Vragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (beiden CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over Ahrar-al-Sham (ingezonden 19 november 2020).

Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 8 januari 2021).

Vraag 1

Is Ahrar-al-Sham een terroristische organisatie?

Antwoord 1

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 268). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Uit informatie van de Nederlandse veiligheidsdiensten blijkt dat deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda heeft gehad en dat het onwaarschijnlijk is dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.

Vraag 2

Is de penningmeester van Ahara al Sham, die recent is opgepakt, ooit direct of indirect gesteund geweest door Nederlandse non-letale steun (NLA)?1

Antwoord 2

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (o.a. Kamerstuk 32 623, nr. 258 en Kamerstuk 32 623, nr. 272) heeft Ahrar al-Sham geen Non Lethal Assistance (NLA) ontvangen, en voor zover bekend zijn er geen goederen indirect bij Ahrar al Sham terecht gekomen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld viel echter nooit geheel uit te sluiten dat de geleverde civiele goederen onbedoeld in verkeerde handen konden vallen (Kamerstuk 27 925, nr. 534).

Vraag 3

Kunt u uitsluiten dat deze meneer, die nu van terrorisme verdacht wordt, met zijn groep en bondgenoten ooit geprofiteerd heeft van het Nederlandse NLA-programma?

Antwoord 3

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Herinnert u zich uw reactie op de motie van de leden Van Helvert en Voordewind over als terroristiche organisatie kwalificeren van Ahrar al-Sham?2

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Kunt u garanderen dat Ahrar-al-Sham geen direct bedreiging vormt op het grondgebied van Nederland nu de penningmeester in Rijssen blijkt te wonen?

Antwoord 5

De Nederlandse inlichtingendiensten kwalificeren Ahrar al-Sham als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Volgens de diensten heeft deze groep zeer waarschijnlijk nooit een gewelddadige internationale agenda gehad en is het onwaarschijnlijk dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid.

Vraag 6

Zo nee, bent u bereid om Ahrar-al-Sham op de Nederlandse terroristenlijst te plaatsen?

Antwoord 6

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september (Kamerstuk 29 754, nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten.

Vraag 7

Herinnert u zich dat de Rechtbank Rotterdam in 2019 Ahrar-al-Sham aangemerkt heeft als een terroristisch organisatie in ieder geval in de periode juli 2018 – mei 2018?3

Antwoord 7

Ja.

Vraag 8

Klopt het dat (bijna) alle door Trouw en Nieuwsuur geindentificeerde groepen die NLA ontvangen hebben van Nederland, hebben samengewerkt met Ahrar-al-Sham?

Antwoord 8

Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over gematigde gewapende groepen die al-dan-niet NLA hebben ontvangen. Uw Kamer is vertrouwelijk geïnformeerd over de gematigde gewapende groepen die Nederland met NLA steunde, en de periodes waarin deze steun werd verleend.

In het algemeen kan gesteld worden dat in de complexe, fluïde situatie in Syrië honderden strijdende groeperingen actief waren, die niet altijd homogeen waren en waarvan de samenstelling en de naamgeving deels snel veranderde. Zoals onder andere gemeld in eerdere antwoorden op uw vragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229) werden door groepen in bepaalde situaties en op specifieke locaties, allianties aangegaan met meer extremistische groepen. Dit gebeurde vanuit militair pragmatisch oogpunt; door coördinatie van de aanvallen kon een offensief van ISIS of het regime beter het hoofd worden geboden. Dit betekent niet dat het extremistisch gedachtengoed door de gematigde groepen werd overgenomen.

Vraag 9

Kunt u deze vragen binnen twee weken en één voor één beantwoorden?

Antwoord 9

De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.


X Noot
1

Tubantia, 17 november 2020, «Rijssen kent penningmeester van Ahrar al-Sham als slachtoffer van martelingen» (https://www.tubantia.nl/rijssen-holten/rijssen-kent-penningmeester-van-ahrar-al-sham-als-slachtoffer-van-martelingen~a7ebbad1b/)

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 558.

X Noot
3

Rb. Rotterdam, 29 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2421 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2019:2421)

Naar boven