Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 januari 2025, nr. 2025-0000007675 tot wijziging van de Regeling waardevermeerdering gebouwen gaswinning Groningenveld in verband met verlenging

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 16, 17, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, 19, 25, 34, eerste lid, en 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling waardevermeerdering gebouwen gaswinning Groningenveld wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van minister ‘Minister van Economische Zaken en Klimaat’ vervangen door ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’.

B

In artikel 2, derde lid, wordt ‘31 januari 2025’ vervangen door ‘31 december 2025’.

C

In artikel 10 wordt ‘1 februari 2025’ vervangen door ‘1 januari 2026’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 januari 2025

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, E. van Marum

TOELICHTING

1. Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld (hierna: de regeling) verlengd. De regeling is de afgelopen jaren meerdere keren verlengd en op enige onderdelen aangepast. Het voornemen was om per 1 februari 2025 de regeling in zijn geheel te beëindigen in het licht van andere verduurzamingsmaatregelen die worden aangeboden in verband met de kabinetsreactie op het rapport ‘Groningers boven Gas’ van de Parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.1

Op 5 december 2024 heeft de Tweede Kamer door het aannemen van een motie van de leden Bushoff en Beckerman2 de regering opgeroepen ‘om de waardevermeerderingsregeling in ieder geval te verlengen tot het beschikbaar komen van vervangende regelingen’. Daarnaast heeft de Tweede Kamer op dezelfde datum een motie van het lid Vedder c.s.3 aangenomen die de regering verzoekt ‘de waardevermeerderingsregeling ook na februari 2025 open te laten staan en daarvoor in ieder geval het nu beschikbare budget intact te houden’. Deze wijziging van de regeling geeft uitvoering aan deze beide moties.

2. Subsidie waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld

Met de regeling kunnen bewoners die een vergoeding hebben ontvangen van € 1.000 of hoger voor fysieke schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg, een subsidie aanvragen tot maximaal € 4.000 voor het treffen van energieverduurzamingsmaatregelen. De regeling is in 2017 ontwikkeld. Voor toelichting bij de regeling en de verschillende onderdelen daarvan, wordt verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke regeling.4 In 2024 is de regeling per 1 februari 2024 verlengd tot 1 februari 20255, en zijn er per 1 juli 2024 nieuwe doelgroepen toegevoegd6. In totaal is met deze beide wijzigingen het subsidieplafond met € 57,1 miljoen euro opgehoogd. Voor de voorliggende verlenging hoeft de het subsidieplafond niet te worden opgehoogd, omdat er nog voldoende middelen beschikbaar zijn binnen het reeds vastgestelde plafond.

Artikel I bevat drie wijzigingen. De verantwoordelijke bewindspersoon, de openstellingsperiode van de regeling en de vervaldatum van de regeling zijn aangepast.

De regeling wordt verlengd tot en met 31 december 2025. Naar verwachting zullen voor die tijd vervangende regelingen beschikbaar zijn. Zodra dit het geval is zal de regeling overeenkomstig de motie Bushoff en Beckerman op een eerder moment worden ingetrokken. De regeling zal dus naar verwachting niet tot 31 december 2025 beschikbaar zijn.

3. Wijziging subsidiemodule

Artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 schrijft voor dat een regeling tot verlenging van een bestaande subsidieregeling niet eerder wordt vastgesteld dan 30 dagen nadat het ontwerp van de regeling schriftelijk ter kennisgeving is overgelegd bij de Tweede Kamer. Van deze termijn wordt ten aanzien van deze wijzigingsregeling afgeweken. Deze afwijking is in lijn met de mogelijkheid die in de memorie van toelichting bij de Comptabiliteitswet 2016 is gegeven voor een dergelijke afwijking: ‘In bepaalde omstandigheden kan een Minister de Tweede Kamer der Staten-Generaal laten weten dat uitstel van het vaststellen van de regeling niet in het belang van de Staat is en de Tweede Kamer verzoeken binnen 30, inclusief recesdagen, uitsluitsel te geven over haar standpunten’.7 Omdat de termijn van 30 dagen bij inachtneming van het kerstreces van de Tweede Kamer pas verloopt als de regeling op 1 februari 2025 is vervallen, wat niet in het belang van zowel de Staat als de bewoners zou zijn, omdat de Kamer met het aannemen van de moties al uitsluitsel heeft gegeven over haar standpunten, en omdat deze wijzigingsregeling de motie van de leden Bushoff en Beckerman ongewijzigd ten uitvoer legt, acht ik deze uitzonderingsmogelijkheid in dit geval toepasbaar. Deze wijzigingsregeling is daarom aangeboden aan de Tweede Kamer voor een kortere termijn (17 januari 2025) en is vastgesteld voor het verval van de regeling op 1 februari 2025.

4. Staatssteun

De subsidie bevat, indien deze aan een onderneming wordt verstrekt, staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 1407/2013).

5. Regeldruk

De verlengde looptijd van de bestaande regeling is overeenkomstig de tussen het Adviescollege toetsing regeldruk en het Rijk vastgestelde afspraken niet aan het adviescollege voorgelegd, omdat het geen effecten heeft voor de regeldruk. Voor een uitgebreide analyse van de regeldruk, wordt verwezen naar de vorige verlenging van de regeling.8

6. Vaste verandermomenten

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2025, de datum waarop de regeling zonder de in deze wijzigingsregeling opgenomen verlenging zou vervallen. Met deze datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Dit kan worden gerechtvaardigd doordat inwerkingtreding ná 1 februari zou betekenen dat de regeling in het geheel zou zijn vervallen, wat ten nadele van de doelgroep zou zijn.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, E. van Marum


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23, 35 561, nr. 17.

X Noot
2

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VII, nr. 114.

X Noot
3

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VII, nr. 95.

X Noot
7

Kamerstukken II 2015/16, 34 426, nr. 3, p. 98.

Naar boven