Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de veroordeling van een van pedoseksueel misdrijf verdachte Nederlander in Cambodja (ingezonden 31 augustus 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 19 december 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 825.

Vraag 1

Kent u het bericht «Vrijspraak Bas R. voor misbruik kinderen in Cambodja»?1 en herinnert u zich de eerdere nog onbeantwoorde vragen over deze zaak?2

Antwoord op vraag 1

Ik ken het bericht en de genoemde eerdere schriftelijke vragen van het lid Arib van uw Kamer over betrokkene zijn beantwoord op 30 augustus 2012.3

Vraag 2

Kunt en wilt u actief en expliciet, bijvoorbeeld via het diplomatieke circuit, de Cambodjaanse justitiële autoriteiten, nog voordat de termijn waarin hoger beroep kan worden aangetekend, op de hoogte brengen dat er de mogelijkheid bestaat van een rechtshulpverzoek aan Nederland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 2

De Cambodjaanse autoriteiten zijn, nog voor de uitspraak in eerste aanleg, van de mogelijkheid tot het doen van een rechtshulpverzoek op de hoogte gebracht. Er is echter geen rechtshulpverzoek door Cambodja ingediend.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het sturen van Nederlandse agenten belast met het opsporen van uitbuiters van kinderen naar andere landen kan helpen bij het voorkomen van kindermisbruik? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit regelen? Zo nee, wat doet Nederland dan wel aan het actief meehelpen van het opsporen van landgenoten die zich in het buitenland schuldig maken aan het misbruiken van kinderen?

Antwoord op vraag 3

Uitgangspunt voor de aanpak van kindersekstoerisme is dat opsporing en vervolging van daders zo veel mogelijk plaatsvindt daar waar het delict is gepleegd. Als Nederland een ander land kan bijstaan in een onderzoek naar kindermisbruik, dan wordt een verzoek daartoe met de grootste welwillendheid bezien. Actieve opsporing door Nederlandse opsporingsambtenaren in het buitenland is alleen mogelijk nadat er in Nederland een onderzoek is gestart en het andere land daarvoor toestemming heeft verleend. In voorkomende gevallen zal hiervoor een rechtshulpverzoek worden gedaan. Nederlandse agenten mogen dan alleen onder begeleiding van de lokale autoriteiten optreden en bezitten in die gevallen geen zelfstandige opsporingsbevoegdheden.

Vraag 4

Herinnert u zich de antwoord op eerdere vragen uit  2004 over  een reisverbod voor veroordeelde pedoseksuelen,  waarin werd gesteld dat een reisverbod of een beperking in het uitreizen een extra middel in handen geeft om strafbaar sekstoerisme vanuit Nederland te bestrijden?4

Antwoord op vraag 4

Ja.

Vraag 5

Herinnert u ook uw de uitspraak van uw voorganger in het algemeen overleg over kinderporno op 31 maart 2012 dat een een reisverbod voor veroordeelde pedoseksuelen op zijn  wensenlijst voor de wetgeving stond?5

Antwoord op vraag 5

Ja.

Vraag 6

Waarom duurt het zo lang voordat een de belofte om een dergelijk reisverbod wettelijk te regelen ook eindelijk wordt waargemaakt?

Antwoord op vraag 6

Op 1 april 2012 is nieuwe wetgeving inzake de voorwaardelijke veroordeling en de voorwaardelijke invrijheidstelling in werking getreden. Deze wetgeving voorziet in de mogelijkheid om bij een strafrechtelijke veroordeling een reisverbod als bijzondere voorwaarde op te nemen. Daarnaast bereid ik het wetsvoorstel »langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking‟ voor. Door de invoering van deze wet zal het mogelijk worden zedendelinquenten langdurig onder toezicht te houden. Met langdurig (en indien noodzakelijk levenslang) toezicht kan terugvalgedrag en dreigende recidive tijdig worden gesignaleerd, zodat met direct ingrijpen nieuwe slachtoffers worden voorkomen. Een onderdeel hiervan is dat door de strafrechter een beperking van de (bewegings)vrijheid, zoals een reisverbod, kan worden opgelegd. Het reisverbod zal als beperking vooral van nut kunnen zijn bij zedendelinquenten die zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel of kindersekstoerisme in het buitenland. Ik verwacht dit wetsvoorstel in de eerste helft van 2013 aan uw Kamer te kunnen aanbieden.

Vraag 7

Hoeveel in Nederland veroordeelde pedoseksuelen hebben zich de afgelopen vijf jaar in het buitenland gevestigd of kunnen ongestoord op vakantie naar andere landen? Acht u het denkbaar dat dit honderden dan wel tientallen mannen betreft? Zo ja, deelt u dan de mening dat het onbegrijpelijk is dat hierdoor kinderen elders grote risico’s tot misbruik lopen? Zo nee, waarom acht u dit ondenkbaar?

Antwoord op vraag 7

Er wordt niet bijgehouden hoeveel in Nederland veroordeelde pedoseksuelen zich de afgelopen vijf jaar in het buitenland hebben gevestigd dan wel in staat waren op vakantie te gaan naar het buitenland.

Zedendelicten zijn zeer ingrijpend en traumatisch voor slachtoffers en hun naaste omgeving. Ik pak kindersekstoerisme dan ook aan om het risico dat kinderen in het buitenland slachtoffer worden van seksueel misbruik door Nederlanders te verkleinen. Met dat doel is en wordt ook gewerkt aan de in mijn antwoord op vraag 6 genoemde reisverboden. Verder wordt de aanpak van kindersekstoerisme in 2013 verder geïntensiveerd. Er zal een criminaliteitsbeeldanalyse en een barrièremodel worden gemaakt.


X Noot
1

Volkskrant, 30-8-2012

X Noot
2

Ingezonden 13 augustus 2012, vraagnummer 2012Z15017

X Noot
3

Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 3362.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2004–2005, nr. 1910

X Noot
5

Verslag Algemeen overleg 31 maart 2010, Kamerstuk 32 123 VI, nr. 97)

Naar boven