Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving (27598).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. Het lijkt wel dat ik in herhaling verval, maar ook bij dit wetsvoorstel heb ik herhaaldelijk aangegeven dat onze fractie er erg mee heeft geworsteld. Ik ben de minister erkentelijk dat hij zelfs min of meer schorsing van de beraadslaging heeft aangeboden, maar mijn fractie is toch van mening dat het om meer redenen beter is om vandaag tot besluitvorming te komen.

Ik moet meedelen dat een viertal leden van mijn fractie, te weten de leden Dupuis, Roscam Abbing, De Beer en Ginjaar, de grootst mogelijke bezwaren tegen dit wetsvoorstel hebben, maar dat zij desondanks bereid zijn omwille van politieke redenen voor het voorstel te stemmen. Dat betekent dus dat de gehele VVD-fractie het wetsvoorstel zal steunen.

Mevrouw Schoondergang-Horikx (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie heeft een diepgaande discussie achter de rug. Een deel van onze fractie is in tweede termijn overtuigd geraakt door het betoog van de minister en zal nu voor het wetsvoorstel stemmen. De motivering daarvoor is dat het wetsvoorstel huns inziens tegemoet komt aan de noodzaak van gebiedsuitbreiding van Den Haag en van versterking van de regiefunctie van deze stad. Weliswaar is aanname van dit voorstel in hun ogen second best gezien de voorkeur van GroenLinks voor een sterke stadsprovincie. Anderzijds achten zij het noodzakelijk om in deze slepende kwestie vooruitgang te boeken en de klok niet tien jaar achteruit te zetten.

Een ander deel van mijn fractie is niet door de minister overtuigd geraakt. Die leden zijn van mening dat dit wetsvoorstel geen oplossing biedt voor de grotestadsproblemen van Den Haag en geen recht doet aan de belangen van de regio. Bovendien vrezen deze leden dat door aanname van dit wetsvoorstel de samenwerkingsbereidheid van de buurgemeenten zal afnemen om hun aandeel te leveren in het oplossen van de problemen van de centrumgemeente. Dat wil zeggen dat aanname van dit wetsvoorstel huns inziens een averechts effect zal hebben. Deze leden zullen dus tegen het wetsvoorstel stemmen.

De heer Terlouw (D66):

Voorzitter. Mijn fractiegenoot Hessing heeft grote bezwaren tegen het wetsontwerp, omdat hij het te weinig substantieel en te weinig structureel vindt. De minister heeft echter een krachtig beroep gedaan op de coalitie. Hij doet dat met recht en reden als het ernaar uitziet dat een wetsontwerp het alleen maar kan halen met hulp van de coalitie. Een dergelijke oproep dient buitengewoon serieus te worden genomen en dat doet de heer Hessing dan ook. Daarom zal de fractie van D66 voor het wetsontwerp stemmen.

De voorzitter:

Ik stel voor te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de SP en de OSF, alsmede de leden Schoondergang-Horikx, Platvoet, Van Schijndel en Pormes van de fractie van GroenLinks tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Dames en heren! Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de stemmingen van deze vergadering. Wij zijn daarmee aan het einde gekomen van de laatste vergadering voor het zomerreces. Dat betekent dat ik u, zoals gebruikelijk, alvorens u een goed reces toe te wensen, nog even toespreek. Het is gebruikelijk, daarbij terug te blikken op de activiteiten, in dit jaar bijna het gebrek aan activiteiten.

Wie vanavond de in Amsterdam verschijnende krant Het Parool leest, komt daarin een interview tegen met uw Kamervoorzitter. In dit interview zegt hij op een gegeven ogenblik dat het voor Kamerleden die in de afgelopen weken werden ondervraagd over de manier waarop zij het Kamerlidmaatschap beleven, misschien ook wel moeilijk is om in groot enthousiasme te ontsteken, omdat wij wel heel magere agenda's hadden dit jaar. Die magere agenda's komen wel meer voor in de statistieken, maar niettemin blijkt het aantal plenaire vergaderingen dat wij vanaf begin september vorig jaar hebben gehouden, niet kleiner te zijn dan andere jaren, te weten 39 in dit vergaderjaar en 37 in het vorige. Dat neemt niet weg dat de agenda's van de openbare vergaderingen vaak erg kort waren en weinig inspirerend.

Uw voorzitter wist toen hij dat interview gaf echter niet dat er daarentegen des te harder is gewerkt in commissieverband. Dat kwam namelijk pas in de statistieken van vandaag tevoorschijn. Het werk van de commissies is ook werk van de Eerste Kamer, want vooral in de vaste commissies worden de wetsvoorstellen voorbereid, voordat zij in de plenaire vergadering worden behandeld. Het aantal wetsvoorstellen dat in de commissies in onderzoek is genomen, is aanzienlijk groter dan in de twee jaren hiervoor. Toen zijn namelijk respectievelijk 78 en 75 wetsvoorstellen in behandeling genomen en dit jaar waren dat er 108.

Er is dus gelukkig wel gewerkt door de Kamerleden. Dat betekent ook dat het reces dat straks aanvangt, welverdiend is. Het is ook welverdiend door de bijzondere commissie voor de JBZ-raad. Dat is een nieuw gegeven dat ik dit jaar kan noemen. Deze commissie moest heel geregeld vergaderen over ongelooflijk grote pakken papier om na te gaan of de ontwerpbesluiten die in Brussel op de agenda staan en het Koninkrijk binden, op de instemming kunnen rekenen van deze Kamer. Ten aanzien van niet minder dan 42 voorstellen heeft de commissie de Kamer geadviseerd een standpunt in te nemen. In grote wijsheid heeft de VoorzitterKamer dit standpunt in alle gevallen van de commissie overgenomen. De commissie en haar griffier hebben daarvoor veel werk moeten doen. De stukken plegen in de regel buitengewoon laat uit Brussel te arriveren en altijd moet er op zeer korte termijn over worden beslist. Dat heeft ertoe geleid dat wij sinds 1 juni een speciaal Europees Bureau Eerste Kamer (EBEK) kennen. Vanmiddag heeft het bureau met de bijzondere commissie voor de JBZ-raad en met de commissies voor Buitenlandse Zaken, voor Europese samenwerkingsorganisaties en voor Defensie overlegd over de werkwijze. Dat is van groot belang. Wij hopen in het komende jaar veel van het werk van het bureau te kunnen profiteren. Zo hopen wij als Eerste Kamer ons werk op het terrein van Europese samenwerking zo goed mogelijk te kunnen verrichten. Velen weten dat het Europees Parlement beperkte mogelijkheden heeft om het beleid op een aantal terreinen van Europese samenwerking te beïnvloeden en te controleren. De nationale parlementen moeten dat democratisch deficit opvullen. Wij hebben gedacht dat onze Kamer dat werk beter zou kunnen doen als de leden daarvoor ondersteuning kregen. Voor het overige is het grote verschil tussen deze Kamer en de Tweede Kamer dat onze leden zelf, zonder ambtelijke ondersteuning, hun standpunten moeten bepalen. Dat dit van tijd tot tijd leidt tot grote worstelingen, hebben wij vandaag weer duidelijk gevoeld. De verantwoordelijkheid voor het werk wordt hier niet gedeeld met medewerkers met wie men kan overleggen. De leden moeten het zelf, samen met hun fractie, doen. Die verantwoordelijkheid moeten zij nemen en daarnaar moeten zij beslissen.

Ik zal u niet nog langer met statistische gegevens bezighouden. Wie er echt in geïnteresseerd is, kan ze terugvinden in de publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Er is echter één interessant cijfer dat ik nog wil noemen. Dat brengt mij tegelijkertijd op een omissie. Dan doel ik op het totaal aantal moties dat dit jaar is ingediend. Volgens de statistiek waren het er acht, maar om compleet te zijn moet ik het aantal aanvullen tot negen. Van de oorspronkelijke acht werden er zes aangenomen, één verworpen en één aangehouden. Van de heer Pastoor heb ik begrepen dat bij aanvaarding van het wetsvoorstel betreffende Den Haag zijn motie over dat onderwerp als ingetrokken kon worden beschouwd. Uit de reactie van de heer Pastoor begrijp ik dat dit inderdaad het geval is. Die motie is derhalve ingetrokken en de statistiek moet in die zin worden aangevuld.

Dit gezegd hebbende, meen ik dat niets ons nog belet om tot 11 september aanstaande uiteen te gaan. Ik wens u allen een goed reces toe en een behouden terugkeer op 11 september 2001. De vergadering is gesloten.

Sluiting 19.20 uur

Naar boven