht ook recht heeft op huurtoeslag, gevolgd door de criteria daarvoor. En nogmaals, wie het formulier snel inlevert – daar zal men geen twee maanden over mogen doen – zal zelfs al op 20 december de eerste betaling kunnen krijgen, vooraf dus. Het is wel aardig, ik ben afkomstig uit het bedrijfsleven en ik ben in de afgelopen twee jaar steeds positiever over het ambtelijk apparaat gaan oordelen; mijn oordeel is nu zelfs zeer positief. Een jaar geleden waren er problemen met de voorlopige teruggave. In de gevallen waarin het echt misgelopen was, konden de betrokkenen naar het postkantoor om geld te halen; daar was een noodvoorziening voor getroffen. Nu wil ik de komende structuurwijziging niet bagatelliseren; je zou er bijna niet aan durven beginnen, als je de getallen op je laat inwerken. Maar ik heb er dus vertrouwen in dat de Belastingdienst zelfs als er dingen goed fout gaan, wel weer een oplossing zal vinden. Ik voel me dus mede gelet op mijn ervaring met de Belastingdienst comfortabel genoeg om deze dienst dit proces voor zijn rekening te laten nemen. En het worden inderdaad geen blauwe enveloppen, maar steenrode, wat misschien wel leuk is voor de PvdA. Wel, wie zulke enveloppen niet openmaakt, is wel een grote dommerik ...

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Naar mij blijkt, verlangt een van de leden stemming over deze wetsvoorstellen, zodat wij er volgende week over zullen stemmen.

Naar boven