Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 3430 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 3430 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
Gelet op artikel 10, eerste lid, van de Meststoffenwet;
Besluit:
Aan artikel 28d van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet worden drie leden toegevoegd, luidende:
9. In afwijking van het eerste lid wordt de totale hoeveelheid stikstof, bedoeld in het eerste lid, voor 2025 verminderd met de in het tiende lid bedoelde hoeveelheid stikstof, indien de landbouwer op zand- of lössgrond in 2024 niet uiterlijk op 21 oktober een vanggewas, bedoeld in het eerste lid, heeft geteeld.
10. De vermindering, bedoeld in het negende lid, bedraagt per hectare landbouwgrond die het betreft:
a. 5 kilogram stikstof indien in de periode van 22 oktober tot en met 3 november 2024 met de teelt van het vanggewas is aangevangen;
b. 10 kilogram stikstof indien in de periode van 4 november tot en met 19 november 2024 met de teelt van het vanggewas is aangevangen;
c. 20 kilogram stikstof indien op of na 20 november 2024 met de teelt van het vanggewas is aangevangen;
d. 20 kilogram stikstof indien in 2024 na de hoofdteelt geen vanggewas wordt geteeld.
11. Het negende lid, het tiende lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2026.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 23 januari 2025
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Deze regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: de Urm) verschuift de gestimuleerde uiterste inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van overige gewassen (alle gewassen met uitzondering van maïs) voor bouwland op zand- en lössgronden in 2024 van 1 oktober naar 21 oktober. Hiermee wordt ruimte geboden aan landbouwers om hun gewassen voldoende rijp te oogsten na de extreem natte weersomstandigheden vanaf het najaar 2023, waardoor gewassen in heel Nederland in 2024 later zijn gezaaid en gepoot. Tevens wordt met deze wijzigingsregeling uitvoering gegeven aan de op 11 juni 2024 aangenomen motie van de Tweede Kamer die de regering verzoekt op korte termijn met de sector en deskundigen te bezien voor welke gewassen de 1-oktoberdatum dit jaar onhaalbaar is en daar uiterlijk 1 september oplossingen voor te presenteren (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1654).
Bij de overige gewassen gaat het om alle gewassen met uitzondering van maïs. Voor vanggewassen na maïs bevatten de artikelen 4.1193 en 4.1211 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: het Bal) een regeling. Bij besluit van 16 december 2024 is de uiterste inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van maïs in 2024 van 1 oktober naar 21 oktober verschoven in verband met bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak, als bedoeld in de artikelen 4.1193, vierde lid, en 4.1211, vierde lid, van het Bal (Stcrt. 2024, 41722). Opgemerkt wordt voorts dat de onderhavige regeling niets wijzigt aan de afzonderlijke regeling van winterteelten na de hoofdteelt in artikel 28d, vierde lid, van de Urm.
De stimuleringsmaatregel vanggewassen op zand- en lössgronden na overige gewassen volgt uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en heeft als doel om de nitraatuitspoeling naar de bodem en het grondwater te beperken (Stcrt. 2023, 20380). Naarmate een vanggewas later wordt ingezaaid, neemt de stikstofopname van het vanggewas af, omdat deze zich minder kan ontwikkelen in vergelijking met een vroeg ingezaaid vanggewas. Daarom stimuleert deze stimuleringsmaatregel vanggewassen na de teelt van overige gewassen voor bouwland op zand- en lössgronden landbouwers om uiterlijk op 1 oktober een vanggewas in te zaaien. Indien niet op uiterlijk 1 oktober een vanggewas wordt ingezaaid, volgt een korting op de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende kalenderjaar die hoger wordt naarmate de landbouwer het vanggewas later inzaait. Zo wordt nitraatuitspoeling naar de bodem en naar het grondwater beperkt. Gewassen op de lijst met winterteelten zijn uitgezonderd van deze maatregel.
Door extreem natte weersomstandigheden vanaf het najaar 2023 en tijdens de reguliere inzaai- en pootperiode in het voorjaar van 2024 zijn gewassen in heel Nederland later gezaaid en gepoot. Het is daarom in grote delen van Nederland niet haalbaar om gewassen rijp te oogsten op uiterlijk 1 oktober dit jaar, omdat het aantal benodigde groeidagen voor de gewassen niet wordt gehaald. Dit leidt ertoe dat landbouwers in de knel komen met de 1-oktoberdatum als gestimuleerde uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na overige gewassen voor bouwland op zand- en lössgronden.
Aan de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM) is een advies gevraagd over het effect van het uiterlijk op 1 oktober oogsten op de rijpheid van gewassen en het effect van het uitstellen van de inzaai van vanggewassen op de nutriëntenuitspoeling. Dit advies is betrokken bij het nadere advies door een hiertoe ingestelde expertcommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties vanuit de agrarische sector, wetenschappers met kennis over (vang)gewassen, nitraatuitspoeling en veevoeding, en het KNMI.
De Expertcommissie heeft geconstateerd dat het niet haalbaar is om gewassen rijp te oogsten voor 1 oktober dit jaar, omdat het aantal benodigde groeidagen niet wordt gehaald. Alhoewel het tijdig inzaaien van vanggewassen goed is vanwege de grotere stikstofopname door het vanggewas, constateert de Expertcommissie, mede op basis van het advies van de CDM, dat in de bijzondere situatie van dit jaar een latere oogst van een nog groeiend gewas met een later ingezaaid vanggewas naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot minder stikstofverliezen, dan een vroege oogst van een onrijp gewas en een vroeger ingezaaid vanggewas. Het vasthouden aan de verplichting van het inzaaien van een vanggewas na de hoofdteelt op uiterlijk 1 oktober op zand- en lössgronden draagt dit jaar daarom niet bij aan het doel van het inzaaien van vanggewassen, namelijk het verminderen van nitraatuitspoeling en het verbeteren van de bodemkwaliteit.
Conform genoemd advies verschuift deze wijzigingsregeling de gestimuleerde uiterste inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van overige gewassen voor bouwland op de zand- en lössgronden naar 21 oktober 2024 voor heel Nederland. Dit biedt landbouwers voldoende ruimte om gewassen rijp te oogsten en de bodemstructuur te verbeteren voordat het vanggewas moet worden ingezaaid. Zo worden nadelige gevolgen van het onrijp oogsten van gewassen voorkomen, met een minimaal effect op het risico op nitraatuitspoeling.
Concreet gaat het om een aanpassing van artikel 28d van de Urm. Deze wijzigingsregeling verschuift de gestimuleerde uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van overige gewassen op zand- en lössgronden in 2024 van 1 naar 21 oktober. De vastgestelde periodes voor de oplopende korting van respectievelijk 5, 10 en 20 kilogram stikstof per hectare verschuiven ook telkens twintig dagen. Die periodes zijn daarmee respectievelijk: 22 oktober tot en met 3 november, 4 november tot en met 19 november en vanaf 20 november 2024. Wanneer geen vanggewas wordt geteeld of wanneer het vanggewas vóór 1 februari wordt vernietigd, is de maximale korting van 20 kilogram stikstof per hectare van toepassing in het opvolgende kalenderjaar. Een overzicht van de korting op de stikstofgebruiksnorm en de inzaaiperiodes voor het jaar 2024 zijn verwerkt in de volgende tabel.
|
Inzaaiperiode vanggewas |
Korting stikstofgebruiksnorm |
|---|---|
|
Inzaai vanggewas uiterlijk op 21 oktober 2024 |
Geen korting |
|
Inzaai vanggewas 22 oktober tot en met 3 november 2024 |
5 kg N per ha |
|
Inzaai vanggewas 4 november tot en met 19 november 2024 |
10 kg N per ha |
|
Inzaai vanggewas 20 november 2024 of later (of geen inzaai) |
20 kg N per ha |
|
Eerder vernietigen dan 1 februari 2025 |
20 kg N per ha |
Deze wijzigingsregeling volgt het advies van de expertcommissie om de uiterlijke inzaaidatum van het vanggewas uit te stellen met bijna drie weken, van 1 naar 21 oktober 2024. Dit biedt landbouwers de passende ruimte om hun gewassen voldoende rijp te oogsten zonder dat zij worden geconfronteerd met een korting op de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende kalenderjaar. Het verschuiven van de vastgelegde periodes voor de oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm in het volgende kalenderjaar, stimuleert landbouwers alsnog zo vroeg mogelijk een vanggewas in te zaaien, omdat een vanggewas zich het beste ontwikkelt als deze zo vroeg mogelijk gezaaid wordt. Daarnaast komt uit de adviezen van de CDM en de Expertcommissie naar voren dat ook een late inzaai van een vanggewas nog tot een verlaging van de nitraatconcentratie in het grondwater kan leiden, in vergelijking met het niet inzaaien van een vanggewas. Hoewel de Expertcommissie benoemt dat het inzaaien van vanggewassen in november een gering effect zal hebben op de vermindering van de nitraatuitspoeling, merkt zij daarbij ook op dat de werking van het vanggewas sterk afhankelijk is van de groeiomstandigheden. Het is dus afhankelijk van de groeiomstandigheden in november hoe de werking van het vanggewas tot uiting komt. Daarom lopen de periodes voor de oplopende korting in deze regeling door tot in de maand november.
Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor gerelateerde wet- en regelgeving waarin specifieke data zijn opgenomen. Een vanggewas dat dit jaar later is ingezaaid zal, net als in andere jaren, pas vanaf 1 februari 2025 vernietigd mogen worden (art. 28d, derde lid, Urm). De lijsten met winterteelten en vanggewassen, die zijn opgenomen in tabellen 6 en 7 van Bijlage A bij de Urm, worden naar aanleiding van deze wijzigingsregeling niet herzien. Voor suiker- en voederbieten geldt dat zij pas als wintergewas worden gezien wanneer ze op of na 1 november worden gerooid (tabel 7 van Bijlage A bij de Urm) en dat wijzigt door deze regeling niet. In geval een landbouwer besluit de bieten te oogsten tussen 22 oktober en 1 november, zal de oplopende korting van 5, 10 of 20 kilogram stikstof per hectare worden toegepast op de totale stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende kalenderjaar, afhankelijk van de inzaaidatum van het vanggewas na de bietenoogst tussen 22 oktober en 1 november 2024.
De wijziging van de stimuleringsmaatregel vanggewassen veroorzaakt weinig regeldruk, omdat de wijziging zich beperkt tot het gewijzigd vaststellen van inzaaidata in verband met extreem natte weersomstandigheden. Om die reden is deze regelingswijziging niet voor advies aan de ATR voorgelegd.
Er heeft bij het opstellen van de wijzigingsregeling met betrekking tot het verlenen van uitstel voor de uiterste inzaaidatum van vanggewassen een toetsing van de regeling op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid plaatsvonden. De zogenaamde uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT) is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA).
Om te kunnen handhaven op de uitvoering van deze stimuleringsmaatregel, wordt gebruik gemaakt van de data uit de Gecombineerde Opgave. Vanwege de wijzigingsregeling klopt de oorspronkelijke inzaaiperiode voor vanggewassen die de landbouwer heeft ingevuld in de Gecombineerde Opgave niet meer. Om uitvoering te geven aan deze wijzigingsregeling heeft RVO ervoor gekozen de gewijzigde kortingsperiodes in de Gecombineerde Opgave te verwerken bij de keuzeopties, maar de initieel door de landbouwer opgegeven keuze voor de inzaaiperiode zal blijven staan. Daardoor komen de ingevulde data in de Gecombineerde Opgave door de landbouwer niet meer overeen met de door hem of haar gekozen inzaaiperiodes. De landbouwer zal de geregistreerde inzaaiperiode daarom zelf moeten aanpassen als deze niet overeenkomt met de feitelijke inzaaiperiode. Voor het doorgeven van deze wijziging stelt RVO landbouwers in de gelegenheid gebruik te maken van de definitieve aanvraag voor subsidies in het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), welke openstaat van 15 oktober tot 2 december 2024.
Er is extra ICT-inzet vanuit RVO nodig om de wijzigingen van de inzaaiperiodes van vanggewassen in de Gecombineerde Opgave uit te voeren. Naar verwachting zullen ruim 4.000 landbouwers bij ruim 10.000 percelen een wijziging doorvoeren. Om landbouwers en adviseurs op de hoogte te stellen van de consequenties van de wijzigingsregeling zet RVO in op extra communicatie. Dit betekent een aanpassing van de webpagina's, werkinstructies en Q&As. Deelnemers aan het GLB worden tevens via een mailing geattendeerd op het doen van de definitieve aanvraag. Deze groep landbouwers zal actief opnieuw de Gecombineerde Opgave doorlopen en zal daardoor ook langs de reeds geregistreerde percelen en de inzaaiperiodes worden geleid. Het aanpassen van de inzaaiperiode kan daardoor in dezelfde handeling worden verricht als het doen van de definitieve subsidieaanvraag voor het GLB. Landbouwers die geen GLB-steun aanvragen, ontvangen deze attendering niet. Deze landbouwers zullen zelf in moeten schatten wat de verschuiving van de inzaaiperiodes voor hun situatie betekent en wat zij aanvullend moeten doen ten aanzien van de Gecombineerde Opgave. RVO zal inzetten op extra communicatie naar de landbouwer en adviseur. Daarnaast verwacht RVO extra klantcontact.
Voor wat betreft de fysieke handhaving, merkt de NVWA op dat geen wijziging van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid optreedt in vergelijking met de oorspronkelijke stimuleringsregeling vanggewassen. Wel benadrukt de NVWA dat het melden van de inzaaidatum in een goed en voor de NVWA ontsloten registratie gebeurt, zodat inspecteurs tijdens fysieke controles in staat zijn te handhaven op deze maatregel. Gezien de bovengenoemde inzet van RVO zullen de juiste gegevens voor de NVWA raadpleegbaar zijn, waardoor er doelmatig toezicht gehouden kan worden.
De ontwerpregeling tot wijziging van de Urm is in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) gedurende 6 weken, van 21 november 2024 tot 2 januari 2025, ter inzage gelegd. In totaal zijn er 2 reacties ontvangen. Deze reacties gaan niet in op de voorgestelde wijziging en geven daarom geen aanleiding om de ontwerpregeling te wijzigen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt zowel voor de inwerkingtredingsdatum als de invoeringstermijn afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten zoals dat is opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding van deze, in verband met bijzondere weersomstandigheden getroffen regeling. De regeling leidt ertoe dat in het jaar 2024 landbouwers de mogelijkheid hebben om na de teelt van overige gewassen voor bouwland op zand- en lössgronden uiterlijk op 21 oktober een vanggewas te telen zonder dat er een korting op de stikstofgebruiksnorm plaatsvindt voor 2025. Rekening houdend met een bekendmaking na 1 oktober 2024, voorziet de regeling in terugwerkende kracht tot en met 2 oktober 2024. Daarmee is geborgd dat de gewijzigde data ook gelden voor landbouwers die na 1 oktober, maar voor de inwerkingtreding van deze regeling, een vanggewas hebben geteeld na de teelt van een overig gewas.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-3430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.