Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 6 juni 2024, nr. WJZ/ 59153535, tot wijziging van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld in verband met een aanpassing van de regeling waarmee naast woningeigenaren ook eigenaren van gebouwen met een logiesfunctie, ondernemers en maatschappelijke organisaties subsidie voor hun gebouwen kunnen aanvragen

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

gebouw:

gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Groningen;

logiesfunctie:

functie als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1, onderdeel B, van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

maatschappelijke organisatie:
  • a. stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b. vereniging als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c. organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken, als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007;.

2. In de begripsomschrijving van ‘lokaal energieproject’ wordt ‘de eigen woning’ telkens vervangen door ‘het eigen gebouw’.

3. In de begripsomschrijving van ‘woning’ wordt ‘bestemd is voor bewoning’ vervangen door ‘bestemd of mede bestemd is voor bewoning’.

B

In de artikelen 1, 3, eerste lid, aanhef, en 8, eerste lid, onderdeel i, wordt ‘een woning’ telkens vervangen door ‘een gebouw’.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef wordt ‘een eigenaar van een woning waaraan,’ vervangen door ‘een eigenaar van een woning of een gebouw met een logiesfunctie, een onderneming, of een maatschappelijke organisatie, aan wiens woning, gebouw met een logiesfunctie of ander gebouw,’.

2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. een vergoeding is toegekend:

    • 1°. door de Nederlandse Aardolie Maatschappij op grond van een schikking;

    • 2°. door de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, van de Regeling Stuwmeer Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen; of

    • 3°. door het Instituut Mijnbouwschade Groningen op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade 2022.

3. In het tweede lid wordt na ‘huurder’ ingevoegd ‘van de woning, het gebouw met een logiesfunctie of het andere gebouw’.

D

In artikel 4 wordt ‘per woning’ vervangen door ‘per gebouw’.

E

In artikel 5, eerste lid, aanhef, wordt ‘indien’ vervangen door ‘voor zover’.

F

In de artikelen 5, eerste lid, onderdelen a, b en c, en tweede lid, en 7, vierde lid, aanhef, wordt ‘de woning’ telkens vervangen door ‘het gebouw’.

G

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘€ 315.785.000’ vervangen door ‘€ 353.785.000’.

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd,

1. In het eerste lid, onder b, wordt ‘de onderneming’ vervangen door ‘de onderneming of de maatschappelijke organisatie’.

2. In het eerste lid, onder i, wordt na ‘de eigenaar van een woning’ ingevoegd ‘, een gebouw met een logiesfunctie of een ander gebouw’.

I

In artikel 12 wordt ‘woningen’ vervangen door ‘gebouwen’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juni 2024

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld (hierna: de regeling) gewijzigd. De regeling is de afgelopen jaren meerdere keren verlengd en op enige onderdelen aangepast. Het voornemen was eerder om de opzet van de regeling te wijzigen en per 1 februari 2024 geheel te beëindigen in het licht van andere verduurzamingsmaatregelen die zijn genomen in verband met de kabinetsreactie op de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Op 24 oktober 2023 heeft de Tweede Kamer door middel van het aannemen van een motie Beckerman1 en een amendement2 het kabinet opgeroepen om de regeling te verlengen tot 1 februari 2025 én nieuwe doelgroepen (ondernemers, kerken en andere maatschappelijke instellingen) toe te voegen aan de regeling. Het kabinet heeft eerder besloten de regeling tot 1 februari 2025 te verlengen.3 Met de huidige wijzigingsregeling wordt met het toevoegen van de nieuwe doelgroepen volledig uitvoering gegeven aan voornoemde motie. Daarnaast worden nog enkele andere groepen en categorieën toegevoegd waarvan is gebleken dat het onwenselijk zou zijn die (volledig) uit te (blijven) sluiten van de regeling.

2. Subsidie waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld

Op grond van de regeling zoals die voor onderhavige wijziging bestond, konden woningeigenaren (die eventueel tevens ondernemer zijn) die van NAM, de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) of het Instituut Mijnbouwschade (IMG) een vergoeding hebben ontvangen van € 1.000 of hoger voor fysieke schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg, een subsidie aanvragen tot maximaal € 4.000 voor het treffen van energieverduurzamingsmaatregelen. De regeling is in 2017 ontwikkeld. Voor een toelichting bij de regeling en de verschillende onderdelen daarvan, wordt verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke regeling.4 In 2022 en 2023 is de regeling meermaals verlengd, uiteindelijk tot 1 februari 2025.

3. Wijzigingen

De wijzigingen bestaan uit zes uitbreidingen van de reikwijdte van de regeling:

  • 1. de door de motie Beckerman beoogde verbreding met nieuwe doelgroepen;

  • 2. de toevoeging van gebouwen met een logiesfunctie;

  • 3. de uitbreiding van de gehele regeling van ‘woningen’ naar ‘gebouwen’ in verband met de voorgaande twee punten;

  • 4. de situatie dat een gebouw mede bestemd is voor bewoning;

  • 5. de situatie dat schade niet is erkend, maar er wel een schikking is getroffen door de NAM;

  • 6. de situatie dat er onder de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen subsidie is vertrekt die lager was dan € 4.000.

Daarnaast wordt het subsidieplafond opgehoogd.

3.1 Motie Beckerman

Deze motie roept op tot het toevoegen van ondernemers, kerken en andere maatschappelijke instellingen. Deze doelgroepen moeten volgens de indiener van de motie ook gebruik van deze regeling kunnen maken, omdat anders onwenselijke en onuitlegbare verschillen zouden blijven bestaan ten opzichte van de woningeigenaren die wel aanspraak konden maken op de subsidie.

De onderhavige wijzigingsregeling maakt dit mogelijk. Hiertoe zijn definities opgenomen van de begrippen ‘ondernemer’ en ‘maatschappelijke organisatie’, waar ook kerkgenootschappen expliciet onder vallen. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting is de begripsbepaling ‘maatschappelijke organisaties’ nader toegelicht bij de toelichting op artikel I, onderdeel A, subonderdelen 1, onder 3.

3.2 Gebouwen met een logiesfunctie

In de oorspronkelijke opzet van de regeling kwamen adressen met een logiesfunctie (zoals een recreatiewoning, hotel of pension) niet in aanmerking voor subsidie. Hiervoor is destijds gekozen vanuit de redenatie dat met name op reguliere woningen die permanent bewoond worden, sprake is van overlast ten gevolge van de schadeafhandeling. Met het toevoegen van de nieuwe doelgroepen wordt deze redenatie losgelaten. De reden hiervoor is dat aangenomen mag worden dat particuliere eigenaren van bijvoorbeeld recreatiewoningen die bijna permanent in hun recreatiewoning wonen, dezelfde overlast ten gevolge van de schadeafhandeling aan hun eigendom ervaren als eigenaren van reguliere woningen. Dit heeft als gevolg dat commerciële eigenaren van recreatiewoningen ook tot de regeling moeten worden toegelaten. Door adressen met een logiesfunctie nu wel in aanmerking te laten komen voor subsidie wordt tevens geborgd dat commerciële eigenaren (ondernemers) en particuliere eigenaren van recreatiewoningen gelijk behandeld worden als eigenaren van reguliere woningen.

3.3 Uitbreiding van de regeling naar ‘gebouwen’

De regeling was tot deze wijziging beperkt tot woningeigenaren. Door de hiervoor beschreven twee wijzigingen komen ook andersoortige gebouwen in aanmerking voor een waardevermeerderingssubsidie. Dit heeft tot gevolg dat in diverse bepalingen van de regeling ‘woning’ moet worden vervangen door ‘gebouw’. Dat geldt ook voor de citeertitel van de regeling.

3.4 Gebouw mede bestemd voor bewoning

Deze wijziging wordt toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting bij artikel I, onderdeel A, subonderdeel 3.

3.5 Schikkingen NAM

In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, heeft een aanpassing plaatsgevonden, waardoor onder subonderdeel 1° alle situaties zijn gebracht waarin sprake is van een vergoeding door NAM op basis van een schikking. Deze bepaling ziet daarmee niet alleen meer op de zogenaamde ‘proef buitengebied’ maar ook op andere vergelijkbare gevallen die in de praktijk naar voren zijn gekomen sinds de openstelling van deze subsidieregeling. Om onwenselijke en onverklaarbare verschillen te voorkomen, wordt daarom in deze bepaling nu gesproken over een vergoeding van NAM op grond van een ‘schikking’.

3.6 Interimregeling

Met de wijziging van artikel 5, eerste lid, van deze regeling is het mogelijk gemaakt dat de groep woningeigenaren die waren uitgesloten op grond van de Interimregeling van de provincie Groningen nu wel in aanmerking komen voor aanvullende subsidie. Dit houdt in dat deze groep op grond van deze regeling subsidie kan aanvragen ter aanvulling op hun reeds van de provincie Groningen ontvangen subsidie, tot een maximum totaalbedrag van € 4.000. Ditzelfde geldt voor bewoners die wellicht een bedrag lager dan € 4.000 van de NAM hebben ontvangen (onderdeel c).

3.7 Subsidieplafond

Voor de doelgroepenuitbreiding conform de motie Beckerman wordt € 38.000.000 vrijgemaakt ter verhoging van het subsidieplafond tot een bedrag van € 353.785.000.

Daarnaast worden de middelen die in december 2023 beschikbaar zijn gesteld voor de ongewijzigde verlenging naar verwachting niet uitgeput. Het toevoegen van de doelgroepen zoals beschreven in bovenstaande secties 3.6 en 3.7 vergt maximaal € 9.3 mln. Dit past binnen de door de onderuitputting ontstane budgettaire ruimte, waardoor het subsidieplafond niet hoeft te worden opgehoogd.

De twee bovenstaande elementen resulteren in een totaal beschikbaar bedrag van € 47.000.000 voor de in deze regelingswijziging omschreven aanpassingen.

4. Staatssteun

Artikel 9 van de regeling vermeldt dat de subsidie, bedoeld in artikel 2, staatssteun bevat indien deze aan een onderneming wordt verstrekt. Door de wijzigingen in artikel 2 vallen hier niet meer alleen woningen in eigendom van een onderneming onder, maar bijvoorbeeld ook bedrijfspanden. Ook voor deze nieuwe doelgroepen blijft de de-minimisgrens van toepassing, zoals vastgelegd in de algemene de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 2023/2831).5

5. Regeldruk

De waardevermeerderingsregeling was reeds beschikbaar voor woningeigenaren, en is nu ook opengesteld voor ondernemingen en maatschappelijke organisaties (waaronder kerken), eigenaren van gebouwen met een logiesfunctie, bewoners die eerder een gedeeltelijke subsidie hebben ontvangen onder de Interimregeling, en bewoners die een schikking met de NAM hebben getroffen.

Voor ieder van bovengenoemde groepen geldt dat zij subsidie kunnen aanvragen nadat zij een schaderapport van het IMG hebben ontvangen waarin is vastgesteld dat sprake is van aardbevingsschade (of een schikking van de NAM). Verder dient bij de aanvraag de onderbouwing van in het aanvraagformulier vermelde kosten te worden overgelegd, blijkende uit een door de aanvrager en de aannemer of leverancier aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering van de installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en daarbij behorend betalingsbewijs.

In sommige gevallen betreft het aanvragen van bewoners waarvan eerder aanvragen zijn afgewezen onder de destijds geldende voorwaarden, maar die nu onder de gewijzigde voorwaarden wel in aanmerking komen. Ambtshalve afdoen van deze oude dossiers zal in de praktijk geen vermindering van de regeldruk voor de aanvragers opleveren. Ook in geval van ambtshalve afdoen dient de uitvoerder het betreffende dossier opnieuw te bezien, waarbij in veel gevallen sprake zal zijn van bijvoorbeeld verhuisde of overleden bewoners, verlopen offertes, of subsidiemaatregelen die reeds middels een andere subsidie gefinancierd zijn.

Hiermee zou het ambtshalve afdoen door de uitvoerder tevens een zeer arbeidsintensief proces worden dat feitelijk niet goed uitvoerbaar is. Ook verschaft een nieuwe procedure de meeste duidelijkheid en de minste uitvoeringslast aan de bewoners. Zodoende zal voor dossiers waar in het verleden sprake is geweest van een afwijzing een nieuwe aanvraag noodzakelijk zijn. Door de uitvoeringsorganisatie zal breed worden gecommuniceerd dat in deze gevallen een nieuwe aanvraag kan worden gedaan.

De aanvraag van de subsidie kan digitaal gebeuren. Het doen van de subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van de uitvoerder, kost de aanvrager ongeveer 120 minuten, die tegen het voor de betreffende groep geldende uurtarief worden doorberekend in onderstaande tabel.

 

Aantal

Uurtarief (EUR/uur)

Tijdsduur (minuten)

Kosten (EUR)

1. Ondernemers

6.200

47

120

582.800

2. Kerken

300

47

120

28.200

3. Maatschappelijke instellingen

2.000

47

120

188.000

4. Logies

1.000

47

120

94.000

5. Groep ‘Interimregeling’

6.300

17

120

214.200

6. Groep ‘schikkingen NAM’

30

17

120

1.020

 

Totale regeldruk:

€ 1.108.220

Totaal beschikbaar budget:

€ 47.300.000

Percentage regeldruk:

2,34%

Hierbij geldt dat de omvang van de groepen genoemd in de eerste vier regels van bovenstaande tabel gebaseerd is op een analyse van het adressenbestand in het aardbevingsgebied, waarin reeds een afslag is verwerkt voor adressen die naar verwachting niet in aanmerking komen omdat er geen sprake is van schade en voor adressen die er, om welke reden dan ook, niet voor kiezen gebruik te maken van de regeling.

Voor de groepen genoemd in de vijfde en zesde regel van bovenstaande tabel geldt dat zij bekend zijn bij de uitvoeringsorganisatie en de omvang zodoende uit haar administratie te herleiden is.

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Vaste verandermomenten

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Met deze datum wordt voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Wel wordt afgeweken van de regel dat een regeling minimaal twee maanden voor inwerkingtreding wordt bekendgemaakt. Vasthouden aan die minimale invoeringstermijn zou er in dit geval toe hebben geleid dat de regeling op een veel later tijdstip (verandermoment 1 oktober) in werking had kunnen treden, wat uiteraard niet in het belang is van de doelgroepen die aan deze regeling worden toegevoegd.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, subonderdelen 1 en 3

Met subonderdeel 1 is aan artikel 1 van de regeling een aantal nieuwe begripsbepalingen toegevoegd:

  • 1. gebouw

    Omdat nu niet alleen woningen maar ook andere gebouwen onder de reikwijdte van deze subsidieregeling komen te vallen als gevolg van het toevoegen van nieuwe doelgroepen, is ervoor gekozen een begripsbepaling van ‘gebouw’ in de regeling op te nemen. Met deze begripsbepaling wordt aangesloten bij de begripsbepaling die in artikel 1 van de Tijdelijke wet Groningen is opgenomen.

  • 2. logiesfunctie

    De begripsbepaling van logiesfunctie is ontleend aan het Besluit bouwwerken leefomgeving6 dat op 1 januari 2024 in werking is getreden.

    Uit de toelichting op dat besluit volgt dat een logiesfunctie een gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen is. Die personen hebben elders hun hoofdverblijf. Van een logiesfunctie is onder meer sprake bij een recreatiewoning, een hotel, een motel en een pension.

  • 3. maatschappelijke organisatie

    De begripsbepaling van maatschappelijke organisaties is voor deze regeling ontleend aan een op het moment van totstandkoming van deze regeling nog in voorbereiding zijnd voorstel voor de Wet transparantie maatschappelijke organisaties.7 Onder deze definitie vallen volgens dat wetsvoorstel stichtingen, verenigingen en ook kerkgenootschappen (ongeacht religie), alsmede buitenlandse vergelijkbare rechtspersonen die in Nederland duurzaam activiteiten verrichten. Deze laatste doelgroep is in de onderhavige regeling niet overgenomen omdat de kans zeer gering wordt geacht dat deze doelgroep gebruik zal maken van de regeling en omdat de uitvoeringslasten voor het SNN, dat uitvoering geeft aan deze subsidieregeling, te hoog zouden worden om te controleren of buitenlandse rechtspersonen inderdaad een vergelijkbare status als rechtspersonen in Nederland zouden hebben.

Onder kerkgenootschappen worden alle religieuze kerkgenootschappen en levensbeschouwelijke gemeenschappen verstaan. De kerkelijke autonomie wordt weerspiegeld in artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin is bepaald dat kerkgenootschappen rechtspersoonlijkheid hebben en dat zij worden geregeerd door hun eigen statuut voor zover dat niet in strijd is met de wet. Deze rechtsvormen hebben wettelijk geregelde organen (bestuur, algemene vergadering) met wettelijk geregelde bevoegdheden in Boek 2 BW. Religieuze gemeenschappen die gebruik maken van een vereniging of stichting, zijn aan de eisen die Boek 2 BW aan de inrichting stelt, gebonden.

Maatschappelijke organisaties hebben als kenmerk dat zij zich inzetten voor de maatschappij. Voor het aanvragen van subsidie op grond van deze regeling is alleen relevant of zij rechtspersoonlijkheid hebben en dat zij dit kunnen aantonen door middel van een inschrijving in de Kamer van Koophandel. Het belang van de verduurzaming van een gebouw dat in eigendom is van een maatschappelijke organisatie, staat immers los van de doelstellingen van die maatschappelijke organisatie.

Onder de toevoeging, met subonderdeel 3, in artikel 1 van de zinsnede ‘mede bestemd voor bewoning’ in de definitie van woning vallen ook woningen waarin de eigenaar bijvoorbeeld ook een onderneming heeft gevestigd, zoals de kapsalon aan huis. Hiermee verdwijnt het onderscheid tussen enerzijds adressen die uitsluitend bestemd zijn voor bewoning en anderzijds adressen die mede bestemd zijn voor bewoning. Dit sluit aan bij de uitbreiding van de reikwijdte van de regeling. Daarnaast is de regeling hiermee gelijkgetrokken aan de opzet van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen.

Onderdelen A, subonderdeel 2, B, D, F en I

Met deze onderdelen wordt dezelfde wijziging doorgevoerd in diverse artikelen van de regeling: de uitbreiding van de regheling van alleen naar woningen naar ook andere gebouwen. Zie de toelichting in paragraaf 3.3.

Onderdeel C

In artikel 2, eerste lid, is geregeld dat naast eigenaren van woningen ook een aantal nieuwe doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen voor zover hun gebouwen aan de eis van de in ditzelfde lid beschreven erkende schade voldoen. Hierbij gaat het om de volgende groepen:

  • eigenaren van gebouwen met logiesfunctie;

  • ondernemingen;

  • maatschappelijke organisaties.

Onder een onderneming wordt verstaan iedere entiteit die deelneemt aan het economisch verkeer en winst kan verwachten. Aan de regeling konden voor de onderhavige wijziging al ondernemers deelnemen, namelijk woningeigenaren die tevens ondernemer zijn. Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt het voor alle ondernemers mogelijk om subsidie aan te vragen voor verduurzaming van een gebouw dat zij in eigendom hebben.

De subsidie van de overheid aan ondernemers bevat staatssteun. Aan deze subsidieregeling kunnen ondernemingen alleen deelnemen voor zover zij een de-minimisverklaring kunnen overleggen. Zie hiervoor paragraaf 4 van de toelichting op deze regeling.

De maatschappelijke organisaties die in artikel 2, eerste lid, worden vermeld, hebben alle rechtspersoonlijkheid. Zij dienen te beschikken over een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel. Maatschappelijke organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, zoals informele verenigingen, worden hiermee uitgesloten van deelname aan deze subsidieregeling. De gedachte is dat zij als gevolg van het ontbreken van rechtspersoonlijkheid geen eigendom kunnen hebben van gebouwen en aldus geen belang hebben bij aanvragen van subsidie ten behoeve van de verduurzaming ervan.

In het tweede lid van artikel 2 is verduidelijkt dat de huurders van alle typen gebouwen die nu onder de regeling zijn komen te vallen, aanspraak maken op subsidie op grond van deze regeling. Dit betekent dat bijvoorbeeld een maatschappelijke organisatie die een gebouw huurt van een eigenaar die onder de reikwijdte van artikel 2, eerste lid, valt, met toestemming van de eigenaar subsidie kan aanvragen.

De wijziging van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, is toegelicht in paragraaf 3.5 van deze toelichting.

Onderdeel E

Dit onderdeel betreft een wijziging van artikel 5, eerste lid, dat de afwijzingsgronden voor een waardevermeerderingssubsidie bevat. Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 3.6 van deze toelichting.

Onderdeel H

De wijzigingen die met dit onderdeel in artikel 8 over informatieverplichtingen is aangebracht betreffen noodzakelijke aanpassingen in verband met de uitbreiding tot de nieuwe doelgroepen die in paragraaf 3 in het algemeen deel en ter toelichting op artikel I, onderdeel a, subonderdelen 1 en 3, in het artikelsgewijze deel van deze toelichting, nader zijn toegelicht.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1198.

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/24, 36 410-XIII, nr. 25.

X Noot
3

Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1205.

X Noot
5

Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

X Noot
6

Stb. 2018, 291.

X Noot
7

Kamerstuk 35 646, nr. 2.

Naar boven