Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 juli 2023, nr. WJZ/33574768, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de invoering van een stimuleringsregeling voor het gebruik van vanggewassen op zand- en lössgronden, enkele aanpassingen van de stikstofgebruiksnormen voor groenbemesters en de intrekking van de Uitvoeringsregeling bufferstroken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op en de artikelen 10, eerste lid, en 39, eerste lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, aanhef, vervalt ‘bij de’ en wordt ‘onderscheiden gewassen’ vervangen door ‘bij ‘Graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar’’.

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot d tot en met f, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. de hoeveelheid stikstof die onder de gewasgroep ‘groenbemesters’ bij ‘Niet-vlinderbloemige groenbemesters’ is vermeld, uitsluitend van toepassing is indien de niet-vlinderbloemige groenbemester voor 1 september aansluitend op de teelt van granen, graszaad of koolzaad wordt geteeld en niet voor 1 februari van het daarop volgende kalenderjaar wordt vernietigd;

B

Na artikel 28c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28d

  • 1. De totale hoeveelheid stikstof die een landbouwer gelet op artikel 8, aanhef en onderdeel b, van de Meststoffenwet ten hoogste op de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond kan gebruiken, wordt met ingang van het kalenderjaar 2024 verminderd met de in het tweede lid bedoelde hoeveelheid stikstof, indien hij op zand- of lössgrond in het voorafgaande kalenderjaar niet uiterlijk op 1 oktober een vanggewas, genoemd in tabel 6 van bijlage A, heeft geteeld.

  • 2. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per hectare landbouwgrond die het betreft:

    • a. 5 kilogram stikstof indien in de periode van 2 oktober tot en met 14 oktober van het voorafgaande kalenderjaar met de teelt van het vanggewas is aangevangen;

    • b. 10 kilogram stikstof indien in de periode van 15 oktober tot en met 31 oktober van het voorafgaande kalenderjaar met de teelt van het vanggewas is aangevangen;

    • c. 20 kilogram stikstof indien op of na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar met de teelt van het vanggewas is aangevangen;

    • d. 20 kilogram stikstof indien in het voorafgaande kalenderjaar na de hoofdteelt geen vanggewas wordt geteeld.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt de totale hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, verminderd met 20 kilogram stikstof per hectare landbouwgrond, indien op zand- of lössgrond het ingezaaide vanggewas, bedoeld in het eerste lid, voor 1 februari volgend op het kalenderjaar waarin met de teelt is aangevangen, wordt vernietigd.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. een wintergewas als genoemd in tabel 7 van bijlage A wordt geteeld, waarbij voor wintergewassen die ook zijn opgenomen in tabel 6 van bijlage A geldt dat:

      • 1°. de teelt aansluitend aan de voorafgaande teelt aanvangt; en

      • 2°. het wintergewas niet voor 16 mei wordt vernietigd;

    • b. het telen van een vanggewas onmogelijk is vanwege het toepassen van inundatie; of

    • c. artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen van toepassing is.

  • 5. De landbouwer meldt het telen van het vanggewas, het telen van het wintergewas, het voor 1 februari vernietigen van het vanggewas, het op of na 1 november oogsten van suikerbieten of voederbieten en het voor 1 februari vernietigen van het wintergewas uiterlijk de dag na de aanvang van de teelt het oogsten of het vernietigen elektronisch aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 6. De landbouwer meldt het toepassen van inundatie als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, voor 1 oktober elektronisch aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

C

Artikel 28d, vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. artikel 4.1193 of 4.1211 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is.

D

In artikel 122, derde lid, wordt na ‘de in de artikelen 48, vijfde lid, en 52 bedoelde elektronische mededelingen en verstrekkingen van gegevens,’ ingevoegd ‘de in artikel 28f, vijfde en zesde lid, bedoelde elektronisch meldingen,’.

E

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘28c’ vervangen door ‘28d’.

2. In tabel 1 komt de rij met de gewasaanduiding ‘vlinderbloemige groenbemesters’ te luiden:

Vlinderbloemige groenbemesters

0

0

0

0

0

3. Aan de bijlage worden twee tabellen toegevoegd, luidende:

Tabel 6 Lijst met vanggewassen

Gewassoort

Geselecteerde vanggewassen

Grassen en granen

Beemdlangbloem

Engels raaigras

Festulolium

Italiaans raaigras

Japanse haver

Rietzwenkgras, anders dan voor industriegras

Roodzwenkgras

Soedangras/Sorghum

Timothee

Veldbeemdgras

Vezelvlas

Westerwolds raaigras

Wintergranen

Kruisbloemige vanggewassen

Bladkool

Bladraap

Bladrammenas

Deder

Ethiopische mosterd

Gele mosterd

Sarepta mosterd/Caliente

Stoppelknollen

Zwaardherik

Vlinderbloemigen

Esparcette

Klaver, Alexandrijnse

Klaver, incarnaat

Klaver, Perzische

Klaver, rode

Klaver, witte

Lupinen, niet bittere-

Luzerne

Rolklaver

Seradelle

Wikke, bonte

Wikke, voeder-

Overige groenbemesters, vlinderbloemige-

Andere soorten

Boekweit

Facelia

Lijnzaad niet van vezelvlas (olievlas)

Niger

Spurrie

Zonnebloemen

Vanggewas voor aaltjesbestrijding

Raketblad (aaltjesvanggewas)

Tagetes erecta (Afrikaantje)

Tagetes patula (Afrikaantje)

Tabel 7 Lijst met wintergewassen

Gewas

Aardbei

Aardpeer

Andijvie na 1 augustus gezaaid

Appelwortel

Asperges

Beemdlangbloem

Bieten, suiker- (op of na 1 november geoogst)

Bieten, voeder- (op of na 1 november geoogst)

Blauw druifje, bloembollen en -knollen

Blauw druifje, droogbloemen

Blauw druifje, overige bloemkwekerij gewassen

Bleekselderij na 1 juli geplant

Bloemkool, winterproductie

Bloemzaadgewassen

Boerenkool, productie

Boomkwekerij gewassen

Boomkwekerij gewassen, waaronder rozen

Broccoli na 15 juli geplant

Chinese kool

Cichorei

Engels raaigras

Festulolium

Fruitbomen

Gerst, winter-

Granen, winter- overig

Grasland, blijvend

Grasland, natuurlijk. Hoofdfunctie landbouw.

Grasland, tijdelijk

Graszaad

Graszoden

Hop

Houtig kleinfruit

Hyacint, bloembollen en – knollen

Italiaans raaigras

Japanse haver

Karwijzaad

Klaver, rode

Knoflook

Knolselderij

Knolvenkel na 20 juli geplant of na 20 juni gezaaid

Koolrabi na 1 augustus geplant

Koolzaad, winter (ook boterzaad)

Krokus, bloembollen en – knollen

Krokus, droogbloemen

Krokus, overige bloemkwekerijgewassen

Kruidenteelten

Kuifhyacint, bloembollen en -knollen

Kuifhyacint, droogbloemen

Kuifhyacint, overige bloemkwekerij gewassen

Lelie

Liatris-bollen

Luzerne

Mais met onderzaai

Miscanthus

Narcis, bloembollen en -knollen

Narcis, droogbloemen

Narcis, overige bloemkwekerij gewassen

Paksoi na 1 augustus geplant

Palmkool

Pastinaken

Pioenroos, droogbloemen

Pioenroos, overige bloemkwekerij gewassen

Pioenroos, vermeerdering

Prei productie in winter

Rabarber

Rammenas (Rettich) na 20 juni gezaaid

Redicchio na 15 juli geplant of na 20 juni gezaaid

Rietzwenkgras, anders dan voor industriegras

Rietzwenkgras, industriegras

Rode en witte kool

Rogge (geen snijrogge)

Roodzwenkgras

Savooie kool (groene kool)

Schorseneren

Slasoorten na 1 augustus gezaaid

Sneeuwklokjes

Spinazie na 1 augustus gezaaid

Spitskool

Spruitkool/spruitjes, productie

Tarwe, winter-

Timothee

Tulp, bloembollen en -knollen

Tulp, droogbloemen

Tulp, overige bloemkwekerij gewassen

Uien, poot en plant, 2e jaars

Valeriaan

Vaste planten

Vaste planten (bloemen)

Veldbeemdgras

Voorjaarsbloeiende bol en knolgewassen (gezaaid of gepoot in het najaar)

Waspeen

Westerwolds raaigras

Wintererwt

Winterpeen

Winterui

Winterveldbonen in herfst gezaaid

Wintervlas (vlas in najaar gezaaid)

Witlof

Wortelpeterselie

Zetmeelaardappelen (rijptijd klasse hoger dan 6, DUS-onderzoek)

Zomerbloeiende bol en knolgewassen (oogst in de winter)

ARTIKEL II

De Uitvoeringsregeling bufferstroken wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, C en E, tweede lid, en artikel II, die in werking treden met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 13 juli 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Deze wijzigingsregeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm).

Artikel 5 van de Nitraatrichtlijn verplicht Nederland tot het opstellen van een vierjaarlijks actieprogramma. Nederland is vervolgens aan de uitvoering van het actieprogramma gebonden. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022-2025)1 (hierna: zevende actieprogramma) zijn de maatregelen beschreven die Nederland gedurende de looptijd van het zevende actieprogramma zal nemen om onder andere de nitraatuitspoeling uit landbouwgrond naar grond- en oppervlaktewater in Nederland te verminderen. De maatregelen in het zevende actieprogramma zijn aangevuld met die van het addendum.2 Het zevende actieprogramma en het addendum bevatten niet alleen maatregelen die direct bijdragen aan de vermindering van de nitraatuitspoeling, maar ook maatregelen die bijdragen aan de bodemkwaliteit en maatregelen ter stimulering van bovengrondse biodiversiteit van insecten en weidevogels.

Deze wijzigingsregeling implementeert een tweetal maatregelen uit het zevende actieprogramma. Het betreft allereerst de maatregel die het uiterlijk op 1 oktober inzaaien van vanggewassen op zand- en lössgronden stimuleert door te voorzien in een korting op de stikstofgebruiksnorm in het opvolgende kalenderjaar als later wordt ingezaaid. Daarnaast wordt de maatregel geïmplementeerd die de stikstofgebruiksnorm voor vlinderbloemige groenbemesters op nul stelt en voorwaarden verbindt aan de toepasselijkheid van de stikstofgebruiksnorm voor niet-vlinderbloemige groenbemesters.

2. De twee maatregelen

2.1 Stimuleren van de teelt van vanggewassen op zand- en lössgrond
2.1.1 Algemeen

Voor bouwland op zand- en lössgronden voorziet deze wijziging in een regeling (artikel 28d Urm) die stimuleert dat een vanggewas op uiterlijk 1 oktober wordt geteeld. Als een vanggewas na 1 oktober wordt ingezaaid, zal een korting op de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende kalenderjaar gelden. Deze korting wordt opgelegd aan degene die het bouwland in gebruik had, en is dus niet gekoppeld aan het perceel. Tevens wordt de korting elke twee weken dat later dan 1 oktober een vanggewas wordt ingezaaid hoger. De korting zal worden vastgesteld per hectare bouwland waarop na 1 oktober een vanggewas wordt ingezaaid en dus worden afgetrokken van de totale stikstofgebruiksruimte. De door deze regeling aangewezen winterteelten zijn hiervan uitgezonderd. Door het toepassen van een korting bij het later inzaaien van een vanggewas ontstaat een prikkel om vanggewassen uiterlijk op 1 oktober in te zaaien. Inzaai op uiterlijk 1 oktober is daarmee geen verplichting: ook al staat daar een korting tegenover, er blijft ruimte behouden voor latere oogstdata en een latere inzaai van het vanggewas.

Zoals aangekondigd in de brief van de Minister van LNV van 20 januari 2023 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2022/23, 33 037, nr 484) zal de stimuleringsmaatregel in 2023 in werking treden voorafgaand aan de inzaaidatum van 1 oktober 2023.

2.1.2 Toelichting maatregel

Alleen op zand- en lössgronden

De maatregel geldt alleen op zand- en lössgronden, omdat het effect op de waterkwaliteit door het telen van vanggewassen op klei- en veengrond beperkt is, de waterkwaliteit onder klei- en veengrond beter op orde is en het staande praktijk is om kleigrond kaal te laten liggen ten behoeve van bodemverbetering door vorstperioden.

Het telen van een vanggewas

Voor een effectieve opname van stikstof is het noodzakelijk dat de start van de teelt van het vanggewas direct na de voorgaande teelt plaatsvindt, bij voorkeur op uiterlijk 1 oktober, doch uiterlijk voor 1 november, en dat het vanggewas niet eerder dan 1 februari van het opvolgende kalenderjaar wordt vernietigd.

Datum 1 oktober

De datum van 1 oktober is gekozen omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat hoe eerder het vanggewas wordt ingezaaid, hoe effectiever het is in het voorkomen van de uitspoeling van stikstof naar het grond- en oppervlaktewater.3 Uitgaande van 1 oktober betekent iedere week dat later wordt ingezaaid, bijna een halvering van de opgenomen hoeveelheid stikstof. Om tot de noodzakelijke waterkwaliteitsverbetering te komen, is een relatief vroege inzaai van het vanggewas, dat wil zeggen inzaai op uiterlijk 1 oktober, daarom noodzakelijk.

Oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm

In het zevende actieprogramma is opgenomen dat gewerkt gaat worden met een gedifferentieerde en oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm in het volgende kalenderjaar en dat hiermee tegelijk de verminderde opname van het vanggewas na 1 oktober gecompenseerd wordt. De korting op de stikstofgebruiksnorm loopt op in stappen van twee weken. Op basis van CDM-advies4 is besloten de korting op de stikstofgebruiksnorm voor inzaai in de periode van 2 oktober tot en met 14 oktober vast te stellen op 5 kg N per ha. Bij inzaai in de periode van 15 oktober tot en met 31 oktober bedraagt de korting 10 kg N per ha. De maximale korting van 20 kg N per ha geldt voor inzaai op of na 1 november, geen inzaai, of wanneer het vanggewas vóór 1 februari wordt vernietigd.5 De korting op de stikstofgebruiksnorm en de inzaaiperiodes zijn verwerkt in de volgende tabel.

Inzaai vanggewas

Korting stikstofgebruiksnorm

Inzaai vanggewas uiterlijk op 1 oktober

Geen korting

Inzaai vanggewas 2 oktober tot en met 14 oktober

5 kg N per ha

Inzaai vanggewas 15 oktober tot en met 31 oktober

10 kg N per ha

Later dan 1 november (of geen inzaai)

20 kg N per ha

Eerder vernietigen dan 1 februari

20 kg N per ha

Degene die het bouwland in gebruik had op het moment dat een vanggewas al dan niet had moeten worden ingezaaid, wordt gekort op de stikstofgebruiksruimte in het opvolgende jaar. Dit geldt tevens voor degene die het bouwland in gebruik heeft op het moment dat het vanggewas voor 1 februari wordt vernietigd.

Lijst met vanggewassen

Vanggewassen hebben als doel 1) nog aanwezige stikstof in de bodem op te nemen en vast te leggen in het gewas, 2) de opgeslagen stikstof te laten benutten door het volgende gewas na het vernietigen en in de grond werken van het vanggewas, en 3. bij te dragen aan een organische-stofopbouw van de bouwvoor. De lijst met vanggewassen is opgenomen in tabel 6 van bijlage A van de Urm en is opgesteld op basis van het advies hierover van de CDM.6 Het criterium dat gebruikt is bij de vaststelling van de lijst vanggewassen is een stikstofopname door het gewas van meer dan 25 kg N/ha, wanneer het uiterlijk op 1 oktober wordt ingezaaid.

2.1.3 Uitzonderingen

Deze regeling voorziet in drie uitzonderingen waarbij de oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm niet van toepassing is (artikel 28d, vierde lid, Urm). Dit is het geval bij het telen van een winterteelt (inclusief suiker- en voederbieten die op of na 1 november worden geoogst), het toepassen van inundatie of het telen van maïs conform artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen.

Uitzondering voor winterteelten en suiker- en voederbieten die een winterteelt zijn

Voor sommige teelten is het toepassen van een vanggewas niet zinvol of onmogelijk. Hiervoor gelden de volgende criteria:

  • de teelt vindt plaats gedurende de winter of is een meerjarige teelt (in het jaar dat ze in de winter blijven staan)

  • de teelt wordt vrijwel uitsluitend na 1 november geoogst.

  • de teelt neemt een vergelijkbare hoeveelheid stikstof op in het najaar (>25 kg N/ha) als een tijdig ingezaaid vanggewas zou kunnen.

Teelten die voldoen aan een of meerdere van deze criteria zijn uitgezonderd van de toepassing van de oplopende korting op de stikstofgebruiksnorm. De winterteelten die voldoen aan deze criteria zijn opgenomen in tabel 7 van bijlage A van de Urm. Deze teelten zijn gebaseerd op de adviezen van de CDM4,6 en op de inbreng op de internetconsultatie van een voorgenomen lijst winterteelten.

Voor suiker- en voederbieten geldt hier in het bijzonder dat zij pas als winterteelt worden gezien wanneer ze op of na 1 november worden gerooid. Op dat moment is de stikstofopname immers pas vergelijkbaar met die van een vanggewas. Bij inzaai van het vanggewas voor 1 november geldt het systeem van kortingen alsnog. Dit betekent concreet dat bij inzaai van het vanggewas van 2 tot en met 14 oktober 5 kg N/ha korting wordt gegeven, bij inzaai van 15 tot en met 31 oktober 10 kg N/ha korting en bij geen inzaai of inzaai op of na 1 november er geen korting wordt gegeven.

Sommige van de teelten op de lijst met winterteelten kunnen ook als vanggewas worden ingezet. Dit geldt voornamelijk voor wintergranen en grassen. Deze teelten worden alleen als winterteelt gezien, wanneer ze in het opvolgende jaar als hoofdteelt worden geteeld. Dit is het geval wanneer het gewas op 15 mei op het betreffende perceel staat en bedoeld is voor verkoop of vervoedering aan dieren. Daarbij geldt tevens dat ze zo snel mogelijk na de voorgaande teelt dienen te worden ingezaaid.

In de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van LNV van 19 april 2023 (Kamerstukken II, 2022/2023, 33 037 nr. 494) was de lijst met winterteelten reeds aangekondigd. Hierin waren ook ‘Randen’ opgenomen. Daar deze onderdeel waren van het oude Gemeenschappelijke Landbouwbeleid, en per 2023 niet meer relevant zijn, zijn deze verwijderd van de eerder aangekondigde lijst.

Uitzondering voor inundatie

Inundatie is het onder water zetten van percelen. Dit is een chemievrije, duurzame methode van gewasbescherming. Het bestrijdt wortelonkruiden en bodemgebonden ziekten zonder chemische gewasbescherming. Voor de meeste bodemgebonden ziekten is het voldoende om het land 4 tot 6 weken onder water te zetten. Voor bestrijding van stengelaaltjes is 14 weken (16 graden of meer) tot 20 weken (bij lagere temperatuur) inundatie nodig. Vooral bij langere inundatie kan het voorkomen dat inzaaien, planten of poten van een vanggewas voor 1 oktober niet mogelijk is. Derhalve is, in aanvulling op het zevende actieprogramma, een uitzondering opgenomen indien inundatie het tijdig telen van een vanggewas onmogelijk maakt. Hierdoor blijft het mogelijk te werken aan een vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Maisteelt

Na de teelt van mais op zand- en lössgrond geldt reeds op grond het Besluit gebruik meststoffen (en na 1 januari 2024 op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving) de verplichting tot inzaai van een vanggewas.7. Dit houdt in dat direct na de oogst en uiterlijk op 1 oktober een vanggewas (mogelijk als onderzaai) moet worden ingezaaid of uiterlijk op 31 oktober een wintergraan als hoofdteelt voor het volgende jaar wordt ingezaaid. Aan deze verplichting verandert met deze wijziging niets.

2.1.4. Uitvoering

Een landbouwer meldt het moment van inzaaien van het vanggewas, het telen van een winterteelt, het op of na 1 november oogsten van suikerbieten of voerderbieten of het eerder dan 1 februari vernietigen van het vanggewas of winterteelt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Hierdoor is het moment van inzaaien of vernietigen bekend en kan een eventuele korting op de stikstofgebruiksnorm worden berekend. Ook meldt de landbouwer het toepassen van inundatie waardoor geen vanggewassen kunnen worden geteeld bij de RVO. Deze melding dient voor 1 oktober te hebben plaatsgevonden.

Wanneer geen melding wordt gedaan zal automatisch de hoogste korting op de stikstofgebruiksnorm worden verrekend aan de landbouwer die op dat moment het perceel in gebruik had. Het niet op de voorgeschreven wijze melden van het moment van de aanvang van de teelt van het vanggewas leidt tot een boete van € 50 op basis van bijlage M bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (overtreding artikel 122 Urm).

2.2 Stikstofgebruiksnormen groenbemesters

Het bemesten van een groenbemester die als vanggewas fungeert ligt niet voor de hand. Die groenbemester dient immers zoveel mogelijk nutriënten uit de bodem op te (kunnen) nemen. Bij het telen van een niet-vlinderbloemige groenbemester kan een startgift echter te verantwoorden zijn, onder de voorwaarde dat de groenbemester wordt geteeld na een teelt die weinig nutriënten achterlaat en tijdig wordt ingezaaid. Bij vlinderbloemige groenbemesters ligt dit anders, omdat deze zelf stikstof kunnen fixeren uit de lucht. Derhalve vervalt, zoals opgenomen in het zevende actieprogramma, de stikstofgebruiksnorm voor vlinderbloemige groenbemesters. Ten aanzien van de stikstofgebruiksnorm voor niet-vlinderbloemige groenbemesters worden in lijn met het voorgaande enkele voorwaarden gesteld, namelijk dat deze gebruiksnorm alleen geldt als de niet-vlinderbloemige groenbemester voor 1 september en aansluitend op de teelt van granen, graszaad en koolzaad wordt geteeld en niet voor 1 februari wordt vernietigd.

3. Effecten bedrijfsleven

3.1 Bedrijfseffecten

Voor de maatregelen in het kader van het zevende actieprogramma zijn de economische effecten van het gehele pakket aan maatregelen kwalitatief beoordeeld door Wageningen Economic Research (WEcR).8 Deze analyse is, samen met de inbreng van partijen tijdens de consultatie van het zevende actieprogramma, gebruikt bij de afweging van de economische gevolgen van de maatregelen voor landbouwers in relatie tot de grote opgave voor de verbetering van de waterkwaliteit. De kwantitatieve omvang van deze kosten is niet te duiden omdat dit per bedrijf kan verschillen en afhankelijk is van de keuze van de landbouwer.

Door het stimuleren van de inzaai van vanggewassen wordt de teelt en oogst van bepaalde gewassen mogelijk vervroegd. Voor de verwerkende industrie vergt dit een aanpassing in de bedrijfsvoering. Door het vervroegen van de oogst moet mogelijk een groter deel daarvan eerder worden verwerkt. Dit vereist capaciteit. Daarnaast kan de werkdruk voor agrarische loonwerkers verhogen omdat naar verwachting veel vanggewassen in september moeten worden ingezaaid.

Het vervallen dan de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters kan leiden tot een beperktere plaatsingsruimte voor dierlijke mest, waardoor meer zal moeten afgevoerd met de daarbij behorende kosten. Gezien de lage stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters zal dit effect echter beperkt zijn.

3.1.1 Regeldruk

Deze regeling leidt tot een toename van de regeldruk met ten minste € 525.110 bij een uurtarief van € 37 per persoon. Landbouwers dienen zich in te lezen in de nieuwe regelgeving, hiervoor wordt 10 minuten gerekend. Er is gerekend met 14.476 bedrijven, wat gelijk is aan het aantal landbouwers met bouwlandpercelen op zand- en lössgrond. Daarmee komen de regeldrukkosten voor deze handeling op € 6 maal 14.476 is € 85.698. Daarnaast dienen landbouwers het moment van de aanvang van de teelt van het vanggewas te melden indien zij de korting op de stikstofgebruiksnorm wensen te vermijden. Er is gerekend met alle percelen bouwland op zand- of lössgrond waarop geen uitgezonderd gewas (winterteelt) staat, wat in 2022 47.504 percelen betrof. Uitgaande van 15 minuten per melding komt de regeldruk voor deze handeling op € 9 maal 47.504 is € 439.412. Ook het vóór 1 februari vernietigen van een vanggewas dient gemeld te worden. Aangezien niet bekend is hoe vaak dit gebeurt, kan de regeldruk hiervoor niet berekend worden.

4. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen

De toetsing van deze regeling op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, de zogenaamde uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT), is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA). Zowel NVWA als RVO zijn van mening dat deze wijziging van de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. Er worden nog wel enkele aandachtspunten gegeven. Deze worden hieronder besproken.

4.1 reactie RVO

Door RVO wordt aangegeven dat, gezien ook het nieuwe GLB dat in 2023 is ingevoerd, het redelijk uitdagend kan worden voor de landbouwer om alle nieuwe regels op korte termijn eigen te maken en in zijn bedrijfsvoering toe te passen. Voor de uitvoering door RVO zal deze regeling daarom extra inzet op communicatie betekenen. Daarnaast betekent deze regeling een aanpassing van de rekenmodule die RVO gebruikt voor de berekening van de gebruiksnormen.

De aanvullende voorwaarden die gelden voor enkele winterteelten (de zaai- of plantdata) zijn voor 2023 niet uitvoerbaar voor RVO omdat voor deze differentiatie nu geen aparte gewascodes bestaan. Om deze reden wordt in 2023 het moment van telen bekeken aan de hand van de gecombineerde opgave. Vanaf 2024 zal gekeken worden of daadwerkelijk aan de zaai- plant- of pootdata wordt voldaan.

Er is extra inzet van de uitvoering van RVO nodig om het inwinnen van de meldingen die benodigd zijn voor deze regeling in bestaande applicaties toe te voegen.

De melding over het vernietigen van het vanggewas voor 1 februari of de winterteelt voor 16 mei zal mogelijk met een aparte melding ingewonnen worden. RVO verwacht dat dit uitvoerbaar is, maar onderzoekt nog de mogelijkheden.

De korting op de stikstofgebruiksnorm is gekoppeld aan de landbouwer en niet aan het perceel. Op deze manier kan de korting toegepast worden ook wanneer de gebruiker van het perceel wijzigt. Echter, bedrijfswijzigingen zoals bedrijfsoverdrachten kunnen het moeilijk maken voor de uitvoering van RVO om de korting bij de juiste landbouwer toe te passen. Dit zal leiden tot extra inzet door RVO om de kwaliteit van de gegevens te borgen. Ook de korting op de gebruiksnorm vanwege het voor 1 februari vernietigen van het vanggewas, of voor 16 mei vernietigen van de winterteelt, wordt toegerekend aan de landbouwer die het perceel in dat betreffende jaar in gebruik heeft en niet aan degene die het vanggewas in het voorgaande jaar heeft ingezaaid. Er kunnen onduidelijke situaties voorkomen, bij voorbeeld in het geval dat het perceel later in het jaar door een andere landbouwer in gebruik wordt genomen. Ook hiervoor is extra inzet door RVO nodig om te zorgen dat de korting op de juiste landbouwer wordt toegepast.

Het toepassen van verschillende gedifferentieerde kortingen per landbouwer maakt de handhaving complexer. Daarbij zal RVO af moeten gaan op de melding van de landbouwer, want het is voor RVO niet mogelijk om vast te stellen wanneer het vanggewas daadwerkelijk ingezaaid is. RVO kan hierbij wel de fysieke inspectie door de NVWA betrekken. Voor het toepassen van de korting die ontstaat na het vernietigen van het vanggewas voor 1 februari of de winterteelt voor 16 mei zal RVO zich eveneens moeten baseren op de melding van de landbouwer of de fysieke inspectie van de NVWA.

RVO verwacht dat de aanpassingen in de stikstofgebruiksnormen voor groenbemesters in lijn met de andere bepalingen in hetzelfde artikel in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet kan worden uitgevoerd. RVO onderzoekt nog de exacte mogelijkheden.

Vanuit RVO is er inzet nodig voor de communicatie, de aanpassing van de tabellen waarin de stikstofnormen zijn opgenomen en de aanpassing van de rekenmodule die gebruikt wordt voor de berekening van de gebruiksnormen.

De handhaving wordt licht complexer door deze wijzigingen in de stikstofgebruiksnormen voor groenbemesters. Voor RVO is het niet mogelijk om achteraf en op afstand vast te stellen in welke periode de groenbemester daadwerkelijk is ingezaaid en wanneer hij vernietigd is. De handhaving op dit punt kan niet anders gaan dan als uitgangspunt de opgave van de landbouwer te nemen. RVO kan hierbij wel de fysieke inspectie door de NVWA betrekken.

4.2 reactie NVWA

Voor een goede handhaving stelt de NVWA een aantal voorwaarden. Zo dienen alle registraties op een plek (RVO) plaats te vinden, dus ook bijvoorbeeld het melden van inundatie. Er dient goede en voor de NVWA ontsloten registratie plaats te vinden van de meldingen bij RVO van het zaaimoment van het vanggewas, wintergewas en het voor 1 februari vernietigen van het gewas en inundatie. Het registreren van datums hierbij is een voorwaarde aangezien bij fysieke vaststelling alleen een aanname kan gemaakt worden (alleen een bevestiging) en dit biedt geen basis voor een korting.

Een aandachtspunt ten behoeve van de controle op de gebruiksnormen is dat de NVWA achteraf controleert. Dat betekent dat als in 2023 te laat wordt ingezaaid, korting wordt doorgevoerd op 2024 en dat de NVWA dit pas in 2025 gaat controleren. Voorwaarde is dat bij RVO de korting duidelijk en goed is geregistreerd. Zodat duidelijk is in welk jaar de korting is opgelegd, wat de aanleiding was en in welk jaar de korting van toepassing is. Verder moet het duidelijk zijn wie de korting krijgt als er sprake is van perceeloverdracht in het opvolgend jaar.

Door de NVWA wordt ook aangegeven dat de handhaafbaarheid verbetert als de gewasgroei van het vanggewas of winterteelt wordt gemonitord. Anders wordt dit alleen geconstateerd bij een heterdaad. RVO verkent momenteel de mogelijkheden om het Areaal Monitorssysteem hiervoor in te zetten.

5. Milieueffecten

De maatregelen opgenomen in deze regeling vloeien rechtstreeks voort uit het zevende actieprogramma. Op het geheel van de maatregelen opgenomen in het zevende actieprogramma is een milieueffectrapportage beoordeling uitgevoerd. Voor een beschrijving van de kwantitatieve aspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van het zevende actieprogramma.

Aan die hierna volgende beschrijving van de milieueffecten van een vanggewas na de hoofdteelt ligt de Milieueffectrapportage van deze maatregel in zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn op planniveau ten grondslag9.

Het tijdig inzaaien van een vanggewas op zand- en lössgrond is een zeer effectieve methode voor het opvangen van nutriënten die zijn overgebleven van de hoofdteelt. Daarmee voorkomt het tijdig inzaaien van een vanggewas uitspoeling naar het grondwater. Door het toepassen van deze maatregel op al het landbouwareaal op zand- en lössgrond wordt een grote verbetering van de waterkwaliteit voorzien. Daarnaast geeft een vanggewas meerdere voordelen, zoals een betere doorwortelbaarheid van de bodem en biedt het bescherming tegen oppervlakkige erosie en verslemping.

Het vervallen van de stikstofgebruiksnorm voor vlinderbloemige groenbemesters en het beperken van de stikstofgebruiksnorm voor niet-vlinderbloemige groenbemesters zal (mits inderdaad niet toegepast op deze groenbemesters) leiden tot een lager stikstofbodemoverschot onder deze groenbemesters, en dus verminderde nitraatuitspoeling.

6. Consultatie

Het ontwerp van deze regeling is niet opengesteld voor de in artikel 43 van de Meststoffenwet voorgeschreven uitgebreide voorbereidingsprocedure of een andere vorm van publieke consultatie. De reden hiervoor is dat er bij de implementatie van de maatregelen uit het zevende actieprogramma op basis van de Nitraatrichtlijn sprake is van bindende Europese regelgeving. Hierdoor is er geen nationale beleidsruimte omdat de inrichting en het doel van de korting al in het zevende actieprogramma zijn bepaald.

De twee gewaslijsten behorende bij deze regeling zijn wel voor consultatie opengesteld geweest: in het voorjaar van 2022 tijdens een CDM expertsessie en in het najaar van 2022 met een internetconsultatie.

CDM expertsessie met betrokken sectorpartijen en LNV

Op 1 april 2022 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarin het conceptadvies met de gewaslijsten is besproken met sectorpartijen, CDM experts en betrokken LNV-beleidsmedewerkers. Deze bijeenkomst was georganiseerd door LNV, LTO, BO-akkerbouw en de CDM. Tijdens deze bijeenkomst is de juistheid en volledigheid van het conceptadvies van de CDM besproken. De inbreng vanuit de sector is te vinden in bijlage 3A van het definitieve CDM-advies. Na de bijeenkomst is de mogelijkheid geboden om schriftelijke inbreng te leveren, deze is te vinden in bijlage 3B-3F van het definitieve CDM-advies. In het definitieve CDM-advies is alle inbreng beoordeeld en verwerkt.

Internetconsultatie

De twee ontwerpgewaslijsten met vanggewassen en winterteelten, zijn van 21 oktober 2022 tot en met 18 november 2022 opengesteld voor internetconsultatie. In het totaal zijn er 814 reacties ontvangen op de lijsten met vanggewassen en winterteelten. In alle gevallen ging het om het toevoegen van gewassen of bepaalde criteria bij gewassen. De argumentatie voor de toevoeging was in bijna alle gevallen dat het betreffende gewas regulier na 1 oktober wordt geoogst, en dat eerder oogsten niet mogelijk is omdat het gewas dan nog niet volledig rijp is of dat een eerdere oogst leidt tot problemen in de verwerkingsketen. Ook werd vaak aangegeven dat het betreffende gewas in oktober of november nog veel stikstof opneemt. Al deze gewassen en de bijbehorende argumentatie zijn beoordeeld door dezelfde groep experts die betrokken waren bij de twee CDM adviezen over de gewaslijsten. Hierbij zijn de gewassen beoordeeld op dezelfde criteria als gesteld in de twee CDM adviezen.

Op de lijst met vanggewassen zijn slecht enkele reacties ontvangen. Op basis hiervan zijn de wintergranen en zwaardherik toegevoegd, omdat door deskundigen is aangegeven dat de stikstofopname van deze gewassen na 1 oktober naar verwachting meer dan 25 kg N/ha is.

Op de lijst met winterteelten zijn de meeste reacties ontvangen. In alle gevallen werd er een suggestie gedaan om een gewas toe te voegen. De meest genoemde gewassen waren suikerbieten, cichorei en consumptieaardappelen.

Suikerbieten waren op de conceptlijst opgenomen met het criterium ‘alleen late oogst’. Dit is verder gespecifieerd op basis van inbreng van de sector en advies daarop van de CDM. Dit heeft geleid tot de toevoeging ‘oogst op of na 1 november’, zodat de suikerbieten in oktober voldoende stikstof, gelijk aan de opname van een tijdig ingezaaid vanggewas, hebben opgenomen.

Cichorei is opgenomen op de lijst met winterteelten omdat het een hogere opname van stikstof heeft in het najaar vergeleken met de opname van stikstof door een tijdig ingezaaid vanggewas.

Consumptieaardappelen zijn niet opgenomen op de lijst met winterteelten omdat het aan geen van de aan winterteelten gestelde criteria voldoet (zie paragraaf 2.1.3).

Verder zijn opgenomen op de lijst met winterteelten: aardbei (i.p.v. alleen de aardbei vermeerdering), aardpeer, appelwortel, bleekselderij na 1 juli geplant, knolvenkel na 20 juli geplant of na 20 juni gezaaid, koolrabi na 1 augustus geplant, paksoi na 1 augustus geplant, rammenas (Rettich) na 20 juni gezaaid, savooiekool, slasoorten na 1 augustus ingezaaid, waspeen, winterui, wintervlas en witlof.

Bij enkele teelten heeft een verduidelijking plaatsgevonden: aan andijvie is toegevoegd ‘na 1 augustus gezaaid’, aan bieten is toegevoegd ‘na 1 november geoogst’, aan spinazie is toegevoegd ‘na 1 augustus gezaaid’ en aan zetmeelaardappelen is toegevoegd ‘(rijptijd klasse hoger dan 6, DUS-onderzoek)’.

Verschillende teelten zijn in de consultatie genoemd maar waren al opgenomen op de ontwerpgewaslijst met winterteelten: bloemkool, winterproductie, bloemzaadgewassen, Chinese kool, overige wintergranen, graszoden, knolselderij, kruidenteelten, pastinaken, schorseneren, spruiten, tulp (en andere bloembollen), wintergerst, zwarte bessen (als houtig kleinfruit).

Naast de consumptieaardappelen zijn ook niet overgenomen: bataat, bruine bonen, courgette, mais, pompoen, sorghum, sperziebonen, stamslabonen, vezelhennep, zaaiui, zomerbloemkool, zonnebloem. Geen van deze teelten voldoet aan minimaal één van de in paragraaf 2.3 gestelde criteria.

Overig

Los van bovenstaande momenten is nog op verschillende manieren inbreng geleverd door de sector. Ook deze inbreng is beoordeeld en voorgelegd aan de CDM. Hierdoor is onder andere een foute verwijzing bij de zetmeelaardappelen aangepast.

7. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Gelet op de noodzaak tot spoedige inwerkingtreding van de vanggewassenmaatregel wordt voor de invoering van de betreffende bepalingen in deze regeling zowel voor het tijdstip van inwerkingtreding als de invoeringstermijn afgeweken van kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De uitzonderingsgrond ‘implementatie van EU-regelgeving’ is in dit geval van toepassing. De inwerkingtreding van de bepalingen ter aanpassing van de stikstofgebruiksnormen voor groenbemesters en van de intrekking van de Uitvoeringsregeling bufferstroken is wel in overeenstemming met dit kabinetsbeleid.

II ARTIKELEN

Artikel I, onderdelen A en E, tweede lid

Deze onderdelen strekken tot implementatie van onderdeel 5.2.2.3 van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn voor zover dat aangeeft dat de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters zal vervallen, behalve voor niet-vlinderbloemige groenbemesters die voor 1 september gezaaid worden na de teelt van granen, graszaad of koolzaad en niet voor 1 februari worden vernietigd. Deze voorwaarden voor de toepasselijkheid van de gebruiksnorm voor niet-vlinderbloemige groenbemesters zijn opgenomen in onderdeel c (nieuw) van artikel 28, eerste lid. De wijziging van bijlage A, opgenomen in onderdeel E, tweede lid, voorziet in het op nul stellen van de stikstofgebruiksnorm voor vlinderbloemige groenbemesters. Onderdeel b van het eerste lid van artikel 28 is in verband met de voorwaarden voor de toepasselijkheid van niet-vlinderbloemige groenbemesters in onderdeel c (nieuw) en het op nul stellen van de gebruiksnorm voor vlinderbloemige groenbemesters toegesneden op de andere groenbemesters dan de niet-vlinderbloemige. Omdat gebruiksnormen voor een kalenderjaar gelden, treedt de maatregel per 1 januari 2024 in werking. Om in 2024 de gebruiksnorm voor niet-vlinderbloemige groenbemesters te mogen hanteren, dienen landbouwers derhalve in 2023 reeds rekening te houden met de voorwaarde dat de niet-vlinderbloemige groenbemester voor 1 september aansluitend op de teelt van granen, graszaad of koolzaad dient te worden geteeld.

Artikel I, onderdeel B en D

Met artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw artikel (28d) aan de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet toegevoegd.

In het eerste lid van artikel 28d wordt geregeld dat een korting wordt toegepast op de totale hoeveelheid stikstof die de landbouwer op tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, gelet op artikel 8, aanhef en onder b, kan gebruiken als de landbouwer in het voorafgaande kalenderjaar niet uiterlijk op 1 oktober met de teelt van een vanggewas is aangevangen op landbouwgrond dat op dat moment tot zijn bedrijf behoorde. Dit betekent dus dat indien een landbouwer in een bepaald jaar op een perceel landbouwgrond geen vanggewas teelt en dat perceel in het daaropvolgende jaar bij een andere landbouwer in gebruik is, de korting toegepast wordt bij de landbouwer die geen vanggewas heeft geteeld en niet bij de landbouwer die het perceel daarna in gebruik heeft gekregen.

De korting die op grond van dit artikel wordt toegepast, geldt uitsluitend voor zand- en lössgronden en niet voor klei- en veengronden. Op de reden daarvoor is in het algemene deel van deze toelichting ingegaan.

De korting die wordt toegepast hangt af van een aantal factoren. Allereerst is het moment waarop met de teelt van het vanggewas wordt aangevangen van belang: hoe later in het jaar met de teelt wordt aangevangen, hoe hoger de korting. Daarnaast is van belang dat het vanggewas tot 1 februari op het land blijft staan.

In het tweede en het derde lid wordt de hoogte van de korting geregeld. De hoogte van de korting is afhankelijk van het moment waarop met het telen van het vanggewas wordt begonnen. Hoe later na 1 oktober, hoe hoger de korting is. De maximale korting bedraagt 20kg stikstof per hectare landbouwgrond. Die maximale korting is van toepassing indien op of na 1 november met de teelt van het vanggewas wordt aangevangen, indien in het geheel geen vanggewas wordt geteeld of indien het vanggewas voor 1 februari wordt vernietigd.

De korting wordt bepaald per hectare landbouwgrond waarop het vanggewas al dan niet wordt geteeld. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien de landbouwer op 20 hectare landbouwgrond geen vanggewas teelt en op 10 hectare landbouwgrond het vanggewas op 3 oktober inzaait, in het opvolgende kalenderjaar een korting wordt toegepast van 450 kilogram stikstof (20 kg maal 20 hectare en 5 kg maal 10 hectare).

Het vierde lid regelt een drietal gevallen waarbij de korting niet geldt. De korting is allereerst niet van toepassing indien een gewas wordt geteeld dat is opgenomen in tabel 7 van bijlage A (winterteelten). Voor winterteelten die ook zijn opgenomen in tabel 6 geldt aanvullend de voorwaarde dat het als wintergewas wordt aangemerkt als de teelt aansluitend aan de voorafgaande teelt aanvangt en het gewas op niet voor 16 mei wordt vernietigd.

Als winterteelt zijn in tabel 7 van bijlage A ook opgenomen de suiker- en voederbieten die op of na 1 november worden geoogst. Dit betekent dat in dat geval na het oogsten geen vanggewas behoeft te worden ingezaaid en vindt er ook geen korting op de stikstofgebruiksnorm plaats. Dat is evenwel anders als suiker- of voederbieten voor 1 november worden geoogst. In dat geval worden suiker- en voederbieten niet gezien als een wintergewas.

Verder is de korting niet van toepassing op landbouwgrond waarop de teelt van een vanggewas niet mogelijk is vanwege de toepassing van inundatie (het onder water zetten van landbouwgrond).

Ten slotte is de korting ook niet van toepassing als artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen van toepassing is. In dat artikel is immers reeds de verplichting opgenomen om na de teelt van mais op zand- en lössgronden een aangewezen gewas te telen of om uiterlijk op 31 oktober een bij ministeriële regeling aangewezen gewas te telen als hoofdteelt voor het volgende jaar.

In het vijfde en zesde lid is de informatieplicht van de landbouwer geregeld. De landbouwer moet het telen van het vanggewas, het telen van het wintergewas, het voor 1 februari vernietigen van het vanggewas, het op of na 1 november oogsten van suikerbieten of voerderbieten en het voor 1 februari vernietigen van het wintergewas elektronisch melden bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ook het toepassen van inundatie waardoor het telen van een vanggewas onmogelijk is moet de landbouwer elektronisch melden aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze melding dient plaats te vinden voor 1 oktober.

Artikel I, onderdeel D, bepaalt dat de landbouwer de in het vijfde en zesde lid van artikel 28d voorgeschreven meldingen doet via het elektronische portaal dat de Minister beschikbaar stelt.

Artikel 28d geldt naast de artikelen 28 tot en met 28c, 28e en 28f. Deze artikelen blijven dus onverkort van toepassing.

Artikel I, onderdeel C

Het Besluit gebruik meststoffen zal per 1 januari 2024 met de inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving worden ingetrokken. In onderdeel B wordt daarom reeds voorzien in een wijziging van artikel 28d, vierde lid, onderdeel c. Op het moment dat het Besluit activiteiten leefomgeving in werking treedt, zal de verwijzing naar artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen in artikel 28d, vierde lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet worden gewijzigd in een verwijzing naar de artikelen 4.1193 en 4.1211 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel I, onderdeel E, eerste en derde lid

Met dit onderdeel wordt het opschrift van bijlage A aangepast aan het nieuwe artikel 28d en worden aan bijlage A twee tabellen toegevoegd. Tabel 6 bevat de vanggewassen en tabel 7 bevat de winterteelten.

Artikel II

Op 23 maart 2023 is de Uitvoeringsregeling bufferstroken in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de grondslag voor deze regeling en zullen de regels met betrekking tot het aanhouden van bufferstroken op landbouwgrond naast oppervlaktewaterlichamen opgenomen worden in het Besluit activiteiten leefomgeving. De Uitvoeringsregeling bufferstroken wordt daarom ingetrokken met ingang van 1 januari 2024, het moment waarop de Omgevingswet in werking treedt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 33 037, nr. 431 (zevende actieprogramma).

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 33 037, nr. 437 (addendum).

X Noot
3

CDM (2017). Advies ‘Groenbemesters’

X Noot
4

CDM (2022). Advies ‘korting stikstofgebruiksnorm bij late inzaai van een vanggewas’

X Noot
5

De CDM heeft hierover in het advies opgenomen dat een gemiddeld vanggewas bij inzaai na 1 oktober nog 40 kg N per ha kan opnemen. De CDM stelt dat bij de inzaai van een vanggewas ongeveer de helft van de opgenomen stikstof beschikbaar komt voor het volggewas. De CDM adviseert daarom allereerst om de stikstofgebruiksnorm maximaal met 20 kg N per ha te korten.

X Noot
6

CDM (2022). Indeling van gewastypen 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn.

X Noot
8

Kamerstukken, 33 037, nr. 404 (Kamerbrief Economische analyse ontwerp 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn).

X Noot
9

Boekel, E.M.P.M. van et al. (2021) Effecten van maatregelen in het Zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn: Milieueffectenrapportage op planniveau. Rapport 3108.

Naar boven