Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de nieuwe scenarioset in de pensioenwet, waarop zeer veel besluiten gebaseerd zijn, maar die nog steeds niet gepubliceerd is (ingezonden 22 augustus 2022).

Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen 6 september 2022).

Vraag 1

Herinnert u zich dat op 2 februari 2022 het besluit benoemingen commissie parameters genomen heeft en daarmee voor de periode tot en met 31 augustus 2022 een commissie benoemd heeft die twee types scenariosets voor het nieuwe pensioenstelsel moet opleveren, namelijk P-scenario’s en Q-scenario’s? Herinnert u zich dat u het advies graag op 3 juni wilde ontvangen?1

Antwoord 1

Ja. De commissie Parameters is gevraagd om met het oog op het nieuwe pensioenstelsel en de transitie daarnaartoe, een oordeel uit te brengen over zowel economische als risico-neutrale scenario’s. De zogenaamde economische scenario’s worden ook wel de P-scenario’s genoemd. Deze scenario’s kennen in het huidige stelsel reeds belangrijke toepassingen. De risico-neutrale scenario’s worden ook wel Q-scenario’s genoemd. Deze zijn nieuw en kennen straks toepassingen met betrekking tot de transitie naar het nieuwe stelsel. De commissie is ook gevraagd om te bezien of er, met het oog op het nieuwe pensioenstelsel, aanleiding is om het advies uit 2019 over de parameters, zoals maximale rendementsverwachtingen, en de UFR-methode aan te passen.2 Deze zijn ook in het huidige stelsel van belang.

In de vragen die het lid Omtzigt stelt worden een aantal termen door elkaar gebruikt, bijvoorbeeld «nieuwe parameters» en «P-scenario’s». Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat in alle gevallen is aangenomen dat het lid Omtzigt doelt op het geheel van het advies van de commissie Parameters.

Vraag 2

Herinnert u zich dat u expliciet aangaf dat deze P-scenario’s in het nieuwe stelsel veel belangrijker zijn dan in het oude stelsel, toen u schreef: «Deze P-scenario’s worden in het huidige pensioenstelsel gebruikt voor communicatie richting de deelnemers van de (te verwachten) pensioenuitkeringen in verschillende scenario’s en bij de haalbaarheidstoets. In het nieuwe pensioenstelsel zijn deze P-scenario’s voor meer wettelijke toepassingen noodzakelijk. Naast bovengenoemde toepassingen worden de P-scenario’s gebruikt voor de bepaling van de fiscale premiegrens, voor het in beeld brengen van de balans tussen de doelstelling en de premie en voor het vaststellen van de risicohouding van de deelnemers en het toetsen van de aansluiting van het beleggingsbeleid en de toedeelregels op de vastgestelde risicohouding.»?

Antwoord 2

In de geciteerde tekst heb ik aangegeven dat de economische scenario’s (de zogenoemde P-scenario’s) meer toepassingen krijgen in het nieuwe stelsel. In het huidige stelsel hebben zij al een belangrijke rol, namelijk in de communicatie richting deelnemers over te verwachte pensioenuitkeringen in verschillende scenario’s. Daarnaast wordt de P-scenario’s gebruikt voor de haalbaarheidstoets die pensioenfondsen in het huidige stelsel jaarlijks moeten uitvoeren. Naast deze toepassingen krijgt de P-scenario’s in het nieuwe stelsel de genoemde aanvullende toepassingen (zie ook een uitgebreidere toelichting in antwoord op vraag3. Ik heb niet aangegeven dat de P-scenario’s in het nieuwe stelsel veel belangrijker zal zijn dan in het oude stelsel, enkel dat deze meer toepassingen zal kennen.

Vraag 3

Herinnert u zich dat u ook opdracht gaf om Q-scenarios te ontwikkelen, toen u schreef: «Tevens zijn voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel risico-neutrale economische scenario’s nodig, de zogenoemde Q-scenario’s. Deze Q-scenario’s zijn nodig voor het berekenen van netto profijt effecten en voor het invaren van opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten met de value-based ALM methode.»?

Antwoord 3

Ja.

Vraag 4

Bent u voornemens het mandaat van de commissie op 31 augustus te laten vervallen of gaat u het mandaat verlengen? Zo ja, tot wanneer wilt u het mandaat verlengen?

Antwoord 4

De commissie heeft mij medegedeeld dat zij meer tijd nodig heeft voor het onderzoek dan voorzien in het Besluit benoemingen commissie Parameters.4 De commissie geeft aan dat zij het haalbaar acht om in het vierde kwartaal van 2022 een advies uit te brengen. Ik heb in dat kader het mandaat reeds verlengd tot 30 november 2022.5

Vraag 5

Bent u ervan op de hoogte dan de huidige scenariosets totaal achterhaald zijn en dat zij voorzien in een inflatie die in geen van de scenario’s ooit boven de 6% uitkomt bijvoorbeeld?

Antwoord 5

Zoals ik eerder heb aangegeven in de beantwoording van uw vragen over inflatie6, ben ik me ervan bewust dat in de huidige economische scenario’s waar de pensioenuitvoerders mee moeten rekenen in geen van de scenario’s de verwachte inflatie boven de 6% uitkomt. De scenarioset wordt door onafhankelijke deskundigen geadviseerd en bevat op dat moment de meest actuele inzichten. Tegelijkertijd is er ook geen scenarioset denkbaar die de toekomst echt kan voorspellen, het zal altijd een momentopname betreffen waar bepaalde mate van onzekerheid inherent aan is. De wet eist daarom dat uiterlijk elke vijf jaar de parameters en scenario’s opnieuw worden getoetst.

Vraag 6

Wat is volgens u het maximum dat de inflatie zou kunnen bereiken de komende drie jaar?

Antwoord 6

Niemand weet wat de maximale inflatie de komende drie jaar kan bereiken, dat hangt af van een veelheid van economische en politieke factoren, die zich niet altijd laten voorspellen. Het CPB geeft in het meest recente cMEV aan dat zij voor volgend jaar een inflatie verwachten van 4,3%. De ECB heeft daarnaast aangegeven dat zij zal blijven bijsturen tot de inflatie weer onder controle is (op het middellange termijn doel van 2%). De commissie Parameters buigt zich momenteel over de parameters en economische scenario’s die bij een aantal wettelijke toepassingen gehanteerd moeten worden. Hiermee zal ook inzage worden geboden in wat de (maximale) verwachting is volgens die nieuwe scenario’s voor de parameter prijsinflatie. Ook daarvoor geldt dat de werkelijkheid weerbarstiger kan blijken dan op dit moment wordt verwacht, niemand kan immers de toekomst voorspellen. De wet eist daarom dat minimaal elke vijf jaar de parameters en economische scenario’s opnieuw worden beoordeeld door een onafhankelijke commissie.

Vraag 7

Klopt het dus dat de scenarioset gebruikt worden voor minstens 8 wettelijke toepassingen, namelijk7:

  • 1: communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s: om deelnemers een beeld te geven van het te verwachten pensioen wordt dit berekend in drie scenario’s: een optimistisch, verwacht en pessimistisch scenario. Voor deze informatie is een berekening op basis van de uniforme scenario set voorgeschreven;

  • 2: de fiscale premiegrens: de fiscale premiegrens wordt bepaald met behulp van de scenario set. Hiertoe wordt het verwachte meetkundig gemiddelde reële rendement over de periode die de scenario’s beschrijven berekend. Op basis van dit gemiddeld reële rendement wordt de fiscale premiegrens vastgesteld, zodanig dat ten hoogste een pensioenambitie van 75% middelloon in 40 opbouwjaren fiscaal wordt gefaciliteerd;

  • 3: de balans tussen doelstelling en premie: De scenario set speelt een rol bij het bepalen van de balans tussen pensioendoelstelling en de premie. Het pensioenfonds moet sociale partners, op basis van de voorgeschreven scenario set, informeren over de kans dat de door sociale partners beoogde pensioendoelstelling met de door sociale partners gewenste premie wordt behaald;

  • 4: het toetsen en vaststellen van de risicohouding: bij zowel de vaststelling van de risicohouding (hoeveel risico deelnemers kunnen en willen dragen om de doelstelling te behalen) als de toetsing of het beleggingsbeleid binnen de risicohouding past, is een berekening op basis van de economische scenario set voorgeschreven;

  • 5: het berekenen van de inclusieve marktwaarden ten behoeve van invaren met de VBA methode (risico-neutrale scenario’s): bij de VBA invaar methode moeten berekeningen gemaakt worden op basis van de (risiconeutrale variant van de) scenario set. Hiermee berekenen pensioenuitvoerders de inclusieve marktwaarde van pensioen in een uitkeringsovereenkomst: de waarde van opgebouwde aanspraken en rechten inclusief eventuele toekomstige toeslagen en kortingen. Dit is de waarde die minimaal meegegeven moet worden aan alle leeftijdscohorten en deelnemersgroepen bij invaren. De uitkomsten zijn erg gevoelig voor aannames in de scenarioset;

  • 6: verandering in netto profijt (risico-neutrale scenario’s): het netto profijt is het verschil tussen de marktwaarde van de toekomstige pensioenuitkeringen (zowel op basis van bestaande als toekomstige opbouw) en de marktwaarde van de toekomstige premie-inleg. De verandering in netto-profijt wordt gebruikt om herverdelingseffecten (tussen deelnemersgroepen) die optreden door de transitie in kaart te brengen. Dit gebeurt door het netto profijt van de situatie dat er overgestapt wordt naar een nieuwe pensioenregeling (inclusief het afschaffen van de doorsneesystematiek en eventuele compensatie) af te zetten tegen het netto profijt van de situatie dat de huidige pensioenregeling ongewijzigd wordt voortgezet onder het huidig financiële toetsingskader. Het wetsvoorstel vereist dat deze effecten inzichtelijk gemaakt worden ten behoeve van de besluitvorming over de transitie. Netto profijt wordt net als de inclusieve marktwaarde berekend met behulp van value-based ALM berekeningen, daarom zijn ook voor deze berekeningen risico-neutrale scenario sets nodig;

  • 7: haalbaarheidstoets: pensioenfondsen met uitkeringsovereenkomsten (bijvoorbeeld gesloten fondsen, of pensioenfondsen met een flexibele premieregeling met een vaste uitkering in de uitkeringsfase) maken een aanvangshaalbaarheidstoets en daarna jaarlijks een «jaarlijkse haalbaarheidstoets» om te toetsen of het beleid nog binnen de afgesproken ondergrenzen voor de risicohouding valt. Deze haalbaarheidstoets berekening gebeurt ook op de scenario set;

  • 8: keuze tussen een vaste en variabele uitkering via standaardmodel: In de verbeterde premieregeling en straks de flexibele premieregeling hebben deelnemers een keuze tussen een vaste en een variabele uitkering. Om de keuze tussen een vaste en variabele uitkering te maken, krijgen deelnemers een standaardmodel8 voorgelegd. Hiertoe worden ook op basis van de scenario set het verwachte pensioen, pensioen in slecht weer en in goed weer over een horizon van 20 jaar getoond en de volatiliteit van de uitkering van jaar op jaar berekend voor de «schommelingenmeter»?

Antwoord 7

De toepassingen die de economische scenariosets en de risico-neutrale scenariosets kennen in de transitie en in het nieuwe stelsel zijn al aangekondigd bij de internetconsultatie van het wetsvoorstel toekomst pensioenen. De voorgestelde toepassingen zijn sindsdien niet meer gewijzigd.

De economische scenariosets kennen de volgende toepassingen, waarbij geldt dat de laatste twee toepassingen ook in het huidige stelsel reeds gelden:

Voor de balans tussen de premie en de pensioendoelstelling. Dit is een nieuwe toepassing die wettelijk wordt vereist voor de solidaire premieregeling. De pensioenuitvoerder berekent de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse.

Voor het vaststellen van de risicohouding en het toetsen van de risicohouding aan het beleggingsbeleid. Het gaat hierbij om het toetsen of het beleggingsbeleid past bij de vastgestelde risicohoudingen in de nieuwe pensioencontracten. Dit is een nieuwe toepassing die vanaf de werking van een nieuw pensioencontract dient te gelden (dus na het invaren).

Voor de fiscale premiegrens. De premiegrens is in beginsel gedurende de compensatieperiode tot 2037 vastgezet; alleen bij een aanpassing van meer dan 5%-punt als gevolg van wijzigende rendementsverwachtingen zal de premiegrens in deze periode worden aangepast.

Voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s aan deelnemers (dit is ook van toepassing in het huidige pensioenstelsel). De door de vraagsteller genoemde toepassing voor de keuze tussen een vaste en variabele uitkering valt onder deze toepassing en is op zichzelf geen aparte toepassing, dit wordt reeds toegepast bij de voorloper van de flexibele premieregeling (de verbeterde premieregeling).

Voor de haalbaarheidstoets. Zoals in de vraag aangegeven blijft dit alleen van toepassing voor pensioenaanspraken die niet worden ingevaren naar het nieuwe stelsel.

De risico-neutrale scenario’s worden enkel toegepast tijdens de transitie en zijn benodigd voor het inzichtelijk maken van (wettelijk voorgeschreven) netto profijteffecten en voor het invaren met de vba-methode. Het is aan het pensioenfonds om te bepalen welke rekenmethode wordt gehanteerd bij het omzetten van pensioenaanspraken naar pensioenvermogens.

Vraag 8

Bent u ervan op de hoogte dat relatief kleine veranderingen in de parameters kunnen leiden tot enorme wijzigingen in al deze processen en bijvoorbeeld tot een totaal andere herverdeling van de beschikbare pensioengelden?

Antwoord 8

Voor de toepassingen zoals genoemd in het antwoord op vraag 7 kan het advies van de commissie Parameters invloed hebben. Tegelijkertijd merk ik op dat die invloed daarop, geen invloed heeft op het voorgesteld wettelijk kader. Ik licht dit toe.

De uitkomst van het advies van de commissie Parameters heeft bijvoorbeeld consequenties voor met welke premie welke pensioendoelstelling gehaald zou kunnen worden. Voor sociale partners is dit belangrijke informatie. Zodra dit bekend is, en het wettelijk kader vastgesteld is, kunnen zij afspraken maken over de beoogde premie en pensioendoelstelling. De uitkomst van het advies kan er bijvoorbeeld toe leiden dat voor een bepaalde pensioendoelstelling een andere premie benodigd is, dit kan zowel hoger als lager liggen dan de huidige scenariosets berekenen. Dit heeft echter geen impact op het voorgestelde wettelijk kader. Het wettelijk kader schrijft aan sociale partners niet voor welke minimumpremie of doelstelling voorgeschreven wordt. Dit is een arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheid.

Voor het vaststellen van de risicohouding en het toetsen van de risicohouding aan het beleggingsbeleid zijn, zijn de P-scenario’s benodigd. Tegelijkertijd wordt wettelijk niet voorgeschreven welke risicohouding vereist is of welk beleggingsbeleid gevoerd moet worden. In het wetsvoorstel toekomst pensioenen en in het besluit toekomst pensioenen worden kaders geschetst voor het vaststellen van de risicohouding en wordt voorgeschreven op welke wijze dit getoetst moet worden aan het beleggingsbeleid (en hoe vaak dit getoetst moet worden). De daadwerkelijke risicohouding en het beleggingsbeleid is verantwoordelijkheid van pensioenuitvoerders. De uitkomst van het advies van de commissie Parameters heeft daarom geen invloed op het wettelijk kader.

In het wetsvoorstel toekomst pensioenen is verder opgenomen dat in het nieuwe stelsel het fiscale kader wordt begrensd op de premie. Hierbij is het uitgangspunt dat met de beschikbare premie een adequaat pensioen kan worden opgebouwd. Op basis van de huidige rendementsverwachtingen wordt de premiegrens vastgesteld op 30%. Hierbij is ook een aanpassingsmechanisme in het wetsvoorstel opgenomen, zodat er een koppeling blijft bestaan tussen de rendementsverwachtingen en de premieruimte. Wel is daarbij vastgelegd dat de premiegrens in beginsel tot 2037 vaststaat, tenzij aangepaste rendementsverwachtingen leiden tot een aanpassing van meer dan 5%-punt.

De risico-neutrale scenario’s (ook wel Q-scenario’s) zijn benodigd voor het inzichtelijk maken van netto profijteffecten en voor het invaren met de vba-methode. In het wetsvoorstel toekomst pensioenen is voorgeschreven dat pensioenfondsen bij het invaren verplicht zijn de netto profijteffecten inzichtelijk te maken. In het wetsvoorstel worden echter geen voorschriften voorgesteld aan de uitkomsten van het netto profijt. Sociale partners en pensioenfondsen gebruiken dit voor het onderbouwen van de evenwichtigheid van de transitie, zij mogen daarnaast ook andere maatstaven gebruiken, zoals de verwachte pensioenuitkeringen. Voor het invaren met de vba-methode wordt ook wettelijk niet voorgeschreven welke uitkomsten (on)acceptabel zijn. Sociale partners en pensioenfondsen zijn gehouden aan dat de gehele transitie evenwichtig dient uit te pakken.

De uitkomsten van het advies van de commissie Parameters zullen naar mijn verwachting in beginsel niet leiden tot wijzigingen in de processen waarvoor de scenariosets, de parameters en de UFR wettelijk zijn voorgeschreven. De uitkomst van het advies van de commissie Parameters is voor sociale partners en pensioenfondsen een extern gegeven waarmee zij rekening moeten houden bij hun decentrale besluitvorming. Dit zijn echter niet de enige factoren die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Andere factoren zoals de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken die op fondsniveau worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen, zijn van groot belang voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Vanwege deze fondsspecifieke factoren, die in de toekomst kunnen variëren, zijn de uiteindelijke transitie-effecten op het moment van het vaststellen van wet- en regelgeving inherent onzeker.

Het wettelijk kader moet zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan ook – komen tot evenwichtige besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van mening dat het wetsvoorstel toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.

De uitkomsten van het advies van de commissie hebben wel invloed op de verdeling van het collectieve vermogen bij het invaren met de vba-methode. Tegelijkertijd hangt de invloed van de methode ook af van de decentrale besluitvorming die sociale partners en fondsen maken. De transitie dient daarom ook als geheel beoordeeld te worden. Als de uitkomsten van de scenariosets anders uitpakken dan vooraf beoogd door sociale partners en pensioenfondsen hebben zij binnen de vba-methode ruimte om tot evenwichtige uitkomsten te komen. Andere scenariosets neemt niet weg dat sociale partners en pensioenfondsen tot een evenwichtige transitie moeten komen.

Vraag 9

Klopt het dat de nieuwe parameters kunnen leiden tot het anders toedelen van honderden miljarden euro’s (geen spelfout) tussen generaties?

Antwoord 9

Het advies van de commissie Parameters gaat op zichzelf niet leiden tot andere verdeelregels binnen de standaardmethode.

Binnen de vba-methode kunnen andere Q-scenario’s ertoe leiden dat een andere verdeling mogelijk is. Wat die andere verdeling exact is, valt niet op voorhand te zeggen. Daarnaast geldt dat er binnen de vba-methode bestuurlijke ruimte is om het zogenoemde onverdeeld vermogen in te zetten. Sociale partners en pensioenfondsen hebben zodoende ruimte om te sturen op bepaalde doelstellingen. Bijvoorbeeld om pensioenuitkeringen constant te houden, om reserves te vullen en/of om de netto-profijteffecten te minimaliseren. Op voorhand is dus niet te zeggen dat het nieuwe advies van de commissie Parameters zal leiden tot het anders verdelen van het collectief vermogen, juist ook omdat sociale partners en pensioenfondsen bestuurlijke ruimte hebben om tot een evenwichtige transitie te komen, ongeacht de uitkomst van het advies van de commissie.

Vraag 10

Klopt het dat de nieuwe parameters kunnen leiden tot tientallen procenten verschil in de verwachte pensioenuitkeringen?

Antwoord 10

Voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s aan deelnemers wordt gebruik gemaakt van de economische scenario’s. Deze economische scenario’s moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten en dienen daarom uiterlijk vijfjaarlijks te worden getoetst. Door in de communicatie aan te sluiten bij de meest actuele (en realistische) rendementsverwachtingen wordt gepoogd deelnemers zo goed mogelijk te informeren over de verwachte pensioenuitkering. Indien de rendementsverwachtingen significant worden bijgesteld, zal dat ook zijn weerslag hebben op de gecommuniceerde pensioenverwachtingen. Nogmaals merk ik hierbij op dat – zowel in het nieuwe als in het oude stelsel – de werkelijke pensioenuitkering uiteindelijk afhankelijk is van de ingelegde premie en de werkelijk behaalde rendementen.

Vraag 11

Herinnert u zich dat de relatief kleine veranderingen in de scenarioset van 2020 (naar aanleiding van de Commissie Parameters 2019) en de daarop volgende wijziging in de scenario set door De Nederlansche Bank (DNB) per 2021 geleid hebben tot een stijging in de verwachte pensioenbedragen in de communicatie naar deelnemers van eerst met tot wel 5%9 en daling van een jaar daarna met wel 10% tot 15%10?

Antwoord 11

DNB heeft op basis van eigen en ingewonnen commentaar uit de wetenschap met ingang van 1 januari 2021 modelparameters van de uniforme scenarioset aangepast ten opzichte van het advies van de commissie Parameters 2019. Aanleiding hiervoor waren signalen van pensioenuitvoerders dat de (gemiddelde) rente op lange termijn in de scenarioset te hoog lag, met te optimistische verwachte pensioenuitkomsten als gevolg. Mijn ambtsvoorganger heeft DNB naar aanleiding van deze signalen verzocht om zo nodig maatregelen te nemen. Door de aanpassing die destijds is doorgevoerd valt de (gemiddelde) rente op lange termijn in de scenarioset lager uit. Daarmee sluit de scenarioset beter aan bij de marktomstandigheden. De aangepaste uniforme scenarioset draagt bij aan een realistischere voorlichting aan deelnemers over de verwachte uitkomsten van hun pensioen en aan representatievere uitkomsten van de haalbaarheidstoets.

Vraag 12

Bent u ervan de hoogte dat de nieuwe scenarioset veel grotere wijzigingen zal bevatten en dus ook tot wijzigingen van vele tientallen procenten kan leiden in de verwachte pensioenen, van zowel jongeren als gepensioneerden?

Antwoord 12

Hoe de nieuwe scenario’s eruit komen te zien is afhankelijk van het advies van de onafhankelijke commissie Parameters. Op dit moment heb ik geen inzage in hoe de nieuwe scenario’s eruit zullen zien, ik kan daarom ook niet beoordelen of deze veel grotere wijzigingen zal bevatten.

In het antwoord op vraag 8 heb ik toegelicht welke factoren invloed kunnen hebben op de verdeling van het collectieve vermogen tijdens invaren.

In het antwoord op vraag 10 heb ik toegelicht welke invloed het advies van de commissie kan hebben op de verwachte pensioenuitkeringen. Zowel in het nieuwe als in het oude stelsel is de verwachte pensioenuitkering afhankelijk van het advies van de commissie Parameters.

Vraag 13

Bent u bekend met het feit dat in het rapport van de Technische werkgroep economische scenario’s de inclusieve marktwaarde van de uitkering van een 27-jarige bijvoorbeeld maar 47% van de voorziening kunnen zijn van wat nu volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet worden aanhouden?

Antwoord 13

Ja, ik ben bekend met dit rapport en deze rekenvoorbeelden.

Vraag 14

Bent u ervan op de hoogte dat doorrekening met een iets andere scenarioset zonder Ultimate Forward Rate (UFR) of gekalibeerd op andere marktdata deze cijfers al enorm veranderen en dat de 27-jarige dan ineens minimaal 55% in plaats van 47% van de voorziening meekrijgt, ofwel dat door een wijziging in de scenario set een 27-jarige ineens minimaal 17% meer vermogen kan meekrijgen bij invaren?

Antwoord 14

Ja, ik ben bekend met deze rekenvoorbeelden uit het rapport van de technische werkgroep. De uiteindelijke Q-scenario’s hebben invloed op hoe invaren met de vba-methode zal uitpakken, tegelijkertijd is dit niet het enige wat van invloed is. Zoals eerder toegelicht hangen de daadwerkelijke uitkomsten van de transitie af van een aantal factoren, zoals de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken die op fondsniveau worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen. Dit zijn allemaal elementen die van groot belang zijn voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie.

Binnen de vba-methode is het mogelijk om te sturen op bepaalde invaardoelstellingen (zoals bijvoorbeeld het minimaliseren van netto-profijteffecten). De aannames die een pensioenfonds hanteert bij het invaren met de vba-methode hebben invloed op het verdelen van vermogen tijdens de transitie. Daarom is in het besluit toekomst pensioenen opgenomen dat pensioenfondsen bij daadwerkelijk invaren met de vba-methode voor de aannames gebruik moeten maken van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) zoals die gold op 30 juni 2022, een pensioenfonds is toegestaan om realistischere aannames (ten opzichte van de vastgestelde ABTN) te gebruiken bij gebruik van de vba-methode.

Vraag 15

Klopt het dat het dus mogelijk is dat iemand bij invaren slechts 50% van het vermogen meekrijgt dat nu in het fonds voor iemand gereserveerd is?

Antwoord 15

De overkoepelende norm tijdens de transitie is dat de transitie als geheel evenwichtig dient te zijn. Daarvoor zijn in het wetsvoorstel voldoende waarborgen ingebouwd. Het lijkt mij zeer onaannemelijk dat sociale partners en pensioenfondsen het meekrijgen van 50% vermogen als evenwichtig zullen beoordelen. Of dit daadwerkelijk gebeurt hangt uiteindelijk samen met de keuzes die decentrale partijen maken en hoe dit in verhouding staat tot overige leeftijdscohorten binnen een pensioenfonds.

Vraag 16

Herinnert u zich dat de technische werkgroep, die het voorbereidingswerk voor de commissie parameters deed, in februari schreef:

«3.8. Geen eenduidige, objectief te motiveren, keuze mogelijk Met de in de opdracht aan de werkgroep geformuleerde criteria, zoals het criterium dat modellen wetenschappelijk verdedigbaar moeten zijn, kunnen niet alle model- en parameterkeuzes beslecht worden. Er is dus sprake van model- en parameteronzekerheid in zowel de P- als de Q-scenario’s. We zullen in het volgende hoofdstuk laten zien dat de gevoeligheid voor de keuze van de lange termijnparameters die niet uit marktgegevens volgen groot kan zijn, voor zowel de P- als de Q-scenario’s. De werkgroep adviseert daarom dat de Commissie Parameters de modelkeuze en de invloed van deze parameters op de uitkomsten voor de verschillende toepassingen van de economische scenario’s in kaart brengt. Het is aan de wetgever om aan te geven hoe met die onzekerheid omgegaan moet worden.»?11

Antwoord 16

Ja.

Vraag 17

Hoe kan de wetgever een keuze maken hoe om te gaan met die onzekerheid, als de scenario’s er niet zijn en de onzekerheid niet in enige mate gekwantifieerd is?

Antwoord 17

De commissie Parameters is gevraagd om, aan de hand van het rapport van de technische werkgroep, een advies uit te brengen over de te hanteren P- en Q-scenario’s. De technische werkgroep heeft geadviseerd dat de commissie de invloed van model- en parameteronzekerheid op de uitkomsten van de verschillende wettelijke toepassingen van de P- en Q-scenario’s in kaart brengt. De commissie kan inzichten over de omgang met model- en parameteronzekerheid in haar advies opnemen. Het is aan de commissie om de vormgeving van deze inzichten te bepalen. Met de inzichten die de commissie in haar advies opneemt, zal ik vervolgens besluiten nemen over hoe om te gaan met de model- en parameteronzekerheid. Door middel van een algemene maatregel van bestuur zullen de scenariosets en parameters wettelijk voorgeschreven worden. DNB publiceert deze. Tenslotte wijs ik erop dat indien de inzichten van de commissie daar aanleiding toe geven in lagere regelgeving nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de omrekenmethoden.12

Vraag 18

Deelt u de mening dat het van groot belang is om dit soort cijfers te kennen voordat de Kamer debatteert over het nieuwe pensioenstelsel?

Antwoord 18

De scenario’s zijn van belang voor sociale partners en fondsen bij de decentrale besluitvorming inzake het invaren en de afspraken over de nieuwe pensioenregeling. Hoe de afspraken straks echt gaan uitwerken is afhankelijk van de scenario’s, van de economische omstandigheden op het moment van invaren en van de keuzes die sociale partners en fondsbestuurders per pensioenfonds maken. De scenario’s zijn straks een gegeven waarmee sociale partners en fondsen moeten rekenen, binnen de wettelijke regelgeving. Het wettelijk kader moet zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan ook – komen tot evenwichtige besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van mening dat het wetsvoorstel toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.

Vraag 19

Vindt u het gewenst om de wetsbehandeling voort te zetten zonder de nieuwe parametersets, die dus evident grote individuele gevolgen kunnen hebben?

Antwoord 19

Ja, dat vind ik gewenst. Zoals toegelicht in antwoord op vraag 8 hebben de uitkomsten van het advies van de commissie Parameters geen gevolgen voor het voorgestelde wettelijk kader. Het wettelijk kader dient dusdanig robuust vormgegeven te zijn dat het geschikt is voor verschillende scenario’s en economische schokken. Ten alle tijden zijn sociale partners en pensioenfondsen gehouden om rekening te houden met de gevolgen van de transitie voor de deelnemers en gepensioneerden.

Als er evident grote individuele gevolgen zouden zijn voor groepen deelnemers of gepensioneerden dan moeten zij hier ook adequaat naar handelen. Er rust een grote verantwoordelijkheid voor sociale partners en pensioenfondsen om tot een evenwichtige transitie te komen. Het wetsvoorstel biedt daartoe voldoende middelen. Daarnaast is het in mijn ogen voor de pensioensector ook van belang om te weten hoe de Kamer tegen het wetsvoorstel aankijkt. Pas als de Kamer instemt is er voldoende zekerheid voor hen om ook aan de slag te gaan met de implementatie van het wetsvoorstel.

Vraag 20

Bent u bereid om korte termijn een gevoeligheidsanalyse aan de Kamer voor te leggen voor een aanpassing in de economische scenarioset op de uitkomsten van elk van bovenstaande 8 punten voor deelnemers van verschillende leeftijden, waarbij aanpassingen in de economische set plaatsvinden zoals bijvoorbeeld, om een beeld te geven:

  • 1. gecommuniceerde pensioenen wijzigden 10%-15% door modelaanpassing in 2021:met de aanpassingen van de scenario set in 2020 (naar aanleiding van de Commissie Parameters 2019) en de daarop volgende wijziging in de scenario set door DNB per 2021 stegen de verwachte pensioenbedragen in de communicatie naar deelnemers eerst met tot wel 5%13 en daalden een jaar daarna met wel 10% tot 15%14. Door met name veranderingen in aannames in de scenario set;

  • 2. fiscale premiegrens bij kleine aanpassing scenario set al 2%-punt verschil:de Technische werkgroep economische scenario’s heeft de gevoeligheid van het meetkundig gemiddelde reële rendement ten behoeve van de fiscale premiegrens bekeken onder een paar relatief kleine modelwijzigingen. Bij een aanpassing in het meenemen van de lange rente (ultimate forward rate) in de scenarioset steeg het meetkundig gemiddelde portefeuillerendement van 1,5% naar 1,74% wat volgens het rapport. Dit zou tot een 2%-punt andere fiscale premiegrens leiden.

  • 3. inclusieve marktwaarde voor invaren kan zo 10% anders bij aanpassing scenario set: in het rapport van de Technische werkgroep economische scenario’s is de inclusieve marktwaarde van de uitkering van een 27-jarige bijvoorbeeld maar 47% van de voorziening die we nu volgens het FTK moeten aanhouden. Mits doorgerekend met de KNW* economische scenarioset. Rekenen ze een iets andere scenarioset door zonder UFR of gekalibeerd op andere marktdata dan veranderen de cijfers enorm. De 27 jarige krijgt dan ineens minimaal 55% in plaats van 47% van de voorziening mee. Ofwel door een wijziging in de scenario set krijgt een 27-jarige ineens minimaal 17% meer vermogen mee bij invaren;

  • 4. netto profijt positief of negatief afhankelijk van de economische set: ook de netto profijt effecten worden enorm beïnvloedt. In het voorbeeld van de Technische werkgroep economische scenario’s heeft de 27-jarige eerst 27% «profijt» als je de voorziening meegeeft bij invaren. Bij een andere economische veronderstelling is dit nog maar 12%.

    Er zijn ook gevoeligheidsanalyses in dat rapport waarin naast het KNW model (zoals nu aan de basis ligt van de wettelijk voorgeschreven sets) ook een model van APG en Ortec geijkt op dezelfde analysedatum wordt doorgerekend. Te zien is dan dat gepensioneerden uit 1920–1930 er volgens het KNW model op achteruit kunnen gaan, en jongeren erop vooruit (1990–2000). Met een andere economische set met dezelfde datum als basis gaan juist gepensioneerden erop vooruit en jongeren erop achteruit?

Antwoord 20

De Nederlandsche Bank heeft recent gevoeligheidsanalyses verricht die ik separaat aan u toestuur. Deze gevoeligheidsanalyses hebben betrekking op de rente, de invaardekkingsgraden en geven een (kwalitatieve) analyse van de effecten van inflatie. Bij deze analyses worden verschillende leeftijdscohorten onderscheiden. Zoals u zelf aangeeft heeft de Technische werkgroep reeds de gevoeligheid voor verschillende scenariosets in kaart gebracht. Daarnaast heeft zij reeds gekeken naar de gevoeligheid van het meetkundig gemiddelde reële rendement voor veranderingen in de ultimate forward rate. De commissie Parameters zal in zijn advies ook rekening houden met deze gevoeligheden. Daarnaast zal de commissie Parameters de eerder vastgestelde parameters actualiseren. Deze inzichten zullen met de Kamer worden gedeeld.

Vraag 21

Bent u het ermee eens dat de economische scenarioset dus een enorm grote rol gaat spelen en erg bepalend is voor de communicatie, het beleid van pensioenuitvoerders en het transitievraagstuk, er is door veel experts gewaarschuwd voor de gevoeligheid van de uitkomsten voor de aannames in de scenario set, waarbij ze ook wijzen op de subjectiviteit van veronderstellingen, bijvoorbeeld:

  • 1. het CPB schrijft over netto-profijt15: «Een dergelijke waardering vereist veronderstellingen die deels uit prijzen op financiële markten kunnen worden afgeleid. Voor een deel zijn de aannamen subjectief en zijn veronderstellingen nodig.»;

  • 2. de technische werkgroep economische scenario’s schrijft bij de inflatie aannames: «Een aandachtspunt hierbij is dat pensioenregelingen gebaseerd zijn op Nederlandse prijs- of looninflatie, waarvoor geen marktinformatie beschikbaar is.» «Indien onzekere toekomstige kasstromen afhangen van financiële risico’s waarvoor geen (liquide) markt bestaat, dan zijn risiconeutrale scenario’s niet eenduidig te bepalen aan de hand van marktgegevens.» Waarbij bijvoorbeeld toekomstige toeslagen een voorbeeld is van een onzekere toekomstige kasstroom die in netto profijt en de VBA invaarmethode worden gehanteerd;

  • 3. er zijn ook experts die waarschuwen dat de scenario sets niet geschikt zijn voor al deze zaken. U heeft hier ook zelf voor laten waarschuwen. Willis Tower Watson schreef in een rapport voor het ministerie:«Gesproken zou kunnen worden van mission creep: de steeds ruimere toepassing van de rekenmethodieken is te beschouwen als een succes ervan; kennelijk voorzien ze in een brede behoefte, maar tegelijkertijd is die ruimere, bovenwettelijke toepassing een probleem: de rekenmethodieken (en de daarbij toegepaste scenariosets) zijn niet voor deze toepassingen ontwikkeld, en zijn er ook niet per se voor geschikt. Een risico daarvan is bijvoorbeeld dat op basis van de rekenmethodieken en scenariosets beslissingen worden genomen aangaande het risicoprofiel, zoals het niveau van de renteafdekking.»?

Antwoord 21

De uiteindelijke pensioenuitkeringen van deelnemers hangen af van de ingelegde premies en het behaalde rendement daarop. Tegelijkertijd is de toekomst van tevoren onzeker. Het is niet mogelijk om exact te weten wat rendementen zullen worden. Daarom wordt voor toekomstige (lange-termijn) projecties gebruik gemaakt van modellen. Modellen zijn geen doel op zich, maar een middel waarmee handelingsperspectief geboden kan worden. Op basis van de projecties en modellen kan bijvoorbeeld ingeschat worden welk doel haalbaar is met welke premie. Door dit periodiek te herijken kunnen sociale partners op gezette momenten samen afspreken wat zij wenselijk vinden.

Ook in het kader van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen kunnen modellen behulpzaam zijn. Het biedt deelnemers inzage in wat zij kunnen verwachten op pensioendatum. Het alternatief is dat er geen projecties worden gemaakt en dat er niet naar deelnemers toe wordt gecommuniceerd wat zij kunnen verwachten. Een ander alternatief is het huidige financieel toetsingskader waarbij vóóraf een pensioenuitkomst wordt beloofd, maar daarvoor blijkt nu juist dat dit onvoldoende perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen. Ten slotte, zij opgemerkt dat de toepassing van de scenariosets en de daarbij behorende voorschriften die voortkomen uit het advies van de commissie Parameters, worden vastgelegd in lagere regelgeving.

Vraag 22

Bent u het met mijn voorzichtige inschatting eens dat de gewijzigde scenarioset tot een verschuiving van zeker 100 miljard euro gaat leiden (en waarschijnlijk veel meer) bij het invaren, constaterende dat het een enorm verschil maakt op basis van welke scenarioset iemand gaat invaren?

Antwoord 22

Deze inschatting kent geen onderbouwing, waardoor ik hier geen oordeel over kan geven. Voor de impact van de uitkomst van het advies van de commissie Parameters op het voorgestelde wettelijk kader verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.

Vraag 23

Bent u het eens dat het daarom van belang is om gevoeligheden voor (kleine en grote) aanpassingen in de scenarioset, en de impact daarvan op bovenstaande 8 toepassingen in beeld te krijgen:

  • 1. de impact van de aanpassing van de scenarioset van de Commissie Parameters 2019 ten opzichte van de scenarioset op basis van de aannames van de Commissie Parameters uit 2014;

  • 2. de impact van de aanpassing van de Scenarioset op basis van commissie parameters 2019 versus op de door DNB aangepaste aannames voor de parameters per 1 januari 202116;

  • 3. de impact van een andere dataperiode voor kalibratie van de economische scenarioset. De huidige economische set gekalibreerd op andere meer up to date data periode augustus 2007- augustus 2022;

  • 4. de impact op de economische scenarioset van een 1% hoger opgelegd asymptotisch meetkundig gemiddelde voor inflatie en hogere volatiliteit van de inflaties, zodat ook in ieder geval de huidige inflaties van 10% in de scenario’s voorkomen?

Antwoord 23

Het is van belang dat sociale partners en pensioenfondsen kunnen rekenen met scenario’s die de meest actuele inzichten bevatten. Daarom eist de huidige Pensioenwet reeds dat minimaal eens in de vijf jaar een onafhankelijk advies moet worden uitgebracht over de relevante parameters en scenario’s. Zoals eerder uiteengezet krijgen de economische scenario’s in het nieuwe pensioenstelsel verschillende functies.

Het wetsvoorstel toekomst pensioenen schrijft voor wanneer en in welke gevallen sociale partners en pensioenfondsen gebruik moeten maken van de scenario’s. De uitkomst van het advies van de commissie Parameters heeft echter geen invloed op het voorgesteld wettelijk kader, waarin wordt voorgeschreven wanneer gerekend moet worden met de voorgeschreven scenario’s.

Aanvullend daarop geldt dat de uitkomst van het advies van de commissie Parameters voor sociale partners en pensioenfondsen een extern gegeven is waarmee zij rekening moeten houden bij hun decentrale besluitvorming. Dit zijn echter niet de enige factoren die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Andere factoren zoals de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken die op fondsniveau worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen, zijn van groot belang voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Vanwege deze fondsspecifieke factoren, die in de toekomst kunnen variëren, zijn de uiteindelijke transitie-effecten op het moment van het vaststellen van wet- en regelgeving inherent onzeker. Het wettelijk kader moet daarom zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan ook – komen tot evenwichtige besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van mening dat het wetsvoorstel toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.

Vraag 24

Kunt u een idee geven van hoe volatiel de uitkeringsfase kan worden van al ingegane pensioenen, indien wordt overgegaan tot invaren?

Antwoord 24

Volatiliteit in de uitkeringsfase wordt in de eerste plaats bepaald door de mate van beleggingsrisico dat door gepensioneerden wordt gelopen. Volgens het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen moet dat beleggingsrisico passen bij het risico dat deelnemers en pensioengerechtigden kunnen en willen lopen, dus bij hun risicohouding. Vervolgens kan door toepassing van spreiding van rendementen over de tijd de volatiliteit die gepaard gaat met beleggingsrisico worden beperkt.

In het Netspar-rapport «Inkomenseffecten bij en na invaren in het nieuwe pensioencontract»17 zijn deze effecten berekend en worden deze inzichtelijk gemaakt aan de hand van tabellen en grafieken. In appendix 1 op pagina 39 van bovengenoemd rapport is in figuur 7a. de volatiliteit van uitkeringen weergegeven, waarbij een aandelenexposure van 35% is verondersteld en drie willekeurige economische scenario’s zijn gehanteerd. Vervolgens laat figuur 7b. op pagina 40 van dit rapport zien dat spreiding van rendementen over tien jaar tot een sterke beperking van de volatiliteit van uitkeringen in de solidaire premieovereenkomst leidt. Ook in tabel 3 op pagina 21 van hetzelfde rapport wordt dit effect inzichtelijk gemaakt door de verwachte hoogte van pensioenen en jaarlijkse aanpassingen te laten zien met en zonder toepassing van spreiding van rendementen.

Vraag 25

Kunt u deze vragen een voor een en voor 6 september beantwoorden in verband met het op 12 september geplande Wetgevingsoverleg?

Technische Werkgroep Scenariosets, 10 februari 2022, «Rapport technische werkgroep economische scenario's».

Antwoord 25

Een aantal gestelde vragen komen sterk met elkaar overeen. Daarom heb ik besloten om in een aantal gevallen te verwijzen naar een eerder antwoord.


X Noot
3

Pensioen Pro, 14 april 2020, «Betere score in haalbaarheidstoets ondanks crisis»,

X Noot
4

Zie ook Kamerstuk 32 043, nr. 590.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2505

X Noot
7

Memorie van toelichting Wet toekomst pensioenen, p. 29 en 30,

X Noot
8

Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, art. 7d.

X Noot
9

Pensioen Pro, 14 april 2020, «Betere score in haalbaarheidstoets ondanks crisis», (https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30039903/betere-score-in-haalbaarheidstoets-ondanks-crisis).

X Noot
10

Pensioen Pro, 25 januari 2021, «DNB slaat negatief advies over renteverlaging in de wind», (https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30042303/dnb-slaat-negatief-advies-over-renteverlaging-in-de-wind).

X Noot
11

Technische Werkgroep Scenariosets, 10 februari 2022, «Rapport technische werkgroep economische scenario's».

X Noot
12

Dit antwoord is ook toegelicht in de nota naar aanleiding van het nader verslag behorend bij het wetsvoorstel toekomst pensioenen, zie ook Kamerstuk 36 067, nr. 11.

X Noot
13

Pensioen Pro, 14 april 2020, «Betere score in haalbaarheidstoets ondanks crisis», (https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30039903/betere-score-in-haalbaarheidstoets-ondanks-crisis).

X Noot
14

Pensioen Pro, 25 januari 2021, «DNB slaat negatief advies over renteverlaging in de wind», (https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30042303/dnb-slaat-negatief-advies-over-renteverlaging-in-de-wind).

X Noot
16

DNB, 15 februari 2021, «Aanpassing unfirome scenario-set per 1 januari 2021», (https://www.dnb.nl/nieuws-voor-de-sector/2021/aanpassing-uniforme-scenario-set-per-1-januari-2021/).

X Noot
17

Muns, Nijman, Werker; Inkomenseffecten bij en na invaren in het nieuwe pensioencontract; Netspar design paper 203, 2022.

Naar boven