Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 93, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 93, item 5 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 mei 2011 over dierziekten en antibioticagebruik in de veehouderij.
De voorzitter:
Er hebben zich tien leden van de Kamer aangemeld om te spreken. Dat vraagt om discipline. Wij hebben immers vanavond nog twee VAO's en twee wetgevingsdebatten. Willen wij er niet echt middernacht van maken, dan zullen wij enige discipline moeten betrachten. Ik vraag de leden en de bewindspersonen, daaraan mee te werken.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb een hele serie moties. Het onderwerp rechtvaardigt dat. Het zijn er een heleboel, maar ik dien ze allemaal in mede namens mevrouw Arib van de PvdA-fractie. Virtueel is dat de grootste fractie in de Kamer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het antibioticagebruik zeer substantieel teruggedrongen kan worden door preventieve gezondheidsmaatregelen waaronder beter stalmanagement en betere voeding, zoals onder andere blijkt uit gevallen in de varkenshouderij waar het antibioticagebruik in korte tijd met 40% tot 80% is teruggedrongen;
overwegende dat de nieuwe huisvestingswetgeving per 2013 tevens een kans op gezondheidsverbetering geeft;
verzoekt de regering, met de LTO, dierenartsen en dierenbescherming afspraken te maken over preventieve gezondheidsmaatregelen teneinde diergezondheid te bevorderen en antibioticagebruik volgens voorbeeld van de "best practices" zeer substantieel te verminderen en hier in oktober van dit jaar de Kamer over te informeren;
verzoekt de regering voorts, verplicht periodiek preventief bedrijfsbezoek een centraal onderdeel van dit plan te laten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 74 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, er spoedig zorg voor te dragen dat dierenartsen geen winst maken op de verkoop van antibiotica en andere medicijnen door de functie van apotheker te scheiden van de functie van dierenarts, zodat dit geen perverse prikkel meer vormt om meer antibiotica voor te schrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 75 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij veel te hoog is en dat dit tot gevaarlijke antibioticaresistenties leidt die een gevaar zijn voor de volksgezondheid;
overwegende dat in de AUV Holding zo'n 2000 dierenartsen geld verdienen aan de verkoop van antibiotica en andere geneesmiddelen;
van mening dat dit leidt tot onwenselijke belangenverstrengeling;
van mening dat gezamenlijke inkoop ook kan plaatsvinden via een centrale inkoopstichting;
verzoekt de regering, een einde te maken aan de ongewenste belangenverstrengeling die de huidige constructie met zich brengt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 76 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit in haar gebruiksregels heeft vastgelegd dat de stichting zonder expliciete toestemming van de dierenarts of veehouder, nooit inzicht zal geven in gegevens die herleidbaar zijn naar de individuele dierenarts;
van mening dat hiermee een barrière wordt opgeworpen tegen overheidsingrijpen en maatregelen tegen veeartsen die de fout ingaan hiermee worden bemoeilijkt;
verzoekt de regering, verplichte openbare registratie in te stellen voor antibioticumuitgifte door dierenartsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 77 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, een eind te maken aan het geven van waardevolle cadeaus en het fêteren van dierenartsen door de farmaceutische industrie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 78 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het antibioticagebruik momenteel veel te hoog is en dat de infrastructuur en de juiste werkcultuur om spaarzaam met zware antibiotica om te gaan niet aanwezig is;
verzoekt de regering, een moratorium af te kondigen op het gebruik van derde en vierde generatie cefalosporinen en fluoroquinolonen bij dieren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79 (29683).
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Ik houd het kort. Wij hebben een AO van vier uur achter de rug, waarin alle argumenten zijn gewisseld. Ik wil twee moties indienen.
Een eerste motie gaat over actief optreden van de overheid. In Denemarken is te zien dat een actief toezicht van de overheid op het voorschrijven van antibiotica door dierenartsen leidt tot minder risico's.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat al tientallen jaren door verschillende deskundigen wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van antibioticagebruik in de veehouderij voor de volksgezondheid en dat is aangedrongen op restrictief antibioticagebruik;
overwegende dat hoge verwachtingen van zelfregulering of vertraging vanwege extra onderzoeken niet verantwoord zijn vanwege de verschillende belangen enerzijds en zwaarwegende dreiging voor de volksgezondheid anderzijds;
overwegende dat het Deense systeem tot een aantoonbare reductie van het antibioticagebruik in de veehouderij heeft geleid;
verzoekt de regering, het Deense systeem in Nederland in te voeren en de Kamer voor 1 september 2011 een gedetailleerd plan van aanpak hiertoe te zenden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80 (29683).
Mevrouw Arib (PvdA):
Dan de tweede motie. Die gaat over de rol van farmaceutische bedrijven in de diergeneeskunde.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er volstrekte helderheid dient te komen over de banden die er zijn tussen artsen/onderzoekers en farmaceutische bedrijven en dat dit evenzeer geldt voor de diergeneeskunde;
overwegende dat zo lang deze helderheid er niet is het vertrouwen in onafhankelijke advisering ten aanzien van belangrijke beslissingen inzake diergeneeskunde en volksgezondheid in het geding is;
overwegende dat de Kamer zich reeds heeft uitgesproken (motie-Arib 22894, nr. 243) voor een wettelijk register waarin de banden tussen farmaceutische bedrijven en artsen/onderzoekers worden vastgelegd;
verzoekt de regering, dit register uit te breiden tot farmaceutische bedrijven in de diergeneeskunde,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81 (29683).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik dien vier moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 5% van de dierenartsenpraktijken verantwoordelijk is voor 80% van de antibioticaverstrekking;
constaterende dat apotheekhoudende dierenartsen een economisch belang hebben bij de verkoop van antibiotica;
overwegende dat door het hoge antibioticagebruik in de veehouderij de volksgezondheid gevaar loopt als gevolg van antibioticaresistente bacteriën;
van mening dat het economische belang voor dierenartsen bij de verstrekking van antibiotica dient te worden weggenomen;
verzoekt de regering, de verkoop van antibiotica door apotheekhoudende dierenartsen voor toepassing in de veehouderij niet langer toe te staan en hier één centrale instelling voor op te richten welke tevens het gebruik van antibiotica door veehouders registreert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 82 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat derde en vierde generaties van antibiotica breed worden ingezet bij dieren in de veehouderij;
constaterende dat dit leidt tot zeer brede resistentievorming tegen antibiotica bij mensen en dieren, waardoor infecties niet meer te behandelen zijn;
constaterende dat de producenten van antibiotica protesteren tegen reductie van het gebruik van deze middelen waardoor een vrijwillige aanpak van de sector zelf geen kans van slagen heeft;
verzoekt de regering, een wettelijk verbod in te stellen op het gebruik van derde en vierde generaties van antibiotica in de veehouderij,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 83 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het hoge antibioticagebruik in de veehouderij leidt tot ontwikkeling van antibioticaresistentie bij mens en dier en daarmee een ernstig probleem vormt voor de volksgezondheid;
constaterende dat de regering inzet op een reductie van het antibioticagebruik middels het registreren van het antibioticagebruik in het private VetCis systeem;
constaterende dat VetCis expliciet in de gebruiksregels heeft staan dat er niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de dierenarts of de individuele veehouder informatie kan worden verschaft aan derden, dus ook niet aan de overheid;
constaterende dat het van cruciaal belang is dat juist de overheid volledig zicht heeft op het voorschrijfgedrag van antibiotica door individuele dierenartsen;
verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat zij te allen tijde inzicht heeft in het voorschrijfgedrag van antibiotica door dierenartsen, zonder dat zij daarvoor toestemming hoeft te vragen;
verzoekt de regering voorts, wanneer dit niet middels VetCis mogelijk blijkt, een publiek registratiesysteem te ontwikkelen en wettelijk te verplichten dat dierenartsen en veehouders daarin het voorschrijven en het gebruik van antibiotica registreren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geitenhouders die getroffen zijn door de Q-koorts, gecompenseerd zijn voor de schade die zij hebben geleden;
constaterende dat dit niet geldt voor mensen die ziek zijn geworden door de Q-koorts;
constaterende dat er Q-koortspatiënten zijn die niet meer kunnen werken, maar ook niet in aanmerking komen voor de bestaande regelingen omdat hun langdurige klachten niet worden erkend door het UWV;
overwegende dat er mogelijkheden zijn om op basis van een no-faultcompensatieregeling Q-koortspatiënten schadeloos te stellen;
verzoekt de regering, een no-faultcompensatieregeling in het leven te roepen om daarmee de slachtoffers van Q-koorts te compenseren voor de schade die zij geleden hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 85 (29683).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst wil ik een punt maken over de afhandeling van de MKZ-crisis, nu alweer tien jaar geleden. Vrijdag 10 juni was de datum waarop de termijn afliep waarbinnen het ministerie een nieuw besluit inzake Kootwijkerbroek moest nemen; dit was toegezegd tijdens de hoorzitting op 18 maart. Vrijdag berichtte de Dienst Regelingen, er niet in te zijn geslaagd om binnen die termijn tot een besluit te komen. Dat is teleurstellend. Dit uitstel doet het (terugwinnen van) vertrouwen geen goed. Het ministerie heeft op dit moment nog geen nieuwe termijn genoemd. Daarom vraag ik vanavond aan de staatssecretaris: wanneer kunnen we een besluit verwachten?
Eerder heeft de ChristenUnie al aangedrongen op onafhankelijk onderzoek. Om dit te bekrachtigen dien ik daaromtrent vanavond de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de mond- en klauwzeer (MKZ)-crisis en de ruimingen die plaatsvonden een enorme impact hebben gehad in de getroffen lokale gemeenschappen;
overwegende dat wel de aanleiding en de toedracht in 2002 is onderzocht, maar niet de juistheid van de diagnoses, de juistheid van de traceringen en de juistheid van de beweringen inzake proportionaliteit;
overwegende dat het noodzakelijk is dat bij eventuele toekomstige uitbraken gezaghebbend opgetreden kan worden, hetgeen vereist dat onzekerheden over de juistheid van eerder optreden in het verleden weggenomen wordt;
constaterende dat het Handvest van de grondrechten het recht formuleert van eenieder om te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen, het recht van eenieder om toegang te krijgen tot het dossier hem betreffende en de plicht van de betrokken instanties om hun beslissingen met redenen te omkleden;
van mening dat een onafhankelijk onderzoek een uitwerking vormt van deze rechten en plichten en bijdraagt aan het kunnen afsluiten van het MKZ-hoofdstuk voor betrokkenen;
verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek in te stellen, waarbij allereerst onderzoek wordt gedaan naar openbaarmaking van alle relevante documenten en belemmeringen bij eventuele openbaarmaking, gevolgd door onderzoek naar de interpretatie van deze documenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86 (29683).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Nog een enkele opmerking over het terugdringen van het antibioticagebruik. De staatssecretaris heeft toegezegd, in het najaar met meer informatie en brieven te komen. Mijn angst is dat er dan brieven komen waarvan we zeggen: er ontbreekt nog wat, we willen meer informatie op een bepaald punt. Dan moeten er weer nieuwe brieven worden toegezegd. Daarom dien ik de volgende twee moties, zodat we zeker weten dat we een aantal onderwerpen in het najaar terugzien in de brieven van de staatssecretaris.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het van groot maatschappelijk belang is, het gebruik van antibiotica in de dierhouderij zo veel mogelijk terug te dringen tot verantwoord en curatief gebruik in uiterste geval;
overwegende dat de regering in het najaar met een uitgewerkte visie zal komen op het terugdringen van antibioticagebruik in de dierhouderij;
verzoekt de regering, in deze visie concrete reductiedoelstellingen op te nemen, evenals voorstellen voor handhaving en consequenties voor veehouders en dierenartsen als de normen niet gehaald worden, en aan te geven hoe de positie van de dierenarts als gezondheidscoach en -adviseur versterkt kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 87 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er al goede initiatieven zijn om het antibioticagebruik terug te dringen, zowel bij dierenartsen, kenniscentra als bij (proef)bedrijven;
van mening dat het van groot belang is dat deze kennis breed toegankelijk is en gedeeld wordt, zodat zo veel mogelijk geprofiteerd kan worden van beschikbare kennis;
verzoekt de regering, in te zetten op versterking van de kennisdeling tussen ondernemers en dierenartsen, reeds beschikbare (praktijk)kennis breed en makkelijk toegankelijk te maken en samenwerking tussen de Faculteit Diergeneeskunde (Universiteit van Utrecht), de Gezondheidsdienst voor Dieren en Wageningen UR te stimuleren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 88 (29683).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Wij hebben met de staatssecretaris een heel intensieve discussie gevoerd over antibioticagebruik en de veehouderij. Er moet een fundamentele verandering komen in de huidige situatie, waarin boeren in feite gestimuleerd worden om veel antibiotica te gebruiken, met alle zeer zorgwekkende consequenties voor de volksgezondheid. De dierenarts mag naar onze mening niet meer verdienen aan de verkoop van antibiotica en een boer mag de dierenarts niet meer onder druk kunnen zetten om antibiotica te verstrekken. Dat zijn voor D66, naast transparantie, de uitgangspunten voor de fundamentele verandering, waarover ik al sprak.
Fundamenten leg je niet in een dag, maar we hebben hier geen tijd te verliezen. De staatssecretaris vraagt de Kamer echter tijd om een structuurverandering uit te werken. Wij verwachten dan ook dat hij, als hij in het najaar met zijn brief komt, echte maatregelen voorstelt waaruit duidelijk rijksregie op dit dossier blijkt, langs de lijnen van zijn toezeggingen in het algemeen overleg. Op dit punt dien ik geen motie in, maar wacht ik af waar de staatssecretaris mee komt.
Wel dien ik twee moties in om de staatssecretaris te vragen om de problematiek van de Vleeskuikenrichtlijn, die onbedoeld leidt tot nog meer antibioticagebruik, in Brussel aan te kaarten en om in Brussel de discussie te starten over het in de Hygiëneverordening opnemen van een definitie van het begrip "schoon", aangezien via mest veel bacteriën verspreid worden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering zichzelf tot doel heeft gesteld om het gebruik van antibiotica sterk te beperken;
overwegende dat in Nederland het aantal antibiotica-dagdoseringen het hoogst is in de vleeskuikensector;
constaterende dat de EU-Vleeskuikenrichtlijn een hogere bezettingsdichtheid toestaat bij beperkte uitval en dat dit een prikkel kan zijn om meer antibiotica te gebruiken;
constaterende dat dit niet alleen in Nederland, maar in alle EU-landen het geval kan zijn;
constaterende dat ook antibioticagebruik in andere EU-landen gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid in Nederland;
verzoekt de regering om in het belang van zowel de volksgezondheid als het gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven, in Brussel aan te dringen op een aanpassing van de Vleeskuikenrichtlijn om de onbedoelde prikkel tot meer antibioticagebruik weg te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 89 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU-Hygiëneverordening (853/2004) voorschrijft dat de containers met daarin het voor slachting bestemde pluimvee bij de slachthuizen worden schoongemaakt;
overwegende dat deze regel er niet per definitie toe leidt dat de containers daadwerkelijk schoon zijn;
constaterende dat er in de verordening geen specifieke waarden worden aangegeven voor de definitie "schoon" waardoor de verordening ruimte overlaat voor een vrije interpretatie;
overwegende dat vleeskuikens worden besmet met bacteriën van andere bedrijven doordat de vuile containers resten van mest en bacteriën van andere bedrijven in de stal brengen, waardoor er intensief onderling contact is tussen vleeskuikenbedrijven in Nederland en buurlanden;
verzoekt de regering, met het oog op het waarborgen van de volksgezondheid in Europees verband in te zetten op het in de hygiëneverordening opnemen van maximaal toegestane bacteriële waarden in containers, ter verduidelijking van de definitie van het begrip "schoon",
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 90 (29683).
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Ik ben langzamerhand de tel kwijt van de hoeveelheid moties. Daaruit zou je het belang van het onderwerp kunnen afleiden, maar de Kamer kan zich ook afvragen of het niet zinvol is om wat meer de koppen bij elkaar te steken om tot wat minder moties te komen die wellicht krachtiger zouden zijn. Maar goed, ik vraag me af of dat voor de regering wenselijk is.
Ook ik kom met drie moties, want ik moet dan toch maar meedoen. Mijn eerste motie is medeondertekend door mevrouw Snijder-Hazelhoff en de heer Dijkgraaf.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het antibioticumgebruik in de dierhouderij kan leiden tot resistentie tegen antibiotica bij bacteriën en daardoor tot risico's voor de volksgezondheid kan leiden;
van mening dat bij het terugdringen van het antibioticumgebruik, met name het terugdringen van het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica van belang is;
van mening dat voor de mens gevaarlijke bacteriën die uitsluitend bestreden kunnen worden door gebruik van deze antibiotica, ook bij dieren kunnen voorkomen en dat daarom een totaalverbod van het toedienen van deze antibiotica bij dieren onwenselijk is;
spreekt uit dat het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica in de dierhouderij binnen afzienbare termijn met meer dan 75% moet worden teruggedrongen;
verzoekt de regering, het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica in de dierhouderij alleen toe te staan nadat in een gevoeligheidsbepaling is komen vast te staan dat de te bestrijden bacterie alleen met deze antibiotica bestreden kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Snijder-Hazelhoff en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 91 (29683).
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb een vraag in verband met de medeondertekening door mevrouw Snijder-Hazelhoff van de VVD-fractie. In het debat heeft zij gezegd dat er onmiddellijk moet worden gestopt met die derde en vierde generatie antibiotica, dat die voor menselijk gebruik moeten worden gereserveerd. De heer Ormel sprak over krachtige moties, maar deze is een afzwakking van de motie ik eerder heb ingediend met mevrouw Arib. Ik hoor graag een toelichting van mevrouw Snijder over hoe deze verandering van standpunt van de VVD-fractie nu weer heeft kunnen plaatsvinden.
De voorzitter:
Mevrouw Snijder krijgt zo nog het woord, dus dan kan zij deze vraag gelijk meenemen. Vervolgt u uw betoog, mijnheer Ormel.
De heer Ormel (CDA):
Kan ik hier niet kort op reageren?
De voorzitter:
U mag er kort op reageren, maar het was een vraag aan mevrouw Snijder.
De heer Ormel (CDA):
Ja, maar die betrof een motie die door mij net is voorgelezen. Ik wil de heer Van Gerven meegeven dat als er een bacterie voorkomt bij dieren die resistent is voor de gebruikelijke antibiotica, het in het belang van de volksgezondheid is om die bacterie te bestrijden. Het is ook in het belang van het dierenwelzijn om niet al die dieren dood te maken, wat het gevolg is van zijn motie. Daarom hebben de ondertekenaars deze motie ingediend.
De voorzitter:
U kunt hier nog heel kort op reageren, mijnheer Van Gerven. Ik wil hier niet het debat overdoen.
De heer Van Gerven (SP):
Onze motie stelt dat het belang van de gezondheid van mensen boven die van dieren gaat. Dat is de kern. De heer Ormel heeft een andere opvatting. Dat mag.
De heer Ormel (CDA):
Nee, dat is niet waar. Wij hebben dezelfde opvatting. Wij maken alleen een andere afweging. Wij denken dat wij de bacteriën die gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid moeten bestrijden. De heer Van Gerven denkt kennelijk niet. Dat is een verschil. Ik vraag mij af wat beter is voor de volksgezondheid. De vraag stellen, is hem beantwoorden.
Ik dien mijn tweede motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat transparantie in het gebruik van diergeneesmiddelen van groot belang is om het ontstaan van antibioticaresistentie aan te pakken;
overwegende dat iedereen mee moet doen aan de registratie om effectieve transparantie mogelijk te maken;
van mening dat ook transacties via internet transparant gemaakt moeten worden;
van mening dat het te lang duurt om te wachten op het in werking treden van de Wet Dieren;
verzoekt de regering, "freeridergedrag" tegen te gaan door vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet Dieren ervoor te zorgen dat het registreren van het gebruik van diergeneesmiddelen algemeen verbindend wordt verklaard,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 92 (29683).
De heer Ormel (CDA):
Ik ga over tot het voorlezen van mijn laatste motie. Het moet mij echter toch van het hart dat uit deze hele motiebrij het lijkt alsof het een en al kommer en kwel is. Dat is echter allerminst het geval. Er is sprake van een duidelijke vermindering van het gebruik van antibiotica. De sector is op de goede weg en is zich bewust van de risico's. Dat is iets wat wij als Kamer ook als positief moeten kunnen ervaren. Dat wil ik in elk geval meegegeven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een verbod op reclame voor diergeneesmiddelen overweegt;
van mening dat aandoeningen bij dieren, zoals parasitaire infecties, een risico voor de volksgezondheid en een aantasting van het dierenwelzijn kunnen veroorzaken;
van mening dat reclame voor overige diergeneesmiddelen een voorlichtende werking kan hebben en kan bijdragen aan het verminderen van risico's voor de volksgezondheid;
verzoekt de regering, alle vormen van reclame voor antibiotica te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 93 (29683).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zie vooral in de moties van de heer Van Gerven en mevrouw Arib een aantal parallellen. Ik zal kijken of die kunnen worden samengevoegd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 80% van de in Nederland gebruikte antibiotica aan dieren gegeven wordt;
overwegende dat er steeds meer antibioticaresistente bacteriën zijn die de volksgezondheid bedreigen;
overwegende dat de prijs van antibiotica geen barrière is voor veehouders bij het gebruiken van antibiotica;
overwegende dat de maatschappelijke kosten van antibioticaresistentie niet worden doorberekend in de prijs van vlees;
verzoekt de regering, een onderzoek te doen naar een heffing op antibiotica die ten goede komt aan preventieve maatregelen, bijvoorbeeld innovatieve stalsystemen waarbij minder antibiotica gebruikt hoeven te worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 94 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 5% van de dierenartsen 80% van de antibiotica voorschrijft;
overwegende dat dierenartsen veel geld kunnen verdienen aan de verkoop van antibiotica;
overwegende dat het antibioticagebruik in Nederland snel en fors moet worden teruggebracht;
verzoekt de regering, het voorschrijven en verkopen van antibiotica per 1 januari 2012 te ontkoppelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 95 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat slechts 20% van de in Nederland voorgeschreven antibiotica naar mensen gaat;
overwegende dat antibioticaresistente bacteriën een gevaar zijn voor de volksgezondheid;
overwegende dat antibioticaresistente bacteriën zich verspreiden via de intensieve veehouderij;
verzoekt de regering, het voorschrijven van de nieuwste generatie antibiotica alleen toe te staan bij mensen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 96 (29683).
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
Voorzitter, laat ik u geruststellen: ik heb geen moties, maar ik wilde toch nog graag iets zeggen. Daar maak ik graag gebruik van.
Laat helder zijn dat het antibioticagebruik terug moet worden gebracht. Dat is ook goed uitgewisseld in het debat. Daar hebben wij deugdelijke, scherpe afspraken over gemaakt, zowel met de sector als met de regering, die daarop gaat toezien. Het komend jaar moet er 20% gereduceerd zijn en over twee jaar 50%.
De VVD-fractie heeft aandacht gevraagd voor het versterken van de relatie tussen de dierenarts en de veehouder en voor het inzichtelijk maken van de relatie tussen inkoop, verkoop en veehouderij. Laten wij wel wezen: er ligt nu een systeem voor dat is opgesteld met behulp van de Taskforce Antibioticaresistentie Dierhouderij. Daarmee wordt de driehoek goed gevormd en krijgen wij zicht op alle schakels. Zowel de producent, de dierenarts als de veehouder moet exact aangeven wat er geproduceerd c.q. gebruikt wordt.
Een duidelijk onderdeel daarvan is naar onze mening de wettelijke registratie, waardoor de stroom medicijnen volledig transparant wordt en op basis waarvan de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit in staat is in te grijpen. De staatssecretaris heeft in het overleg gezegd ook bereid te zijn dit algemeen verbindend te verklaren, zodat er werkelijk ingegrepen kan worden als zaken niet goed gaan en bedrijven, producenten of dierenartsen de zaak proberen te flessen. De VVD-fractie gaat ervan uit dat dit ook gebeurt. Dat ligt nu nog niet voor. In welk tijdsbestek gaat de staatssecretaris dit algemeen verbindend verklaren realiseren?
Op de vraag van de heer Van Gerven zou ik willen zeggen: wij zijn het er duidelijk over eens dat de derde en vierde generatie antibiotica zo snel mogelijk uit het systeem moet. Dat is ook steeds de lijn van de VVD-fractie geweest: zo snel mogelijk uitfaseren. Daar hebben wij allemaal belang bij.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, ik geef u het woord, maar u doet het wel heel slim, want u stelde al een vraag aan mevrouw Snijder via de heer Ormel. Zo krijgt u twee keer de kans. Dit is dan ook de laatste keer dat u een vraag mag stellen.
De heer Van Gerven (SP):
Dat deed ik omdat de heer Ormel de motie indiende.
Mevrouw Snijder heeft gelijk en ik citeer haar: wij moeten die middelen zo snel mogelijk kwijt. Maar in de motie die zij heeft onderschreven, wordt helemaal niet gesteld dat wij die middelen helemaal kwijt moeten. In die motie worden ze alleen ingeperkt. De VVD heeft zich weer om de tuin laten leiden door de heer Ormel van de CDA-fractie, die dit kennelijk als spreekbuis van de farmaceutische diergeneesmiddelenindustrie zo naar voren brengt. Die industrie heeft immers duidelijk een lobby gevoerd om die middelen voor de dieren – mag ik even uitpraten mijnheer Ormel? – wel op de markt te handhaven. Mag ik dat zo concluderen? Anders moet mevrouw Snijder-Hazelhoff uitleggen waarom zij van standpunt verandert. Zo snel mogelijk weg is namelijk zo snel mogelijk weg. Of laat mevrouw Snijder-Hazelhoff ze wel op de markt, met een bepaalde, aangescherpte indicatie? Dat zijn echter twee verschillende standpunten.
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, u sprak de heer Ormel aan en deed net alsof hij al het woord wilde voeren. Hij wacht echter netjes tot hij van mij het woord krijgt. Ik geef nu eerst het woord aan mevrouw Snijder en daarna aan de heer Ormel.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
De heer Van Gerven trekt wel heel snel conclusies. Voor de VVD-fractie staat voorop dat wij zo snel mogelijk af moeten van de derde en vierde generatie middelen. Daar blijf ik bij; daar blijft mijn fractie bij, want er is geen lobby van wie dan ook. Dit moet echter wel gebeuren in een tijdpad waarin dat allemaal mogelijk is. Ik ben er op zichzelf heel blij mee dat de heer Van Gerven het verslag van het debat goed heeft nagelezen, want ik heb tijdens het debat steeds aangegeven dat wij in het kader van dierenwelzijn wel moeten afwegen welke middelen wij nog nodig hebben op bepaalde momenten. Dat staat sec in de motie van de heer Ormel. Ik heb mij dus niet om de tuin laten leiden. Dat is allemaal voor rekening van de heer Van Gerven. Wij wensen – en dat deel ik eigenlijk bijna volledig met de heer Van Gerven – op zichzelf zo snel mogelijk af te komen van middelen van de derde en vierde generatie.
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, ik heb gezegd dat u nog één keer een vraag mocht stellen. U bent nu al twee keer over dezelfde kwestie aan het woord geweest. Ik geef het woord nu aan de heer Ormel.
De heer Ormel (CDA):
De heer Van Gerven beticht mij van allerlei zaken die kant noch wal raken. Ik beschouw dit als een persoonlijk feit.
De voorzitter:
Dank u wel, u hebt uw punt gemaakt.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik voel mij enerzijds bijna schuldig dat ik maar twee moties heb, maar ik stel vast dat mevrouw Van Veldhoven ook maar twee moties heeft ingediend. Anderzijds, als alle fracties zich zo gedroegen naar rato het aantal leden, zouden mijn moties de nummers 149 en 150 krijgen. Met de Partij voor de Dieren erbij is het nog erger; dan zou het gaan om de moties 299 en 300.
Excuus hiervoor; ik lees nu gewoon de twee moties voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor bacteriële aandoeningen bij gehouden vogels, vissen en terrariumdieren antibiotica worden verkocht via dierenspeciaalzaken;
van mening dat het hier gaat om zeer geringe hoeveelheden, maar dat ook hierdoor resistentie bij bacteriën kan ontstaan;
verzoekt de regering, de verkoop van uitsluitend eerste en tweede generatie antibiotica voor vogels, vissen en terrariumdieren tot maximaal 5 gram door gecertificeerde dierenspeciaalzaken toe te staan indien toediening niet kan leiden tot resistentievorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 97 (29683).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verlengde opslagtermijn voor mest op met Q-koorts besmette bedrijven problemen oplevert;
overwegende dat in de akkerbouwgebieden waar de mest van met Q-koorts besmette bedrijven werd afgezet relatief weinig Q-koortspatiënten voorkomen;
overwegende dat de verplichte vaccinatie de uitscheiding van de Q-koortsbacterie sterk beperkt;
verzoekt de regering, de verlengde opslagtermijn voor mest van met Q-koorts besmette bedrijven in te trekken, tenzij uit analyse van het deskundigenberaad blijkt dat het niet verantwoord is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Ormel en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 98 (29683).
De vergadering wordt van 20.40 uur tot 20.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef eerst het woord aan mevrouw Voortman, want wat zij zal zeggen, helpt ons bij de behandeling van de moties.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag twee moties intrekken omdat ik mij voeg bij moties die reeds door de heer Van Gerven waren ingediend. Allereerst trek in mijn motie op stuk nr. 95 in. Die motie gaat over het ontkoppelen van het voorschrijven en verkopen van antibiotica per 1 januari 2012. In plaats daarvan komt mijn naam onder de motie op stuk nr. 76 te staan.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Voortman (29683, nr. 95) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De motie-Van Gerven/Arib (29683, nr. 76) is in die gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Gerven, Arib en Voortman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99 (29683).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
In mijn motie op stuk nr. 96 verzoek ik de regering om het voorschrijven van de nieuwste generatie antibiotica alleen toe te staan bij mensen. Die motie trek ik ook in en in plaats daarvan komt mijn naam onder de motie op stuk nr. 79 te staan.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Voortman (29683, nr. 96) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De motie-Van Gerven/Arib (29683, nr. 79) is in die gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Gerven, Arib en Voortman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 100 (29683).
Minister Schippers:
Voorzitter. Ik reageer direct op de ingediende moties. Ik wil de moties op stuk nrs. 79, 83 en 91 graag tegelijk behandelen. Die moties gaan namelijk allemaal over het gebruik van derde en vierde generatie antibiotica. Wij hebben in een brief van 8 december al aangekondigd dat antibiotica van de derde en vierde generatie alleen na een gevoeligheidstest toegepast mogen worden. Mijn collega Bleker is bezig om dat beleid uit te voeren.
Tegelijkertijd werkt de Gezondheidsraad aan een advies. Dat advies verschijnt deze zomer. Dat zal dus nog ongeveer vijf weken duren. Dat advies gaat expliciet in op de vraag of het gebruik van bepaalde middelen in de veehouderij verboden moet worden, ten behoeve van de volksgezondheid. Dat is een complex vraagstuk, omdat een verbod kan leiden tot een verschuiving in gebruik en daardoor mogelijk ook tot ongewenste aspecten kan leiden. Het is dus eigenlijk te ingewikkeld. Als je zo'n gerenommeerd instituut om een advies vraagt, moet je dat advies ook afwachten. Daarom adviseer ik de Kamer om de moties op stuk nrs. 79, 83 en 91 aan te houden. Zodra wij het advies binnen hebben, komen wij met een standpunt.
Ik kom op de motie van mevrouw Ouwehand en mevrouw Thieme op stuk nr. 85. Die motie gaat over een schadefonds. In het algemeen overleg is al gewisseld dat wij verschillend denken over een schadefonds, maar ik heb gezegd dat ik een brief zal sturen. In die brief zal ik alle aspecten van een schadefonds meenemen, omdat daar vanuit veel verschillende invalshoeken om gevraagd wordt. Ik wil het debat graag op basis van die brief voeren. Daarom ontraad ik deze motie.
Staatssecretaris Bleker:
Voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw Wiegman over de lopende bezwaarprocedure in het kader van de MKZ. Volgende week zal ik de Kamer en de bezwaarmakers per brief informeren over de precieze stand van zaken en de voortgang van de afhandeling van het bezwaarschrift.
Ik ga verder met de moties die zijn ingediend. De motie van de heer Van Gerven en mevrouw Arib op stuk nr. 74 zie ik als ondersteuning van beleid. Ik maak daarbij de kanttekening dat ik het verplicht periodiek preventief bedrijfsbezoek serieus zal overwegen en afwegen in mijn voorstellen in de tweede helft van het jaar. Dan kom ik op dit specifieke punt terug.
De motie van de heer Van Gerven en mevrouw Arib op stuk nr. 75 gaat over de ontkoppeling. Ik heb eerder aangegeven dat ik op dit punt afzonderlijk zal ingaan in mijn voorstellen in de tweede helft van het jaar. Daar wil ik niet op vooruitlopen. Er wordt soms ook verwezen naar het zogenaamde Deense model, maar bij nadere bestudering blijkt dit model minder eenduidig dan wij misschien veronderstellen. In het Deense model is namelijk nog bepaald wel een relatie met antibioticagebruik, ook bij de dierenarts. De winst die men op de verkoop van medicijnen mag maken, is echter gemaximeerd. Het Deense model komt in de voorstellen uitdrukkelijk aan de orde, maar deze motie "loopt vooruit op" en is ook "een te absolute uitwerking van". Daarom ontraad ik deze motie. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 76 over belangenverstrengeling. Wij zijn nu net bezig om ook via de SDa de transparantie te vergroten. Met een algemene formulering als "de ongewenste belangenverstrengeling" kan de regering niet echt iets. Daarom ontraad ik deze motie.
De motie van de heer Van Gerven en mevrouw Arib op stuk nr. 77 heeft betrekking op het herleidbaar zijn van gegevens naar individuele dierenartsen. Ik wil mij ervoor inzetten om dat voor elkaar te krijgen. Ik moet er wel bij zeggen dat het gaat om een particuliere, private stichting. Het gaat er nu om, de sector ervan te overtuigen dat het verstandig is om die herleidbaarheid mogelijk te maken, juist ten gunste van de vele mensen die het goed en netjes proberen te doen. Ik zal mij er met de sector maximaal voor inspannen om dat voor elkaar te krijgen. Ik beschouw deze motie dus al ondersteuning van beleid.
Op de kwestie van de waardevolle cadeaus ben ik eerder ingegaan. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde is bezig met het maken van een code zoals die ook in de humane sector bestaat. De motie op stuk nr. 78 vind ik een beetje een slag in de lucht. Ik ontraad haar, temeer omdat de genoemde code in aantocht is.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 80 van mevrouw Arib over het Deense systeem. Dit systeem is minder eenduidig dan verondersteld wordt. Het bevat heel bruikbare elementen. Ik zal een werkbezoek brengen aan de Deense collega en de Deense autoriteiten om te bezien hoe dit systeem in de praktijk werkt, hoe het precies is georganiseerd en welke vorderingen ermee worden bereikt. Wij zullen het Deense systeem dus absoluut betrekken bij de voorstellen die wij in de tweede helft van dit jaar doen. Of het een kopie van dit systeem wordt, durft ik bij voorbaat echter niet te zeggen. In de huidige vorm moet ik de motie ontraden, omdat het de introductie een-op-een van hét Deense systeem in Nederland bepleit.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Gaat u uw motie intrekken of aanhouden? Wij hebben net afgesproken dat de Kamerleden pas na de behandeling van de moties door de bewindspersonen het woord zullen voeren.
Mevrouw Arib (PvdA):
Oké.
Staatssecretaris Bleker:
Ik heb naar aanleiding van de motie op stuk nr. 80 de termijn genoemd waarbinnen de voorstellen van de zijde van het kabinet komen over de versterking van de positie van de dierenarts, het tegengaan van ongewenste prikkels in dat systeem.
De motie op stuk nr. 81 is ondersteuning van beleid.
De motie op stuk nr. 82 zal ik betrekken bij de uitvoering van de voorstellen waar ik in de tweede helft van het jaar mee kom. Deze beschouw ik dan ook als ondersteuning van beleid.
Over de motie op stuk nr. 84 zeg ik het volgende. Transparantie is van belang, ook voor de handhaving. Ik wil dat de sectoren op zichzelf dit systeem gaan openstellen. Zoals in de motie geformuleerd, vind ik het te zeer voorbijgaan aan het private karakter van het systeem. Mijn intenties zijn echter duidelijk: het moet herleidbaar zijn en verplichtend; de kwestie van het algemeen verbindend verklaren komt later aan de orde.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Mevrouw Wiegman, we hebben net afgesproken dat we aan het eind van de moties de Kamer gelegenheid geven om te reageren.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik heb echter een punt van orde, voorzitter. En dat mag.
Ik kom even terug op motie op stuk nr. 82. Meent de staatssecretaris werkelijk wat hij zegt? Het verzoek komt namelijk overeen met het verzoek uit een eerder behandelde motie die nadrukkelijk werd ontraden, vanwege die knip die wordt gezet.
De voorzitter:
U rekt het begrip "orde" wel erg op.
Staatssecretaris Bleker:
Ik heb gezegd: wij zullen de kwestie van de koppeling en de ontkoppeling betrekken bij de uitwerking van de voorstellen in november. Dat heb ik gezegd. Ik ga nu niet vooruitlopen op deze conclusie. Als ik de motie zo overzie, zal ik het verzoek betrekken bij de voorstellen. Ik hoor van de leden dat de motie misschien meer vraagt. In het dictum staat: verzoekt de regering de verkoop van antibiotica door apotheekhoudende dierenartsen voor toepassing in de veehouderij niet langer toe te staan en hier één centrale instelling voor op te richten welke tevens het gebruik van antibiotica door veehouders registreert. Dat gaat inderdaad knap ver. Ik dank de leden voor de interventie. Dan moet ik de motie ontraden. Bedankt voor de hulp. Bij één op de tien moties krijg ik de hulp van de Kamer.
Ten aanzien van motie op stuk nr. 84 merk ik op dat wij bezig zijn met de private sector om de zaken compleet dekkend en herleidbaar te maken. De inhoud van deze motie loopt vooruit op een situatie waarin dit niet gelukt zou zijn. Daarom ontraad ik motie.
Ik verzoek mevrouw Wiegman haar motie op stuk nr. 86 aan te houden, gelet op de brief die ik heb toegezegd over het verloop van de bezwaarprocedure. Overigens blijft mijn intentie met de betrokkenen uit Kootwijkerbroek gezamenlijk tot een onderzoek en onderzoekscommissie te komen die draagvlak bij hen kan verwerven.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter?
De voorzitter:
Aan het einde, mevrouw Wiegman. Het is even wennen als we een andere afspraak maken in de Kamer, merk ik.
Staatssecretaris Bleker:
Het geeft wel wat rust voor de regering.
De voorzitter:
Het was niet mijn intentie om dat te bewerkstellingen.
Staatssecretaris Bleker:
Het is een gunstig neveneffect, of een gunstige bijwerking om het in de terminologie van de diergeneeskunde uit te drukken.
Ten aanzien van motie op stuk nr. 87 hebben we gezegd dat we in de brief van november met een precisering van de reductiedoelstellingen zullen komen en met voorstellen voor versterking van de positie van de dierenarts. De motie van mevrouw Wiegman zie ik als ondersteuning van beleid, tenzij zij het zelf anders ziet.
Ik wil mij inzetten voor de motie op stuk nr. 88. Dit is ondersteuning van beleid.
Dan motie op stuk nr. 89 van mevrouw Van Veldhoven. Hier wil ik mij voor inzetten. Deze motie is ondersteuning van beleid.
Ook voor motie op stuk nr. 90 wil ik mij in Europees verband inzetten. Ik zal hiervoor aandacht vragen. Zij is ondersteuning van beleid.
Volgens mij is de minister al op de motie ingegaan op stuk nr. 91 van de heer Ormel, mevrouw Snijder-Hazelhoff en de heer Dijkgraaf.
De motie op stuk nr. 92 zie ik als ondersteuning van beleid.
De motie op stuk nr. 93 zie ik eveneens als ondersteuning van beleid.
Ik kom op de motie op stuk nr. 97 over de dierenspeciaalzaken.
De voorzitter:
Mijnheer de staatssecretaris, u vergeet de motie op stuk nr. 94.
Staatssecretaris Bleker:
Dan hoop ik dat iemand mij die motie wil overhandigen. Met uw goedvinden ga ik eerst in op de motie op stuk nr. 97. Ik moet de motie ontraden, omdat dit moet worden meegenomen in de algemene problematiek van de derde en vierde generatie antibioticamiddelen.
Ik kom op de motie op stuk nr. 98 over mest van met Q-koorts besmette bedrijven. Ik ontraad de motie. De huidige maatregelen zijn allemaal ingesteld met een doel op basis van ingewonnen deskundigenadvies. Ik heb met de deskundigen afgesproken dat zij deze maatregelen zullen evalueren voordat wij ze eventueel kunnen toepassen. Dat zal in juni gebeuren. Ik vind het onverstandig om hierop vooruit te lopen. Dat is de reden dat ik de motie ontraad. Het deskundigenoverleg heeft 14 juni jongstleden plaatsgevonden. Het RIVM verwacht dat de adviesbrief op zijn vroegst eind volgende week kan uitgaan. Vervolgens wordt dit advies nog besproken in de betrokken overlegorganen, waarna wij een besluit kunnen nemen.
De motie op stuk nr. 94 van mevrouw Voortman vraagt om een onderzoek naar een heffing op antibiotica die ten goede komt aan preventieve maatregelen in bijvoorbeeld innovatieve stalsystemen. Uit het onderzoek van Berenschot is gebleken dat dit een niet-effectieve maatregel is. Daarom ontraad ik de motie. Overigens ben ik het geheel eens met iedereen die heeft gezegd dat wij bij het verder ontwikkelen en innoveren van stalsystemen ook naar gezondheidsaspecten moeten kijken die het antibioticagebruik kunnen beperken.
De voorzitter:
Ik kijk welke leden nog een dringende vraag hebben.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Jammer dat de motie op stuk nr. 82 toch nog ontraden is. Ik geef in reactie op de minister aan dat wij de motie op stuk nr. 85 aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand ik stel voor, haar motie (29683, nr. 85) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
Ik heb de staatssecretaris gevraagd wanneer hij verwacht het algemeen verbindend verklaren te kunnen doorvoeren. Dat is wel een cruciaal onderdeel. Misschien kan hij over dat tijdpad nog enige helderheid geven?
De voorzitter:
Kan de staatssecretaris daarop direct reageren?
Staatssecretaris Bleker:
Het kabinet zal het besluit nog voor het zomerreces nemen. Daarna kan de inwerkingtreding snel plaatsvinden.
Mevrouw Arib (PvdA):
De motie op stuk nr. 80 gaat over het Deense model. Het staat inderdaad wat stellig geformuleerd, maar de bedoeling is dat wordt gekeken naar wat bruikbaar is. Het is niet de bedoeling dat alles wordt overgenomen. Als dat voor staatssecretaris reden is te vragen de motie aan te passen, ben ik daartoe bereid. Maar als hij hiermee genoegen neemt: dat is de bedoeling. Het is natuurlijk ook afhankelijk van het land.
Staatssecretaris Bleker:
Dan zie ik de motie als ondersteuning voor het meenemen van bruikbare elementen van het Deense model in de voorstellen die wij in november zullen presenteren.
De heer Ormel (CDA):
De minister heeft gevraagd of de indieners de motie op stuk nr. 91 willen aanhouden. Ze gaat over de derde en vierde generatie antibiotica. Ik wijs de minister er wel op dat wij ook uitspreken dat het gebruik van de derde en vierde generatie antibiotica met meer dan 75% moet worden teruggedrongen. Dat zegt de motie ook. Als de minister dat in haar achterhoofd houdt, dan houd ik deze motie aan.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
De staatssecretaris heeft gevraagd de motie op stuk nr. 86, over onderzoek naar de MKZ-crisis, aan te houden. Ik wil van de staatssecretaris iets meer uitleg over het waarom dan de verwijzing naar een brief die gaat komen. Vandaag ronden wij dit onderwerp plenair af. De teksten zijn duidelijk. Ik heb liever dat de staatssecretaris op basis van de inhoud van deze motie eventueel redenen aanlevert. Alleen aanhouden in afwachting van een brief vind ik iets te mager.
Staatssecretaris Bleker:
Het is misschien ook van mijn kant een beetje spijkers op laag water zoeken. Laat ik er heel duidelijk over zijn. Mevrouw Wiegman krijgt de volgende week een brief over de voortgang van de bezwaarprocedure en over de passage "allereerst onderzoek wordt gedaan naar openbaarmaking van alle relevante documenten en belemmeringen". Welke documenten er waren, welke documenten er hadden moeten zijn en welke documenten beschikbaar moeten worden gesteld aan betrokkenen, staat volgende week in die brief. Dat ten eerste. Daarop wordt mevrouw Wiegman heel snel bediend. We gaan daarin ook in op de vraag hoe we dat laten onderzoeken. Ik wil daar twee mensen van buiten bij betrekken, want het is mij te veel een gesloten kring geworden die daarover als het ware oordeelt. In het bezwaarschriftenproces zullen twee externen kijken naar dit onderwerp van onderzoek dat wordt aangegeven. Daarnaast en daaropvolgend heb ik de intentie om tot een afrondend onderzoek te komen, door een commissie die wordt gedragen door ons ministerie en de betrokkenen in het gebied. Dát ben ik van plan. Mevrouw Wiegman zou kunnen zeggen: daarmee geeft u uitvoering aan de motie. Nu ik dat non-verbale signaal krijg, is de conclusie: de regering voert de motie uit, zoals net geformuleerd.
De heer Van Gerven (SP):
Ik wil mede namens mevrouw Arib en mevrouw Voortman de motie op stuk nr. 79 aanhouden, welke motie gaat over de nieuwste generatie antibiotica. Ik vraag het kabinet om dringend de boodschap door te geven dat met die medicijnen zo terughoudend mogelijk wordt omgegaan in de veesector, totdat we het rapport van de Gezondheidsraad hebben ontvangen om daarover verder te debatteren.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn gewijzigde motie (29683, nr. 100) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Gaat mevrouw Wiegman nog iets doen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Vast wel, maar niet vanavond.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de leden van de Kamer en de beide bewindspersonen voor hun inbreng van vanavond.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-93-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.