Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 april 2025, nr. 2025-0000057967, tot wijziging van de Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden in verband met het aanpassen van de regels voor een tussentijds voortgangsverslag [KetenID WGK027498]

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19, eerste lid, onder d, wordt ‘artikel 24, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 24, derde lid’.

B

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid hoeft geen tussentijds voortgangsverslag te worden overgelegd wanneer het project zestien maanden of korter duurt en geen voorschot als bedoeld in artikel 21 wordt gevraagd.

2. De leden twee tot en met vijf worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling vervalt de verplichting een tussentijds voortgangsverslag te overleggen wanneer de projectperiode van een project 16 maanden of minder is.

Op basis van artikel 24, eerste lid, van de Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) zijn aanvragers verplicht een tussentijds voortgangsverslag te overleggen wanneer hun project langer dan 12 maanden duurt. Uiterlijk 8 weken na de eerste 12 maanden wordt een tussentijds voortgangsverslag overlegd (14 maanden na de start van het project). Deze heeft een functie. Ze beschermt de subsidieontvanger tegen fouten die de ontvanger bij de eindverantwoording niet meer kan corrigeren. Door tussentijds via het tussentijds voortgangsverslag de accountant alvast te laten meekijken worden projecten behoed voor financiële onverwachtheden aan het eind van het project.

Voor projecten die zijn gestart in september 2024 of daarna, leidt het tussentijds voortgangsverslag echter tot een onnodige zware administratieve last. Deze projecten zijn door de einddatum van 31 december 2025 van de MDIEU veelal van kortere duur dan de projecten die eerder zijn gestart. Bij start van het project op 1 september 2024 is de maximale duur van de projectperiode 16 maanden. Het tussentijds voortgangsverslag zal voor deze projecten daardoor aan het einde van de projectperiode plaatsvinden. Aan het einde van het project volgt er ook een einddeclaratie. Daardoor volgen het tussentijds voortgangsverslag en de einddeclaratie te kort op elkaar.

Vanwege deze onnodig zware administratie last voor subsidieontvangers, vervalt de verplichting voor een tussentijds voortgangsverslag voor de groep subsidieontvangers met een projectperiode van 16 maanden of minder. Het blijft wel mogelijk voor aanvragers om een tussentijds voortgangsverslag te overleggen wanneer een projectperiode een kortere looptijd heeft dan 16 maanden; de verplichting hiertoe vervalt. Wanneer een subsidieontvanger een extra voorschot wil aanvragen, blijft de verplichting bestaan om een tussentijdsvoortgangsverslag in te dienen.

Voor projecten met een langere projectduur is het wenselijk de verplichting tot tussentijds voortgangsverslagen en de accountantscontrole in stand te houden, gezien de beschermende functie hiervan.

Regeldruk

Door deze wijziging van de MDIEU vervalt de verplichting tot het overleggen van een tussentijds voortgangsverslag voor een beperkte groep projecten van arbeidsorganisaties en van samenwerkingsverbanden. Het betreft projecten waarvan de projectperiode 16 maanden of minder bedraagt en waarbij geen extra tussentijds voorschot wordt aangevraagd in de zin van artikel 21. Door het vervallen van de verplichting heeft de aanvrager van een dergelijk project de keuze om wel of niet een tussentijds voortgangsverslag in te dienen.

Kiest een arbeidsorganisatie of een samenwerkingsverband om geen tussentijds voortgangsverslag in te dienen, dan leidt dit tot een beperkte vermindering van de regeldruk.

In de MDIEU (Stcrt.2021, 2522, p.18–20) is ingegaan op de regeldrukeffecten van het activiteitenplan voor samenwerkingsverbanden. In de regeling tot wijziging van de MDIEU in verband met de verlaging van het drempelbedrag en het openstellen van de regeling voor individuele arbeidsorganisaties (Stcrt.2023, 12759, p.11–13) zijn de regeldrukeffecten beschreven van het activiteitenplan voor individuele arbeidsorganisaties. De regeldrukkosten voor het onderdeel ‘opstellen van een tussentijds voortgangsverslag’ bedragen € 324 zowel voor een individuele arbeidsorganisatie als voor een samenwerkingsverband.

De verwachting bestaat dat 10 samenwerkingsverbanden en 200 arbeidsorganisaties door de regelwijziging geen tussentijds voortgangsverslag zullen indienen. Deze schatting is gebaseerd op het aantal samenwerkingsverbanden dat in het elfde aanvraagtijdvak een aanvraag heeft ingediend, waarbij de projectperiode start in de periode september t/m december 2024. Hierbij is tevens rekening is gehouden met het feit dat samenwerkingsverbanden regelmatig geen tussentijds voorschot aanvragen. De schatting van 200 arbeidsorganisaties is gebaseerd op het aantal arbeidsorganisaties dat in het twaalfde of dertiende aanvraagtijdvak een aanvraag heeft ingediend waarbij de projectperiode start in de periode september t/m december 2024. Er is rekening gehouden met het feit dat bedrijven relatief vaak een tussentijds voorschot aanvragen. Ook is er rekening gehouden met een gedragseffect dat op kan treden waarbij meer projecten geen tussentijds voorschot aanvragen. De mogelijkheid bestaat namelijk dat bij sommige projecten de projectperiode iets naar achteren wordt gezet, om geen tussentijds voortgangsverslag in te hoeven dienen. Het voorgaande resulteert in een vermindering van de regeldrukkosten voor samenwerkingsverbanden en arbeidsorganisaties gezamenlijk met € 68.040.

De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor formeel advies. De onderhavige wijziging van de MDIEU leidt tot een vermindering van de regeldrukkosten, die bovendien beperkt van aard is.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag na publicatie. Hiermee is de wijziging van toepassing op alle nog lopende subsidieprojecten. Subsidieontvangers kunnen zelf kiezen of ze van de in de regelwijziging voorziene lastenverlichting gebruik willen maken. De hierbij gekozen afwijking van de Aanwijzingen voor de regelgeving wat betreft vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van 2 maanden is dus in het belang van de subsidieontvangers.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (artikel 24)

De MDIEU vervalt per 1 januari 2026. De projecten die in de laatste tijdvakken zijn gestart, hebben daardoor vaak een kortere looptijd dan de eerdere projecten. De verplichting voor een tussentijds voortgangsverslag en de einddeclaratie volgen elkaar bij deze projecten snel op. Om die reden wordt in artikel 24 opgenomen dat projecten die 16 maanden of korter duren en geen voorschot als bedoeld in artikel 21 wensen, geen tussentijds voortgangsverslag hoeft te worden overgelegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum

Naar boven