Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake afwijking van de bevoegdheidseisen ten behoeve van leraren-in-opleiding (25197).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Grol-Overling (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij hoorden minister Ritzen gisteren in Buitenhof beamen dat gisteren voor hem de vakantie begonnen was. Wij stellen het erg op prijs dat de minister van zijn vakantie teruggekeerd is voor een aantal gesprekken in de Eerste Kamer.

De CDA-fractie is geen voorstander vam het geven van lessen door onbevoegde leerkrachten. Dat is ook niet nodig in dit land; we hebben voldoende bevoegde leerkrachten.

De bewindspersoon introduceert in de memorie van antwoord een nieuw begrip: "praktijkschok". Ik denk niet dat het in Van Dale staat. De CDA-fractie gelooft niets van een praktijkschok die zou optreden bij een PABO-student die voor het eerst leerlingen ontmoet als stagiair. Onder begeleiding nog wel, zowel vanuit de school als vanuit zijn opleiding. Zo'n schok kan dat toch niet wezen. Het is toch eerder de droom van een student die bijna toe is aan de uitoefening van zijn beroep, waarvoor hijzelf gekozen heeft en waarvoor hij aan het eind van zijn opleiding is.

De CDA-fractie gelooft al helemaal niet in een salaris als schokdemper. Als er al een schok is, zou die wellicht nog harder aankomen wanneer de student zich de verantwoordelijkheid realiseert die aan een dienstverband vastzit.

De CDA-fractie noteert dat er uit het onderwijs wachtgelders zijn voortgekomen voor een jaarlijks bedrag van 1,3 mld. Wachtgelders, opgeleide krachten, geschikt voor het onderwijs. De CDA-fractie leidt uit de memorie van antwoord af dat de leraren in opleiding die een dienstverband krijgen aanboden, zich ook kwalificeren voor wachtgeld na hun diensttijd, indien ze tenminste aan de referte-eisen voldoen. Dit zal gezien de vele parttime baantjes en vakantiebaantjes van studenten vaak het geval zijn. Het antwoord van de minister dat de scholen dit wachtgeld niet zelf hoeven te betalen, lijkt mooi. Natuurlijk, anders wil geen enkele school meer een leraar in opleiding. Maar, mijnheer de voorzitter, ook als het ministerie van OCW dat wachtgeld betaalt, betreft het toch nog altijd gemeenschapsgeld. Wij moeten wachtgelders banen geven en wij moeten van studenten niet onnodig wachtgelders maken.

Voorzitter! U had het al begrepen, de CDA-fractie is tegen dit wetsvoorstel.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Ik ben mevrouw Grol-Overling erkentelijk voor hetgeen zij naar voren heeft gebracht. Ik realiseer mij heel goed dat haar bijdrage vooral het karakter had van een stemverklaring. Desondanks ligt het voor de hand om haar vragen zo goed mogelijk te proberen te beantwoorden.

Voorzitter! Het woord praktijkschok heb ik niet zelf bedacht. Dit is naar voren gekomen in de vele onderzoeken die zijn verricht naar het beroep van leraar en naar de opleidingen daarvoor. Ook in andere beroepen lijkt deze praktijkschok duidelijk aanwezig te zijn. Mensen hebben in hun opleiding een beeld van het beroep gekregen en dat blijkt niet in overeenstemming te zijn met de praktijk. Vaak heeft dat met de organisatie te maken, maar soms ook sluiten opleiding en praktijk niet op elkaar aan.

Wij concentreren ons beleid op de PABO's. Grondwettelijk hebben wij een dubbele bevoegdheid ten aanzien van deze opleidingen. Het gaat om hoger onderwijs dat opleidt voor het onderwijs, dus voor het beroep van leraar. Wij zijn voor beide aspecten verantwoordelijk. Wij zijn hier dan ook zeer intensief mee bezig geweest

Er moet goed nagegaan worden op welke wijze de praktijkschok na de PABO opgevangen kan worden. Dit heeft twee jaar geleden tot een zeer intensief debat over de stage in het algemeen geleid. Dit debat kende nogal wat spanningsvelden. Scholen hadden voornamelijk het gevoel dat de studenten onder hun vleugels moesten blijven. In de praktijk bleek echter dat dit juist negatief kon uitwerken. Als PABO-leerlingen onder zeer goede begeleiding in de praktijk werken, dan blijkt dat deze praktijkschok veel gemakkelijker kan worden opgevangen. In eerste instantie waren de opleidingen afhoudend ten opzichte van een soort gezamenlijk jaar waarin heel veel tijd in de praktijk wordt doorgebracht. Dit is inmiddels niet alleen geaccepteerd, maar het begint ook een beetje op de OV-jaarkaart te lijken: als ik er iets aan wil veranderen, zou de wereld te klein zijn, terwijl er eerst veel protest tegen was.

Er wordt voor de leraren in opleiding geëxperimenteerd met een verdere stap. Er wordt getracht, alle PABO-studenten in een LIO-structuur onder te brengen. Hoe uitzonderlijk is nu de lerarenopleiding en in hoeverre zou het vormgeven van die uitzonderlijkheid nu tot voordeel strekken? Dualisering in het onderwijs zou een geweldig voorrecht zijn. Wij hebben fiscale maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat voor HBO-opleidingen economie en HBO-opleidingen techniek duale trajecten tot stand worden gebracht. Dat zijn dus leer-arbeidsovereenkomsten met instellingen en met bedrijven. Nu moet de vergelijking niet al te ver worden doorgetrokken, maar je moet je op z'n minst afvragen of de PABO-opleiding zo uitzonderlijk is dat dit niet mogelijk is.

Vervolgens moeten de voor- en nadelen tegen elkaar afgewogen worden. Zodra een leer-arbeidscontract gesloten wordt met arbeidsvoorwaardelijke aspecten kan de indruk ontstaan dat een persoon die niet bevoegd is wordt losgelaten op leerlingen. Die indruk wil ik wegnemen. Dit zal nooit zonder voldoende begeleiding gebeuren. Dat zou mevrouw Grol-Overling over de streep moeten halen. Er wordt dus niet een onbevoegde leraar op een school geplaatst. Nee, er wordt iemand onder begeleiding op een school geplaatst. Die begeleiding moet nog in een bepaalde vorm gegoten worden. Er zal niet altijd iemand naast staan bij het lesgeven, maar er is wel altijd een bevoegd persoon die de verantwoordelijkheid draagt voor het proces.

Mevrouw Grol-Overling noemde ook het wachtgeldprobleem. Dergelijke problemen kunnen zich natuurlijk voordoen. Ik wijs er echter op dat het hier om buitengewoon kleine bedragen gaat. Bij deze duizend LIO's gaat het om maximaal ƒ 700.000. Dat lijkt mij in de context van het gehele voorstel niet een bedrag waardoor de afweging bepaald moet worden. Daarnaast merk ik nog op dat dit niet het primaire punt is. Primair gaat het ons om een verbetering van de kwaliteit van de opleiding. Eerst zal er een experimentele fase zijn met een groep PABO-studenten. Die studenten snakken daar overigens naar. De belangstelling hiervoor is buitengewoon groot.

Mevrouw Grol-Overling (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp wel dat de belangstelling van PABO-studenten buitengewoon groot is. Wat wil je? Als je als student stage kunt lopen en je krijgt er nog geld voor ook, dan zou het toch wel vreemd zijn als de belangstelling niet groot was. Ik begrijp de meerwaarde van het wetsvoorstel voor de student zeer goed, maar de meerwaarde voor het onderwijs en voor de leerlingen die onbevoegd onderwijs krijgen zie ik niet. Ik zie alleen maar een "minderwaarde". Ik begrijp nog steeds niet waarom in een stage niet gerealiseerd kan worden wat nu in een dienstverband wel kan. Het bedrag van ƒ 700.000 schadegeld uit wachtgeld dat de minister noemde is ook alleen maar nattevingerwerk. Je weet niet wat het voorland van studenten is en wat dat samen met de dienstverbanden van vijf maanden geheel dan wel van tien maanden half kan opleveren aan wachtgeldclaims. Dat bedrag zegt mij niet zo veel. Het bedrag is in mijn ogen altijd te hoog. Anderen, wachtgelders, hadden daarvoor kunnen werken. Ik laat mij graag overtuigen, maar in dezen is het de minister niet gelukt. Dat neemt niet weg dat het wetsvoorstel toch aangenomen zal worden. Zo gaat dat in deze coalitie en zo ging het ook in vorige coalities. Wij zullen met belangstelling volgen of dit veel zal opleveren. Maar een stem van onze kant zal het niet opleveren.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Ik kan het niet laten om nog met een enkel woord op de inbreng van mevrouw Grol te reageren. Zij vroeg zich af waarom er arbeidsvoorwaarden geregeld moeten worden voor de studenten. Je kunt de vraag ook omdraaien. Waarom niet? Al jarenlang, overigens ook met instemming van het CDA en in samenspraak met het CNV, proberen wij er juist voor te zorgen dat de arbeidsomstandigheden van degenen die werkzaam zijn in de overgangsfase tussen leren en werken duidelijker geregeld zijn. Daarop kan men zich van beide kanten beroepen. Er is meer duidelijkheid in de relatie tussen bedrijf of instelling en de student in de vorm van een contract. Bovendien kan degene die het contract aangaat duidelijke eisen stellen aan het bedrijf of de instelling. Ik zie het graag als een experiment. In de loop van de tijd zal blijken hoe dat experiment vorm gaat krijgen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fractie van het CDA wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

Sluiting 23.30 uur

Naar boven