U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 3 december 2025, nr. 2025-0000040125 tot wijziging van de Omgevingsregeling in verband met de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken en het vastleggen van de formules voor de berekening van de soepelere milieuprestatie-eis (KetenID WGK026185)

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op de artikelen 4.3, vierde lid, en 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet en artikel 4.159, derde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

Besluit:

ARTIKEL I

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Afdeling 5.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

AFDELING 5.1 DUURZAAMHEID

§ 5.1.1 Technische bouwsystemen

Artikel 5.1 (toepassingsbereik)

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op technische bouwsystemen als bedoeld in paragraaf 4.7.14 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 5.2 (energieprestatie technisch bouwsysteem)

De waarde van de energieprestatie van een technisch bouwsysteem, bedoeld in de artikelen 4.248, eerste lid, en 5.21, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, wordt bepaald op basis van de in bijlage VIII opgenomen rekenmethodiek.

Artikel 5.3 (verslaglegging energieprestatie)

Het verslag van de energieprestatie van een technisch bouwsysteem, bedoeld in artikel 4.249 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, bevat de volgende gegevens en bescheiden:

  • a.

    de berekende waarde voor de energieprestatie als bedoeld in artikel 5.2;

  • b.

    de naam en het adres van degene die opdracht geeft tot het laten vaststellen van de energieprestatie;

  • c.

    het adres van het gebouw waar het technisch bouwsysteem zich in, op, aan of bij bevindt;

  • d.

    een aanduiding van het soort gebouw waar het technisch bouwsysteem zich in, op, aan of bij bevindt: woning of overig;

  • e.

    de naam en het registratienummer van degene die het technisch bouwsysteem heeft geïnstalleerd en het verslag heeft opgesteld of, als diegene geen registratienummer heeft, de naam en het adres;

  • f.

    een beschrijving van het soort technisch bouwsysteem;

  • g.

    een beschrijving van het type en serienummer van het technische bouwsysteem of componenten daarvan, of, bij het ontbreken van dergelijke gegevens, een nauwkeurige beschrijving van de locatie waar het technisch bouwsysteem zich in het gebouw bevindt;

  • h.

    een beschrijving van de verrichte werkzaamheden aan het technisch bouwsysteem;

  • i.

    de datum van de werkzaamheden aan het technisch bouwsysteem; en

  • j.

    de ondertekening door diegene die het technisch bouwsysteem heeft geïnstalleerd.

Artikel 5.4 (ruimteverwarmingssysteem)
  • 1.

    Een adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar ruimteverwarmingssysteem als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving:

    • a.

      heeft een warmtecapaciteit die niet groter is dan nodig is om te voorzien in de warmtevraag van het gebouw waarin het systeem zich bevindt. De temperatuur in het warmtedistributie- en afgiftedeel van het systeem is daarbij afgesteld op de laagst mogelijke temperatuur waarbij het ruimteverwarmingssysteem kan voldoen aan de benodigde warmtecapaciteit van het gebouw;

    • b.

      is geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van de componenten van het systeem;

    • c.

      is afgesteld op een energetisch optimale stooklijn met behoud van comfort, is hydraulisch in balans en is ingeregeld om optimaal te presteren bij gemiddelde gebruiksomstandigheden; en

    • d.

      is voorzien van een ruimtethermostaat die voldoet aan de eisen voor een kamerthermostaat of andere centrale temperatuurregeling van klasse II of hoger als bedoeld in de Mededeling van de Commissie in het kader van de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2014, C 207/02).

  • 2.

    Het eerste lid, onder d, is niet van toepassing als het systeem wordt aangestuurd door een gebouwautomatiserings- en controlesysteem waarmee een met dat onderdeel vergelijkbaar resultaat kan worden gerealiseerd of als de kosten voor het aanbrengen van de ruimtethermostaat en de thermostatische radiatorkranen meer dan 20% bedragen van de kosten van het technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming.

Artikel 5.5 (ruimtekoelingssysteem)
  • 1.

    Een adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar ruimtekoelingssysteem als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving:

    • a.

      heeft een koudecapaciteit niet groter dan nodig om te voorzien in de koudevraag van het gebouw waarin het systeem zich bevindt, waarbij de temperatuur in het koudedistributie- en afgiftedeel van het systeem is afgesteld op de hoogst mogelijke temperatuur waarmee het ruimtekoelingssysteem kan voldoen aan de benodigde koudecapaciteit van het gebouw;

    • b.

      is geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van componenten van het systeem;

    • c.

      is afgesteld op de energetisch optimale condensor- en verdampertemperaturen met behoud van comfort, is hydraulisch in balans als het gaat om hydraulische systemen of heeft geoptimaliseerde luchtstromen als het gaat om lucht-distributiesystemen, en is ingeregeld op optimaal presteren bij typische gebruiksomstandigheden;

    • d.

      heeft een ruimtethermostaat als het gaat om een centraal aangestuurd systeem; en

    • e.

      heeft een door de gebruiker in te stellen thermostaat als het gaat om individueel geregelde units.

  • 2.

    Het eerste lid, onder d, is niet van toepassing als het systeem wordt aangestuurd door een gebouwautomatiserings- en controlesysteem waarmee een met dat onderdeel vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt.

Artikel 5.6 (ventilatiesysteem)

Een adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar ventilatiesysteem als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving:

  • a.

    sluit aan bij de ventilatiebehoefte van het gebouw waarin het systeem zich bevindt;

  • b.

    is geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van componenten van het systeem;

  • c.

    heeft een ventilatiedebiet dat is geoptimaliseerd voor laag energieverbruik met behoud van comfort en luchtkwaliteit; en

  • d.

    is voorzien van passende regelapparatuur waarmee het ventilatievolume in drie of meerdere standen of traploos aan te passen is aan de ventilatiebehoefte.

Artikel 5.7 (warm tapwatersysteem)

Een adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, ingeregeld en instelbaar warmtapwatersysteem als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving:

  • a.

    sluit aan bij de warmtapwaterbehoefte van het gebouw waarin het systeem zich bevindt;

  • b.

    is geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van componenten van het systeem;

  • c.

    heeft een warmtapwatertemperatuur, gemeten bij de warmteopwekker, die is geoptimaliseerd voor een zo laag mogelijk energieverbruik zonder risico’s voor legionella; en

  • d.

    is voorzien van regelapparatuur waarmee de watertemperatuur bij de warmteopwekker op toegankelijke wijze kan worden ingesteld.

Artikel 5.8 (ingebouwde verlichting)

Adequaat gedimensioneerde, geïnstalleerde, ingeregelde en instelbare ingebouwde verlichting als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving:

  • a.

    heeft een hoeveelheid en type armaturen die voldoende zijn, maar niet meer dan nodig, voor de typische verlichtingsbehoefte van de ruimte waarin de verlichting ingebouwd wordt;

  • b.

    is geïnstalleerd volgens de ontwerpeisen en installatievoorschriften van de fabrikanten van componenten van het systeem; en

  • c.

    is instelbaar door aan-uit schakelaars of aanwezigheidsdetectie.

Artikel 5.9 (gebouwautomatiserings- en controlesysteem)

Adequaat gedimensioneerde, geïnstalleerde, ingeregelde en instelbare ingebouwde verlichting als bedoeld in de artikelen 4.248, tweede lid, en 5.21, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, is voor oplevering getest en ingesteld op energetisch optimale prestatie onder typische gebruiksomstandigheden.

§ 5.1.2 Energielabels

Artikel 5.10 (toepassingsbereik)

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op energielabels als bedoeld in afdeling 6.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 5.11 (vaststellen energielabel voor woningen en woongebouwen)
  • 1.

    De energieprestatie van een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw wordt opgenomen en geregistreerd door een energieadviseur werkzaam voor een NL-EPBD-certificaathouder volgens BRL 9500-W.

  • 2.

    Het bij de bepaling van de energieprestatie gebruikte rekenprogramma is geattesteerd volgens BRL 9501.

  • 3.

    Na registratie van de energieprestatie door de energieadviseur bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, wordt het energielabel voor die woonfunctie, dat woongebouw of die logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw vastgesteld en afgegeven door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4.

    Het primair fossiel energiegebruik van de woonfunctie, het woongebouw of die logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw wordt met behulp van de als bijlage IX opgenomen tabel omgezet in een letter of lettercombinatie. Bij de berekening van het primair fossiel energiegebruik van een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw wordt, als energiemaatregelen op gebiedsniveau van toepassing zijn, gerekend met forfaitaire waarden voor deze maatregelen.

Artikel 5.12 (vaststellen energielabel voor utiliteitsgebouwen)
  • 1.

    De energieprestatie van een gebruiksfunctie of gebouw, niet zijnde een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, wordt opgenomen en geregistreerd door een energieadviseur werkzaam voor een NL-EPBD-certificaathouder volgens BRL 9500-U.

  • 2.

    Het bij de bepaling van de energieprestatie gebruikte rekenprogramma is geattesteerd volgens BRL 9501.

  • 3.

    Na registratie van de energieprestatie door de energieadviseur bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, wordt het energielabel voor dat utiliteitsgebouw vastgesteld en afgegeven door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4.

    Het primair fossiel energiegebruik van het utiliteitsgebouw wordt met behulp van de als bijlage X opgenomen tabel omgezet in een letter of lettercombinatie. Bij de berekening van het primair fossiel energiegebruik van het utiliteitsgebouw wordt, als energiemaatregelen op gebiedsniveau van toepassing zijn, gerekend met kwaliteitsverklaringen voor deze maatregelen.

Artikel 5.13 (gegevens energielabel)

Het energielabel, bedoeld in artikel 5.11, derde lid, en artikel 5.12, derde lid, wordt vastgesteld op basis van in ieder geval:

  • a.

    gegevens over de algemene gebouwkenmerken, waaronder gebruiksfunctie, bouwjaar, gebruiksoppervlakte in m2 en, in het geval van een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, woningtype;

  • b.

    gegevens over de aanwezige isolatie, waaronder beglazing, isolatie van de gevel, isolatie van het dak en isolatie van de vloer;

  • c.

    gegevens over de aanwezige installaties, waaronder verwarmingstoestel, tapwatertoestel, koelsysteem, ventilatiesysteem, zonneboiler, zonnepanelen en, in het geval van een utiliteitsgebouw, verlichting; en

  • d.

    gegevens over de berekende indicatoren van de energieprestatie, waaronder de energielabelklasse, het primair fossiel energiegebruik, het aandeel hernieuwbare energie, in het geval van een woonfunctie, woongebouw of logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw de oververhitting in de zomer en de warmtebehoefte en, in het geval van een utiliteitsgebouw, de energiebehoefte.

Artikel 5.14 (registratie energielabel)
  • 1.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan registreren:

    • a.

      gegevens over voor welke gebouwen de energieprestatie is geregistreerd, waaronder adresgegevens, identificerend objectnummer van het pand of verblijfsobject als bedoeld in artikel 19 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen en de opleverstatus van het gebouw;

    • b.

      kenmerken van de registratie van de energieprestatie bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, waaronder de aanduiding van het soort opname van de energieprestatie, de opnamedatum van de energieprestatie en gegevens over de energieadviseur, de NL-EPBD-certificaathouder en de geattesteerde software;

    • c.

      de registratiedatum van de energieprestatie bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het unieke registratienummer van het energielabel; en

    • d.

      de gegevens, bedoeld in artikel 5.13, op basis waarvan het energielabel is vastgesteld.

  • 2.

    De minister beheert de registratie.

  • 3.

    De registratie heeft tot doel het toezicht op de naleving en handhaving van de voorschriften op het gebied van energielabels te kunnen waarborgen en de verstrekking van de gegevens aan de instellingen en organisaties, bedoeld in het vijfde lid, mogelijk te maken voor zover de gegevens noodzakelijk zijn in verband met hun werkzaamheden als bedoeld in het vijfde lid.

  • 4.

    De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor de registratie.

  • 5.

    De minister kan de gegevens, bedoeld in het eerste lid, verstrekken aan:

    • a.

      certificatie-instellingen, voor zover de gegevens noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van hun taak zoals omschreven in BRL 9500-W;

    • b.

      het centraal bureau voor de statistiek, voor zover de gegevens noodzakelijk zijn voor het van overheidswege uitvoeren van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap; en

    • c.

      andere onderzoeksinstellingen en -organisaties, voor zover de gegevens gebruikt worden voor wetenschappelijke, statistische of historische doeleinden en de persoonlijke levenssfeer niet onevenredig geschaad wordt.

  • 6.

    De minister kan het energielabel en de gegevens, bedoeld in het eerste lid, verstrekken aan de eigenaar van het gebouw waarvoor het energielabel is afgegeven en aan de persoon die in de basisregistratie personen op het woonadres van dat gebouw staat ingeschreven.

  • 7.

    De gegevens in de registratie worden ten hoogste vijftien jaar bewaard, gerekend vanaf de opnamedatum van de energieprestatie voor een energielabel.

Artikel 5.15 (zichtbaar ophangen energielabel)

Bij de toepassing van artikel 6.30, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt ten minste een weergave van de numerieke energieprestatie-indicator van het primair fossiel energiegebruik in kWh/(m2.jaar) en de in een letter of lettercombinatie uitgedrukte weergave van dat energiegebruik opgehangen op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in het gebouw.

Artikel 5.16 (document voor vergunningaanvraag)

Onder energielabel wordt niet verstaan het document dat is opgesteld op basis van de energieprestatie en is geregistreerd in het kader van een vergunningaanvraag als bedoeld in BRL 9500-W.

§ 5.1.3 Airconditioningsystemen en verwarmingssystemen

§ 5.1.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.17 (toepassingsbereik)

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op de keuring van airconditioningsystemen, bedoeld in paragraaf 6.5.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, en verwarmingssystemen, bedoeld in paragraaf 6.5.4, van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

§ 5.1.3.2 Keuring van airconditioningsystemen
Artikel 5.18 (keuring airconditioningsystemen)
  • 1.

    De keuring van een airconditioningsysteem of gecombineerd airconditioning- en ventilatiesysteem met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW, wordt verricht door deskundigen met een diploma EPBD A-airconditioningsystemen en een diploma EPBD-B airconditioningsystemen.

  • 2.

    De keuring wordt gedaan volgens de inspectiemethodiek zoals opgenomen in bijlage XI.

  • 3.

    Het keuringsverslag van een in het eerste lid bedoelde keuring wordt opgesteld door een deskundige met het diploma EPBD B-airconditioningsystemen.

  • 4.

    De deskundige:

    • a.

      registreert de datum van de keuring van het systeem in het bij het systeem behorende logboek;

    • b.

      verstrekt het keuringsverslag binnen vier weken na de keuring aan de opdrachtgever; en

    • c.

      meldt de keuring binnen vier weken nadat deze is verricht af bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen instantie.

  • 5.

    De deskundige en de opdrachtgever bewaren het keuringsverslag ten minste vijf jaar.

Artikel 5.18a (keuring gecombineerde verwarmings- en airconditioningsystemen)
  • 1.

    Een technisch bouwsysteem dat zowel ruimteverwarming als ruimtekoeling verzorgt en waarbij de warmtegenerator nuttige warmte genereert door het opvangen van warmte uit de lucht, ventilatie van afvoerlucht of een water- of aardwarmtebron met een warmtepomp wordt alleen gekeurd volgens artikel 6.37 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • 2.

    Een technisch bouwsysteem met een ventiliatiesysteem gecombineerd met zowel een verwarmingssysteem als een airconditioningsysteem wordt alleen gekeurd volgens artikel 6.37 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • 3.

    Een ventilatiesysteem als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt alleen gekeurd als dit het primaire afgiftesysteem is voor ruimteverwarming of ruimtekoeling.

§ 5.1.3.3 Eisen vakbekwaamheid keuring airconditioningsystemen
Artikel 5.19 (exameninstelling airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst de instellingen aan die zijn belast met:

    • a.

      het afnemen van het examen airconditioningsysteemdeskundige;

    • b.

      het afnemen van het herexamen; en

    • c.

      het afnemen van het bijscholingsexamen.

  • 2.

    Een exameninstelling voor airconditioningsysteemdeskundigen:

    • a.

      bezit rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      heeft een vestiging in Nederland;

    • c.

      beschikt over voldoende deskundigheid om examens op te stellen en af te nemen;

    • d.

      beschikt over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld; en

    • e.

      beschikt over faciliteiten om examens af te nemen.

  • 3.

    De minister kan een adviescommissie instellen die adviseert over de beoordeling van de deskundigheid, bedoeld in het tweede lid, onder c.

  • 4.

    De adviescommissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden.

  • 5.

    De minister kan aan de aanwijzing voorschriften verbinden.

  • 6.

    De minister kan de aanwijzing intrekken als een exameninstelling niet voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen of de aan de aanwijzing verbonden voorschriften.

Artikel 5.20 (examenreglement airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    Een exameninstelling voor airconditioningsysteemdeskundige stelt een examenreglement en een huishoudelijk reglement vast.

  • 2.

    Een exameninstelling treft doeltreffende maatregelen om fraude bij het examen te voorkomen.

  • 3.

    Een exameninstelling verstrekt op verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle inlichtingen die hij voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. De minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden die hij voor de vervulling van zijn taak nodig heeft.

  • 4.

    Als een exameninstelling niet voldoet aan een of meer van haar verplichtingen, bericht zij dit onverwijld schriftelijk aan de minister.

Artikel 5.21 (examen airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    Het examen airconditioningsysteemdeskundige bestaat uit theorietoetsen en praktijktoetsen als bedoeld in bijlage XII.

  • 2.

    De exameninstelling bericht de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen drie weken welke deelnemers het examen met goed gevolg hebben afgelegd.

  • 3.

    Na ontvangst van het bericht geeft de minister het diploma EPBD A-airconditioningsystemen of het diploma EBPD B-airconditioningsystemen af aan de deelnemers.

  • 4.

    De exameninstelling registreert de uitslagen van de afgelegde examens.

Artikel 5.22 (herexamen airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    Als een deelnemer bij een of meer onderdelen van het examen airconditioningsysteemdeskundige in onvoldoende mate voldoet aan de in bijlage XII opgenomen eisen, wordt de deelnemer een keer in de gelegenheid gesteld een herexamen te doen voor dat onderdeel of die onderdelen.

  • 2.

    Het herexamen vindt plaats binnen zes maanden nadat de deelnemer van de uitslag van het afgelegde examen op de hoogte is gesteld.

  • 3.

    De artikelen 5.20, tweede lid, en 5.21 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.23 (diploma airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    Een diploma voor airconditioningsysteemdeskundige vermeldt ten minste:

    • a.

      de volledige naam, geboortedatum en geboorteplaats van de houder van het diploma;

    • b.

      de datum van afgifte en de ondertekening door de minister; en

    • c.

      de geldigheidsduur.

  • 2.

    Een diploma is vijf jaar geldig.

Artikel 5.24 (registratie diploma airconditioningsysteemdeskundige)
  • 1.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties registreert:

    • a.

      aan welke personen een diploma EPBD A-airconditioningsystemen of een diploma EBPD B-airconditioningsystemen is afgegeven;

    • b.

      de datum van afgifte van het diploma; en

    • c.

      de geldigheidsduur van het diploma.

  • 2.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheert de registratie.

  • 3.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verwerkingsverantwoordelijke voor de registratie.

  • 4.

    De gegevens uit de registratie worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gesteld op www.rvo.nl.

  • 5.

    De gegevens in de registratie worden zeven jaar bewaard.

Artikel 5.25 (bijscholingsexamen airconditioningsystemen)
  • 1.

    Een airconditioningsysteemdeskundige kan een bijscholingsexamen afleggen tot uiterlijk twee jaar nadat de geldigheidsduur van het diploma is verstreken.

  • 2.

    De artikelen 5.20, tweede lid, 5.21 en 5.22 zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van examen wordt gelezen: bijscholingsexamen.

  • 3.

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verlengt de geldigheidsduur van een diploma met vijf jaar als een airconditioningsysteemdeskundige voldoet aan de in bijlage XIII opgenomen eisen zoals blijkt uit een bijscholingsexamen.

  • 4.

    De minister geeft een getuigschrift af van de verlenging, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Het eerste en derde lid en de artikelen 5.23 en 5.24 zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van diploma wordt gelezen: getuigschrift.

§ 5.1.3.4 Keuring verwarmingssysteem
Artikel 5.27 (keuringsverslag en afmelding)
  • 1.

    Het verslag van de keuring van een verwarmingssysteem, bedoeld in artikel 6.42 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, wordt ten minste zes jaar bewaard.

  • 2.

    Degene die de keuring verricht, meldt deze binnen vier weken na het verrichten ervan af bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen instantie.

§ 5.1.4 Energiebesparende maatregelen met betrekking tot gebouwen

Artikel 5.28 (toepassingsbereik)

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op het treffen van energiebesparende maatregelen als bedoeld in artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 5.29 (maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik)
  • 1.

    De maatregelen, bedoeld in artikel 3.84, vijfde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, zijn de maatregelen in bijlage XIV.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid zijn de maatregelen, bedoeld in artikel 3.84, vijfde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, de maatregelen in bijlage XIVa, als sprake is van:

    • a.

      een activiteit als bedoeld in artikel 3.205 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

    • b.

      een activiteit als bedoeld in artikel 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving waarbij gebruik wordt gemaakt van het tarief, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

Artikel 5.30 (rekenmethodiek terugverdientijd maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik)
  • 1.

    De terugverdientijd van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik als bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt bepaald volgens de in bijlage XV opgenomen rekenmethodiek.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de terugverdientijd van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik als bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving bepaald volgens de in bijlage XVa opgenomen rekenmethodiek als sprake is van:

    • a.

      een activiteit als bedoeld in artikel 3.205 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

    • b.

      een activiteit als bedoeld in artikel 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving waarbij gebruik wordt gemaakt van het tarief, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

  • 3.

    Bij het berekenen van de hoeveelheid aardgasequivalent, bedoeld in de artikelen 3.84 en 3.84a van het Besluit bouwwerken leefomgeving en bijlage XV, worden de volgende waarden gehanteerd:

    • a.

      1 liter huisbrandolie komt overeen met 1,2 Nm3 aardgasequivalent;

    • b.

      1 ton stookolie komt overeen met 1300 Nm3 aardgasequivalent;

    • c.

      1 ton steenkool komt overeen met 925 Nm3 aardgasequivalent;

    • d.

      1 liter vloeibaar propaan komt overeen met 0,73 Nm3 aardgasequivalent;

    • e.

      1 m3 niet-Gronings aardgas komt overeen met X m3 aardgasequivalent, waarbij X wordt berekend door de onderste verbrandingswaarde in MJ/m3 van het ingezette aardgas te delen door 31,65 MJ/m3;

    • f.

      1 GJ warmte komt overeen met 31,6 Nm3 aardgasequivalent;

    • g.

      1 liter diesel komt overeen met 1,13 Nm3 aardgasequivalent; en

    • h.

      1 liter benzine komt overeen met 1,04 Nm3 aardgasequivalent.

  • 4.

    Als een brandstof wordt gebruikt die niet is opgenomen in het tweede lid, wordt de hoeveelheid aardgasequivalent per eenheid bepaald door de onderste verbrandingswaarde van deze stof in MJ per eenheid gewicht of volume te delen door 31,65 MJ/Nm3.

  • 5.

    De emissie van kooldioxide van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik, bedoeld in artikel 3.84, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt bepaald volgens de in bijlage XV of bijlage XVa opgenomen regels.

§ 5.1.5 Bijna energieneutrale nieuwbouw

Artikel 5.31 (toepassingsbereik)

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op bijna energieneutrale nieuwbouw als bedoeld in artikel 4.149 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 5.31a (certificering opname energieprestatie nieuwbouw)

De energiebehoefte, de waarde voor primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie van nieuwbouw, bedoeld in artikel 4.149, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, worden bepaald door een bedrijf dat is gecertificeerd volgens BRL 9500-W, subdeelgebied detailopname, of BRL 9500-U, subdeelgebied detailopname.

Artikel 5.31b (rekenprogramma opname energieprestatie nieuwbouw)

De energiebehoefte, de waarde voor primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie van nieuwbouw, bedoeld in artikel 4.149, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, worden bepaald aan de hand van een rekenprogramma dat is geattesteerd volgens BRL 9501.

Artikel 5.31c oververhitting

De berekening van de gewogen overschrijdingsuren, bedoeld in artikel 4.149b, tweede en derde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, voldoet aan de in bijlage XVI opgenomen eisen.

§ 5.1.6 Bepalen milieubelasting en soepelere milieuprestatie-eis

[Red: Artikel 5.32 verplaatst van paragraaf 5.1.5 naar paragraaf 5.1.6. ]

Artikel 5.32 (toepassingsbereik)

Vervallen

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op het bepalen van de belasting van het milieu door de in een gebouw toe te passen materialen, bedoeld in artikel 4.158 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 5.32a (milieubelasting)
  • 1.

    De belasting van het milieu door de in een gebouw toe te passen materialen wordt bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken met gebruikmaking van de weegfactoren, bedoeld in bijlage XVIa.

  • 2.

    Bij het bepalen van de belasting van het milieu door de in een gebouw toe te passen materialen worden meegenomen:

    • a.

      constructieonderdelen; en

    • b.

      infrastructuur voor opwekking en transport van elektriciteit, aardgas of warmte buiten het gebouw.

Artikel 5.32b (soepelere milieuprestatie-eis)

De soepelere milieuprestatie-eis, bedoeld in artikel 4.159, derde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt berekend volgens de formule:

  • a.

    als het gaat om een woonfunctie in een woongebouw met een gebruiksoppervlakte kleiner dan 60 m2:

    1,6 + 0,015 x (60 – g.o.functie);

  • b.

    als het gaat om een andere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte kleiner dan 80 m2:

    1,6 + 0,015 x (80 – g.o.functie); en

  • c.

    als het gaat om een kantoorfunctie waarvan het verliesoppervlakte van het gebouw gedeeld door de gebruiksoppervlakte groter is dan 2,5:

    1,55 + 0,75 x (Als;gebouw : g.o.gebouw – 2,5)

    waarbij wordt verstaan onder:

    g.o.functie: gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie;

    Als;gebouw: verliesoppervlakte van het gebouw; en

    g.o.gebouw: gebruiksoppervlakte van het gebouw.

B

Artikel 7.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.9 (bouwactiviteit: duurzaamheid)

  • 1.

    Bij een aanvraag worden met het oog op duurzaamheid gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de waarden voor energiebehoefte, primair fossiel energiegebruik, het aandeel hernieuwbare energie en oververhitting in de zomer;

    • b.

      de thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie;

    • c.

      de beperking van luchtdoorlatendheid; en

    • d.

      de milieubelasting van het gebouw door de toe te passen materialen, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken.

      de belasting van het milieu door de in een gebouw toe te passen materialen.

  • 2.

    Op het bepalen van de belasting van het milieu door de in een gebouw toe te passen materialen is artikel 5.32a van overeenkomstige toepassing.

C

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL 1.4 VAN DEZE REGELING (UITGAVEN EN VERWIJZINGEN)

Norm

Naam

Datum of versie

Uitgever

Hoofdstuk in besluit of regeling waarin verwijzing staat1

AERIUS Calculator

AERIUS | Rekeninstrument voor de leefomgeving

2025

RIVM (www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 van deze regeling

AERIUS Monitor

AERIUS Monitor

2025

RIVM (www.rivm.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

AERIUS Register

AERIUS Register

2025

RIVM (www.rivm.nl)

Hoofdstukken 8 en 10 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 3.7 van deze regeling

Algemene BeoordelingsMethodiek

Algemene BeoordelingsMethodiek (ABM), methode ter bepaling van de benodigde saneringsinspanning bij lozingen op basis van stofeigenschappen

2016

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

API 1004

Bottom Loading and Vapor Recovery for MC-306 & DOT-406 Tank Motor Vehicles

01‑01‑2003

American Petroleum Institute

(www.api.org)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 2000

Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 3000

Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, grondwater- en waterbodemonderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 6700

Accreditatieschema Inspectie bodembeschermende voorzieningen

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

AS SIKB 6800

Accreditatieschema Controle en keuring tank(opslag)installaties

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BBT-document emissiearm aanwenden

BBT-document emissiearm aanwenden

Versie 1.0, mei 2020

Rijkswaterstaat

www.iplo.nl

Hoofdstuk 4 Bal

BeoordelingsrichtlijnomgevingsDNA-methode

Beoordelingsrichtlijn InsulaCertificatie-200 uitgebreidsporenonderzoek middels E-DNA

28 februari 2025

(www.insula-certificatie.nl

Hoofdstuk 4 vandeze regeling

Bepalingsmethode MPG Milieuprestatie Bouwwerken

Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken Bouwwerken

versie 1.0 (01‑07‑2020), met wijzigingsblad van 1‑10‑2020, wijzigingsblad van 1‑02‑2021 en wijzigingsblad van 1‑10‑2021

Versie 2.0, 19 februari 2025

Stichting Bouwkwaliteit Nationale Milieudatabase

( www.bouwkwaliteit.nl en www.milieudatabase.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl en hoofdstuk 5 van deze regeling

Blauwalgenprotocol

Blauwalgenprotocol 2012, zoals vastgesteld door het Nationaal Water Overleg

2012

Rijkswaterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 10 Bkl

Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen

Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen

Versie 2020-01, april 2020

Rijkswaterstaat

(www.iplo.nl)

Bijlage XVIII Bkl

BRL 9313

Beoordelingsrichtlijn Zand uit dynamische wingebieden

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa (www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9321

Beoordelingsrichtlijn

Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa (www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9335

Beoordelingsrichtlijn Grond

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9500-U

Beoordelingsrichtlijn Energieprestatie van utiliteitsgebouwen

15 april 2024

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL 9500-W

Beoordelingsrichtlijn Energieprestatie van woningen en woongebouwen

15 april 2024

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL 9501

Beoordelingsrichtlijn Methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen en de energetische en financiële gevolgen van energiebesparingsmaatregelen

15 april 2024

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstukken 5 en 7 van deze regeling

BRL-K519

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van weekgemaakt polyvinylchloride (PVC-P), met of zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K537

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Verwerken van Kunststoffolie

01‑01‑2010

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K538

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van hoge dichtheid polyetheen zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K546

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van lage dichtheid polyetheen, met of zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K779

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Inwendige bekleding op stalen tanks voor brandbare vloeistoffen

15‑07‑2010, met wijzigingsblad van 15‑03‑2015

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K790

Beoordelingsrichtlijn K790, Appliceren van bekledingen op stalen opslagtanks of stalen leidingen

Versie 03

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K902

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K904

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V.

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K1149

Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunststof folie

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL KvINL 6000-21/00

BRL 6000 Deel 21, Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen Beoordelingsrichtlijn voor het KvINL procescertificaat voor 'ontwerpen, installeren en beheren van installaties'

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 2000

Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

BRL SIKB 2100

Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 6000

Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 7000

Beoordelingsrichtlijn Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 7500

Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 7700

Beoordelingsrichtlijn Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

BRL SIKB 7800

Beoordelingsrichtlijn voor Tankinstallaties (ontwerpen, installeren, modificeren, (her)classificeren, keuren en herstellen

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 11000

Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud van het ondergrondse deel van installaties voor bodemenergie

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

CAP 764

Civil Aviation Authority Policy and Guidelines on Wind Turbines

Versie 6, 01‑02‑2016

Civil Aviation Authority

(http://www.caa.co.uk)

Hoofdstuk 7 Bal

Carola

Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas

Versie 1.0.0

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging

CCV- inspectieschema Brandbeveiliging, Inspectie brandbeveiligingssysteem (VBB-BMI-OAI-RBI) op basis van afgeleide doelstellingen

2023

CCV

(www.hetccv.nl)

Hoofdstukken 4 en 6 Bbl

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging Vuurwerk

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging Vuurwerk

Versie 1.0, 01‑02‑2019 + A1

CCV

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

CCV-inspectieschema Uitgangspuntendocument Brandbeveiliging Vuurwerk

CCV-inspectieschema Uitgangspuntendocument Brandbeveiliging Vuurwerk

Versie 1.0, 15‑11‑2019 + A1

CCV

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Checklist Veilig onderhoud

Checklist veilig onderhoud op en aan gebouwen

2012

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(www.rijksoverheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen

CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen

2004

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

CUR/PBV-Aanbeveling 51

CUR/PBV-Aanbeveling 51: Milieutechnische criteria voor bedrijfsriolering

Augustus 1997

Stichting CUR (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

CUR/PBV-Aanbeveling 65

CUR/PBV-Aanbeveling 65: Ontwerp, aanleg en herstel van vloeistofdichte voorzieningen van beton

2005

Stichting CUR (https://www.cur-aanbevelingen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Gedragscode soortenbescherming Aedes

Gedragscode soortenbescherming voor woningcorporaties – Onderhouden en renoveren in het kader van het verduurzamen van woningen

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming gemeenten

Gedragscode soortenbescherming gemeenten

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming Havenbedrijven

Gedragscode soortenbescherming Havenbedrijven

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming Natuurbeheer

Gedragscode voor natuurbeheer

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming ProRail

Gedragscode Omgevingswet flora & fauna

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming Provinciale Infrastructuur

Gedragscode soortenbescherming Provinciale infrastructuur

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming Rijkswaterstaat

Gedragscode soortenbescherming Rijkswaterstaat

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming VEWIN

Gedragscode Omgevingswet (onderdeel flora- en fauna-activiteiten) voor drinkwaterbedrijven

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode soortenbescherming Unie van Waterschappen

Gedragscode soortenbescherming Unie van Waterschappen

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Gedragscode houtopstanden TenneT

Gedragscode houtopstanden en houthakbeheer

2025

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Handboek Immissietoets

Handboek Immissietoets

2019

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 4 Bal, bijlage XVII Bkl en hoofdstuk 7 van deze regeling

Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector

Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector

Versie 2.0, 20‑02‑2014

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

IALA Recommendation O-139

IALA Recommendation O-139 on The Marking of Man-Made Offshore Structures

Versie 2, 13‑12‑2013

International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities

(http://www.iala-aism.org)

Hoofdstuk 7 Bal

Informatiemodel Externe Veiligheid

Informatiemodel Externe Veiligheid (IMEV)

https://docs.geostandaarden.nl/imev/imev/

Geonovum (http://geonovum.nl)

Artikel 12.2 van deze regeling

Informatiemodel geluid

Informatiemodel geluid (IMG)

https://docs.geostandaarden.nl/cvgg/img

Geonovum

(http://www.geonovum.nl)

Artikel 12.71e van deze regeling

INRS 007/V01.01

Trichlorure d'azote et autres composés chlorés M-104

November 2017

INRS

(http://www.inrs.fr/metropol)

Hoofdstuk 15 Bal

Integrale aanpak

van

risico’s van onvoorziene lozingen

Integrale aanpak

van

risico’s van onvoorziene lozingen

2000

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

Integrale bedrijfstakstudie tankautoreiniging

Integrale bedrijfstakstudie tankautoreiniging

April 2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

ISO 5815-1

Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

ISO 8297

Acoustics - Determination of sound power levels of multisource industrial plants for evaluation of sound pressure levels in the environment

1994

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVh bij deze regeling

ISO 9614-1

Acoustics — Determination of sound power levels of noise sources using sound intensity — Part 1: Measurement at discrete points

1993

ISO

(www.iso.org)

Bijlage IVh bij deze regeling

ISO 9614-2

Acoustics — Determination of sound power levels of noise sources using sound intensity — Part 2: Measurement by scanning

1996

ISO

(www.iso.org)

Bijlage IVh bij deze regeling

ISO 11423-1

Water – Bepaling van het gehalte aan benzeen en enige afgeleiden – Deel 1: Gaschromatografische methode met bovenruimte

1997

ISO

(www.iso.org)

Hoofdstuk 6 van deze regeling

ISO 13358

Water - Bepaling van het gehalte aan gemakkelijk afgegeven sulfide

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

ISO 17201-2

Acoustics, Noise from shooting ranges, Part 1: Determination of muzzle blast by measurement

2005 en correctie 1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage XVIIIb bij deze regeling

ISSO 75.1

Handleiding Energieprestatie utiliteitsgebouwen

12‑09‑2013

ISSO

(https://isso.nl)

Bbl

Kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies

Kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies

2018

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingsdreiging

Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingsdreiging

24‑09‑2021

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstukken 12 en 15 van deze regeling

Landelijke richtlijn Bouw-en-sloopveiligheid

Landelijke richtlijn Bouw-en-sloopveiligheid

Versie 1.2, augustus 2018

Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (www.bwtinfo.nl)

Hoofdstuk 7 Bbl en bijlage XVIIIa bij deze regeling

Leidraad afwijking hernieuwbare energie woongebouwen (nieuwbouw)

Leidraad afwijking hernieuwbare energie woongebouwen (nieuwbouw)

1 augustus 2022

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (www.rijksoverheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie

Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie

1 augustus 2022

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (www.rijksoverheid.nl)

Hoofdstuk 5 Bbl

LIB-tool

LIB Applicatie Schiphol

 

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(http://lib-schiphol.nl/login)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots

Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots

April 1998

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Lozingseisen Wvo-vergunningen

Lozingseisen Wvo-vergunningen

November 2005

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B

Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B ’Hinder voor personen in gebouwen’

2002

CROW

(https://www.crow.nl)

Hoofdstuk 7 Bbl en hoofdstukken 6 en 8 van deze regeling

Meetprotocol voor het testen van het zuiveringsrendement van zuiveringsinstallaties glastuinbouw

Meetprotocol voor het testen van het zuiveringsrendement van zuiveringsinstallaties glastuinbouw

01‑07‑2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Meetprotocol voor het vaststellen van de driftreductie van neerwaartse en op- en zijwaartse spuittechnieken

Meetprotocol voor het vaststellen van de driftreductie van neerwaartse en op- en zijwaartse spuittechnieken

01‑07‑2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (www.iplo.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Memorandum 60

Memorandum 60, Brandbeveiliging voor opslag en verkoop van vuurwerk

08‑04‑2020

Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en Hoofdstuk 7 van deze regeling

Modeldraaiboek Smog

Modeldraaiboek Smog

2023

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 15 van deze regeling

MP40-21

Ministeriële Publicatie 40-21, Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie

Staatscourant 2011, nr. 21309, 28‑11‑2011

Ministerie van Defensie

(https://puc.overheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

MP40-30

Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen

Staatscourant 2010, nr. 1619, 5‑2‑2010

Ministerie van Defensie

(https://puc.overheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NATO Guidelines for the Storage of Military Ammunition and Explosives

NATO Standardization Agreement 4440 met de daarbij behorende NATO Guidelines for the Storage of Military Ammunition and Explosives

11‑12‑2015

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

(www.nato.int)

Hoofdstuk 5 Bkl

NEN 1006

Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties

2018 + A1: 2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 1006

Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI - 1981) (bestaande bouw)

1981 + C1: 1990

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 1010

Elektrische installaties voor laagspanning - Nederlandse implementatie van de HD-IEC 60364-reeks

2015 + C2: 2016 + A1: 2020

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1010

Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties (Installatievoorschriften I) (bestaande bouw)

1962

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 1059

Gasvoorzieningsystemen - Gasdrukregel- en meetstations voor transport en distributie - Nederlandse editie op basis van NEN-EN 12186 en NEN-EN 12279 -

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 1078

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen - Nieuwbouw

2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 1087

Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 1413

Symbolen voor veiligheidsvoorzieningen op bouwkundige tekeningen en in schema’s

2011 + A1:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 Bbl

NEN 1594

Droge blusleidingen in en aan gebouwen

2006 + C2:2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 6 Bbl

NEN 1594

Droge blusleidingen in en aan gebouwen (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 1775

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, inclusief wijzigingsblad (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 2057

Daglichtopeningen van gebouwen - Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte

2011 + C1:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 2057

Daglichtopeningen van gebouwen - Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte (bestaande bouw)

2001 + C1:2003

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2078

Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 - Deel 2: Aanvullende voorschriften voor grotere bijzondere installaties (bestaande bouw)

1987

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 2535

Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 en Bijlage II Bbl

NEN 2535

Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 en Bijlage II Bbl

NEN 2555

Brandveiligheid van gebouwen - Rookmelders voor woonfuncties

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bbl

NEN 2555

Brandveiligheid van gebouwen - Rookmelders voor woonfuncties (bestaande bouw)

2002 + A1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 2575

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 2575-1

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 1: Algemeen

2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-2

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 2: Luidalarm -Ontruimingsalarminstallatie type A

2012 + A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2575-3

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 3: Luidalarm - Ontruimingsalarminstallatie van type B

2012 + A2:2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2575-4

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen - Deel 4: Stilalarminstallatie, draadloos

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2575-5

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen - Deel 5: Stilalarminstallatie met attentiepanelen

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2580

Oppervlakten en inhouden van gebouwen - Termen, definities en bepalingsmethoden

2007 + C1:2008

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage I Bbl

NEN 2608

Vlakglas voor gebouwen - Eisen en bepalingsmethode

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2686

Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode

1988 + A2:2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2690

Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning

1991 + A2:2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2757-1

Bepalingsmethoden van de geschiktheid van systemen voor de afvoer van rookgas van gebouwgebonden installaties - Deel 1: Installaties met een belasting kleiner dan of gelijk aan 130 kW op bovenwaarde

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2757-2

Afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan 130 kW op bovenwaarde - Bepalingsmethoden geschiktheid afvoersystemen

2006

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2768

Meterruimten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen in woningen

2018 + A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 2778

Vochtwering in gebouwen

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN 2826

Luchtkwaliteit - Uitworp door stationaire puntbronnen - Monsterneming en bepaling van het gehalte aan gasvormig ammoniak

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN 2991

Lucht - Bepaling van de asbestconcentraties in de binnenlucht en risicobeoordeling in en rondom bouwwerken, constructies of objecten waarbij asbesthoudende materialen zijn verwerkt

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 Bbl

NEN 3011

Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 3011

Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte (bestaande bouw)

2004 + C1:2007

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3215

Binnenriolering - Eisen en bepalingsmethoden (bestaande bouw)

2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 3215

Gebouwriolering en buitenriolering binnen de perceelgrenzen - Bepalingsmethoden voor de afvoercapaciteit, water- en luchtdichtheid en afstand van dakuitmondingen

2018 +C1+A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5077

Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie en geluidniveaus veroorzaakt door installaties

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bbl en hoofdstukken 3, 5, 6 en 8 van deze regeling

NEN 5087

Inbraakveiligheid van woningen - Bereikbaarheid van dak- en gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen

2013 + A1:2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 5096

Inbraakwerendheid - Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen - Eisen, classificatie en beproevingsmethoden

2012 + A1:2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5707

Bodem - Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 en bijlage IIA Bal

NEN 5717

Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN 5720

Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

NEN 5725

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NEN 5740

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN 5742

Bodem - Monsterneming van grond en sediment ten behoeve van de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig-vluchtige organische verbindingen en fysisch-chemische bodemkenmerken

2001

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN 5753

Bodem - Bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem met behulp van zeef en pipet

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN 5754

Bodem - Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN 5766

Bodem - Plaatsing van peilbuizen ten behoeve van milieukundig bodemonderzoek

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en hoofdstuk 7 van deze regeling

NEN 5897

Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage IIA Bal

NEN 6060

Brandveiligheid van grote brandcompartimenten

2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6061

Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen

1991 + A3:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 6 Bbl

NEN 6062

Bepaling van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen - Algemeen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN 6063

Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 6064

Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen (bestaande bouw)

1991 + A2:2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 6 Bbl

NEN 6065

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(combinaties) (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6066

Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal(combinaties) (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 6068

Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN 6069

Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten (aangewezen als eerstelijns norm en als tweedelijns norm in NEN 6068)

2019 + A1 + C1:2019

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6075

Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN 6079

Brandveiligheid van grote brandcompartimenten - Risicobenadering

2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6088

Brandveiligheid van gebouwen - Vluchtwegaanduiding - Eigenschappen en bepalingsmethoden

2002

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6090

Bepaling van de vuurbelasting

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 en Bijlage I Bbl

NEN 6265

Bacteriologisch onderzoek van water - Onderzoek naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van Legionella-bacteriën

1991

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6411

Water - Bepaling van de pH

1981

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6414

Water en slib - Bepaling van de temperatuur

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 6480

Water - Titrimetrische bepaling van de gehalten aan vrij beschikbaar en totaal beschikbaar chloor met ijzer(II)-ammoniumsulfaat en 1-amino-4-diethylaminobenzeen-waterstofsulfaat (N,N-diethyl-p-phenyl eendiamine (DPD)-sulfaat) als indicator

1982 +

C2: 1984

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15

NEN 6494

Water - Enzymatische bepaling van het gehalte aan ureum in zwemwater

1984

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6531

Water - Titrimetrische bepaling van het gehalte aan waterstofcarbonaat in water met een pH lager dan of gelijk aan 8,35

1986

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6573

Bacteriologisch onderzoek van water - Onderzoek met behulp van membraanfiltratie naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van Pseudomonas aeruginosa

1987

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6578

Water – Potentiometrische bepaling van het totale gehalte aan totaal fluoride

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN 6589

Water – Potentiometrische bepaling van het gehalte aan totaal anorganisch fluoride met doorstroomsystemen (FIA en CFA)

2010 (2005/C1: 2010)

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN 6600-1

Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN 6608

NEN 6608:1996: Water - Fotometrische bepaling van het sulfidegehalte

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 6633

Water en (zuiverings)slib - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (CZV

2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN 6646

Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat

2015 + C1:2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN 6707

Bevestiging van dakbedekkingen - Eisen en bepalingsmethoden

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN 6961

Milieu - Ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur (koningswater) voor de bepaling van geselecteerde elementen

2014

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN 6965

Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XXXI bij deze regeling

NEN 6966

Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma

2005 + C1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 8062

Brandveiligheid van gebouwen - Methode voor het beoordelen van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen (bestaande bouw)

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 8078

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen - Bestaande bouw (bestaande bouw)

2018 + A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 8087

Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen (bestaande bouw)

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN 8700

Beoordeling constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren - Grondslagen (bestaande bouw en verbouw)

2011 + A1:2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 5 Bbl

NEN 8701

Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren – Belastingen

2011 + A1:2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 5 Bbl

In NEN 8700 wordt verwezen naar NEN 8701

NEN 8707

Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeur – Geotechnische constructies

2018 + C1:2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 5 Bbl

In NEN 8700 wordt verwezen naar NEN 8707

NEN 8757

Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen - Bepalingsmethoden voor bestaande bouw

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN-EN 179

Hang- en sluitwerk - Sluitingen voor nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat, voor gebruik bij vluchtroutes - Eisen en beproevingsmethoden

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN-EN 858-1

Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) - Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitsconstrole

2002 + A1:2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 858-2

Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) - Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 872

Water - Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen - Methode door filtratie over glasvezelfilters

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN 1125

Hang- en sluitwerk - Panieksluitingen voor vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang voor het gebruik bij vluchtroutes - Eisen en beproevingsmethoden

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bbl

NEN-EN 1484

Leidraad voor de bepaling van het gehalte aan totaal organische koolstof (TOC) en opgelost organische koolstof (DOC)

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1825-1

Vetafscheiders en slibvangputten - Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole

2004 + C1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1825-2

Vetafscheiders en slibvangputten - Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1838

Toegepaste verlichtingstechniek - Noodverlichting

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1838

Toegepaste verlichtingstechniek - Noodverlichting (bestaande bouw en bij toepassing van artikel 4.215, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving ook voor te bouwen bouwwerken)

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

NEN-EN 1899-1

Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BODn) - Deel 1: Verdunnings- en entmethode met toevoeging van allylthioreum

1998

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN 1911

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massa concentratie van gasvormige chloride van HCI - Standaard referentiemethode

2010

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's/PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 1: Monsterneming van PCDD's/PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's/PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 2: Extractie en opwerking van PCDD's/PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-3

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's en PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 3: Identificatie en kwantificering van PCDD's en PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1990

Eurocode - Grondslagen van het constructief ontwerp

2019 + A1:2019 C2:2019 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991‑1‑1

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-1: Algemene belastingen - Volumieke gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen

2019 + C1:2019 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑2

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-2: Algemene belastingen - Belasting bij brand

2019 + C3:2019 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991‑1‑3

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-3: Algemene belastingen - Sneeuwbelasting

2019 + C1:2019 + A1:2019 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991‑1‑4

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-4: Algemene belastingen - Windbelasting

2019 + A1 + C2:2011 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991‑1‑5

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-5: Algemene belastingen - Thermische belasting

2011 + C1:2011 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991‑1‑7

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-7: Algemene belastingen - Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen

2015 + C1+A1:2015 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991-2

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 2: Verkeersbelasting op bruggen

2015 + C1:2015 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991-3

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 3: Belastingen veroorzaakt door kranen en machines

2006 + C1:2012 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1991-4

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 4: Silo’s en opslagtanks

2006 + C1:2012 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1992‑1‑1

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2011 + C2:2011 + A1: 2015 + NB:2016 + A1:2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1992‑1‑2

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2011+ C1:2011 + C11:2017 + A1:2019 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1992-2

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies- Betonnen bruggen - Regels voor ontwerp, berekening en detaillering

2011 + C1:2011 + NB:2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1992-3

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen

2006 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2006 + C2 + A1:2016 + NB: 2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C2:2011 + NB:2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑3

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen

2006 + C3:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑4

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-4: Algemene regels - Aanvullende regels voor corrosievaste staalsoorten

2006 + A1:2015 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑5

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-5: Constructieve plaatvelden

2006 + C1:2012 + A1:2017 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑6

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-6: Algemene regels - Sterkte en Stabiliteit van Schaalconstructies

2007 + A1:2017, C1:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑7

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-7: Sterkte en stabiliteit haaks op het vlak belaste platen

2008 + C1:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑8

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8: Ontwerp en berekening van verbindingen

2006 + C2:2011 + C11:2016 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑9

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-9: Vermoeiing

2006 + C2:2012 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑10

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-10: Materiaaltaaiheid en eigenschappen in de dikterichting

2006 + C2:2011 + C11:2015 + NB:2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑11

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-11: Ontwerp en berekening van op trek belaste componenten

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑1‑12

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-12: Aanvullende regels voor de uitbreiding van EN 1993 voor staalsoorten tot en met S 700

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993-2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 2: Stalen bruggen

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑3‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 3-1: Torens, masten en schoorstenen - Torens en masten

2007 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑3‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 3-2: Torens, masten en schoorstenen - Schoorstenen

2007 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑4‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-1: Silo's

2007 + C1:2009 + A1:2017 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑4‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-2: Opslagtanks

2007 + A1:2017, C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993‑4‑3

Eurocode 3 - Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-3: Buisleidingen

2009 + C1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993-5

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 5: Palen en damwanden

2008 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1993-6

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 6: Kraanbanen

2008 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1994‑1‑1

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2011 + C1:2011 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1994‑1‑2

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2011 + C1:2011 + A1:2014 + NB:2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1994-2

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 2: Algemene regels en regels voor bruggen

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1995‑1‑1

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 1-1: Algemeen - Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen

2005 + C1 + A1:2011 + C1:2012 + A2:2014 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1995‑1‑2

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 1-2: Algemeen - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C2:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1995-2

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 2: Bruggen

2005 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1996‑1‑1

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-1: Algemene regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk

2006 + A1:2013 + NB:2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1996‑1‑2

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1996-2

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 2: Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1996-3

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 3: Vereenvoudigde berekeningsmodellen voor constructies van ongewapend metselwerk

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1997-1

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 1: Algemene regels

2005 + C1 + A1:2016 + NB:2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1997-2

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 2: Grondonderzoek en beproeving

2007 + C1:2010 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1999‑1‑1

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-1: Algemene regels

2007 + A1:2011 + A2:2014 + C11:2018 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑2

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-2: Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1999‑1‑3

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-3: Vermoeiing

2007 + A1:2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 1999‑1‑4

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-4: Koudgevormde dunne platen

2007 + C1 + A1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑5

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-5: Schaalconstructies

2007 + C1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 12341

Luchtkwaliteit - Algemene gravimetrische referentiemethode voor de bepaling van de PM10 of PM2,5-massafractie van zwevende stof in de buitenlucht

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 12354-6

Geluidwering in gebouwen - Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen - Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 12566-1

Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 6 en 7 Bal

NEN-EN 12619

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van totaal gasvormig organisch koolstof in lage concentraties in verbrandingsgassen - Continue methode met vlamionisatiedetector

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 12673

Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal geselecteerde chloorfenolen in water

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN 13211

Luchtkwaliteit - Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan totaal kwik

2001 + C1:2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13284-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties - Deel 1: Manuele gravimetrische methode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 Bal

NEN-EN 13284-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties - Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13501-1

Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3, 4 en 6 Bbl

NEN-EN 13501-6

Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 6: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag van elektrische kabels

2019

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 14181

Emissies van stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14211

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor meten van de concentratie stikstofdioxide en stikstofmonoxide door middel van chemoluminescentie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14212

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie zwaveldioxide door middel van ultraviolette fluorescentie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14385

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de totale emissie van As, CD, Cr, CO, Cu, Mn, Ni, Pb, Sb, Tl en V

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14625

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie ozon door middel van ultraviolette fotometrische methode

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14626

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie koolstofmonoxide door middel van niet-dispersieve infraroodspectroscopie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14789

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de volumeconcentratie van zuurstof (O2) - Referentiemethode - Paramagnetisme

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14790

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de waterdamp in leidingen - Standaard referentiemethode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 14791

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie aan zwaveldioxide - referentiemethode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14792

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie aan stikstofoxiden - referentiemethode: Chemiluminescentie

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14902

Luchtkwaliteit - Standaard methode voor de meting van Pb, Cd, As, and Ni in de PM10 fractie van zwevend stof

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14907

Luchtkwaliteit - Algemene gravimetrische referentiemethode voor de bepaling van de PM2,5-massafractie van zwevende stof in de buitenlucht

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15001-1

Gasinfrastructuur - Gasinstallatieleidingen met bedrijfsdrukken groter dan 0,5 bar voor industriële en groter dan 5 bar voor industriële en niet-industriële gasinstallaties - Deel 1: Gedetailleerde functionele eisen voor ontwerp, materialen, constructie, inspectie en beproeving

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bbl

NEN-EN 15058

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van koolstofmonoxide (CO) - Referentiemethode: Niet-dispersieve infrarood spectrometrie

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 15204

Kwaliteit van water - Richtlijn voor het tellen van fytoplankton met behulp van omgekeerde microscopie (Utermöhl-techniek)

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN 15259

Luchtkwaliteit - Meetmethode emissies van stationaire bronnen - Eisen voor meetvlakken en meetlokaties en voor doelstelling, meetplan en rapportage van de meting

2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 15549

Luchtkwaliteit - Standaardmethode voor het meten van de concentratie benzo[a]pyreen in buitenlucht

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15610

Railtoepassingen - Geluidemissie - Meting van de railruwheid gerelateerd aan generatie van rolgeluid

2019

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

NEN-EN 15841

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Bepaling van de atmosferische depositie van lood, nikkel, arseen en cadmium

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15853

Luchtkwaliteit - Standaardmethode voor de bepaling van de depositie van kwik

2010

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15934

Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval - Berekening van het droge stofgehalte door de bepaling van de droogrest of het watergehalte

2012

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN-EN 15980

Luchtkwaliteit - Bepaling van de depositie van benz[a]anthraceen, benzo[b]fluorantheen, benzo[j]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[a]pyreen, dibenz[a,h]anthraceen en indeno[1,2,3-cd]pyreen

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 16179

Slib, behandeld bioafval en bodem - Richtlijn voor monstervoorbehandeling

2012

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN-EN 16321-1

Terugwinning van benzinedamp tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations - Deel 1: Beproevingsmethoden voor efficiënte goedkeuring van terugwinningssystemen van benzinedampen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 16321-2

Terugwinning van benzinedamp tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations - Deel 2: Beproevingsmethoden voor de controle van dampwinningssystemen bij tankstations

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 16693

Water – Bepaling van de organochloor pesticiden (OCP) in watermonsters met behulp van vaste fase extractie (SPE) met SPE-disks gecombineerd met gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS)

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN 50522

Aarding van hoogspanningsinstallaties van meer dan 1 kV wisselspanning

2010

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN-IEC 60079‑10‑2

Explosieve atmosferen - Deel 10-2: Classificatie van gebieden - Explosieve stofatmosferen

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 60942

Elektro-akoestiek - IJkbronnen voor geluid

2018

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVi bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61260-1

Elektro-akoestiek - Octaafband- en gefractioneerde octaafbandfilters

2014

NNI

(www.nen.nl)

Bijlagen IVh en IVi bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61400-1

Windturbines - Deel 1: Ontwerpeisen

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61400-2

Windturbines - Deel 2: Kleine windturbines

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61400-22

Generatorsystemen voor windturbines - Deel 22: Conformiteitsbeproeving en certificatie

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61672-1

Elektro-akoestiek - Geluidniveaumeters

2014

NNI

(www.nen.nl)

Bijlagen IVh, IVi en XVIIIb bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61936-1

Sterkstroominstallaties met meer dan 1 kV wisselspanning - Deel 1: Algemene bepalingen

2012 + C1: 2012, C11:2011, C12:2013, C13:2013 + A1: 2014

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN-IEC 62305-1

Bliksembeveiliging - Deel 1: Algemene principes

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 62305-2

Bliksembeveiliging - Deel 2: Risicomanagement

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 62305-4

Bliksembeveiliging - Deel 4: Elektrische en elektronische systemen in objecten

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 2813

Verven en vernissen - Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 3095

Railtoepassingen - Akoestiek - Meting van geluid uitgestraald door railgebonden voertuigen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

NEN-EN-ISO 3382-2

Akoestiek - Meting van de ruimte akoestische parameters - Deel 2: Nagalmtijd in gewone ruimtes

2008

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVh bij deze regeling

NEN-EN-ISO 5667-3

Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 5814

Water - Bepaling van het gehalte aan opgeloste zuurstof - Elektrochemische methode

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 5815-1

Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN-ISO 5815-2

Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN-ISO 6878

Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 7027-1

Water - Bepaling van troebelheid - Deel 1: Kwantitatieve methoden

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 7027-2

Waterkwaliteit - Bepaling van de mate van troebelheid - Deel 2: Semi-kwantitatieve methoden for het testen van transparantie van wateren

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 7393-1

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 1: Titrimetrische methode met gebruik van N,N-diethyl-1,4-phenylenediamine

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 7393-2

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 2: Colorimetrische methode met gebruik van N,N-diethyl-1,4-phenylenediamine, voor routine controledoeleinden

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 7393-3

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 3: Jodometrische titratiemethode voor de bepaling van het totale chloorgehalte

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 7888

Water - Bepaling van het elektrisch geleidingsvermogen

1994

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 7899-1

Water- Detectie en telling van enterococcen - Deel 1: Geminiaturiseerde methode (meest waarschijnlijke aantal) voor oppervlaktewater en afvalwater

1998 en correctie 2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 15 en 17 Bal en hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN-ISO 7899-2

Water - Detectie en telling van enterococcen - Deel 2: Membraanfiltratiemethode

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 15 en 17 Bal en hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN-ISO 8467

Water - Bepaling van de permanganaatindex

1995

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 9308-1

Water - Telling van Escherichia coli en bacteriën van de coligroep - Deel 1: Methode met membraanfiltratie voor water met een lage achtergrondconcentratie aan bacteriën

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 9308-1

Water - Detectie en enumeratie van Escherichia coli en bacteriën van de coligroep - Deel 1: Methode met membraanfiltratie

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 17 Bal

NEN-EN-ISO ISO 9308-3

Water - Detectie en telling van Escherichia coli en bacteriën van de coligroep in oppervlaktewater en afvalwater - Deel 3: Geminiaturiseerde methode (meest waarschijnlijke aantal) door enting in een vloeibaar medium

1999 en correctie 2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN-ISO 9377-2

Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 9562

Water - Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX)

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 9963-1

Water - Bepaling van de alkaliniteit - Deel 1: Bepaling van de totale en de samengestelde alkaliniteit

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 9963-2

Water - Bepaling van de alkaliniteit - Deel 2: Bepaling van de carbonaatalkaliniteit

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 10301

Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 10304-1

Water - Bepaling van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie - Deel 1: Bepaling van bromide, chloride, fluoride, nitraat, nitriet, fosfaat en sulfaat

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 10304-3

Water - Bepaling van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie - Deel 3: Bepaling van chromaat, jodide, sulfiet, thiocyanaat en thiosulfaat

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 10304-4

Water - Bepaling van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie - Deel 4: Bepaling van het gehalte aan chloraat, chloride en chloriet in water met een lichte verontreiniging

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 10523

Water - Bepaling van de pH

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 11731

Water - Telling van Legionella

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 11732

Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 11885

Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 11969

Water - Bepaling van het arseengehalte - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie (hydridetechniek)

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 12354-3

Bouwakoestiek - Bepaling van akoestische performance van gebouwen vanuit de performance van elementen - Deel 3: Isolatie tegen geluid van buiten

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

NEN-EN-ISO 12846

Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 13395

Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 14001

Milieumanagementsystemen – Eisen met richtlijnen voor gebruik

2015

NNI

(www.nen.nl)

Artikel 4.14aa van deze regeling

NEN-EN-ISO 14051

Milieumanagementsystemen – Kostentoerekening van materiaalstromen – Algemeen raamwerk

2011

NNI

(www.nen.nl)

Artikel 4.14aa van deze regeling

NEN-EN-ISO 14403-1

Water - Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA)

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 14403-2

Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA)

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN-ISO 15061

Water - Bepaling van opgelost bromaat - Methode met vloeistofchromatografie van ionen

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 15587-1

Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 15587-2

Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 15680

Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15681-1

Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA)

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15681-2

Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA)

2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15682

Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 15913

Water – Bepaling van geselecteerde fenoxyalkaanherbicide, inclusief bentazonen en hydroxybenzonitrillen met gaschromatografie en massaspectrometrie na vastefase-extractie en derivatisering

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 bij deze regeling

NEN-EN-ISO 16000-2

Binnenlucht - Deel 2: Monsternemingsstrategie voor formaldehyde

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 Bbl

NEN-EN-ISO 16266

Water - Detectie en telling van Pseudomonas aeruginosa - Methode met membraanfiltratie

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 16911-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen - Deel 1: Handmatige referentiemethode

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 16911-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen - Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 17294-2

Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 17852

Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 17993

Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 50001

Energiemanagementsystemen – Eisen met gebruiksrichtlijnen

2018

NNI

(www.nen.nl)

Artikel 4.14aa van deze regeling

NEN-EN-ISO/IEC 17020

Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO/IEC 17025

Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria

2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 5, 15 en 17 Bal

NEN-EN-ISO/IEC 17065

Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 5 en 17 Bal

NEN-ISO 1996

Akoestiek - Beschrijving beoordeling en meting van omgevingsgeluid - Deel 2: Bepaling van omgevingsgeluidniveaus

2017

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

NEN-ISO 5663

Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-ISO 5664

Water - Bepaling van ammonium - Destillatie en titratie methode

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 5813

Water - Bepaling van het gehalte aan opgeloste zuurstof - Iodometrische methode

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 6059

Water - Bepaling van de som van calcium en magnesium - EDTA titrimetrische methode

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 6461-2

Water - Detectie en telling van de sporen van sulfietreducerende anaerobe micro-organismen (clostridia) - Deel 2: Methode door middel van membraanfiltratie

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 7027

Water - Bepaling van de troebelheid

1994

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 7150-1

Water - Bepaling van ammonium - Deel 1: Handmatige spectrometrische methode

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 10849

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan stikstofoxiden - Prestatiekenmerken van geautomatiseerde meetsystemen

1998

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 11083

Water - Bepaling van chroom (VI) - Spectrometrische methode met 1,5-difenylcarbazide

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 11338-1

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de gas en deeltjesfase van polycyclische aromatische koolwaterstoffen - Deel 1: Monsterneming

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 11338-2

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de gas en deeltjesfase van polycyclische aromatische koolwaterstoffen - Deel 2: Monsterbehandeling, reiniging en bepaling

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 15705

Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-ISO 15713

Emissie van stationaire bronnen - Monsterneming en bepaling van het gasvormige fluoridegehalte

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 15923-1

Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-ISO 16740

Werkplekatmosfeer - Bepaling van van het gehalte aan zeswaardig chroom in deeltjes in lucht - Methode door ion chromatografie en spectrofotometrische metingen met gebruik van difenyl carbazide

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 16772

Bodem - Bepaling van het gehalte aan kwik in koningswater bodemextracten met behulp van atomaire-absorptiespectrometrie met koude damp of atomaire fluorescentiespectrometrie met koude damp

2004

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXI bij deze regeling

NEN-ISO 18073

Water - Bepaling van tetra- tot octa-gechloreerde dioxinen en furanen - Methode met isotoopverdunning-HRGC/HRMS

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 22743

Water - Bepaling van sulfaat met een doorstroomanalysesysteem (CFA)

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR 7600

Toepassing van brandbare koudemiddelen in koelinstallaties en warmtepompen

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR 7601

Toepassing van kooldioxide als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen.

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR-CEN/TR 16891

Railtoepassingen - Akoestiek - Meetmethode voor combinatie van ruwheid van de railkop, mate van spoorverval en overdrachtsfuncties

2016

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

NPR-CEN/TS 13649

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van individuele gasvormige organische componenten - Geactiveerde koolstof en vloeistofmethode

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NTA 5755

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek - Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging

2010

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NTA 8029

Bepaling en registratie van industriële fijnstofemissies

2012 + C1:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NTA 8790

Periodieke beoordeling betrouwbaarheid van constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken

2023

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

NTA 8800

Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode

2024

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 3, 4 en 5 Bbl

NTA 9065

Luchtkwaliteit - Geurmetingen - Meten en rekenen geur

2012

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstukken 6 en 8 van deze regeling

NTA 9766

Veiligheidsaspecten van installaties voor monomestvergisting en vergistingsgasopwerking op boerderijschaal

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NVN 11400-0

Windturbines - Deel 0: Voorschriften voor typecertificatie - Technische eisen

1999 + A1:2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Overzicht Interventiewaarden

Overzicht Interventiewaarden voor incidentbestrijding: interventiewaarden, stofdocumenten en handleiding 2025

2025

RIVM

((https://rvs.rivm.nl/documenten/handleiding-stofdocumenten-interventiewaarden) )

Hoofdstuk 8 van deze regeling

PGS 7

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 7, Vaste minerale anorganische meststoffen - Opslag - Richtlijn voor de veilige opslag van vaste minerale anorganische meststoffen

Versie 1.0, februari 2022

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstukken 3 en 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 8

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 8, Organische peroxiden - Opslag - Richtlijn voor het veilig opslaan van organische peroxiden

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 9

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 9, Cryogene gassen - Opslag van 0,150 m3 - 100 m3 - Richtlijn voor de veilige opslag van cryogene gassen

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 12

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 12, Ammoniak - Opslag en verlading - Richtlijn voor het veilig opslaan en verladen van ammoniak

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 13

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 13, Ammoniak als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen - Richtlijn voor veilig gebruik van ammoniak als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen

Versie 1.0, september 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 15

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen - Richtlijn voor opslag en tijdelijke opslag met betrekking tot brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 16

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 16, LPG: Afleverinstallaties, vulinstallaties en skid-installaties - Richtlijn voor het veilig opslaan en afleveren van LPG en het veilig vullen van gasflessen en ballonvaarttanks, ingebouwde reservoirs en wisselreservoirs met vulinstallaties

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 18

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 18, LPG: depots, butaan, propaan en hun mengsels

Versie 1.0, 2013

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 19

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 19, Propaan - Opslag - Richtlijn voor de veilige opslag van propaan, propeen en butaan en mengsels daarvan

Versie 1.0, september 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 22

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 22, Toepassing van propaan, Richtlijn voor de brandveilige, arbeidsveilige en milieuveilige toepassing van propaan

Versie 1.10, 2008

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 25

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 25, Aardgas-afleverinstallaties voor motorvoertuigen - Richtlijn voor de arbeidsveilige, milieuveilige en brandveilige toepassing van installaties voor het afleveren van aardgas aan motorvoertuigen

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 26

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 26, CNG en LNG - Richtlijn voor het veilig bedrijfsmatig stallen, onderhouden en repareren van motorvoertuigen

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 28

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 28, Vloeibare brandstoffen in ondergrondse installaties en aflevertoestellen - Richtlijn voor het veilig opslaan en afleveren van vloeibare brandstoffen in/vanuit ondergrondse tanks en voor het veilig verwijderen van ondergrondse opslagtanks

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 29

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 29, Brandbare vloeistoffen - Opslag - Richtlijn voor de veilige bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 30

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 30, Vloeibare brandstoffen in bovengrondse tank- en afleverinstallaties - Richtlijn voor het veilig vullen, opslaan, afleveren van vloeibare brandstoffen in en vanuit bovengrondse tanks en het verwijderen van bovengrondse opslagtanks

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 31

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 31, Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 32

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 32, Richtlijn voor de bovengrondse opslag van explosieven voor civiel gebruik

Versie 1.0, 2016

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 33-1

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 33-1, Afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor voertuigen en werktuigen - Richtlijn voor de veilige aflevering aan voertuigen en werktuigen

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 33-2

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 33-2, Aardgas afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor vaartuigen en drijvende werktuigen - Bunkeren van vaartuigen en drijvende werktuigen (shore to ship)

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 35

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 35, Waterstofinstallaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen - Richtlijn voor de arbeidsveilige, milieuveilige en brandveilige toepassing van installaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen

Versie 1.0, augustus 2021

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PreSRM

Preprocessor Standaard Rekenmethoden

Versie 1.702, 01‑06‑2017

TNO

(www.presrm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Versie 2013a

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

(www.rvo.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Protocol voor meting van fijnstofemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van fijnstofemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

2010

Wageningen UR Livestock Research

(www.research.wur.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

2010

Wageningen UR Livestock Research

(www.research.wur.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Rekenmodel Vee-combistof

Rekenmodel Vee-combistof

Versie 2.0, 2021

IPLO

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Rekentool Koelbehoefte NTA 8800

Rekentool Koelbehoefte NTA 8800

2025

RVO

(www.rvo.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid

Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid

Januari 2025

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen

Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen

Juni 2019

Rijkswaterstaat

(http://publicaties.minienm.nl)

Hoofdstuk 8 Bal en Hoofdstuk 7 van deze regeling

Richtlijn decontaminatie apparatuur ziekenhuisafval

Richtlijn decontaminatie apparatuur ziekenhuisafval

Staatscourant 2007, nr. 189, 01‑10‑2007

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (www.rijksoverheid.nl)

Bijlage II bij het Bal

Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen

Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen;

Februari 1993

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn geohydrologische isolatie van bestaande stortplaatsen

Richtlijn geohydrologische isolatie van bestaande stortplaatsen

Juli 1997

Vereniging van Afvalverwerkers

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn onderafdichtingen voor stort- en opslagplaatsen

Richtlijn onderafdichtingen voor stort- en opslagplaatsen

Februari 1993

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen

Richtlijn voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen

Juli 1991

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Riooloverstorten deel 1: Knelpuntcriteria riooloverstorten

Riooloverstorten deel 1: Knelpuntcriteria riooloverstorten

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 2: Eenduidige basisinspanning

Riooloverstorten deel 2: Eenduidige basisinspanning

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 3: Model voor vergunningverlening riooloverstorten

Riooloverstorten deel 3: Model voor vergunningverlening riooloverstorten

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 4a: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, spoor 1

Riooloverstorten deel 4a: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, spoor 1

September 2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 4b: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, fase B

Riooloverstorten deel 4b: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, fase B

April 2003

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Risicotoolbox bodem

Risicotoolbox bodem

Versie 1.0.0

RIVM

(www.risicotoolboxbodem.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

Safeti-NL

Safeti-NL

Versie 9.2, 2025

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 7, 8, 9 en 12 van deze regeling

SBR Handreiking Hoogbouw

Handreiking Brandveiligheid in hoge gebouwen

2014

CROW

(www.crow.nl)

Bbl

SIKB Protocol 6802

Protocol WBM-controle, Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- of bovengrondse tanks

Versie 2.0, 15‑02‑2018

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 1

Technische beschrijving van standaardrekenmethode 1 (SRM1) voor luchtkwaliteitsberekeningen, RIVM Briefrapport 2014-0127

01‑08‑2015

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 2

Technische beschrijving van standaardrekenmethode 2 (SRM2) voor luchtkwaliteitsberekeningen, RIVM Briefrapport 2014-0109

01‑08‑2015

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 3

Het nieuw nationaal model. Model voor de verspreiding van luchtverontreiniging uit bronnen over korte afstanden en het rapport aanvullende afspraken NNM

01‑03‑2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstukken 6, 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan beoordeling bestaande gebouwen met breedplaatvloeren

Stappenplan beoordeling bestaande gebouwen met breedplaatvloeren

01‑11‑2022 + erratum 09‑01‑2024

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(www.rijksoverheid.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

Stappenplan bepalen brandaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen brandaandachtsgebieden

Februari 2020

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan bepalen explosieaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen explosieaandachtsgebieden

Februari 2020

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan bepalen gifwolkaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen gifwolkaandachtsgebieden

Juli 2025

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen

Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021, Stowa rapport 2012-31

2012

Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer

(Stowa)

Hoofdstuk 2 Bkl

Technische Regeling Emissiemeetmethoden Railverkeer 2006

Technische Regeling Emissiemeetmethoden Railverkeer 2006

21 december 2006

CROW

(www.rivm.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

Toelichting op toepassen van methoden voor meten en rekenen aan schietgeluid

TNO-rapport. TNO 2014 R10135 | 1.1. Toelichting op toepassen van methoden voor meten en rekenen aan schietgeluid

11‑11‑2015

TNO

(www.rivm.nl)

Bijlagen XVIIIc en XVIIId bij deze regeling

V 1041

Leidraad voor den aanleg en een veilig bedrijf van electrische sterkstroominstallaties in fabrieken en werkplaatsen (Fabrieksvoorschriften) - Deel II - Hooge spanning (bestaande bouw)

1942

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 3 Bbl

Verspreidingsmodel V-Stacks vergunning

Verspreidingsmodel V-Stacks vergunning

2020

IPLO

(www.iplo.nl)

Hoofdstukken 6 en 8 van deze regeling

Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen

Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen

April 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Voorschrift monitoring veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk

Voorschrift monitoring veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk

Versie 3, 2020

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.iplo.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

Voorwaarden en Normen Nationale Hypotheekgarantie

Voorwaarden en Normen

2022-1

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen

(www.nhg.nl)

Hoofdstuk 5 Bkl

  • 1

    Bal: Besluit activiteiten leefomgeving; Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving; Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving. Terug naar link van noot.

D

Na bijlage XVI wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE XVIA BIJ ARTIKEL 5.32a, EERSTE LID, VAN DEZE REGELING (WEEGFACTOREN MILIEUPRESTATIE)

Milieucategorie

Eenheid

Weegfactor

Klimaatverandering

€/kg CO2 equivalent

0,116

Klimaatverandering: fossiel

€/kg CO2 equivalent

0,116

Klimaatverandering: biogeen

€/kg CO2 equivalent

0,116

Klimaatverandering: landgebruik en landgebruiksveranderingen

€/kg CO2 equivalent

0,116

Ozonlaagaantasting

€/kg CFK11-equivalent1)1

32

Verzuring

€/Mol H+-equivalent

0,39

Vermesting: zoetwater

€/kg P-equivalent

1,96

Vermesting: zoutwater

€/kg N

3,28

Vermesting: land

€/Mol N-equivalent

0,36

Smogvorming

€/kg NMVOC -equivalent2

1,22

Grondstofuitputting: metalen en mineralen

€/kg Sb-equivalent

0,3

Grondstofuitputting: energiedragers

€/MJ

0,00033

Waterschaarste

m3 water equivalent

0,00506

Fijnstofvorming

€/kg ziektegevallen

549750

Straling

€/kg kBq U235-equivalent

0,049

Ecotoxiciteit: aquatisch zoetwater

€/CTUe3

0,00013

Humane toxiciteit: kankerverwekkend effect

€/CTUh4

1096368

Humane toxiciteit: niet-kankerverwekkend effect

€/CTUh4

147588

Landgebruik

Pt/m2.jaar5

0,000087

  • 1

    Chloorfluorkoolstofverbindingen (CFK’s) zijn synthetische koudemiddelen die worden gebruikt in koelinstallaties of warmtepompen. Deze CFK’s vallen onder de verzamelnaam F-gassen. Dit zijn stoffen die van nature niet voorkomen die de aarde doen opwarmen en de ozonlaag afbreken. CFC-11, ook bekend als trichloorfluormethaan maakt deel uit van deze groep chloorfluorkoolstofverbindingen. Terug naar link van noot.

  • 2

    Non-methane volatile organic compounds (NMVOC), ook wel vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan genoemd worden uitgestoten door activiteiten zoals verbranding. Ze dragen bij aan de vorming van ozon op grondniveau (grondniveau is het belangrijkste bestanddeel van smog) wat schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid. Terug naar link van noot.

  • 3

    Sommige stoffen hebben de neiging om te accumuleren in levende organismen. De eenheid van meting voor deze stoffen is (afgeleid van het Engels: Potential Comparative Toxic unit) voor ecosystemen de: potentiële vergelijkende toxische eenheid voor ecosystemen (CTUe). Terug naar link van noot.

  • 4

    Potentiële vergelijkende toxische eenheid voor mensen (afgeleid van het Engels staat de h in CTUh voor humans). Terug naar link van noot.

  • 5

    Pt staat voor punten (van het Engelse Points) en is een dimensieloos getal dat het totaal is van de uitkomst van vijf karakteriseringsfactoren (in dit geval bodemfuncties) om de (negatieve) impact van landgebruik te beoordelen. Deze karakteriseringsfactoren worden volgens de Potential Soil quality index (SQP) berekend waarbij rekening wordt gehouden met zowel landgebruik als landtransformatie-interventies. Deze karakteriseringsfactoren (ook wel CF’s genoemd) zijn 1) biotische productie (BP), 2) grondwateraanvulling (GR), 3) erosiebestendigheid (ER), 4) mechanische filtratie (MF) en 5) fysiochemische filtratie (PF). Terug naar link van noot.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage,

De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Mona Keijzer

Toelichting

Algemeen deel

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling zijn enkele wijzigingen in de Omgevingsregeling (hierna: Or) aangebracht. Net als de wijzigingen opgenomen in het bovenliggende wijzigingsbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) hebben de wijzigingen uit deze wijzigingsregeling betrekking op de milieuprestatie voor gebouwen. De milieuprestatie wordt berekend om de milieubelasting van het materiaalgebruik van een bouwwerk te bepalen. Het doel van de milieuprestatie-eis is om de belasting van het milieu door de in een bouwwerk toegepaste materialen, over de gehele levenscyclus, te verlagen. Dit ondersteunt het behalen van de doelen van het klimaatbeleid, de grondstoffentransitie en beleid ten aanzien van overige emissies.1

In het bovenliggende wijzigingsbesluit staan het aanscherpen van de milieuprestatie-eis voor kantoorfuncties en het introduceren van milieuprestatie-eisen voor andere gebruiksfuncties voorop. Daarnaast zijn ook een aantal andere wijzigingen aangebracht. Voor deze wijzigingsregeling zijn met name de invoering van de soepelere milieuprestatie-eis voor kleine woonfuncties en kantoorfuncties in niet-compacte gebouwen en de herziening van de bepalingsmethode van belang. Met deze wijzigingsregeling zijn deze wijzigingen namelijk verder uitgewerkt in de Or. Zo is erin voorzien dat de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken in bijlage II bij de Or is aangewezen, is de weegset horende bij de herziene bepalingsmethode in een separate bijlage bij de Or opgenomen en zijn de formules vastgesteld aan de hand waarvan de soepelere milieuprestatie- eisen worden berekend. Daarnaast is met deze wijzigingsregeling in de Or bepaald welke onderdelen van een gebouw bij de berekeningen moeten worden meegenomen.

Deze wijzigingen en de wijzigingen opgenomen in het bovenliggende wijzigingsbesluit vormen een uitwerking van de maatregelen die de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan de Tweede Kamer heeft aangekondigd in zijn brief van 23 december 2022.2. In de brief van 4 oktober 2023 zijn deze ambities verder uitgewerkt wat betreft de normering voor circulair bouwen.3. Sinds de laatstgenoemde brief is ten aanzien van deze uitwerking wel een wijziging opgetreden, namelijk dat de milieuprestatie-eis voor woonfuncties niet met het bovenliggende wijzigingsbesluit zal worden aangescherpt. De impact hiervan is waar het gaat om deze wijzigingsregeling beperkt. De tijdens de internetconsultatie ontstane discussie over de herziene bepalingsmethode heeft daarentegen wel gevolgen gehad voor deze wijzigingsregeling. Verderop in deze toelichting zal hier dan ook uitgebreid op worden ingegaan.

2. Inhoud van de regeling

Met deze wijzigingsregeling zijn de volgende wijzigingen aangebracht waar het gaat om de milieuprestatie-eisen:

  • 1.

    De aanwijzing van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken, versie 2.0 in bijlage II.

  • 2.

    De opname van de weegset horende bij de voornoemde bepalingsmethode in een separate bijlage bij de Or.

  • 3.

    De bepaling welke onderdelen van een gebouw voor het berekenen van de milieuprestatie worden meegenomen.

  • 4.

    De vaststelling van de formules aan de hand waarvan de berekening moet worden uitgevoerd van de soepelere milieuprestatie-eis voor kleine woonfuncties en kantoorfuncties in niet-compacte gebouwen.

De wijzigingen worden nader toegelicht in de volgende paragrafen.

2.1. Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken en weegset

In het bovenliggende wijzigingsbesluit is aangegeven dat de milieuprestatie-eisen die zijn opgenomen in tabel 4.158 zijn bepaald aan de hand van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken. De bepalingsmethode ligt echter niet alleen ten grondslag aan de in het Bbl gestelde eisen. Aan de hand van deze methode wordt ook berekend wat de daadwerkelijke belasting van het milieu is door de in het gebouw toe te passen materialen. Deze daadwerkelijke milieubelasting moet vervolgens worden afgezet tegen de in het Bbl gestelde milieuprestatie-eis. Het is aan de bouwers om aan die eis te voldoen. Met deze wijzigingsregeling is vastgesteld dat de daadwerkelijke milieubelasting van de in een gebouw toe te passen materialen wordt bepaald met de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken en is ervoor gezorgd dat in bijlage II bij de Or naar de juiste versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken wordt verwezen.

Daarnaast zijn in een nieuwe bijlage bij de Or de weegfactoren vastgelegd die worden gebruikt bij het bepalen van de milieubelasting.

2.1.1. Bepalingsmethode voor berekening milieuprestatie

Bij de milieubelasting van een gebouw zijn twee aspecten van belang. Ten eerste bestaat een gebouw uit verschillende bouwproducten en -materialen die verschillende milieueffecten hebben. Die verschillende milieueffecten worden milieucategorieën genoemd. Hieronder vallen bijvoorbeeld emissie van broeikasgassen, aantasting van de ozonlaag, verzuring en vermesting, fijnstofvorming en toxiciteit.4.

Het tweede aspect is de mate waarin een gebouw het milieu belast. Hiervoor wordt de milieubelasting over de hele levensduur van een gebouw bekeken, vanaf de winning van grondstoffen via de productie van bouwproducten en de bouw van een gebouw tot aan de sloop van het gebouw en de afvalfase, waarin eventueel afval weer wordt gebruikt voor hergebruik of recycling. Een berekening van de milieubelasting op deze manier wordt Levenscyclusanalyse (hierna: LCA) genoemd.

De herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken is net als de oude Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken gebaseerd op de Europese standaard EN 15804, zij het op een andere versie van die standaard, namelijk EN 15804:A2:2019,IDT. De rekenregels die uit de A2- versie van deze standaard voortvloeien zijn grotendeels gelijk aan de rekenregels uit de voorgaande standaard. Het verschil zit in de milieucategorieën. In de EN 15804:A2 zijn ten opzichte van de oude standaard milieucategorieën toegevoegd en geschrapt. Omdat in het kader van de herziene Verordening Bouwproducten5. de komende jaren een milieuverklaring conform de laatste versie van de standaard EN 15804 in fasen verplicht zal worden gesteld, is het zaak dat leveranciers van bouwproducten geen milieuproductverklaringen meer maken die gebaseerd zijn op de oude standaard. In lijn met de Europese ontwikkelingen is de bepalingsmethode herzien zodat deze goed aansluit bij de A2-versie van de standaard EN 15804.

De milieucategorieën van beide versies van de bepalingsmethode zijn ter toelichting opgenomen in tabel 1.

Tabel 1 De milieucategorieën in de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken en de milieucategorieën in de oude Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken6.

Milieucategorieën in de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken

Milieucategorieën in de oude Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken

Klimaatverandering

Klimaatverandering

Klimaatverandering: fossiel

Klimaatverandering

Klimaatverandering: biogeen

Klimaatverandering

Klimaatverandering: landgebruik en landgebruiksveranderingen

Klimaatverandering

Ozonlaagaantasting

Ozonlaagaantasting

Verzuring

Verzuring

Vermesting: Zoetwater

Vermesting

Vermesting: Zoutwater

Vermesting

Vermesting: Land

Vermesting

Smogvorming

Fotochemische oxidantvorming (smog) EN

Grondstofuitputting: metalen en mineralen

Uitputting van abiotische grondstoffen, excl. fossiele energiedragers

Grondstofuitputting: energiedragers

Uitputting van fossiele energiedragers

Waterschaarste

 

Fijnstofvorming

 

Straling

 

Ecotoxiciteit: aquatisch (zoetwater)

Ecotoxicologische effecten, aquatisch (zoetwater)

 

Ecotoxicologische effecten, aquatisch (zeewater)

 

Ecotoxicologische effecten, terrestrisch

Humane toxiciteit: kankerverwekkend effect

Humaan-toxicologische effecten

Humane toxiciteit: niet-kankerverwekkend

 

Landgebruik

 

De bepalingsmethode wordt beheerd, onderhouden en verder ontwikkeld door de stichting Nationale Milieudatabase (hierna: stichting NMD). Meer informatie over de bepalingsmethode is te vinden op de website van de stichting NMD.7

2.1.2. Weegset

De milieuprestatie is uitgedrukt in een 1-puntscore. Om te komen tot deze 1-puntscore moeten de verschillende milieucategorieën worden omgerekend naar een gelijke eenheid en moet worden bepaald hoe zwaar de verschillende milieucategorieën meetellen in de 1-puntscore. Dit is gedaan met zogenoemde milieuprijzen. Milieuprijzen zijn kengetallen die de maatschappelijke schade van milieuvervuiling aan gezondheid, ecosystemen en gebouwen bepalen en uitdrukken in euro’s per eenheid vervuilende stof. Daarmee geven deze prijzen het welvaartsverlies weer dat optreedt als er één extra eenheid van een vervuilende stof in het milieu terecht komt. Milieuprijzen zijn hetzelfde als ‘externe kosten’: een begrip uit de economie die de kosten aangeeft die een producent of consument afwentelt op de maatschappij, zoals schade door luchtverontreiniging. De milieuprestatie wordt berekend door de milieubelasting op elk milieueffect te vermenigvuldigen met de bij het betreffende milieueffect behorende milieuprijs en de uitkomsten van alle milieueffecten daarna op te tellen. Dit getal wordt in de bouwregelgeving de milieuprestatie genoemd. De set van milieuprijzen wordt in de bouwregelgeving de weegset genoemd.

De oude weegset is niet meer actueel omdat die is gebaseerd op de 11 milieucategorieën van de oude Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Ook is er in de recente wetenschappelijke literatuur over de waardering van emissies steeds meer consensus ontstaan dat schadekosten een betere maatstaf geven voor de waardering van emissies dan preventiekosten.

Daarnaast vindt er indexering plaats van de prijzen naar prijspeil 2019. Dit leidt, in combinatie met een uitbreiding aan milieucategorieën, tot de hogere totale score van de milieuprestatie: bijvoorbeeld voor woningen in dit geval 1,6 (herzien) ten opzichte van 0,8 (oud).8

In afstemming met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is de weegset die werd gebruikt in de oude Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken geactualiseerd.9 Deze actualisering was nodig zodat de weegset het klimaatbeleid, de grondstoffentransitie en beleid ten aanzien van overige emissies beter ondersteunt.10 Met deze wijzigingsregeling is de geactualiseerde weegset opgenomen in bijlage XVIa bij de Or.

Voorafgaand aan de wijzigingsregeling en het wijzigingsbesluit werd er zoals hiervoor aangegeven de facto al gebruik gemaakt van een weegset, maar was deze weegset niet formeel vastgelegd in de bouwregelgeving. Het gebruik van een formeel vastgestelde weegset is van belang omdat de hoogte van de milieuprestatie-eis hierop is gebaseerd. Door dit formeel vast te leggen is het voor iedere partij kenbaar met welke weegset moet worden gerekend.

2.2. Berekening van de milieubelasting

Een eenduidige berekening van de milieubelasting is essentieel voor de effectiviteit van de milieuprestatie-eis. Daarvoor is het nodig dat helder is welke onderdelen in een gebouw (en soms ook buiten een gebouw) moeten worden meegenomen bij het bepalen van de milieubelasting. In de praktijk is gebleken dat dit niet altijd duidelijk is.

In artikel 5.32a, tweede lid, Or wordt bepaald dat constructieonderdelen en energieinfrastructuur moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie. Deze begrenzing is inhoudelijk gelijk aan de begrenzing die tot nu toe al via de stichting NMD is gehanteerd en is daarmee beleidsneutraal. Beiden worden hierna nader toegelicht.

Constructieonderdeel

In bijlage I bij het Bbl is een constructieonderdeel gedefinieerd als een onderdeel van een bouwwerk voor het voldoen van het bouwwerk aan de technische eisen gesteld aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid van bouwwerken in de hoofdstukken 3 tot en met 5 van het Bbl. Dit houdt in dat onderdelen van het gebouw die niet nodig zijn voor het voldoen aan de technische eisen, niet meegenomen worden voor de berekening van de milieuprestatie. Er is geen uitsluitende lijst te maken van onderdelen die wel of niet moeten worden meegenomen in een berekening van de milieuprestatie. Dit varieert van gebouw tot gebouw. Hieronder is in hoofdlijnen toegelicht hoe de begrenzing wordt toegepast.

Gebouwonderdelen die onder meer meegerekend moeten worden voor de berekening van de milieuprestatie van een gebouw zijn:

  • -

    Onderdelen van het gebouw die niet weggelaten kunnen worden zonder dat er strijdigheid met de regels ontstaat (bijvoorbeeld bouwconstructie, vereiste vloerafscheidingen, vereiste spuivoorzieningen, vereiste trappen, vereiste trapleuningen, liftschacht, liftkooi).

  • -

    Onderdelen van het gebouw die betrokken worden in een voorgeschreven berekening (bijvoorbeeld zonnepanelen of zonwering die in een berekening van de energieprestatie wordt ingevoerd, absorptiemateriaal dat in een nagalmtijdberekening wordt ingevoerd).

  • -

    Onderdelen van het gebouw die bijdragen aan de realisering van een voorgeschreven prestatie (bijvoorbeeld een brandwerende scheidingsconstructie waarmee een eis voor brandwerendheid wordt gerealiseerd).

Niet meegerekend wordt:

  • -

    Alles wat behoort tot de inrichting van een gebouw, zoals keukenblok, meubels, installaties die geen gebouwinstallaties zijn (bijvoorbeeld een mobiele airco) en toiletpotten.

  • -

    Alles wat behoort tot de aankleding van een gebouw zoals behang, gordijnen, tapijt, plavuizen en systeemplafond.

Het kan voorkomen dat bepaalde constructieonderdelen zijn uitgevoerd op een hoger niveau dan de bouwregelgeving vereist, bijvoorbeeld meer zonnepanelen toepassen dan noodzakelijk om aan de energieprestatie-eisen te voldoen, meer ventilatie ter verhoging van het comfort of dikkere isolatie voor extra verlaging van de energiekosten. In dat geval is het afhankelijk van de specifieke situatie of deze ‘bovenwettelijke’ onderdelen moeten worden meegenomen in de milieuprestatieberekening. Het principe hierbij is dat bovenwettelijke onderdelen niet hoeven te worden meegerekend als ze kunnen worden beschouwd als afzonderlijke onderdelen, zoals een PV-paneel en een ventilator. Als dit niet kan omdat een maatregel onlosmakelijk onderdeel is van een constructieonderdeel dan moet het wel worden meegerekend, zoals extra centimeters gevelisolatie. Hieronder wordt dit met voorbeelden verduidelijkt:

  • -

    Alle constructieve onderdelen van een gebouw worden meegerekend. Als een onderdeel van het gebouw constructief zwaarder wordt uitgevoerd dan de volgens artikel 4.11 van het Bbl aan constructieve veiligheid volstaat, dient de complete opbouw van het constructieonderdeel meegerekend te worden.

  • -

    Als een grotere isolatiedikte in de gevel is toegepast dan vereist zou zijn om aan de volgens artikel 4.152 van het Bbl vereiste Rc-waarde te voldoen, dan moet toch de hele isolatiedikte meegerekend worden. Het ‘te veel’ aan isolatie is namelijk geen afzonderlijk constructieonderdeel. Het constructieonderdeel is de complete gevel, inclusief volledig isolatiepakket en buitenafwerking (uitwendige scheidingsconstructie). Dit geldt ook als de buitenafwerking uitsluitend van esthetische waarde is. Het voorgaande is ook van toepassing op bijvoorbeeld een wandopbouw die dikker uitgevoerd is dan benodigd om aan brand- of geluideisen te voldoen. Ook dan wordt de volledige wanddikte in rekening gebracht.

  • -

    Als er daarentegen meer zonnepanelen zijn toegepast dan noodzakelijk is om aan de energieprestatie-eisen te voldoen, dan hoeven alleen die zonnepanelen meegerekend te worden die nodig zijn om te voldoen aan de energieprestatie-eisen.

  • -

    Alle brandveiligheidsvoorzieningen die niet weggelaten kunnen worden zonder dat er strijdigheid met een regel uit het Bbl ontstaat of een gelijkwaardige maatregel inhouden, zijn constructieonderdelen en moeten worden meegerekend.

  • -

    Als één ventilator is toegepast, die een grotere capaciteit heeft dan volgens artikel 4.66 van het Bbl aan luchtverversing behoeft te worden gerealiseerd, dan moet de hele ventilator worden meegerekend. De ventilator is een afzonderlijk te beschouwen constructieonderdeel. Het gaat dus niet om de capaciteit die onderscheiden kan worden in een ‘Bbl-deel’ en een ‘meer dan Bbl-deel’; het gaat om het gehele onderdeel: de ventilator. Het voorbeeld van de ventilator is ook illustratief voor een warmtepomp.

Energie-infrastructuur

Naast de constructieonderdelen wordt bij de berekening van de milieuprestatie ook de infrastructuur voor de opwekking en transport van elektriciteit, aardgas of warmte buiten het gebouw meegenomen. Er wordt aangesloten bij de begripsomschrijving van energie-infrastructuur zoals opgenomen in de Omgevingswet. Het gaat dan ook om werken, kabels of leidingen, waaronder lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor de opwekking of het transport van elektriciteit respectievelijk stoffen als energiedrager. Het meenemen van deze infrastructuur was al een gangbare praktijk bij de berekening van de milieuprestatie van woonfuncties en kantoorfuncties.

De reden voor meenemen van deze infrastructuur bij de berekening is dat deze van invloed is op de uitvoering van de gebouwinstallatie voor de voorziening van ruimte- en tapwaterverwarming. Dit speelt met name een rol bij externe warmtelevering. In het geval van externe warmtelevering is er geen installatie voor opwekking van warmte in het gebouw zelf nodig, zoals een warmtepomp. Het ontbreken van de warmtepomp leidt tot een aanzienlijk lagere milieubelasting van de betreffende gebruiksfunctie. Tegelijk is er wel een milieubelasting door de aanleg van de benodigde infrastructuur buiten het gebouw. Denk daarbij aan een centrale opwekinstallatie of een installatie voor de winning van restwarmte, en voor de distributie van die warmte. Dit geldt ook voor andere energiedragers zoals koude- of waterstofgas. In dergelijke gevallen wordt de milieubelasting van die infrastructuur in rekening gebracht bij de aangesloten gebouwen. De milieubelasting van de voorzieningen wordt berekend op basis van de afname van de hoeveelheid gebruikte energie in kWh gebouwgebonden elektriciteit die niet door het gebouw zelf wordt opgewekt, in m3 aardgas en MJ warmte. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van speciaal hiervoor ontwikkelde milieuverklaringen in de Nationale Milieudatabase (afgekort: NMD). Dit zijn zogeheten categorie-3a milieuverklaringen. In afwijking van de categorie-3 milieuverklaringen geldt voor deze milieuverklaringen geen toeslag van 30% op de milieubelasting.11

2.3. Berekening van de milieubelasting

Met het bovenliggende wijzigingsbesluit is in het Bbl bepaald dat in plaats van de milieuprestatie-eis opgenomen in tabel 4.158 een soepelere milieuprestatie-eis kan gelden voor woonfuncties en kantoorfuncties (artikel 4.159, derde lid, onder a en b, Bbl). In bepaalde gevallen kan de gestelde milieuprestatie-eis voor deze gebruiksfuncties namelijk onevenredig zwaar zijn. Hieronder wordt nader ingegaan op de achtergrond van de soepelere milieuprestatie-eis en de wijze waarop de formules voor de berekening ervan zijn vastgesteld met deze wijzigingsregeling.

2.3.1. Achtergrond van de soepelere milieuprestatie-eis

De reden voor de soepelere milieuprestatie-eis is dat de in het Bbl gestelde eisen van 1,6 voor de woonfunctie en 1,55 voor de kantoorfunctie zijn gebaseerd op een woonfunctie met een gemiddelde vloeroppervlakte en een kantoorfunctie in een gebouw van gemiddelde compactheid. Bij een woonfunctie met een kleine vloeroppervlakte neemt de milieubelasting onevenredig snel toe, omdat deze wordt berekend per m2 vloeroppervlakte. De hoeveelheid materiaalgebruik neemt minder snel af dan de m2 vloeroppervlakte, waardoor de milieubelasting per m2 stijgt, terwijl de totale milieubelasting van de woonfunctie wel daalt. Hetzelfde geldt voor een kantoorfunctie in een niet-compact gebouw; dat wil zeggen een gebouw met relatief veel verliesoppervlakte in verhouding tot de vloeroppervlakte.

Hierdoor zouden bij één generieke eis voor woonfuncties met een kleinere vloeroppervlakte en voor kantoorfuncties in een niet-compact gebouw onevenredig meer maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de eis dan voor een woonfunctie en kantoorfunctie in een meer gemiddelde situatie. Dat kan leiden tot situaties waarin de bouwkosten structureel hoger worden en de woningbouwopgave wordt belemmerd. Met een soepelere eis wordt dit effect gecorrigeerd.

De term ‘soepelere’ milieuprestatie-eis kan worden opgevat als minder ambitieus. Dat is niet het geval. De hoogte van de soepelere milieuprestatie-eis wordt gebaseerd op dezelfde randvoorwaarden als de hoogte van de ‘basiseis’ voor de milieuprestatie: relatief dezelfde ambitie voor wat betreft de milieuprestatie-eis zonder dat deze een belemmering vormt voor het bouwen van kleinere woningen en minder compacte kantoren.

2.3.2. Uitwerking van de eisen

Hierna wordt eerst algemeen uitgelegd hoe de soepelere eisen zijn uitgewerkt. Vervolgens wordt kort ingegaan op de formules voor de soepelere eisen voor de woonfuncties en de kantoorfunctie.

Algemeen

Uit de vierde kolom van tabel 4.158 van het Bbl volgt dat een soepelere milieuprestatie-eis geldt als de gebruiksoppervlakte van een woonfunctie in een woongebouw (appartement) kleiner is dan 60 m2 of als de gebruiksoppervlakte van een andere woonfunctie (zogenoemde grondgebonden woningen zoals rijwoningen, twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen) kleiner is dan 80 m2.

De soepelere eis voor een kantoorfunctie is gekoppeld aan de compactheid van het gebouw. De compactheid van een gebouw is gedefinieerd als de uitkomst van de deling van de verliesoppervlakte van het gebouw door de gebruiksoppervlakte van het gebouw. Als de uitkomst van deze deling groter is dan 2,5 geldt de soepelere milieuprestatie-eis (zie de vijfde kolom van tabel 4.158 Bbl). Het gaat hierbij om de schil van het gebouw en niet alleen de kantoorfunctie. Met de term verliesoppervlakte is bedoeld: totaal van de oppervlakten van alle uitwendige scheidingsconstructies van een gebouw. Hiervoor is een definitie in bijlage I van het Bbl opgenomen.12

In de Or zijn de formules opgenomen aan de hand waarvan de soepelere milieuprestatie-eis wordt berekend voor woonfuncties en kantoorfuncties die aan de bovengenoemde criteria voldoen.

De soepelere milieuprestatie-eis is voor de woonfunctie uitgewerkt als een functie van de vloeroppervlakte en de basis milieuprestatie-eis voor de woonfunctie. Voor de kantoorfunctie is de soepelere milieuprestatie-eis uitgewerkt als een functie van de verhouding tussen de verliesoppervlakte en de vloeroppervlakte en de basis milieuprestatie-eis voor de kantoorfunctie. Hiervoor is gebruik gemaakt van zowel berekeningen met de referentiegebouwen als van berekeningen uit andere bronnen. Deze berekeningen zijn vervolgens getoetst aan de berekeningen met de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken. Aanvullend hierop is een validatieonderzoek uitgevoerd van de uitgewerkte formules.13

Voor de andere gebruiksfuncties (zoals bijeenkomst- en industriefunctie) is nu nog geen mogelijkheid geboden om een soepelere milieuprestatie-eis te stellen. Het niveau van de in het Bbl geïntroduceerde milieuprestatie-eis voor deze gebruiksfuncties is zodanig vastgesteld dat ook in afwijkende situaties aan de milieuprestatie-eis kan worden voldaan. Voor een mogelijk volgende aanscherping van de milieuprestatie-eis voor de andere gebruiksfuncties zal dit wel aan de orde kunnen zijn. Tegen die tijd zal er voldoende data beschikbaar zijn om een eventuele soepelere eis te valideren.

Woonfuncties gelegen in een woongebouw (appartement)

In de Or is bepaald dat de soepelere milieuprestatie-eis voor een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte gelijk of kleiner dan 60 m2, die is gelegen in een woongebouw, wordt berekend met de volgende formule:

1,6 + 0,015 * (60-g.o.functie)

In deze formule is g.o.functie de gebruiksoppervlakte van het appartement.

In afbeelding 1 wordt de lijn afgebeeld die in de bovenstaande formule wordt uitgedrukt. In de grafiek is zichtbaar dat voor appartementen met een gebruiksoppervlakte gelijk of kleiner dan 60 m2 de maximaal milieuprestatie-eis hoger ligt dan 1,6 en oploopt naar mate de oppervlakte kleiner wordt.

afbeelding binnen de regeling
Afbeelding 1: Soepelere milieuprestatie-eis woonfunctie gelegen in woongebouw

De formule en grenswaarden voor woonfuncties in een woongebouw zijn tot stand gekomen op basis van de berekende milieuprestatie van de doorgerekende referentiegebouwen. Aan de referentiegebouwen zijn praktijkvoorbeelden toegevoegd.14

Vervolgens is iteratief bepaald dat met de voorgestelde grenswaarde van 1,6 voor woonfuncties gelegen in een woongebouw bij een woninggrootte kleiner dan 60 m2 gebruiksoppervlakte een aanpassing wenselijk is. De factor 0,015 in de formule is eveneens gebaseerd op deze berekeningen.

Ter toelichting bij de afbeeldingen 1 en 2: de lijnen in afbeelding 1 en 2 stoppen bij 15 m2, een woonfunctie kleiner dan 15 m2 zal niet voorkomen omdat dan niet kan worden voldaan aan de eis van minimum verblijfsgebied (Bbl, artikel 4.613, eerste lid) en daarmee ook geen milieuprestatie-eis van toepassing is.

Overigens moet deze grens van 15 m2 niet worden verward met de grens van 50 m2 die wordt gegeven in het Bbl, artikel 4.159, vijfde lid. Deze grens is alleen van toepassing voor de industriefunctie en de overige gebruiksfunctie. Daarmee worden veel voorkomende gebouwtjes zoals transformatorhuisjes uitgezonderd van de milieuprestatie-eis.

Andere woonfuncties (grondgebonden woning)

In de Or is bepaald dat de soepelere milieuprestatie-eis voor grondgebonden woningen waarvan de gebruiksoppervlakte gelijk of kleiner is dan 80 m2 wordt berekend met de volgende formule:

1,6 + 0,015 * (80-g.o.functie)

In deze formule is g.o.functie de gebruiksoppervlakte van de woning.

In afbeelding 2 wordt de lijn afgebeeld die in de bovenstaande formule wordt uitgedrukt.

afbeelding binnen de regeling
Afbeelding 2: Soepelere milieuprestatie-eis grondgebonden woning (andere woonfuncties)

De formule en grenswaarden voor grondgebonden woningen zijn tot stand gekomen op basis van de berekende milieuprestatie van de doorgerekende referentiegebouwen. Aan de referentiegebouwen zijn twee praktijkvoorbeelden toegevoegd en een parametrische studie naar de zogenoemde Tiny House.15 Dit zijn grondgebonden woningen met een kleine gebruiksoppervlakte tussen de 20 en 65 m2.

Vervolgens is iteratief bepaald dat met de voorgestelde grenswaarde van 1,6 voor andere woonfuncties (grondgebonden) bij een woninggrootte kleiner dan circa 80 m2 gebruiksoppervlakte een aanpassing wenselijk is. De factor 0,015 in de formule is eveneens gebaseerd op deze berekeningen.

Kantoorfunctie

In de Or is bepaald dat de soepelere milieuprestatie-eis voor kantoorfuncties waarvan de verliesoppervlakte van het gebouw (Als;gebouw) gedeeld door de gebruiksoppervlakte van het gebouw (g.o.gebouw) gelijk is aan of groter is dan 2,5 wordt berekend met de volgende formule:

1,55 + 0,75 * (Als;gebouw/g.o.gebouw-2,5)

In deze formule is Als;gebouw de verliesoppervlakte van het gebouw en is g.o.gebouw de gebruiksoppervlakte van het gebouw.

In afbeelding 3 wordt de lijn afgebeeld die in de bovenstaande formule wordt uitgedrukt.

afbeelding binnen de regeling
Afbeelding 3: Soepelere milieuprestatie-eis kantoorfunctie

Voor de kantoorfunctie wordt de versoepeling van de milieuprestatie-eis, anders dan bij de woonfuncties, gekoppeld aan de verhouding verliesoppervlakte op gebouwniveau (Als;gebouw) ten opzichte van de gebruiksoppervlakte (g.o.). De formule en grenswaarden voor kantoorfunctie zijn tot stand gekomen op basis van de berekende milieuprestatie van de doorgerekende referentiegebouwen. Aan de referentiegebouwen is een parametrische studie naar een relatief klein en niet-compact kantoorpand toegevoegd. Er is gevarieerd in vorm door aanpassing van gebruiksoppervlakte (invloed op lengte- en breedtemaat van het kantoor), verdiepingshoogte en aantal bouwlagen. In de grafiek is zichtbaar dat voor kantoorfuncties met een verhouding Als;gebouw/g.o.gebouw gelijk of groter dan 2,5, de milieuprestatie-eis hoger ligt dan 1,55. De factor 0,75 in de formule is gebaseerd op de variantenstudies.16

3 Verhouding tot ander recht

Deze wijzigingsregeling alsmede het bovenliggende wijzigingsbesluit hebben een relatie met de Verordening Bouwproducten (Construction Products Regulation, hierna kortweg genoemd: CPR).17 In januari 2026 zal de herziene CPR van kracht worden. Naast de hoofddoelstelling van de huidige CPR, namelijk de interne markt en het wegnemen van handelsbelemmeringen, wordt onder de herziene CPR ook het declareren van milieubelasting van bouwproducten verplicht voor fabrikanten die een bouwproduct op de Europese markt brengen. De Europese systematiek die voor bouwproducten wordt voorgeschreven, sluit aan bij de milieuprestatie-systematiek die in Nederland op gebouwniveau wordt gehanteerd. De verplichting om milieubelasting van bouwproducten te declareren, zal de komende jaren per bouwproductgroep door de Europese Commissie verder worden ingevoerd. De fasering hiervoor is eveneens opgenomen in de CPR. Voor de bepaling van deze milieubelasting verwijst de Verordening Bouwproducten naar de laatste versie van de Europese standaard voor de berekening van de milieubelasting: de EN 15804. Deze herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken is door de stichting NMD vastgesteld en met deze wijzigingsregeling aangewezen.

De Europese Unie volgt met de hiervoor genoemde methode voor de berekening van de milieubelasting van bouwproducten de methode die al wordt gebruikt in het kader van de Europese verordening Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR), die op 18 juli 2024 van kracht werd.18 De ESPR ziet toe op productie en gebruik van meer ecologisch duurzame en circulaire producten. De doelstelling van deze Verordening is o.a. het verbeteren van de circulariteit van producten, van energieprestaties en van andere milieuaspecten. De ESPR vervangt de vorige Ecodesign-richtlijn en stelt een kader vast voor het vaststellen van duurzaamheidseisen voor verschillende productcategorieën.

Bij de nationale implementatie van de Europese Richtlijn energieprestatie gebouwen zal nader worden bekeken welke effecten een eventuele scherpere energieprestatie-eis heeft op de milieuprestatie-eis.19 Een scherpere energieprestatie-eis kan bijvoorbeeld leiden tot meer zonnepanelen of meer energieopslag. Dit leidt mogelijk tot meer milieubelasting, waardoor mogelijk de in het Bbl opgenomen milieuprestatie-eis en de in deze wijzigingsregeling opgenomen formules voor de soepelere milieuprestatie-eis moeten worden aangepast.

4 Gevolgen van deze regeling

Er is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de betreffende wijzigingen op de bestuurlijke lasten voor andere overheden, de administratieve lasten voor bedrijven, de nalevingskosten voor bedrijven en de regeldruk voor bedrijven.20

De conclusie is dat er geen structurele effecten worden verwacht op de regeldruk en administratieve of nalevingskosten voor partijen in de bouw als gevolg van de herziene bepalingsmethode. Wel worden eenmalige effecten verwacht op de lasten voor:

  • -

    Instrumenthouders omdat zij mogelijk hun instrument moeten aanpassen. De eenmalige lastendruk is geschat tussen € 45.000 en € 135.000.

  • -

    Leveranciers van milieudata voor milieuverklaringen in de NMD, omdat deze een deel van hun milieuverklaringen zullen moeten vervangen vanwege de nieuwe milieucategorieën die horen bij de herziene bepalingsmethode. De stichting NMD heeft daarvoor een subsidieregeling in het leven geroepen. Het betreft maximaal 1.116 milieuverklaringen die maximaal 1 jaar vervroegd moeten worden afgeschreven. Hiervan kon geen kostenschatting worden geven omdat hiervoor onvoldoende data beschikbaar was. Overigens is een deel van de 1.116 milieuverklaringen al voor 1 januari 2026 vervallen om andere redenen. Denk hierbij aan verwijdering of vervanging van milieuverklaringen vanwege bedrijfsoverwegingen van een producent.

  • -

    De partijen die het constructief ontwerp van een gebouw maken (constructeurs) die eenmalige kosten moeten maken vanwege de aanpassing van lopende projecten waarvan de vergunning wordt aangevraagd na inwerkingtreding van de scherpere eis voor kantoorfuncties. De herziene milieudata van toegepaste bouwproducten moeten opnieuw worden ingevoerd en de doorwerking ervan in beeld gebracht. De hoogte van de extra kosten hiervoor valt moeilijk te ramen. Overigens hebben constructeurs de mogelijkheid om deze kosten in rekening te brengen bij de opdrachtgever.

  • -

    Voor het opstellen van LCA’s worden geen extra administratieve of nalevingskosten verwacht. Wel kunnen de als gevolg van de herziene bepalingsmethode veranderde MKI-uitkomsten (milieukostenindicator van een product) leiden tot extra communicatie met de opdrachtgever (bouwmaterialenindustrie). Deze kosten zijn geraamd op totaal maximaal € 10.000 (eenmalig).

5 Toezicht en handhaving

Het toezicht en de handhaving worden uitgevoerd door de gemeente. Gemeenten beschikken hiertoe over de bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden zoals opgenomen in de Omgevingswet in samenhang met de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht. Dit geldt eveneens voor de soepelere milieuprestatie-eis en voor de constructieonderdelen die moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie van een gebruiksfunctie. Daarbij geldt dat de voor de bepaling van de constructieonderdelen voor de berekening van de milieuprestatie de al bestaande praktijk nu wordt vastgelegd in de Or, zodat dit in de praktijk niet tot wijziging van deze taak leidt.

6 Notificatie

De wijzigingsregeling is ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L241) voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer 2025/0340/NL). Deze notificatie kende een standstill-termijn van drie maanden, gerekend vanaf 30 juli 2025. Veel bepalingen van deze wijzigingsregeling bevatten technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze voorschriften zijn beoogt om verenigbaar te zijn met het vrije verkeer van goederen; en evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie artikel 1.2 van het Bbl).

Er zijn geen opmerkingen van de Europese Commissie ontvangen.

7 Advies en consultatie

7.1. JTC en OPB

De wijzigingen opgenomen deze wijzigingsregeling en in het bovenliggende wijzigingsbesluit zijn begin november 2023 voorgelegd aan de Juridisch-Technische Commissie (hierna: JTC) en vervolgens aan het Overlegplatform Bouwregelgeving (hierna: OPB).

In de vergadering van 15 december 2023 heeft het OPB overwegend positief geadviseerd over de wijzigingen. Tegelijkertijd noemde het OPB in de vergadering een aantal aandachtspunten. Deze aandachtspunten worden hieronder opgesomd. Aan de opmerkingen ten aanzien van het aanscherpen van de milieuprestatie-eis voor woonfuncties zal voorbij worden gegaan, omdat die wijziging niet in het wijzigingsbesluit is opgenomen. Ook zal in deze paragraaf niet worden ingegaan op de wijze waarop met de opmerkingen van het OPB is omgegaan. Om dubbeling te voorkomen zal hieraan aandacht worden besteed in paragraaf 7.3 van toelichting. Voor enkele punten wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van het Bbl.

Het OPB heeft aandacht gevraagd voor:

  • 1.

    De hoogte van de milieuprestatie-eis voor afwijkende gebouwen zoals gebouwen met kleine vloeroppervlakten, hoogbouw en woonvormen in de zorg.

  • 2.

    De gevolgen van de aangescherpte milieuprestatie-eis voor kantoorfuncties op een goede omgevingskwaliteit en het uiterlijk van bouwwerken conform artikel 4.19 van de Omgevingswet.

  • 3.

    De afstemming tussen de ontwikkelingen in de Europese Unie waar het gaat om klimaatbeleid en de regelgeving over bouwproducten. Er moet voor worden gewaakt dat producenten en leveranciers te maken krijgen met dubbele administratieve lasten. In dit kader heeft het OPB ook het belang van tijdig voldoende milieuproductverklaringen in de Nationale Milieudatabase op basis van de herziene bepalingsmethode benadrukt.

  • 4.

    Het bewaken van de samenhang met andere bouwvoorschriften inclusief decentraal ruimtelijk beleid. Dit geldt in het bijzonder waar het gaat om de productie- en ontwerpfasen van bouwwerken en specifiek ten aanzien van brandveiligheid en energiezuinigheid.

  • 5.

    Een duidelijke afbakening van de gebouwdelen die mee moeten worden genomen in de milieuprestatieberekening.

  • 6.

    De haalbaarheid voor uitvoerende partijen. Zij moeten voldoende tijd krijgen om in hun ontwerpen rekening te kunnen houden met de milieuprestatie-eisen, en lopende projecten waarvan de ontwerpfase al is aangevangen moeten nog doorgang kunnen vinden. Met het herontwerpen van reeds gestarte projecten gaan grote lasten gemoeid.

  • 7.

    De consequenties van de wijzigingen voor sociale huurwoningen.

  • 8.

    De tijd die uitvoerende partijen moeten krijgen om zich op de wijzigingen voor te bereiden vanwege de uitdagingen die de invoering van deze wijzigingen met zich meebrengt.

7.2. Mkb-toets

Er is geen mkb-toets uitgevoerd. De reden hiervoor is dat ondanks herhaalde oproepen zich geen mkb- bedrijven hebben aangemeld voor de mkb-toets.

7.3. Internetconsultatie

De internetconsultatie met betrekking tot deze wijzigingsregeling vond plaats van 23 februari 2024 tot en met 15 maart 2024. Voorafgaand hieraan vond van 29 januari 2024 tot en met 23 februari 2024 de internetconsultatie plaatst met betrekking tot het bovenliggende wijzigingsbesluit. Hoewel deze wijzigingsregeling en het wijzigingsbesluit separaat zijn geconsulteerd, zijn de reacties op de internetconsultatie wel gebundeld verwerkt in zowel deze wijzigingsregeling als het bovenliggende wijzigingsbesluit. Dit geldt ook voor het verslag van de internetconsultatie.21

De internetconsultatie van zowel deze wijzigingsregeling als het wijzigingsbesluit leidde tot in totaal 115 reacties. De reacties waren afkomstig van diverse adviesbureaus, burgers, ondernemers, bouwende en ontwikkelende partijen, architecten, onderzoekers en diverse brancheorganisaties.

Daarnaast heeft een aantal partijen (45) anoniem gereageerd.

Een belangrijke lijn die uit de reacties komt, is de steun voor de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor kantoorfuncties als voor de uitbreiding van de milieuprestatie-eisen voor andere gebruiksfuncties. Er wordt eveneens steun uitgesproken voor de soepelere milieuprestatie- eis voor kleine woonfuncties en kantoorfuncties in niet-compacte gebouwen, en voor de uitwerking van de gebouwonderdelen die moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie.

Meerdere partijen benadrukken dat er voldoende voorbereidingstijd moet zijn voor partijen in de bouw. Ze vragen in hun reacties dan ook om een periode van minimaal 6 maanden tussen publicatie van de wijzigingen en de inwerkingtreding ervan. Tevens wijzen meerdere partijen op het belang van een adequaat toezicht en handhaving door het bevoegd gezag.

Verder is er door verschillende partijen gereageerd op de aanwijzing van de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken, met name waar het gaat om het effect van deze methode voor biobased bouwproducten.

Hieronder wordt nader ingegaan op de voornaamste algemene thema’s die aan de orde zijn gekomen bij de internetconsultatie en op welke punten de reacties hebben geleid tot aanpassing van deze wijzigingsregeling.

7.3.1. Informatiebehoefte (De aandachtspunten 2, 4 en 5 van het OPB)

Een groot deel van de reacties had betrekking op behoefte aan nadere informatie. Zo zijn er bijvoorbeeld veel vragen gesteld over de wijze waarop de hoogte van de in het Bbl vastgestelde milieuprestatie-eisen en de in de Or opgenomen formules voor de soepelere milieuprestatie-eis zijn bepaald. Daarnaast zijn er veel vragen gesteld over de manier waarop de regels zouden moeten werken, bijvoorbeeld bij de bepaling van de gebouwonderdelen voor de berekening van de milieuprestatie. Naast de informatie die wordt verstrekt in de toelichting op deze wijzigingsregeling en de nota van toelichting op het wijzigingsbesluit zal de bouwsector op verschillende manieren worden ondersteund bij de voorbereiding op de wijzigingen en bij kennisontwikkeling hierover in de praktijk. Dit wordt gedaan door het ontwikkelen van informatiemateriaal dat de inhoud van deze wijzigingsregeling en het bovenliggende wijzigingsbesluit op een toegankelijke manier presenteert voor verschillende doelgroepen in de bouw. In dit informatiemateriaal zal expliciet en uitgebreid aandacht worden besteed aan de manier waarop kan worden bepaald welke gebouwonderdelen wel en niet moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie. Dit wordt uitgelegd vanuit verschillende invalshoeken en vanuit de positie van verschillende partijen in de keten, zoals adviseurs, architecten en bouwers.

Concreet wordt informatiemateriaal ontwikkeld voor de volgende onderwerpen:

  • a)

    de gewogen milieuprestatie-eis voor gebouwen met meerdere gebruiksfuncties (artikel 4.159, vierde lid, Bbl);

  • b)

    de regels voor de bepaling van de soepelere milieuprestatie-eis voor een kleine woonfunctie en voor een kantoorfunctie in niet-compact gebouw (artikel 5.32b, Or); en

  • c)

    de regels voor de bepaling van de gebouwonderdelen die mee moeten worden genomen in de berekening van de milieuprestatie (artikel 5.32a, tweede lid, Or).

Dit informatiemateriaal zal worden uitgewerkt en afgestemd op de behoeften van de verschillende doelgroepen die hiervan gebruik zullen maken. Net als de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken zal dit informatiemateriaal onder meer te vinden zijn op de site van de stichting NMD.

Daarnaast wordt er een zogenoemde praktijktoets uitgevoerd waar een consortium van partijen in de ontwerp-, bouw- en technieksector in kaart brengt wat de kansen en oplossingen zijn bij het voldoen aan de milieuprestatie-eisen.

De praktijktoets wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ketenpartners uit de ontwerp-, bouw- en technieksector.22

De aanleiding voor deze keten-brede praktijktoets is het steeds aan te passen beleid ten behoeve van de verduurzaming van bouwwerken, mede naar aanleiding van Europese ontwikkelingen. Met de praktijktoets wordt gekeken naar de impact van duurzaam bouwen op bijvoorbeeld bouwsnelheid, veiligheid en onderhoud in de dagelijkse praktijk van de verschillende ketenpartners. Dit leidt tot handelingsperspectieven die inzicht geven in de gegevens, kennis, vaardigheden en processen die per ketenpartner nodig zijn om te komen tot een duurzamer bouwwerk. Alle projectresultaten zullen publiekelijk worden gedeeld bestaande uit praktische handelingsperspectieven per ketenpartner. De ketenpartners zoals gedefinieerd in de praktijktoets zijn: opdrachtgevers, ontwerpers, adviseurs, materiaalleveranciers, bouwkundig aannemers, installatietechnisch aannemers en sloopaannemers.

De door het OPB genoemde aandachtspunten van uiterlijk van gebouwen en ruimtelijke kwaliteit zijn onderdeel van de praktijktoets.

7.3.2. Bepaling gebouwonderdelen voor berekening van de milieubelasting (Aandachtspunt 5 van het OPB)

Er is steun voor het toevoegen van artikel 5.32a, tweede lid, aan de Or waarin is vastgelegd dat alleen constructieonderdelen zoals gedefinieerd in bijlage I van het Bbl meegenomen moeten worden in de berekening van de milieuprestatie. Het blijkt voor veel partijen nog onvoldoende duidelijk wat deze bepaling inhoudt en wat een constructieonderdeel is en wat niet. Ook zijn er vragen gesteld over de wenselijkheid van het niet meenemen van onderdelen van een gebouw die wel een milieubelasting hebben.

Artikel 5.32a, tweede lid, van de Or is met name bedoeld om kenbaarheid en eenduidigheid te creëren over de manier van het berekenen van de milieuprestatie van een gebouw. Bij het stellen van de bepaling over welke onderdelen meetellen, is er oog voor het waarborgen van veiligheid, beschermen van de gezondheid, voor duurzaamheid en bruikbaarheid. De bepaling strekt ertoe dat de minimumkwaliteit van gebouwen is gewaarborgd. In paragraaf 2.2 van deze toelichting wordt een nadere uitleg gegeven voor de toepassing van deze bepaling.

7.3.3. Soepelere milieuprestatie-eis (De aandachtspunten 1 en 7 van het OPB)

Er zijn vragen gesteld over de totstandkoming van de in de Or opgenomen formules voor het bepalen van de soepelere milieuprestatie-eis voor zowel woonfuncties als kantoorfuncties.

In paragraaf 2.3 van deze toelichting is aangegeven dat voor de totstandkoming van de soepelere eisen gebruik is gemaakt van kennis van doorgerekende referentiegebouwen, aanvullende studies voor de betreffende gebouwen en praktijkvoorbeelden. Ook is benadrukt dat alleen voor woonfuncties en kantoorfuncties een soepelere eis kan gelden, omdat de milieuprestatie-eisen voor de andere gebruiksfuncties al dermate soepel zijn vastgesteld dat een nog soepelere eis niet nodig is.

Een deel van het OPB heeft de zorg uitgesproken over de consequenties voor sociale huurwoningen. Dit wordt geadresseerd met de invoering van de soepelere milieuprestatie-eis. Een groot deel van de bouwproductie van woningcorporaties bestaat uit kleine woonfunctie die deels ook voldoet aan de eis om in aanmerking te komen voor een soepelere milieuprestatie-eis. De soepelere milieuprestatie-eis zal leiden tot minder te treffen maatregelen om aan de eis te voldoen en daarmee tot lagere bouwkosten van woningen.

7.3.4. Aansluiting bij regelgeving binnen de Europese Unie (Aandachtspunt 3 van het OPB)

Met betrekking tot aansluiting bij regelgeving binnen de Europese Unie is gevraagd of de voorgestelde bepaling van gebouwonderdelen voor berekening van de milieuprestatie zal aansluiten bij de rapportageverplichting uit hoofde van de Richtlijn duurzaamheidsrapportering door ondernemingen.23

Er zijn veel relevante ontwikkelingen op het gebied van regelgeving binnen de Europese Unie die gevolgen kunnen en zullen hebben voor de verdere ontwikkeling van de milieuprestatie. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen op de voet en daar waar het mogelijk en nodig is, zal relevante regelgeving binnen de Europese Unie mee worden genomen in de verdere doorontwikkeling van het stelsel. Dat betreft ook voornoemde richtlijn duurzaamheidsrapportering door ondernemingen. In paragraaf 3 van deze toelichting wordt nader in gegaan op onder meer de verhouding tot de Verordening Bouwproducten en de Richtlijn Energieprestatie Gebouwen.

7.3.5. Herziene bepalingsmethode en bijbehorende weegset

Het merendeel van de reacties binnengekomen tijdens de internetconsultatie van zowel deze wijzigingsregeling als het bovenliggende wijzigingsbesluit was gericht op de herziene Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken. De kern van deze reacties is dat door toedoen van de nieuwe milieucategorieën binnen deze bepalingsmethode de milieubelasting van landgebruik van biobased bouwmaterialen zwaarder wordt berekend dan de werkelijke milieubelasting bij duurzaam bosbeheer. Om die reden werd verzocht om een keuze te maken in de milieucategorieën, bestaande uit 13 kern-milieucategorieën en 6 additionele milieucategorieën, en de 6 additionele milieucategorieën niet mee te nemen in de berekening van de milieuprestatie.

Nog tijdens de internetconsultatie is hierover het gesprek gestart met partijen uit de bouwsector. Op basis van nadere analyse is vastgesteld dat de keuze voor de 13 kern milieucategorieën te veel nadelen gaf ten opzichte van de andere voorgestelde varianten.24 Dit betrof met name het weglaten van de milieucategorieën toxiciteit (kankerverwekkendheid) en fijnstof. In samenspraak met de markt is gekozen voor alle 19 milieucategorieën, aangevuld met enkele rekenkundige correcties voor de berekening van de milieubelasting van de milieucategorieën landgebruik en waterschaarste, en de opname van een lagere weegfactor voor de milieucategorie landgebruik in de weegset opgenomen in bijlage XVIa bij de Or.

Deze keuze past het beste bij het doel van de milieuprestatie-eisen, namelijk het verlagen van de integrale milieubelasting van een gebouw. Uit nadere analyse bleek daarnaast dat de neveneffecten van het werken met alleen de 13 kern milieucategorieën in sommige gevallen zelfs leidde tot een minder gunstige score van biobased materialen. Op basis van bovenstaande overwegingen heeft het overgrote deel van de partijen uit de bouwsector aangegeven dat deze keuze een werkbaar alternatief is voor het voorstel zoals dat in internetconsultatie is gebracht.

7.3.6. Voorbereidingstijd en overgangstermijn (De aandachtspunten 6 en 8 van het OPB)

Zowel bij de internetconsultatie als door het OPB is benadrukt dat er voldoende voorbereidingstijd moet zijn voor de partijen in de bouw. In aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regeling is in beginsel voorgeschreven dat de termijn tussen de publicatiedatum van bijvoorbeeld een algemene maatregel van bestuur en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal twee maanden moet bedragen. Als de regelgeving relevant is voor medeoverheden wordt zelfs uitgegaan van een termijn van minimaal drie maanden. In dit geval zijn de respondenten van mening dat een overgangsperiode van een half jaar tot een jaar wenselijk zou zijn.

Ten tijde van de voorbereiding en de consultatie van deze wijzigingsregeling en het bovenliggende wijzigingsbesluit werd ervan uitgegaan dat de daarin opgenomen wijzigingen op 1 januari 2025 in werking zouden treden. Op het moment dat het wijzigingsbesluit werd voorgehangen was die inwerkingtredingsdatum mede gelet op de wens van de respondenten niet meer haalbaar. Bij de verwerking van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State ten aanzien van het bovenliggende wijzigingsbesluit is de inwerkingtredingsdatum vastgesteld op 1 juli 2026. Daarmee vindt de inwerkingtreding een half jaar na de bekendmaking plaats en wordt voldoende voorbereidingstijd gegarandeerd. Deze wijzigingsregeling volgt het wijzigingsbesluit door dezelfde inwerkingtredingsdatum te hanteren. Zodoende hoeft er niet gewerkt te worden met een afzonderlijk ministerieel besluit en voorziet de ministeriële regeling in haar eigen inwerkingtreding.

7.4. Adviescollege toetsing regeldruk

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft 29 januari 2024 de consultatieversie van de onderhavige regeling ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR of college). Op 22 februari 2024 heeft het ATR advies uitgebracht.

Het college adviseerde een evaluatiebepaling op te nemen en daarbij duidelijke indicatoren te formuleren waarmee toekomstige beoordeling van de milieuwinst van de aanscherping wel mogelijk is, toe te lichten wat de gevolgen zijn van de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor lopende projecten en te bezien of een overgangstermijn noodzakelijk is, in te gaan op voorziene knelpunten in de adviescapaciteit en te onderbouwen op welke wijze deze knelpunten worden weggenomen, toe te lichten hoe de bouwsector wordt ondersteund bij de voorbereiding op de aanscherping van de milieuprestatie-eis en kennisontwikkeling in de praktijk, de analyse van de regeldrukeffecten aan te vullen met een schatting van eventuele aanpassingskosten van lopende projecten, en om tot slot de toename van de regeldruk en de conclusie dat deze geen significante effecten hebben op de bouwopgave en de kosten voor nieuwe woningen concreet inzichtelijk te maken, ook in het licht van stijging van de bouwkosten in de afgelopen jaren.

Het kabinet heeft het voornemen om de resultaten van de wijzigingen, teweeggebracht door deze wijzigingsregeling en het bovenliggende wijzigingsbesluit, te monitoren en te evalueren.

Voor zowel deze wijzigingsregeling als het bovenliggende wijzigingsbesluit wordt de datum van inwerkingtreding vastgelegd op minimaal een half jaar na de bekendmaking. Daarmee wordt voorzien in voldoende voorbereidingstijd voor de partijen in de bouwsector. Dit gebeurt in combinatie met de ondersteuning van de bouwsector bij de voorbereiding op de wijzigingen en de kennisontwikkeling in de praktijk. Zoals aangegeven in de reactie op de internetconsultatie zal hierin worden voorzien in de vorm van informatiemateriaal voor bouwende partijen en de uitvoering van een praktijktoets door partijen in de bouwketen.

Er is mede naar aanleiding van de vraag over mogelijke aanpassingskosten voor lopende projecten een aanvullende analyse uitgevoerd.25 De uitkomst daarvan is dat kantoorfuncties in het algemeen redelijk eenvoudig kunnen voldoen aan de scherpere eis en dat daarom naar verwachting geen aanpassingskosten op zullen treden.

De knelpunten in de adviescapaciteit zijn in eerste instantie een zaak van de markt zelf. De verwachting is dat dit kan worden opgevangen met een goede ondersteuning van de bouwsector bij de voorbereiding op de aanscherping van de milieuprestatie-eis en kennisontwikkeling in de praktijk, bijvoorbeeld met het hierboven al genoemde informatiemateriaal en de uitvoering van een praktijktoets.

7.5. Code Interbestuurlijke Verhoudingen

In lijn met de Code Interbestuurlijke Verhoudingen is het bovenliggende wijzigingsbesluit voorgelegd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).

Zowel de VNG als het IPO geven in de eerste plaats aan de wijzigingen te steunen. Wel geeft de VNG aan dat er tot nu toe redelijk makkelijk werd voldaan aan de milieuprestatie-eisen zonder echte gevolgen voor de materialisatie van gebouwen. Met de aanscherping verwacht de VNG meer tijd en menskracht nodig te hebben, omdat de wijzigingen consequenties hebben voor gemeenten. De uitvoering hiervan ligt immers deels bij de decentrale overheden.

Daarnaast hebben zowel de VNG als het IPO zorgen geuit over de herziene bepalingsmethode. In lijn met de reacties op de internetconsultatie hebben zij aandacht gevraagd voor de additionele milieucategorieën die biobased materialen onevenredig zwaar leken te treffen. Zoals aangegeven in paragraaf 7.3.5 van deze toelichting is tijdens de internetconsultatie het gesprek al gestart met betrekking tot de herziene bepalingsmethode en de daarin opgenomen additionele milieucategorieën. Dit heeft geresulteerd in enkele wijzigingen in de rekenmethode zoals opgenomen in de bepalingsmethode en een wijziging in de weegset die met deze wijzigingsregeling in de Or is opgenomen.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdeel A

Onder het oude recht kwam alleen in hoofdstuk 7 van de Or de milieuprestatie aan de orde. In artikel 7.9, onder d, van de Or was bepaald dat bij een aanvraag met het oog op de duurzaamheid gegevens en bescheiden worden verstrekt over onder meer de milieubelasting van een gebouw door de toe te passen materialen. Het bovenliggende wijzigingsbesluit tot wijziging van het Bbl ten behoeve van het aanscherpen en introduceren van de eisen voor de milieuprestatie maakt dat ook in de Or meer geregeld moet worden. Om die reden wordt via dit onderdeel een nieuwe paragraaf ingevoegd in hoofdstuk 5 van de Omgevingsregeling. In het daarin opgenomen nieuwe artikel 5.32 is het toepassingsbereik van de paragraaf geregeld.

Vervolgens is in artikel 5.32a, eerste lid, uitgewerkt dat de milieubelasting van een gebouw wordt bepaald aan de hand van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken en met gebruikmaking van de bijbehorende weegfactoren (de nieuwe bijlage XVIa bij de Or). In het tweede lid, onder a, van het nieuwe artikel 5.32a is verduidelijkt dat bij het bepalen van de milieubelasting van een gebouw in de eerste plaats alleen constructieonderdelen worden meegenomen. Dit zijn de onderdelen van een bouwwerk voor het voldoen van dat bouwwerk aan de technische eisen gesteld in de hoofdstukken 3 tot en met 5 van het Bbl. In het tweede lid, onder b, is bepaald dat naast de constructieonderdelen ook de infrastructuur die nodig is voor de externe levering van elektriciteit, aardgas of warmte buiten het gebouw wordt meegenomen bij het bepalen van de milieubelasting van een gebruiksfunctie. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.2.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Tot slot zijn in artikel 5.32b de formules opgenomen aan de hand waarvan de aparte, soepelere milieuprestatie-eis kan worden berekend. In het Bbl is bepaald dat de soepelere milieuprestatie-eis geldt als sprake is van een kleine woonfunctie of een kantoorfunctie in een niet-compact gebouw.

Onderdeel B

In artikel 7.9, onder d, van de Or was expliciet aangegeven aan de hand van welke bepalingsmethode de milieubelasting werd bepaald. Inmiddels is de bepalingsmethode niet alleen herzien, in het nieuwe artikel 5.32a van de Or is ook uitgebreider uitgewerkt op welke wijze de milieubelasting moet worden bepaald. Dit onderdeel voorziet in het schrappen van de verwijzing naar de bepalingsmethode in onderdeel d van artikel 7.9 en het opnemen van een verwijzing naar artikel 5.32a in een nieuw tweede lid.

Onderdeel C

Via dit onderdeel is bijlage II bij de Or gewijzigd in verband met de herziene bepalingsmethode voor de milieuprestatie, te weten de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken. Naast de vermelding van de nieuwe benaming is ook het juiste versienummer en de nieuwe uitgever opgenomen in de bijlage.

Onderdeel D

Het laatste onderdeel van deze wijzigingsregeling regelt het invoegen van een nieuwe bijlage in de Or. Deze bijlage houdt verband met artikel 5.32a waarin is uitgewerkt hoe de milieubelasting van een gebouw wordt bepaald. Naast het gebruik van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken schrijft het artikel ook het gebruik voor van de weegfactoren. Om de milieubelasting van een product of materiaal in een 1-puntsscore uit te drukken is er per milieueffectcategorie een weegfactor. De 1-puntsscore wordt berekend door de score op elke milieueffectcategorie te vermenigvuldigen met de bij de betreffende milieueffectcategorie behorende weegfactor en de uitkomsten van alle milieueffectcategorieën daarna op te tellen.

Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogeheten milieukosten van de milieubelasting van elk milieueffect. Elk product of materiaal krijgt zo een score die in een uniform getal de milieubelasting uitdrukt. In bijlage XVIa worden de weegfactoren vastgelegd in de Or.

Artikel II

In artikel II is vastgelegd dat deze wijzigingsregeling in werking treedt met ingang van 1 juli 2026. Zodoende wordt bewerkstelligd dat deze ministeriële regeling tegelijkertijd in werking treedt met het bovenliggende besluit tot wijziging van het Bbl ten behoeve van het aanscherpen van de milieuprestatie-eis voor kantoorfuncties en het introduceren van milieuprestatie-eisen voor andere gebruiksfuncties en dat er voldoende tijd zit tussen de bekendmaking en de invoering van de wijzigingen. Dit laatste is in het bijzonder van belang vanwege de sterke behoefte aan voldoende voorbereidingstijd voor de markt. De datum 1 juli 2026 is in lijn met de vaste verandermomenten zoals vastgelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Mona Keijzer

  • 1

    Kamerstukken II 2022/23, 31209, nr. 246. Terug naar link van noot.

  • 2.

    Kamerstukken II 2022/23, 32852, nr. 223, p.5. Terug naar link van noot.

  • 3.

    Kamerstukken II 2023/24, 32825, nr. 265. Terug naar link van noot.

  • 4.

    Verzuring en vermesting ontstaan door emissies van stikstofhoudende stoffen en zwaveldioxide. Deze stoffen reageren in de atmosfeer met elkaar en worden omgezet in andere stoffen. Stoffen die ontstaan zijn onder andere salpeterzuur (HNO3) en zwavelzuur (H2SO4), welke samen met ammoniak reageren tot ammoniumsulfaten en ammoniumnitraten. De blootstelling hieraan kan leiden tot de aantasting van ecosystemen en materialen, maar het aerosol wordt - als onderdeel van fijnstof - ook in verband gebracht met gezondheidseffecten. (Bron: CLO Compendium voor de Leefomgeving, www.clo.nl). Terug naar link van noot.

  • 5.

    Verordening (EU) 2024/3110 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2024 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 305/2011 van de Raad. Terug naar link van noot.

  • 6.

    Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken / versie 1.1 (maart 2022) en EN 15804:2012+A1:2013,IDT. Zie voor meer informatie: www.milieudatabase.nl. Terug naar link van noot.

  • 7

    www.milieudatabase.nl Terug naar link van noot.

  • 8

    Het besluit voor de grenswaarde van 1,6 is gebaseerd op het volgende onderzoek: LBP|SIGHT, Herziening mpg- referentie weegset A2, december 2024. Nadere toelichting is gegeven in de nota van toelichting bij het bovenliggende wijzigingsbesluit. Terug naar link van noot.

  • 9

    Deze actualisatie is gebaseerd op onderzoek van CE Delft, Milieuprijzen als weegfactor in de bepalingsmethode milieuprestatie bouwwerken, december 2020. Terug naar link van noot.

  • 10

    Kamerstukken II 2022/23, 31209, nr 246. Terug naar link van noot.

  • 11

    Voor een nadere toelichting zie Nationale Milieudatabase en milieuverklaringen categorie 3a in de Viewer van de stichting NMD. Terug naar link van noot.

  • 12

    De term verliesoppervlakte wordt ook gebruikt bij toetsing aan de energieprestatie-eisen voor een bijna energieneutraal gebouw. In tabel 4.149 van het Bbl wordt bij de energiebehoefte ook verwezen naar de verliesoppervlakte. Daar gaat het echter om verliesoppervlakte bepaald volgens NTA 8800; dat volgt uit artikel 4.149 lid 1 van het Bbl. De verliesoppervlakte volgens NTA 8800 wijkt af van de hierboven aangegeven definitie, omdat vanuit het oogpunt van energiezuinigheid anders omgegaan wordt met onder andere de begane grondvloer en scheidingen met andere gebouwen. Terug naar link van noot.

  • 13

    LBP|SIGHT, Herziening mpg-score referentiegebouwen op basis van de herziene bepalingsmethode versie A2, december 2023. Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek validatie vormfactoren milieuprestatie gebouwen in bouwregelgeving, april 2024. Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek afwijkende milieuprestatie in bouwregelgeving, juni 2024. Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V., Verkenning scenario’s soepelere mpg-eis, 13 december 2024. Terug naar link van noot.

  • 14

    Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek validatie vormfactoren milieuprestatie gebouwen in bouwregelgeving, april 2024 en Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek afwijkende milieuprestatie in bouwregelgeving, juni 2024. Terug naar link van noot.

  • 15

    Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek validatie vormfactoren milieuprestatie gebouwen in bouwregelgeving, april 2024 en Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek afwijkende milieuprestatie in bouwregelgeving, juni 2024. Terug naar link van noot.

  • 16

    Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek validatie vormfactoren milieuprestatie gebouwen in bouwregelgeving, april 2024 en Nieman Raadgevende Ingenieurs, Onderzoek afwijkende milieuprestatie in bouwregelgeving, juni 2024. Terug naar link van noot.

  • 17

    De Europese Verordening Bouwproducten (Verordening (EU) 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L 88/5). De herziene versie is op 10 april 2024 in het Europese Parlement vastgesteld. Terug naar link van noot.

  • 18

    Verordening 2024/1781 van het Europese Parlement en de Raad van 13 juni 2024, betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828 en Verordening (EU) 2023/1542, en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG. Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking). Terug naar link van noot.

  • 19

    Richtlijn (EU) 2024/1275 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2024 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking). Terug naar link van noot.

  • 20

    Cebeon, Wijziging Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken, effecten op regeldruk, administratieve lasten, nalevingskosten en bestuurlijke lasten, oktober 2023. Terug naar link van noot.

  • 21

    Het verslag van de internetconsultatie en de bijbehorende stukken is te vinden op de website overheid.nl, met als vindplaats: https://www.internetconsultatie.nl/milieuprestatie/b1. Terug naar link van noot.

  • 22

    Samenwerkende ketenpartners die deelnemen aan de praktijktoets zijn BNA, TNO, NLingenieurs, Bouwend Nederland, Techniek Nederland, NEPROM, AEDES, VERAS, Lenteakoord 2.0, DGBC, Nieman, WE Adviseurs, IMD Rotterdam en Cirkelstad. Terug naar link van noot.

  • 23

    Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europese Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen. Terug naar link van noot.

  • 24

    Kamerstukken II 2024/25, 28325, nr. 275. Terug naar link van noot.

  • 25

    Sira Consulting, Aanvullend onderzoek effecten aanscherping MPG-eis, Onderzoek naar aanpassingskosten en gevolgen kostenstijging, mei 2024. Terug naar link van noot.

Naar boven