Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 7 juni 2025, nr. WJZ/ 96429429, tot wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 ten behoeve van de Sectorale interventie groenten en fruit en wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 ten behoeve van de Sectorale interventie bijenteelt

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op

  • Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/126 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad met aanvullende eisen voor bepaalde interventietypes die de lidstaten in het kader van die verordening in hun strategisch GLB-plan voor de periode 2023–2027 uitwerken, alsmede regels voor het aandeel in het kader van norm 1 inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) (PbEU 2022, L 20);

  • artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

  • de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.1.1, tweede lid, worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

hernieuwbare grondstoffen:

bijna onuitputtelijke grondstoffen, waarvan de voorraad in een periode tot 50 jaar kan worden hersteld;

specifieke kosten:

kosten als bedoeld in bijlage III, onder punt 1, van verordening 2022/126;.

B

In artikel 5.2.11, derde lid, onderdeel a, wordt ‘voor 1 mei’ vervangen door ‘op 1 mei’.

C

In artikel 5.2.14 vervalt ‘, en voor zover van toepassing unies van producentenorganisaties,’.

D

Artikel 5.2.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘of unies van producentenorganisaties’.

2. In het tweede en vierde lid wordt ‘, dochteronderneming of unie van producentenorganisaties’ telkens vervangen door ‘of dochteronderneming’.

E

Artikel 5.2.30, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De artikelen 5.2.1, 5.2.3, vierde lid, 5.2.6, 5.2.7, 5.2.14, 5.2.15, 5.2.18, 5.2.19, 5.2.20, 5.2.21, vijfde lid, 5.2.23, 5.2.24, eerste en derde lid, 5.2.25, 5.2.26, 5.2.27, 5.2.28, eerste, derde en vierde lid, en 5.2.32 zijn van overeenkomstige toepassing op unies van producentenorganisaties, tenzij de aangesloten producentenorganisaties zelf invulling aan de betreffende artikelen hebben gegeven.

F

Artikel 5.2.46, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien een begroting voor een uitgavenpost wordt onderbouwd aan de hand van meerdere kostenbegrotingen wordt de economisch meest voordelige kostenbegroting gekozen. De keuze voor de in de begroting opgenomen kostenbegroting wordt voldoende gemotiveerd.

G

In artikel 5.2.48, tweede en derde lid, wordt ‘1 augustus’ telkens vervangen door ‘15 augustus’.

H

In artikel 5.2.49, tweede lid, wordt ‘1 augustus’ vervangen door ‘15 augustus’.

I

Aan artikel 5.2.63 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De producentenorganisatie informeert de minister onverwijld over vervreemding van een duurzaam productiemiddel binnen de in het eerste lid genoemde termijn en de reden hiervan.

J

Artikel 5.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘na indiening van de aanvraag’ vervangen door ‘na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in de artikelen 5.2.48, tweede en derde lid, en 5.2.49, tweede lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel binnen 22 weken nadat de voor het indienen geldende termijn is verstreken’ vervangen door ‘na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 5.3.193’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van artikel 2.14, derde lid, geeft de minister de beschikking op een aanvraag tot verlening van een deelbetaling, bedoeld in artikel 5.3.196, eerste lid, binnen tachtig dagen na sluiting van de aanvraagperiode.

K

In artikel 5.3.8a, vierde lid, wordt ‘verwerking’ vervangen door ‘verwerving’.

L

Artikel 5.3.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt na ‘bestaande situatie’ ingevoegd ‘en bij nieuwe kassen ten opzichte van de situatie dat deze investering niet wordt gedaan’.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt na ‘5.3.97,’ ingevoegd ‘5.3.97a,’.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In het geval van activiteiten als bedoeld in artikel 5.3.88 moet de daadwerkelijke waterbesparing worden aangetoond.

M

Artikel 5.3.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de voorwaarden gesteld in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies inzake energie-efficiëntie glastuinbouw, waarbij geldt dat wijzigingen in deze voorwaarden gedurende een uitvoeringsjaar met ingang van het volgende uitvoeringsjaar voor dit artikel van toepassing worden; en.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een tweede lid (nieuw) ingevoegd, luidende:

  • 2. In het geval van investeringen, bedoeld in het eerste lid, zijn in combinatie met deze investeringen de uitgaven voor een transformatorstation subsidiabel.

N

Artikel 5.3.17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel e komt te luiden:

  • e. insectengaas voor meerjarig gebruik;.

2. Onder verlettering van de onderdelen g en h tot h en i wordt een onderdeel g (nieuw) ingevoegd, luidende:

  • g. autoclipper kapmachine voor gebruik in de kas om het risico op het doden van nuttige insecten te voorkomen;.

O

Artikel 5.3.35a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Uitgaven ter voorkoming van ziekten en plagen zijn subsidiabel. Het gaat om insectengaas voor eenjarig gebruik.

P

Artikel 5.3.75 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de belichtingsinstallatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd voldoet aan de voorwaarden gesteld in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, waarbij geldt dat wijzigingen in deze voorschriften gedurende een uitvoeringsjaar met ingang van het volgende uitvoeringsjaar voor dit artikel van toepassing worden; en.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een derde lid (nieuw) ingevoegd, luidende:

  • 3. In het geval van investeringen, bedoeld in het eerste lid, zijn in combinatie met deze investeringen de uitgaven voor een transformatorstation subsidiabel.

Q

In artikel 5.3.77, eerste lid, wordt na ‘reststromen’ ingevoegd ‘als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening’.

R

Artikel 5.3.78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘tweede schermen’ vervangen door ‘tweede energieschermen bij bestaande bouw of derde energieschermen bij bestaande bouw en nieuwbouw’.

2. Aan het tweede lid, onderdeel d, wordt na ‘titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’ toegevoegd ‘, waarbij geldt dat wijzigingen in deze voorschriften gedurende een uitvoeringsjaar met ingang van het volgende uitvoeringsjaar voor dit artikel van toepassing worden’.

3. Aan het zevende lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. E-boilers.

S

In artikel 5.3.94 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. een schijveneg.

T

In artikel 5.3.97a, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘insectengaas’ ingevoegd ‘voor meerjarig gebruik’.

U

Artikel 5.3.98, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Uitgaven voor insectengaas voor eenjarig gebruik ter voorkoming van ziekten en plagen zijn subsidiabel.

V

Artikel 5.3.106, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, geldt voor groenten en fruit geteeld onder glas een forfaitair tarief van 17% en voor overige producten een forfaitair tarief van 25%.

W

Na artikel 5.3.107 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3.107a

Uitgaven voor de specifieke kosten van geconcentreerde, vloeibare stikstofmeststoffen afkomstig uit dierlijke mest zijn subsidiabel indien deze worden toegepast in de kas.

X

Na artikel 5.3.108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3.108a

Uitgaven ten behoeve van bemonstering van grond na de teelt in het najaar ter vaststelling van rest residu stikstof in de bodem zijn subsidiabel. Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie de resultaten van de bemonstering.

Y

Artikel 5.3.119 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Het tweede lid, onderdelen b en c komen te luiden;

    • b. in het geval van zonnepanelen en zonnecollectoren de kosten in verband met de voor de installatie noodzakelijke aanpassing van het gebouw van de producentenorganisatie, een lid of een dochteronderneming, en het ondersteuningsmateriaal;

    • c. de kosten verbonden aan het transformatorstation, het aansluiten van het transformatorstation van het lid, de producentenorganisatie of dochteronderneming op een extern transformatorstation van de energieleverancier en de kosten voor het versterken van de verbinding voor hernieuwbare energie; en.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In aanvulling op het eerste lid, onderdeel e, en het tweede lid, onderdeel d, toont de producentenorganisatie de passendheid en de reductie van ten minste 15% op verbruik conform artikel 5.3.9, tweede lid, aan met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Z

In artikel 5.3.120, eerste lid, wordt na ‘reststromen’ ingevoegd ‘als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening’.

AA

Artikel 5.3.121 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘tweede schermen’ vervangen door ‘tweede energieschermen bij bestaande bouw of derde energieschermen bij bestaande bouw en nieuwbouw’.

2. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. andere energie-efficiënte apparatuur, die voldoet aan de voorschriften in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, waarbij geldt dat wijzigingen in deze voorschriften gedurende een uitvoeringsjaar met ingang van het volgende uitvoeringsjaar voor dit artikel van toepassing worden; en.

3. Aan het zevende lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. E-boilers

BB

Artikel 5.3.123 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de belichtingsinstallatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd voldoet aan de voorwaarden gesteld in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, waarbij geldt dat wijzigingen in deze voorwaarden gedurende een uitvoeringsjaar met ingang van het volgende uitvoeringsjaar voor dit artikel van toepassing worden; en.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een derde lid (nieuw) ingevoegd, luidende:

  • 3. In het geval van investeringen, bedoeld in het eerste lid, zijn in combinatie met deze investeringen de uitgaven voor een transformatorstation subsidiabel.

CC

Artikel 5.3.124 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In onderdeel a vervalt ‘of’.

  • 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • c. mulchers;

    • d. een schijveneg.

DD

Na artikel 5.3.155a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3.155b

Uitgaven voor de specifieke kosten van organische substraatmatten zijn subsidiabel indien deze bestaan uit hernieuwbare grondstoffen.

EE

Aan artikel 5.3.175 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De minister stelt de door lidstaten vast te stellen subsidiebedragen voor groen oogsten en niet oogsten, bedoeld in artikel 17 van verordening 2022/126, vast.

FF

In artikel 5.3.193 wordt ‘1 februari’ vervangen door ‘15 februari’.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 3, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 wordt in de rij van Titel 5.4. Interventietypes in de sector bijenteelt, in kolom 6 ‘€ 1.180.688’ vervangen door ‘€ 1.260.000’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van artikel I, onderdelen A tot en met K, EE en FF, en artikel II, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juni 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In juli 2022 is de nationale regelgeving ten behoeve van de Sectorale interventie groenten en fruit, als onderdeel van het Nationaal Strategisch Plan voor lidstaat Nederland, opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 (hierna: REES 2021). Hoofdstuk 5 van de REES 2021 ziet op specifieke subsidieregels voor het ELGF en ELFPO. In titel 5.1 zijn algemene bepalingen opgenomen die voor het ELGF en het ELFPO in het algemeen en daarmee voor alle titels van hoofdstuk 5 van de REES 2021 relevant zijn. In titels 5.2 tot en met 5.3 staan de bepalingen die specifiek voor de sectorale interventie groenten en fruit gelden.

2. Doel en aanleiding van de wijzigingen voor de Sectorale interventie groenten en fruit

De Sectorale interventie groenten en fruit heeft als doel de teelt van groenten en fruit te verduurzamen en marktgericht te kunnen produceren. Hiermee wordt beoogd de positie van de telers in de keten te versterken.

Voor de wijziging van de sectorale interventie groenten en fruit is met de sector en de uitvoerende organisatie gesproken en zijn wensen ingewilligd waar deze passend waren binnen de kaders en doelstellingen van de sectorale interventie en het nationaal strategisch plan.

Met deze wijziging worden milieu en klimaatinvesteringen ook mogelijk gemaakt in nieuwbouwkassen, om de sector in brede zin verder te verduurzamen.

De administratieve lasten voor de uitvoerende organisatie worden verminderd door de openstellingsdatum van de indiening, de wijziging van de subsidieverlening en de subsidievaststelling van het operationeel programma op te schuiven en door de ingangsdatum van de beoordelingstermijn voor alle aanvragen gelijk te maken.

Er zijn enkele wijzigingen aangebracht in de subsidiabele uitgaven, en waar noodzakelijk zijn enkele begrippen nader gedefinieerd, zoals hernieuwbare grondstoffen en specifieke kosten.

3. Regeldruk

Eerder is een analyse gemaakt van de regeldrukeffecten van de Sectorale interventie groenten en fruit (Stcrt. 2022, 18453). Daarvan was de conclusie dat de regeldruk in de nieuwe regeling Sectorale interventie groenten en fruit afgenomen was ten opzichte van de regeldruk in de oude regeling GMO Groenten en Fruit. De afname van de regeldruk was een gevolg van de nauwe samenwerking met de sector bij het tot stand komen van de nieuwe regeling en van de doelstelling om actief te kijken naar mogelijkheden om de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager en de uitvoeringsorganisatie zo beperkt als mogelijk te houden.

Voor onderhavige wijzigingsregeling is een vergelijking gemaakt tussen de aanpassingen die de regeldruk verlagen en die de regeldruk verhogen. Het verminderen van de administratieve lasten voor de aanvragers en de uitvoeringsorganisatie is een aandachtspunt geweest. Verreweg de meeste aanpassingen hebben betrekking op verduidelijking van teksten, het verwijderen of verbeteren van verwijzingen, de onderlinge afstemming tussen artikelen en overige regelgeving of het concreter benoemen van reeds bestaande verplichtingen. Deze aanpassingen hebben geen invloed op de regeldruk. Daarom is de vergelijking beperkt tot de aanpassingen die de regeldruk het meest verlagen met de aanpassingen die de regeldruk het meest verhogen.

Twee wijzigingen leveren marginaal minder regeldruk op. Een kleine vereenvoudiging van de procedure waarmee energiebesparing aangetoond dient te worden, en het beschikbaar stellen van een format bij het aantonen van de passendheid en energiebesparing van batterijen.

Er zijn enkele aanpassingen die de regeldruk licht verhogen. De verplichting tot het informeren van de minister over de voortijdige vervreemding van een duurzaam productiemiddel betekent een administratieve handeling die producentenorganisaties moeten verrichten op het moment dat dit voorkomt. Omdat dit situaties zijn die niet veel voorkomen wordt de verhoging van de regeldruk van deze wijziging marginaal geacht.

Daarnaast is de openstelling van de aanvraagperiode voor ieder proces met twee weken verkort. Hierdoor hebben producentenorganisaties minder tijd om een aanvraag in te dienen. Omdat het mogelijk is de aanvraag voor te bereiden voorafgaand aan de aanvraagperiode, en deze nog ruim 6 weken is, wordt ook voor deze wijziging de verhoging van de regeldruk gering geacht. Tot slot betekent het format om de passendheid en energiebesparing van batterijen aan te tonen naast een verlaging ook een lichte verhoging van de regeldruk. Producentenorganisaties worden namelijk verplicht dit format in te vullen, ondanks dat het aantonen van de passendheid en energiebesparing hiermee gemakkelijker wordt.

Omdat de genoemde wijzigingen een zeer marginaal effect hebben op de regeldruk, en verreweg de meeste wijzigingen geen invloed hebben, is de conclusie dat de regeldruk gelijk blijft.

In 2025 zijn 11 producentenorganisaties erkend met een lopend operationeel programma, dat in 2026 voortgezet wordt. Deze producentenorganisaties hebben voor 2025 in totaal 165 miljoen euro aan subsidie verleend gekregen. Dat komt neer op een gemiddeld subsidiepercentage van 68%. Deze wijzigingsregeling heeft een relatief kleine invloed op het totaal van de bestaande regeling.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Notificatie

De regeling bevat geen nieuwe technische voorschriften in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535 en is niet genotificeerd bij de Commissie.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt gedeeltelijk in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving. Dit is echter in het belang van de producentenorganisaties en hun leden. Het gaat namelijk om verduidelijkingen van bepaalde bestaande artikelen en wijzigingen van bestaande termijnen in dit jaar ten behoeve van de uitvoerende organisatie. De doelgroep is dus gebaat bij een spoedige inwerkingtreding.

De overige wijzigingen treden in werking met ingang van 1 januari 2026, hetgeen een vast verandermoment is.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 5.1.1)

Er is een begripsbepaling van hernieuwbare grondstoffen opgenomen. Deze is ontleend aan het Convenant milieu-impact potgrond en substraten (Staatscourant 2023, 7102). Met hernieuwbare grondstoffen worden grondstoffen bedoeld die op een natuurlijke manier weer aangroeien of aangevuld worden in een korte periode (meestal 50 jaar). In dit convenant worden o.a. schors/bark, kokos, houtvezel, compost, schuimaarde, rijstkaf, geteeld sphagnum, biochar, kurk en hergebruikt substraat als hernieuwbaar gezien.

Ter implementatie van artikel 12, derde lid, van Verordening 2022/126 zijn meerdere artikelen opgenomen waarin wordt verduidelijkt dat alleen de specifieke kosten subsidiabel zijn. Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, die worden berekend als het verschil tussen de traditionele productiekosten en de daadwerkelijk gemaakte kosten, en inkomsten die worden gederfd als gevolg van een actie, exclusief aanvullende inkomsten en kostenbesparingen (Verordening 2022/126, bijlage III, onder punt 1). Ter verduidelijking en uniformiteit is nu in artikel 5.1.1 een begripsbepaling van specifieke kosten opgenomen.

Onderdeel B (artikel 5.2.11)

Ingevolge artikel 5.2.11, derde lid, onderdeel a, legt een lidteler aan de producentenorganisatie een verklaring af inzake de productie. Met de wijziging van artikel 5.2.11 wordt benadrukt dat deze verklaring uiterlijk op 1 mei gedaan moet worden.

Onderdeel C tot en met E (artikelen 5.2.14, 5.2.18 en 5.2.30)

In artikel 5.2.30 staan artikelen opgesomd die ook van toepassing zijn op unies van producentenorganisaties. Deze artikelen bevatten voorschriften met betrekking tot erkenningsvereisten voor producentenorganisaties. Met deze wijziging worden de van overeenkomstige toepassing verklaarde voorschriften aangepast en sluiten beter aan bij de praktijk. In de artikelen 5.2.14 en 5.2.18 vervalt de zinsnede ‘unies van producentenorganisaties’, omdat deze artikelen nu in de opsomming van artikel 5.2.30 staan opgenomen.

Onderdeel F (artikel 5.2.46)

De regel voor het onderbouwen van de redelijke werkelijke kosten door middel van meerdere kostenbegrotingen wordt gelijkgeschakeld met andere subsidieregelingen. Bij meerdere kostenbegrotingen moet de economisch meest voordelige kostenbegroting gekozen worden. Het gaat hierbij niet (alleen) om de laagste prijs voor de desbetreffende activiteit, maar om een goede prijs/kwaliteitverhouding. Een hogere kwaliteit moet dan wel het doel van de subsidie dienen. De keuze voor de economisch meest voordelige kostenbegroting moet daarom ook voldoende onderbouwd worden. Dit is een bestendiging van de huidige uitvoeringslijn die nu expliciet wordt vastgelegd in het artikel.

Onderdelen G en H (artikelen 5.2.48 en 5.2.49)

In deze artikelen wordt de aanvang van de termijn waarbinnen het operationeel programma en een wijziging daarop voor de volgende jaren moeten worden ingediend alsmede de aanvang van de termijn voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening verschoven van 1 augustus naar 15 augustus. Hierdoor heeft de uitvoeringsorganisatie 2 weken langer de tijd om gegevens in haar systemen te actualiseren voor het indienen van de aanvragen.

Onderdeel I (artikel 5.2.63)

In de Beleidsregel verlagen subsidie GLB is een sanctie gesteld op het niet informeren van de minister over de vervreemding van een duurzaam productiemiddel. Maar een informatieplicht ontbrak in deze subsidieregeling, hetgeen met deze wijziging wordt hersteld. Indien een duurzaam productiemiddel wordt vervreemd binnen de instandhoudingstermijn van 5 jaar is de producentenorganisatie verplicht om dit onverwijld te melden. Dit geldt voor verkoop van een activum door de producentenorganisatie, gevallen waarin een lid de producentenorganisatie verlaat en gevallen waarin het activum om andere redenen tenietgaat (bijvoorbeeld brand of diefstal).

Onderdeel J (artikel 5.3.6)

Met de wijziging van het eerste en tweede lid vangt de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling aan na het verstrijken van de indieningstermijnen hiervoor.

Het nieuwe derde lid bepaalt dat op een aanvraag tot een gedeeltelijke betaling niet wordt beschikt binnen 80 dagen na de aanvraag, maar binnen 80 dagen na het verstrijken van de indieningstermijn hiervoor. Dit omdat de uitvoeringsorganisatie pas een deelwaarneming kan uitvoeren als alle aanvragen ontvangen zijn.

Onderdeel K (artikel 5.3.8a)

Het betreft hier een technische correctie van het vierde lid, waar ‘verwerking’ is gecorrigeerd in ‘verwerving’.

Onderdeel L (artikel 5.3.9)

In dit artikel is bij investeringen in een duurzaam productiemiddel een verplichte reductie van ten minste 15% op verbruik opgenomen ten opzichte van de daarvoor bestaande situatie. Bij investeringen in duurzame productiemiddelen in nieuwe kassen kan deze eis niet worden gesteld, omdat er geen bestaande situatie is. Daarom wordt met deze wijziging bepaald dat de 15% verbruiksreductie geldt ten opzichte van de situatie dat deze investering in de nieuwe kas niet zou hebben plaats gevonden.

Onderdelen M, P, R, AA en BB (artikelen 5.3.11, 5.3.75, 5.3.78, 5.3.121 en 5.3.123)

In deze artikelen wordt verwezen naar voorschriften in titel 2.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, die betrekking hebben op subsidies voor energie-efficiëntie in de glastuinbouw. Deze subsidiemodule wordt tweejaarlijks opengesteld, waarbij per openstelling de voorschriften kunnen worden gewijzigd. De wijzigingen in die voorschriften die gedurende een uitvoeringsjaar van kracht worden, worden voor onderhavige subsidiemodule met ingang van het volgende uitvoeringsjaar van toepassing, aangezien de operationele programma’s voor een heel uitvoeringsjaar zijn verleend.

Tevens worden derde energieschermen in nieuwe kassen subsidiabel gesteld. Hiermee worden milieu en klimaatinvesteringen ook mogelijk gemaakt in nieuwbouwkassen, om de sector in brede zin verder te verduurzamen.

Onderdelen M, P, en BB (artikelen 5.3.11, 5.3.75, en 5.3.123)

In deze artikelen zijn de uitgaven voor een transformatorstation toegevoegd aan de subsidiabele uitgaven voor een duurzaam productiemiddel. Voorheen waren alleen de overige kosten voor de aansluiting van een extern transformatorstation bij LED-verlichting subsidiabel, maar het subsidiëren van het transformatorstation zelf blijkt in de praktijk wenselijk, aangezien deze noodzakelijk is voor het functioneren van de LED-belichtingsinstallaties. Daarnaast gaat het om aanzienlijke kosten.

Onderdelen N, O, T en U (artikelen 5.3.17, 5.3.35a, 5.3.97a en 5.3.98)

Met de wijziging in deze onderdelen wordt verduidelijkt dat alleen insectengaas voor meerjarig gebruik ten behoeve van fytosanitaire doelen subsidiabel is onder dit artikel. Dit is omdat het moet gaan om insectengaas dat wordt ingezet als duurzaam productiemiddel, en dus niet gedurende één productieproces volledig wordt verbruikt. Insectengaas dat bestemd is voor eenjarig gebruik is subsidiabel gesteld onder de artikelen 5.3.35a en 5.3.98 omdat dit binnen één productieproces volledig wordt verbruikt.

Onderdelen Q en Z (artikelen 5.3.77 en 5.3.120)

In artikelen 5.3.77 en 5.3.120 worden investeringen in een duurzaam productiemiddel voor het gebruik van reststromen subsidiabel gesteld. Met deze wijziging wordt het begrip reststromen verder afgebakend, door de verwijzing naar artikel 46, derde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening EU 651/2014). Hier is geregeld dat steun kan worden verleend voor energieopwekking op basis van hernieuwbare bronnen en wat hieronder wordt verstaan.

Onderdelen R en AA (artikelen 5.3.78 en 5.3.121)

Met de wijziging in het zevende lid van beide artikelen worden e-boilers van subsidie uitgesloten aangezien er geen direct verband is met energiebesparing. E-boilers gebruiken elektriciteit om warmte op te wekken en worden gebruikt om in te spelen op lagere of negatieve stroomtarieven in verband met momenten van overschot op het elektriciteitsnet. Er is daarmee geen directe koppeling met duurzaamheidsdoelstellingen. Daarnaast is er voor deze investeringen geen onrendabele top die subsidie noodzakelijk maakt.

Onderdeel S en CC (artikel 5.3.94 en 5.3.124)

Bij de vorige wijziging van de Sectorale interventie groenten en fruit zijn mulchers opgenomen in artikel 5.3.94 als subsidiabele uitgaven ten behoeve van duurzaam bodembeheer. Per abuis is artikel 5.3.124 toen niet op deze wijziging aangepast. Met onderdeel DD wordt dit gecorrigeerd.

In beide artikelen wordt de schijveneg toegevoegd en daarmee subsidiabel gesteld. Een schijveneg wordt gebruikt voor de bewerking van vanggewas/groenbemesters en werkt ondiep, waardoor de bodem zo minimaal mogelijk verstoord wordt.

Onderdeel V (artikel 5.3.106)

Artikel 5.3.106 stelt uitgaven voor SKAL gecertificeerd biologisch teeltmateriaal subsidiabel. Hiervoor geldt een forfaitair tarief van 25%. Hierop wordt met deze wijziging een uitzondering gemaakt voor groenten en fruit, geteeld onder glas, waarvoor een forfaitair tarief van 17% gaat gelden. Dit tarief is gebaseerd op onderzoek door Wageningen Social & Economic Research (2022).

Onderdeel W (artikel 5.3.107a)

Met dit nieuwe artikel worden uitgaven voor de specifieke kosten van Met dit nieuwe artikel worden uitgaven voor de specifieke kosten van geconcentreerde, vloeibare stikstofmeststoffen afkomstig uit dierlijke mest subsidiabel indien deze worden toegepast in de kas. Hiermee wordt de vervanging van kunstmeststoffen door duurzame meststoffen in dit deel van de sector gestimuleerd. De specifieke kosten dienen te worden berekend door de werkelijke kosten en gederfde inkomsten, exclusief aanvullende inkomsten en kostenbesparingen van de geconcentreerde, vloeibare stikstofmeststoffen afkomstig uit dierlijke mest af te zetten tegen de traditionele kosten voor geconcentreerde vloeibare kunstmeststoffen, conform bijlage III, eerste lid van verordening 2022/126.

Onderdeel X (artikel 5.3.108a)

In dit nieuwe artikel zijn de uitgaven ten behoeve van bemonstering van grond na de teelt ter vaststelling van rest residu stikstof subsidiabel gesteld. Dit is op verzoek van de sector om met doelsturing tot reductiemaatregelen en emissienormen op individueel bedrijfsniveau te kunnen komen en zo te voldoen aan de eisen aan grondwater uit de Nitraatrichtlijn. Dit gaat verder dan het regulier monitoren van nutriënten in de bodem ten behoeve van de teelt.

Om te komen tot bedrijfsspecifieke doelsturing is in dit artikel toegevoegd dat producentenorganisaties de resultaten van de bemonstering op verzoek van de minister moeten aanleveren zodat deze resultaten opgenomen kunnen worden in het brede op te zetten programma doelsturing-waterkwaliteit dat op dit moment wordt opgezet in samenwerking met sector- en ketenpartijen. Te zijner tijd zal bekend gemaakt worden op welke wijze de resultaten gedeeld moeten worden.

Onderdeel Y (artikel 5.3.119)

Investeringen in zonnepanelen en zonnecollectoren zijn subsidiabel. De kosten die absoluut noodzakelijk zijn om het gebouw van de producentenorganisatie hiervoor aan te passen zijn eveneens subsidiabel. Met de wijziging van het tweede lid, onderdeel b, wordt dit duidelijker verwoord. Onderdeel c (aansluiten van het transformatorstation op extern transformatorstation) is opnieuw geredigeerd om de subsidiabele activiteit te verduidelijken.

Onderdeel DD (artikel 5.3.155b)

In dit artikel worden uitgaven voor organische substraatmatten subsidiabel gesteld. Het moet gaan om organische substraatmatten van hernieuwbare grondstoffen waarvoor alleen de specifieke kosten worden vergoed. Voorbeelden van hernieuwbare grondstoffen zijn: schors/bark, kokos, houtvezel, compost, schuimaarde, rijstkaf, geteeld sphagnum, biochar, kurk en hergebruikt substraat.

Onderdeel EE (artikel 5.3.175)

De Sectorale interventie groenten en fruit maakt het mogelijk crisis- en beheersmaatregelen te nemen voor bepaalde groente- en fruitsoorten, zoals productie of areaal uit de markt te nemen ingeval van marktverstoringen. Areaal wordt uit productie genomen door niet te oogsten of door de producten ‘groen’ (niet rijp) te oogsten. De voorwaarden die worden gesteld aan de crisisbeheersmaatregelen zijn vastgelegd in de gedelegeerde Verordening 2022/126. Met deze wijziging wordt een grondslag gecreëerd om deze subsidiebedragen vast te stellen.

Onderdeel FF (artikel 5.3.193)

In dit artikel wordt de aanvang van de termijn waarbinnen een producentenorganisatie een aanvraag tot subsidievaststelling over het voorafgaande jaar kan indienen, verschoven van 1 februari naar 15 februari. Hierdoor heeft de uitvoeringsorganisatie 2 weken langer de tijd om gegevens in haar systemen te actualiseren voor het indienen van de aanvragen.

Artikel II

In dit artikel wordt de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 gewijzigd voor Titel 5.4. Sectorale interventie bijenteelt. De openstelling hiervan heeft plaats gevonden van 01-12-2024 tot en met 01-02-2025. Aangezien het aantal kansrijke subsidieaanvragen het plafond overschrijdt is er gezocht naar extra budget, waarmee het plafond wordt verhoogd van € 1.180.688 naar € 1.260.000.

Artikel III

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf 5.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Naar boven