Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2025, 40372 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2025, 40372 | ander besluit van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Dienst Toeslagen;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
Het Verzamelbesluit Toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In dit besluit staat beleid met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Onder meer is hierin het beleid rondom het matigen van de terugvordering van toeslagen opgenomen. Tevens zijn beleidsregels opgenomen voor specifieke situaties met betrekking tot kwijtscheldingswinsten, de termijn voor het tijdig betalen van de kosten voor kinderopvang en de toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen tussen partners in relatie tot de vermogenstoets in de huurtoeslag. Ook bevat dit besluit vier goedkeurende beleidsregels op grond van de hardheidsclausule met betrekking tot (1) particulieren die leenbijstand ontvangen die in een later jaar wordt omgezet in een gift (alle toeslagen), (2) partnerschap ontstaan door mantelzorg (alle toeslagen), (3) het niet tegenwerpen van de arbeidseis bij feitelijke wijziging van het partnerschap en (4) het recht op huurtoeslag voor (half)wezen jonger dan 21 jaar die achterblijven in de ouderlijke woning. Tot slot wordt terugwerkende kracht verleend aan eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot de eerdere wijziging van de Wkb betreffende de uitzondering op het koppelingsbeginsel.
B
Artikel 1.2 vervalt.
C
De artikelen 4.2 en 4.2.1 vervallen.
D
Artikel 4.3 komt te luiden:
In de Wht zijn maximale huurgrenzen opgenomen. Het huurdeel boven de maximale huurgrens wordt niet gesubsidieerd.1 Voor jongeren onder de 21 jaar geldt een lagere maximale huurgrens (jongerenhuurgrens), tenzij er sprake is van een handicap of inwonend kind. In de praktijk kan zich de uitzonderlijke situatie voordoen waarbij jongeren onder de 21 jaar na overlijden van hun ouder of voogd achterblijven in de woning en zij vanwege de voor hen geldende lagere maximale huurgrens recht hebben op een lager bedrag aan huurtoeslag.
Het betreft hier een uitzonderlijke groep jongeren in een schrijnende situatie die zich naast het verlies van hun ouder of voogd mogelijk ook geconfronteerd zien met een noodgedwongen verhuizing uit de (ouderlijke) woning, wanneer zij de huurprijs vanwege de jongerenhuurgrens voor de huurtoeslag niet meer kunnen betalen. Een oplossing op maat acht ik in deze situatie dan ook passend en geboden. Het verstrekken van een lager bedrag aan huurtoeslag voor deze specifieke groep jongeren vanwege hun jonge leeftijd ontstaan door een overleden ouder of voogd, is aan te merken als ‘onbillijkheid van overwegende aard’ waaraan met toepassing van de hardheidsclausule tegemoet kan worden gekomen.
Goedkeuring
Op grond van de hardheidsclausule (artikel 47, eerste lid, van de Awir) keur ik daarom goed dat op verzoek voor een jongere die als gevolg van het overlijden van een ouder of voogd huurder wordt van een woning waarvan de rekenhuur is gelegen boven de maximale huurgrens voor jongeren onder de 21 jaar, de maximale huurgrens voor huurders van 21 jaar en ouder wordt toegepast. Dit geldt in de situatie van een jongere onder de 21 jaar van wie een eerstegraad bloedverwant in de opgaande lijn of een voogd komt te overlijden en deze een woning huurde, waarvan de jongere huurder wordt. De overleden ouder of voogd dient op het tijdstip van overlijden samen met de jongere diens hoofdverblijf in de woning te hebben en zij dienen beiden ingeschreven te staan in de basisregistratie personen.
Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 25 november 2025
De Staatssecretaris van Financiën, Namens deze, C.H.L.M. van de Louw Directeur-Generaal Toeslagen
Zoals is opgemerkt in artikel 1 van het Verzamelbesluit Toeslagen (hierna: het Verzamelbesluit) is in het Verzamelbesluit beleid met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget opgenomen.
Voorheen werd het Verzamelbesluit bij iedere wijziging opnieuw vastgesteld. Om beter aan te sluiten bij de Aanwijzingen voor de regelgeving2 wordt het Verzamelbesluit vanaf inwerkingtreding van dit besluit, wanneer geen sprake is van een omvangrijke wijziging, alleen gewijzigd en niet opnieuw vastgesteld.
Bij deze wijziging van het Verzamelbesluit zijn vier wijzigingen doorgevoerd. De eerste twee wijzigingen betreffen de artikelen 1 en 1.2 van het Verzamelbesluit en hangen samen met het niet iedere keer opnieuw vaststellen van het Verzamelbesluit. Dit zijn geen inhoudelijke wijzigingen. De derde wijziging betreft het vervallen van de artikelen 4.2 en 4.2.1. Deze artikelen zagen op de herziening van onherroepelijk(e) toegekende of herziene tegemoetkomingen in verband met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de invulling van een verworven recht op huurtoeslag. Deze artikelen zijn vervallen, omdat hier door tijdsverloop geen betekenis meer aan kan toekomen. De laatste wijziging betreft artikel 4.3 en houdt verband met de inwerkintreding van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)3 op 1 januari 2026. In verband met de wijziging van de Wet op de huurtoeslag is artikel 4.3 van het Verzamelbesluit over het toepassen van de huurgrens voor huurders van 23 jaar en ouder voor (half)wezen onder de 23 jaar, niet langer actueel. Artikel 4.3 is daarom aangepast.
In artikel 1 is omschreven op welke onderwerpen het Verzamelbesluit ziet. Bij deze wijziging van het Verzamelbesluit is de tekst van artikel 1 gewijzigd, omdat deze na wijziging van de andere artikelen bij dit besluit niet meer actueel is.
In artikel 1.2 was opgenomen welke wijzigingen bij de laatste keer dat het Verzamelbesluit opnieuw is vastgesteld zijn doorgevoerd. Omdat vanaf inwerkingtreding van dit besluit voor een andere manier van wijzigingen doorvoeren is gekozen, is dit artikel komen te vervallen. De hierin opgenomen informatie is ook niet langer meer actueel.
Tot 1 januari 2026 gold op grond van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht) dat geen recht op huurtoeslag bestond als de rekenhuur van een woning meer bedroeg dan de in de Wht opgenomen maximale huurgrens. Op dit uitgangspunt waren in de Wht enkele uitzonderingen opgenomen. Eén van deze uitzonderingen hield in dat het recht op huurtoeslag behouden bleef wanneer aan de huurder eerder voor dezelfde woning huurtoeslag was toegekend. Bij uitspraak van 24 juli 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State4 ten aanzien van deze uitzondering geoordeeld, dat een eenmaal verworven recht niet vervalt als nadien de huurtoeslag voor de betreffende woning op enig moment onderbroken wordt wegens een te hoog toetsingsinkomen of vermogen. Deze uitspraak vormde de aanleiding om op grond van artikel 5a, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Uitvoeringsregeling Awir) in de artikelen 4.2 en 4.2.1 van het Verzamelbesluit te bepalen dat de herziening van een toegekende of herziene tegemoetkoming huurtoeslag die op 24 juli 2019 of daarvoor onherroepelijk is geworden mogelijk is wanneer die herziening voortvloeit uit de toepassing van de hierboven genoemde uitspraak. Artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Awir bleef voor het overige onverkort van toepassing, zodat een herziening in beginsel niet meer mogelijk is indien vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de huurtoeslag betrekking heeft.
Het berekeningsjaar kan bij de toekenning van een tegemoetkoming of een herziening hiervan die op of voor 24 juli 2019 onherroepelijk is geworden, uitsluitend 2018 of een eerder jaar betreffen. Dit betekent dat de vijfjaarstermijn van artikel 5a, eerste lid, onder a, van de Uitvoeringsregeling Awir is verstreken en reeds daarom herziening van deze tegemoetkomingen niet meer mogelijk is. De artikelen 4.2 en 4.2.1 zijn daarom bij dit besluit komen te vervallen.
Tot slot wordt voor de volledigheid opgemerkt dat vanaf 1 januari 2026 de maximale huurgrenzen als voorwaarde voor de huurtoeslag zijn vervallen.5 Ook bij een huurprijs boven de maximale huurgrens bestaat er na deze datum recht op huurtoeslag, mits ook aan de andere voorwaarden wordt voldaan. Voor de berekening van de hoogte van de huurtoeslag blijft de maximale huurgrens wel bestaan. De hiervoor beschreven uitzondering op het behouden van recht op huurtoeslag ondanks dat de maximale huurgrens wordt overschreden is daarom vanaf 1 januari 2026 eveneens vervallen. Voor het vaststellen van tegemoetkomingen huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2025 of een eerder jaar blijft het oude recht gelden waarbij hetgeen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 over een verworven recht is geoordeeld, voor zover van toepassing, wordt toegepast.
In artikel 4.3 was op grond van de hardheidsclausule (artikel 47, eerste lid, van de Awir) een goedkeuring opgenomen voor het – ondanks overschrijding van de jongerenhuurgrens – toekennen van huurtoeslag aan een jongere die als gevolg van het overlijden van zijn ouder of voogd huurder wordt van de ouderlijke woning.6
Tot 1 januari 2026 gold op grond van de Wht dat geen recht op huurtoeslag bestond als de rekenhuur van een woning meer bedroeg dan de in de Wht opgenomen maximale huurgrens. Voor jongeren onder de 23 jaar gold daarbij een lagere maximale huurgrens (jongerenhuurgrens). Vanaf 1 januari 2026 zijn de maximale huurgrenzen als voorwaarde voor de huurtoeslag komen te vervallen.7 Dit betekent dat anders dan voor deze datum ook bij een huurprijs boven de maximale huurgrens recht bestaat op huurtoeslag, mits ook aan de andere voorwaarden wordt voldaan. Het huurdeel boven de maximale huurgrens wordt niet gesubsidieerd. Ook na 1 januari 2026 wordt wat betreft het recht op huurtoeslag onderscheid gemaakt tussen huurders gebaseerd op hun leeftijd. De jongerenhuurgrens is hierbij gewijzigd naar 21 jaar. Voor jongeren onder de 21 jaar geldt een lagere maximale huurgrens.
Dit betekent dat vanaf 1 januari 2026 jongeren onder de 21 jaar die na het overlijden van hun ouder of voogd achterblijven in de woning weliswaar recht hebben op huurtoeslag bij overschrijding van de maximale huurgrens, maar dat dit een lager bedrag is wanneer de huurprijs de voor hen geldende jongerenhuurgrens overschrijdt. Dit kan ertoe leiden dat jongeren onder de 21 jaar ondanks dat zij wel voor huurtoeslag in aanmerking komen toch gedwongen worden om de (ouderlijke) woning te verlaten, omdat zij de huurprijs met de lagere huurtoeslag niet kunnen betalen. Omdat dit een uitzonderlijke groep jongeren betreft in een schrijnende situatie wordt dit als een ‘onbillijkheid van overwegende aard’ als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Awir aangemerkt. De eerder gegeven goedkeuring op grond van de hardheidsclausule is daarom gewijzigd, zodat voor de hiervoor omschreven groep jongeren een hogere maximale huurgrens kan worden toegepast in geval van overlijden van een ouder of voogd.
Tot slot wordt voor de volledigheid nog opgemerkt dat de wijziging van de Wet op de huurtoeslag geldt voor tegemoetkomingen huurtoeslag waarvan het berekeningsjaar 2026 of een later jaar betreft. Voor tegemoetkomingen waarvan het berekeningsjaar vóór 2026 is gelegen blijft het oude recht gelden en ook de goedkeuring zoals deze luidde voor 1 januari 2026.
Den Haag, 25 november 2025
De Staatssecretaris van Financiën, Namens deze, C.H.L.M. van de Louw Directeur-Generaal Toeslagen
Zie artikel 6.2 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, besluit van 18 november 1992, Stcrt. 1992, 230, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 juni 2024, Strct. 2024, 20921.
Zie de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag), Stb. 2024, 425 en het Besluit 15 januari 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (Stb. 2024, 425), Stb. 2025, 16.
Zie de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag), Stb. 2024, 425 en het Besluit 15 januari 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (Stb. 2024, 425), Stb. 2025, 16.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-40372.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.