Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (27033).

(Zie vergadering van 4 juli 2001.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. Ik heb bij de behandeling van het wetsvoorstel aangegeven dat de overgrote meerderheid van mijn fractie voor dit wetsvoorstel zou stemmen. Ik kan nu u mededelen dat de grootst mogelijke meerderheid van mijn fractie voor dit wetsvoorstel zal stemmen.

Eén lid van mijn fractie wenst ertegen te stemmen. Dit lid is namelijk van mening dat het niet juist is dat het kabinet na verwerping van het vorige wetsvoorstel in tweede lezing, dit wetsvoorstel aanstonds opnieuw heeft ingediend. Naar de mening van dit lid dient pas op de plaats te worden gemaakt en dient eerst na de volgende Tweede-Kamerverkiezingen eventueel tot indiening te worden overgegaan in het licht van de alsdan optredende politieke verhoudingen.

De voorzitter:

Ik stel voor te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties, met uitzondering van het lid Ginjaar van de VVD-fractie, ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven