Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 18914 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 18914 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op de artikelen 7.5, eerste lid, en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;
Besluit:
De Regeling diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.2 vervalt.
B
In artikel 7.5 wordt ‘artikel 2.8, eerste lid, aanhef en onder a’ vervangen door ‘artikel 2.8, eerste lid’.
C
Artikel 7.6, aanhef, wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a’ wordt vervangen door ‘artikel 2.8, eerste lid’.
2. ‘1 juli 2025’ wordt vervangen door ‘1 juli 2028’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 26 mei 2025
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Deze regeling voorziet in een verlenging van de tijdelijke vrijstelling van het verbod op het verrichten van de ingreep van het verwijderen van een deel van de achterste teen bij hanen bestemd voor de fokkerij in de vleesvermeerderingssector. Ten aanzien van de behandeling van de achterste teen is vastgesteld dat meer tijd nodig is voor de sector om te stoppen met deze ingreep bij deze categorie dieren. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt voor het doorvoeren van technische wijzigingen.
Het verwijderen van een deel van de achterste teen van hanen bestemd voor de fokkerij, waarvan de nakomelingen gewoonlijk worden gehouden voor menselijke consumptie, is een ingreep die al geruime tijd wordt toegepast in de pluimveehouderij. De ingreep wordt uitgevoerd om te voorkomen dat de haan met de nagels van zijn achterste tenen de hen beschadigt bij het treden van de hen. De hen kan daardoor ernstige huid- en veerbeschadigingen op lopen.
Met de vaststelling van het Besluit diergeneeskundigen is destijds voorzien in de uitfasering van de ingreep per 1 september 2021. Met het oog op de voorziene uitfasering van ingrepen in voornoemd besluit, is destijds met de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee1 afgesproken om de voortgang van de maatregelen om te komen tot het verantwoord stoppen, steeds te evalueren. Ter uitvoering van de motie Geurts/Dik-Faber van 6 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 31 389, nr. 138) heeft er in 2017 een eerste evaluatie plaatsgevonden of het stoppen van ingrepen op een verantwoorde manier kan gebeuren. Wageningen Livestock Research (WLR) heeft in 2017, in opdracht van de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee, een wetenschappelijke rapportage uitgebracht waarin de laatste stand van zaken met betrekking tot het achterwege laten van ingrepen bij pluimvee wordt weergegeven. Op basis van deze rapportage en andere onderzoeken die de laatste jaren zijn uitgevoerd, is de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee gekomen tot een evaluatie als hiervoor bedoeld en heeft zij de resultaten van deze evaluatie aangeboden. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 5 juni 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 28 286, nr. 983). De ingreep van verwijdering van een deel van de achterste teen bij hanen komt ook aan de orde in het rapport van WLR en in het advies van de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee. In beide stukken wordt geconcludeerd dat het achterwege laten van het verwijderen van een deel van de achterste teen bij vaderdieren in de vermeerderingssector op dat moment nog niet op een verantwoorde manier kan gebeuren. Aangezien het verbod op de ingreep pas 1 september 2021 in zou gaan, is toentertijd niet tot uitstel van het verbod besloten.
De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee heeft sindsdien vervolgonderzoeken laten uitvoeren en heeft begin 2021 opnieuw een evaluatie uitgevoerd op basis van de laatste onderzoeksresultaten. Uitgangspunt bij de evaluatie van de noodzaak van de ingreep is of de ingreep uit oogpunt van het welzijn van de dieren verantwoord achterwege gelaten kan worden. Daarbij is een afweging aan de orde tussen enerzijds de gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het achterwege laten van de ingreep, dit betreft zowel de hennen als de hanen, en anderzijds de gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het toepassen van de ingreep, dit betreft dan de hanen. Uit de evaluatie van 2021 kwam naar voren dat het achterwege laten van de ingreep nog niet verantwoord kan gebeuren.
Het onderzoek liet zien dat er voor moederdieren van reguliere vleeskuikenouderdieren in de vleesvermeerdering een groot risico is op ernstige welzijnsaantasting bij het paren indien de achterste tenen van de hanen intact zouden blijven. De welzijnsaantasting betreft forse beschadigingen van de rug en/of dijen van de hennen en verhoogde uitval door ziekte als gevolg daarvan. Bij vleeskuikenouderdieren van twee trager groeiende vleeskuikenkoppels daarentegen, waren de onderzoeksresultaten positief. Om de eerste uitkomsten voor alle gebruikte rassen te kunnen bevestigen werd aangegeven dat meer praktijkkoppels van trager groeiende rassen gevolgd moeten worden. De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee concludeerde dan ook dat er voor de gehele groep hanen bestemd voor de fokkerij in de vleesvermeerdingssector verder onderzoek nodig was naar de voorwaarden en omstandigheden die nodig zijn voor het succesvol onbehandeld laten van deze dieren en daarmee voor een verantwoorde ingroei naar een verbod van de ingreep. Destijds is de tijdelijke vrijstelling verlengd naar 1 januari 2023. De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee heeft vervolgens vervolgonderzoek ingezet naar managementmaatregelen en in november 2022 geadviseerd het verbod uit te stellen tot 1 juli 2025. Deze tijd was nodig voor het onderzoek en, uitgaande van positieve resultaten, tijd voor de houders om het benodigde aangepaste management te implementeren. Dit advies is gevolgd en de tijdelijke vrijstelling is verlengd naar 1 juli 2025 (Stcrt. 2022, 34735).
Inmiddels heeft de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee een nieuw advies uitgebracht. De Stuurgroep geeft aan dat de beschikbare onderzoeksresultaten naar additioneel aangepast management mogelijkheden lijken te bieden de ingreep achterwege te kunnen laten. Echter zijn op dit moment nog onvoldoende resultaten beschikbaar voor een verbod. De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee adviseert dan ook de vrijstelling te verlengen met drie jaar naar 1 juli 2028. Reden voor het niet binnen de vrijstellingstermijn afronden van het onderzoek is dat het vervolgonderzoek, dat is ingezet ten tijde van de verlenging van de vrijstelling naar 1 juli 2025, aanzienlijk meer tijd kost dan eerder was voorzien. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat het tijd heeft gekost pluimveehouders te vinden die in het onderzoek mee wilden doen, vervolgens was het wachten op het moment dat bij deze houders een nieuw koppel op werd gezet alvorens met het onderzoek gestart kon worden. Het doel is de komende jaren de monitoring van de lopende koppels af te ronden en meer koppels te monitoren. Uiterlijk 1 juli 2027 zal de Stuurgroep op basis van deze resultaten een tussenevaluatie opleveren. Vervolgens is er dan tijd nodig voor houders om de benodigde managementmaatregelen te implementeren. Gelet op het feit dat het achterwege laten van de ingreep een veel groter aantal dieren treft, namelijk de hennen in de koppel, ten opzichte van het aantal dieren dat de ingreep ondergaat, de hanen, en uitgangspunt is dat wordt gewerkt aan verantwoorde uitfasering en daarmee uitvoerbare termijnen, is ervoor gekozen het advies van de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee te volgen en de tijdelijke vrijstelling te verlengen tot 1 juli 2028.
Momenteel bereidt de regering ontwerpregelgeving voor inzake een dierwaardige veehouderij. Dit ter uitvoering van onder andere artikel 2.3a van de Wet dieren. De Wet dieren verstaat onder een dierwaardige veehouderij onder andere dat, ‘voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd’, wordt voorzien in ‘respect voor de intrinsieke waarde en integriteit van het dier, waaronder in ieder geval verstaan wordt dat geen routinematige ingrepen worden uitgevoerd op basis van voldoende maatregelen gericht op het minimaliseren van risicofactoren’ (artikel 2.3a, tweede lid, aanhef en onder a). Daarnaast verplicht de Wet dieren tot het stellen van regels over het vervallen van ingrepen die op grond van artikel 2.8, tweede lid, onder b, van de Wet dieren, zijn aangewezen (artikel 2.3a, derde lid). Voor pluimvee zijn geen ingrepen meer aangewezen krachtens artikel 2.8, tweede lid, onder b. Wel is nu nog voorzien in een vrijstelling van het verbod waar het gaat om het verwijderen van de achterste teen bij hanen. Dat neemt niet weg dat ook deze vrijstelling eindig is omdat een routinematige toepassing van deze ingreep niet past in een dierwaardige veehouderij.
Het stoppen met deze ingreep past bij de inzet om te komen tot een dierwaardige veehouderij. Uitgangspunt hierbij is ingrepen verantwoord uit te faseren en verbodstermijnen op te nemen die uitvoerbaar zijn. Voor onderhavige ingreep geldt hetzelfde uitgangspunt. Voorgesteld uitstel past in de invoeringswijze van dierwaardige veehouderij, waarbij maatregelen ingaan op het moment dat er voldoende wetenschappelijke basis is en die uitvoerbaar zijn. De inzet van de Stuurgroep en de onderzoeken die zijn uitgezet sluit hier op aan.
Artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren voorziet in de mogelijkheid om een vrijstelling te verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze wet, voor zover het belang van de gezondheid van de mens, dieren of planten, het belang van het welzijn van dieren of het belang van het milieu zich daartegen niet verzetten. De in het eerste lid van artikel 10.1 genoemde belangen, met name het belang van de gezondheid en het welzijn van de dieren, verzetten zich niet tegen het verlenen van een vrijstelling. Het niet verlenen van de vrijstelling zou welzijns- en gezondheidsproblemen geven bij de hennen en treft daarmee een groter aantal dieren. Het verlengen van deze vrijstelling, is daarom gerechtvaardigd.
Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen door te voeren. In artikel 7.5 van de regeling stond nog een verwijzing naar artikel 2.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet dieren. Artikel 2.8 kent enkel een eerste lid, zonder onderdelen. De verwijzing naar artikel 2.8 is aangepast.
Daarnaast is de vrijstelling die opgenomen was in artikel 7.2 voor het handmatig identificeren van varkens met een merk verlopen (gold tot 1 januari 2024). Het artikel met de vrijstelling stond nog wel in de regeling, maar is met deze wijzigingsregeling komen te vervallen.
Bij het stellen van regels bij of krachtens Wet dieren, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, vloeit uit artikel 1.3 van de Wet dieren voort dat ‘ten volle rekening gehouden wordt met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.’.
In het kader van een verantwoorde uitfasering van de resterende ingrepen bij pluimvee wordt steeds gekeken naar de ingreep zelf, de methode, het effect op het dier dat de ingreep ondergaat en het effect op de koppelgenoten van de betreffende dieren. Deze vrijstelling houdt zoveel als mogelijk rekening met de intrinsieke waarde van zowel de hennen als de hanen. Het niet verlenen van de vrijstelling zou welzijns- en gezondheidsproblemen geven bij de hennen, hiermee wordt een groter aantal dieren getroffen dan de hanen die de ingreep ondergaan.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is belast met het toezicht op de naleving van onderhavige vrijstelling en de daaraan gekoppelde voorwaarden. De NVWA heeft de regeling beoordeeld op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid. De regeling voldoet aan al deze aspecten. De NVWA geeft in overweging om het traject van de uitfasering van ingrepen bij pluimvee nadrukkelijk(er) te verbinden aan het traject rondom de AMvB Dierwaardige veehouderij. In reactie daarop kan worden gemeld dat beide trajecten inderdaad verband hebben met elkaar en dat deze ingreep bij pluimvee dan ook wordt betrokken bij het opstellen van de regelgeving over dierwaardige veehouderij. Op die manier is en blijft de voortgang op het dossier van het uitfaseren van deze ingreep stelselmatig in beeld, ook in het kader van de ontwikkeling richting een dierwaardige veehouderij.
Deze wijzigingsregeling heeft, behoudens kennisnamekosten, geen gevolgen voor de regeldruk.
Notificatie van technische voorschriften als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241) en Richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376) is niet aan de orde omdat geen sprake is van technische voorschriften of een beperking van diensten van de informatiemaatschappij.
De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2025 en sluit daarmee aan bij een vast verandermoment. Daarnaast sluit het moment van inwerkingtreding aan op het aflopen van de vrijstelling die tot 1 juli 2025 liep (Stcrt. 2022, 34735).
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee bestaat uit verschillende partijen uit de pluimveeketen en de Dierenbescherming. De Stuurgroep wordt bijgestaan door onderzoekers van Wageningen Livestock Research en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-18914.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.