Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 41722 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 41722 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op de artikelen 19.0 van de Omgevingswet, 4.1193, vierde lid, en 4.1211, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving;
Besluit:
Vanwege bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak en het zich daarom voordoen van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4.1193, vierde lid, en artikel 4.1211, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 19.0 van de Omgevingswet, wordt in afwijking van genoemd artikel 4.1193, eerste, tweede en derde lid, en genoemd artikel 4.1211, eerste, tweede en derde lid, een vanggewas na maïs in 2024 ten hoogste zeven dagen na de oogst hiervan en ten laatste 21 oktober geteeld.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 16 december 2024
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Dit besluit verschuift de uiterste inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van maïs in 2024 van 1 oktober naar 21 oktober in verband met bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak als bedoeld in de artikelen 4.1193, vierde lid en 4.1211, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) en 19.0 van de Omgevingswet (hierna: Ow). Daarbij wordt de toegestane periode tussen de oogst van de maïs en het inzaaien van het vanggewas verlengd naar ten hoogste zeven dagen. Hiermee wordt ruimte geboden aan landbouwers om de maïs voldoende rijp te oogsten en de bodemstructuur te verbeteren alvorens het vanggewas wordt ingezaaid na de bijzonder natte weersomstandigheden vanaf het najaar van 2023, waardoor in 2024 in heel Nederland gewassen later zijn gezaaid en gepoot. Tevens wordt met dit besluit uitvoering gegeven aan de op 11 juni 2024 aangenomen motie van de Tweede Kamer die de regering verzoekt op korte termijn met de sector en deskundigen te bezien voor welke gewassen de 1-oktoberdatum dit jaar onhaalbaar is en daar uiterlijk 1 september oplossingen voor te presenteren (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1654).
Het uitstellen van de gestimuleerde inzaaidatum voor overige teelten op zand- en lössgronden (de stimuleringsregeling vanggewassen) wordt parallel aan dit besluit geregeld door wijziging van artikel 28d van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm).
Dit besluit is afgestemd met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De teelt van maïs kent een risico voor de uitspoeling van nitraat naar het grondwater, met name op de zand- en lössgronden waar deze teelt voornamelijk plaatsvindt. Het is daarom verplicht om aansluitend op de teelt van maïs, maar uiterlijk op 1 oktober een vanggewas in te zaaien. Zo wordt nitraatuitspoeling naar het grondwater beperkt.
De verplichte inzaai van een vanggewas na de teelt van maïs op uiterlijk 1 oktober betekent dat de oogst vóór 1 oktober moet plaatsvinden. Uit gegevens die beschikbaar zijn gesteld door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (hierna: KNMI), blijkt dat het najaar van 2023 en het voorjaar 2024 nagenoeg in geheel Nederland de neerslag meer dan gemiddeld is geweest. Met name de maanden november 2023, april en mei 2024 waren extreem nat, met op veel plaatsen meer dan 100 tot 200% extra neerslag ten opzichte van het langjarig gemiddelde.1 Deze bijzonder natte weersomstandigheden hebben ertoe geleid dat de maïs gemiddeld zo’n drie weken later dan doorgaans is ingezaaid. Dit heeft tot gevolg dat een groot deel van de maïs niet voor 1 oktober 2024 is afgerijpt. Het voeren van onrijpe maïs aan koeien heeft negatieve gevolgen voor de methaan- en ammoniakuitstoot. Bovendien geeft dit risico’s voor de gezondheid van de koe en de melkproductie.
Behalve dat de inzaaiperiode in 2024 is verschoven, hebben door de bijzondere weersomstandigheden in het najaar 2023 vaak ook geen bodemherstelwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. Door het oogsten en zaaien onder slechte, natte omstandigheden is de bodemstructuur in deze periode beschadigd. Voor de ontwikkeling van goed vanggewas, en daarmee de stikstofopname door het vanggewas, is het essentieel dit najaar bodemherstelwerkzaamheden uit te voeren om de bodemstructuur te verbeteren alvorens het vanggewas wordt ingezaaid.
Dit besluit staat toe dat na de teelt van maïs op zand- en lössgronden ten hoogste zeven dagen na de oogst en uiterlijk op 21 oktober 2024 een vanggewas moet worden ingezaaid in plaats van direct aansluitend op de oogst en uiterlijk op 1 oktober 2024. Hiermee zullen de nadelige gevolgen van het oogsten van onrijpe maïs worden voorkomen en kan de bodemstructuur worden verbeterd.
Volgend uit de artikelen 4.1193, eerste, tweede en derde lid, en 4.1211, eerste, tweede en derde lid, van het Bal, zijn landbouwers op zand- en lössgronden verplicht om aansluitend op, maar uiterlijk op 1 oktober na de teelt van maïs een vanggewas te telen. Op grond van de artikelen 19.0 Ow,4.1193, vierde lid, en 4.1211, vierde lid, van het Bal, kan door de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden afgeweken van hetgeen is neergelegd in de artikelen 4.1193, eerste, tweede en derde lid, en 4.1211, eerste, tweede en derde lid, van het Bal, wanneer er zich een omstandigheid voordoet als gevolg van bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak.
In het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn is een Commissie van Wijzen aangekondigd die de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur adviseert over de haalbaarheid van de 1 oktoberdatum voor de inzaai van een vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgronden, gelet op de weersomstandigheden gedurende het groeiseizoen. Deze commissie is vorig jaar vormgegeven door een expertcommissie ‘vanggewas na maïs’ te consulteren, bestaande uit experts uit de sector en wetenschap. In 2024 is deze expertcommissie uitgebreid met een deskundige van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), zodat specifieke expertise over de weersomstandigheden kon worden verkregen.
Bij het ingaan van de Ow is de Wet Bodembescherming komen te vervallen en daarmee ook de Technische Commissie Bodem, welke in voorgaande jaren verplicht advies uitbracht over de noodzaak tot uitstel van het inzaaien van vanggewassen na maïs. Dit verzoek voor een wetenschappelijk advies is dit jaar bij de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (de CDM) uitgezet2 en heeft vervolgens als basis gediend voor het advies van de expertcommissie, die de Minister van LVVN heeft geadviseerd over de haalbaarheid van het inzaaien van vanggewassen op uiterlijk 1 oktober 2024.3
Gelet op de weersomstandigheden in het najaar van 2023 en voorjaar van 2024 concludeert de expertcommissie dat het in heel Nederland niet mogelijk is de maïs voor 1 oktober rijp te oogsten en als gevolg daarvan een vanggewas op uiterlijk 1 oktober in te zaaien. Hierbij wordt opgemerkt dat er regionaal, maar ook lokaal veel spreiding is geweest in de zaaimomenten en dat de mate van ontwikkeling van de maïs per perceel verschilt, maar dat deze gemiddeld gezien slechter is dan voorgaande jaren. Bij maïs bestaat de mogelijkheid tot onder- of gelijkzaai, en als hiervan gebruik is gemaakt is in principe voldaan aan de verplichting om uiterlijk op 1 oktober een vanggewas in te zaaien. Onder- of gelijkzaai is in 2024 echter in veel gevallen vanwege de natte bodem niet gelukt of mislukt. Alleen in de enkele gevallen van zeer laat ingezaaide maïs is de onder- of gelijkzaai zeer waarschijnlijk wel geslaagd en is ongeacht de oogstdatum het vanggewas tijdig ingezaaid.
Het oogsten van onrijpe maïs met een te laag droge stofgehalte (onder de 32%) brengt een groot risico met zich mee voor de gezondheid van koeien, maar ook voor de methaan- en ammoniakuitstoot. Om de nadelige gevolgen van het oogsten van onrijpe maïs te voorkomen, adviseert de expertcommissie in 2024 de uiterste inzaaidatum van een vanggewas na de teelt van maïs van 1 oktober te verlengen tot 21 oktober. Tevens biedt deze verlenging voldoende ruimte om bodemherstelwerkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de bodemstructuur uit te voeren en dusdanige bodem- en groeiomstandigheden te creëren voor het telen van een goed vanggewas. Dit draagt daarmee bij aan de opname van stikstof door het vanggewas, alsook door de hoofdteelt in het volgende jaar. Bovendien verbetert een goed geteeld vanggewas ook de bodemstructuur.
Dit besluit verschuift voor heel Nederland de verplichte uiterste inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van maïs op zand- en lössgrond. De mogelijkheid om een vanggewas te telen door het toepassen van onder- of gelijkzaai verandert niet, net als de mogelijkheid om na de teelt van snijmaïs een wintergraan op uiterlijk 31 oktober in te zaaien als hoofdteelt in het volgende jaar (artikelen 4.1193, eerste en tweede lid, en 4.1211, eerste en tweede lid, Bal). Voor overige soorten maïs en biologisch geteelde maïs blijft de mogelijkheid om direct na de oogst of als hoofdteelt (niet direct na de oogst) op uiterlijk 31 oktober bepaalde wintergranen in te zaaien ongewijzigd. Ook de datum waarop het vanggewas mag worden vernietigd (artikelen 4.1193, derde lid, en 4.1211, derde lid, van het Bal) worden niet gewijzigd met dit besluit.
Dit besluit is niet aan het Adviescollege toetsing regeldruk voorgelegd omdat het besluit geen extra regeldruk veroorzaakt ten opzichte van de bestaande inzaaiverplichting waarop een uitzondering wordt gemaakt. Het verschuiven van de uiterste inzaaidatum vereist geen extra inspanning van een ondernemer en zal dus niet leiden tot een verhoging van de regeldruk.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hebben dit besluit getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, de zogenaamde uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets (hierna: UHT).
Om te kunnen handhaven op de uitvoering van dit besluit, wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de Gecombineerde Opgave (hierna: GO). Door het wijzigen van de oorspronkelijke uiterste inzaaidatum voor vanggewassen, kan het voorkomen dat de oorspronkelijke inzaaiperiode voor het vanggewas die de landbouwer heeft ingevuld in de GO niet meer klopt. Een landbouwer geeft normaliter op of hij uiterlijk op óf na 1 oktober een vanggewas inzaait. Wanneer een landbouwer had ingevuld om uiterlijk op 1 oktober een vanggewas in te zaaien en dit nu na 21 oktober wordt, moet dit worden aangepast in de GO. Een landbouwer kan daarvoor zorgen op het moment dat hij zijn definitieve aanvraag doet voor subsidies uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).
Deelnemers aan het GLB worden via een mailing geattendeerd op het doen van de definitieve aanvraag. Deze groep landbouwers zal actief opnieuw de GO doorlopen en zal daardoor ook langs de reeds geregistreerde percelen en de inzaaiperiodes worden geleid. Het aanpassen van de inzaaiperiode kan daardoor in dezelfde handeling worden verricht als het doen van de definitieve subsidieaanvraag voor het GLB. Landbouwers die geen GLB-steun aanvragen, ontvangen deze attendering niet. Deze landbouwers zullen zelf in moeten schatten wat de verschuiving van de inzaaiperiodes voor hun situatie betekent en wat zij aanvullend moeten doen ten aanzien van de GO. Daarnaast verwacht RVO extra klantcontact.
Er is extra ICT-inzet vanuit RVO nodig om de wijzigingen van het verschuiven van de uiterste inzaaidatum van een vanggewas na maïs in de GO uit te voeren. Naar verwachting zullen op alle grondsoorten ruim 4.137 landbouwers bij ruim 14.378 percelen een wijziging doorvoeren. Om landbouwers en adviseurs op de hoogte te stellen van de gevolgen van dit besluit zet RVO in op extra communicatie. Dit betekent een aanpassing aan de webpagina’s, werkinstructies en Q&As.
Voor wat betreft de fysieke handhaving, concludeert de NVWA dat deze wijziging uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig is.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 2 oktober 2024. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten zoals die zijn opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving, zowel wat betreft het tijdstip van inwerkingtreden als de minimale invoeringstermijn. Dat is echter in dit geval mogelijk omdat de spoedige inwerkingtreding van dit besluit voordelen heeft voor de betreffende doelgroep en financiële nadelen worden voorkomen. In terugwerkende kracht tot en met 2 oktober 2024 is voorzien om buiten twijfel te stellen dat landbouwers niet in overtreding waren in de periode van 2 oktober tot de overeenkomstig het besluit gekozen nieuwe inzaaidatum, door het niet uiterlijk op 1 oktober inzaaien van een vanggewas na de teelt van maïs.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-41722.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.