De heer Middel (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Vorige week is tijdens de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel al gebleken dat de PvdA-fractie moeite heeft met dit
wetsvoorstel. Onze kritiek concentreert zich op twee punten. In de eerste
plaats wordt met terugwerkende kracht een verworven recht geschrapt, waar
eventueel een precedentwerking uit voortvloeit. De minister heeft gezegd dat
het niet anders kon. Zij zei dat de praktijk weerbarstig is, maar dat het
niet weer zal gebeuren. Dat is dus een duidelijke toezegging. In de tweede
plaats hebben wij er moeite mee dat de taak van de onafhankelijke Adviescommissie
voor vreemdelingenzaken terzijde wordt geschoven. De minister heeft gezegd
dat dit werk ook door ambtenaren kan worden gedaan.
Drie fracties in deze Kamer, de fracties van D66, GroenLinks en de PvdA,
hebben de zeer constructieve suggestie gedaan om de taak van de onafhankelijke
Adviescommissie voor vreemdelingenzaken in stand te houden en deze commissie
te laten bemensen door ambtenaren van de IND. Zij hebben toch niet meer zoveel
te doen, omdat het aantal asielzoekers drastisch terugloopt. De minister kwam
echter met een buitengewoon bureaucratische redenering om aan te geven waarom
dit volgens haar niet mogelijk was. Dat heeft er in de fractie van de PvdA
toe geleid dat er intensief is gediscussieerd over de manier waarop het nu
verder moet. Enkele fractieleden zeiden dat wij gewoon principieel moesten
tegenstemmen. Onze tegenstem houdt de wet echter niet tegen, want een meerderheid
van deze Kamer is toch voor. Bovendien is de Tweede Kamer, weliswaar tandenknarsend,
akkoord gegaan met deze wet. Al met al is de fractie van de PvdA in deze Kamer
tot de conclusie gekomen dat zij met moeite akkoord kan gaan met dit wetsvoorstel.
De manier waarop het gegaan is, verdient geen schoonheidsprijs. Wij geloven
de minister op haar woord als zij zegt dat het niet weer zal gebeuren.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks tegen
dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat
het is aangenomen.
Naar aanleiding van de vergadering van de bijzondere commissie voor de
JBZ-Raad deel ik u het volgende mede. De Eerste Kamer heeft op Voorzitter21
oktober 2003 het verslag met bijlagen ontvangen van de JBZ-raad
van 2/3 oktober 2003. In de aanbiedingsbrief bij dit verslag werd instemming
gevraagd bij een viertal koninkrijk bindende ontwerpbesluiten. De bijzondere
commissie voor de JBZ-Raad heeft heden voorgesteld in te stemmen met de punten
2a, B3 en B6. Instemming wordt onthouden bij agendapunt 2b, louter om de formele
reden dat ook bij het verslag geen Nederlandse taalversie werd aangeboden
van de ontwerpbegroting.
Voorts heeft de Eerste Kamer op 22 oktober 2003 de geannoteerde agenda
met bijlagen ontvangen van de JBZ-raad van 6 november 2003. In deze geannoteerde
agenda worden dertien ontwerpbesluiten als koninkrijk bindend aangemerkt.
Op 31 oktober 2003 werd de aanvullende geannoteerde agenda met bijlagen
voor de JBZ-raad van 6 november 2003 ontvangen. Aangezien hierbij nieuwe
ontwerpteksten na het verstrijken van de vijftiendagentermijn werden voorgelegd
bij de agendapunten 2k (nieuw), B4, B6, GC1 en GC2, geldt voor deze ontwerpbesluiten
dat deze de uitdrukkelijke instemming van de Eerste Kamer behoeven. Afgezien
van de formele bezwaren is de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad voornemens
met betrekking tot agendapunt B4, de ontwerprichtlijn minimumnormen toekenning
vluchtelingenstatus, nadere vragen te stellen aan de minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie.
Gelet op het vervallen van de agendapunten 2i, B11 en B13 stelt de commissie
een oordeel uit met betrekking tot de punten 2i en B11. B13 correspondeert
met agendapunt B6 van de JBZ-raad van 2/3 oktober jl. waarvoor reeds werd
geadviseerd instemming te verlenen.
De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad heeft zich heden derhalve beraden
over de agendapunten 2b, 2c, 2f, 2h, 2j, B10/GC3 aan de hand van de documenten
welke werden meegezonden met de geannoteerde agenda. De commissie heeft heden
voorgesteld in te stemmen met 2b, 2c, 2f, 2h. Instemming wordt onthouden aan
2j, aangezien geen Nederlandstalig document is aangeboden en instemming wordt
onthouden aan B10, aangezien geen ontwerptekst is aangeboden.
Ik stel de Kamer voor deze adviezen te volgen.