Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet) (27034).

(Zie vergadering van 4 juli 2001.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. Bij de behandeling van dit wetsvoorstel heb ik namens mijn fractie vermeld dat het in mijn fractie de nodige discussies heeft veroorzaakt. Ik heb ook hierbij aangegeven dat het overgrote deel van mijn fractie toch voor het wetsvoorstel zou stemmen, niet vanwege het aspect raadgevend en ook niet vanwege het aspect correctief, maar met name vanwege het aspect tijdelijk.

Eén lid van mijn fractie zal tegen het wetsvoorstel stemmen en geeft daarvoor de volgende verklaring af. De regering heeft een- en andermaal gezegd dat het wetsvoorstel in functie en perspectief staat van het correctief referendum. Indien de aanbeveling van het raadgevend referendum wordt overgenomen, is het daarmee materieel een correctief referendum geworden en staat het feitelijk op gespannen voet met de Grondwet. Indien de aanbeveling niet wordt overgenomen, leidt zulks tot teleurstelling en draagt dit bij tot vervreemding tussen bestuurders en kiezers.

De voorzitter:

Ik stel wederom voor te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties, met uitzondering van het lid Ginjaar van de VVD-fractie, ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven