Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2024, nr. 2024-0000058892 tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport ten behoeve van de Autoriteit woningcorporaties, de handhaving van de Woningwet wat betreft het toezicht op toegelaten instellingen en de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede de aanwijzing van ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport als toezichthouders op de naleving van de Woningwet en de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en tot wijziging van enkele andere besluiten (Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 22, zevende lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, de artikelen 5.1, 5.4, 5.5 en 5.6 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en artikel 61, vijfde lid van de Woningwet,

Gezien de schriftelijke instemming van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport 28 februari 2024.

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. autoriteit:

Autoriteit woningcorporaties, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet;

b. besluit:

Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;

c. inspecteur-generaal:

inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, bedoeld in artikel 22, lid 1, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023;

d. Minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

e. ministerie:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

f. wet:

Woningwet.

Artikel 2

  • 1. De inspecteur-generaal wordt belast met de uitoefening van de werkzaamheden van de autoriteit.

  • 2. De inspecteur-generaal stelt een organisatieonderdeel vast ter ondersteuning van de uitoefening van de werkzaamheden van de autoriteit.

Paragraaf 2. Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 3

  • 1. Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in de hoofdstukken IIIA en IV van de wet en artikel 118a, eerste lid, 130a en 134 van de wet, voor zover die verband houden met de bevoegdheden waarvan aan de autoriteit ingevolge deze wet mandaat en machtiging wordt verleend.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 19, vierde lid, 20, tweede en vijfde lid, 41b, 44, derde tot en met zesde lid, 53a, eerste lid, 54a en in de artikelen 57 tot en met 59, 59c, vierde en vijfde lid, 59g en in de artikelen 61a, eerste lid, tweede volzin en tweede lid, 61h, 61k, 61l, 61lb, 61u en in afdeling 6 van de wet.

  • 3. Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in:

    • a. hoofdstuk III, paragrafen 1, 3, 4 en 5, hoofdstuk IV en hoofdstuk V, met uitzondering van de artikelen 35, 36, 38, 39, eerste lid, tweede en derde volzin en 40 van het besluit,

    • b. artikel 121 van het besluit, met uitzondering van het eerste lid, laatste volzin, en

    • c. artikel 122 van het besluit voor zover de toepassing daarvan verband houdt met bevoegdheden waarvan de autoriteit anderszins mandaat wordt verleend.

Artikel 3a

[Vervallen per 02-02-2019]

Artikel 4

Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit mandaat en machtiging verleend tot uitoefening van de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in de artikelen 5.3, 5.4, 5.5, 5.6 en 7.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 5

Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit volmacht verleend voor het verrichten van rechtshandelingen op het terrein van de gemandateerde bevoegdheden, waaronder die verband houden met de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.

Artikel 6

  • a. De inspecteur-generaal is bevoegd om verzoeken in het kader van de Wet open overheid, de Wet Nationale ombudsman of de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover die verband houden met de uitvoering van de in de artikelen 3, 4 en 8 van dit besluit bedoelde taken namens de Minister af te doen;

  • b. De inspecteur-generaal is bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen.

Artikel 7

Het op grond van dit besluit verleende mandaat ten behoeve van de autoriteit omvat mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.

Artikel 8

  • 1. Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem krachtens mandaat is genomen.

  • 2. Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit tevens machtiging verleend voor het instellen en behandelen van juridische procedures, waaronder het voeren van verweer, het instellen van beroep, hoger beroep alsmede het indienen van verzoeken om voorlopige voorziening met betrekking tot een beslissing op bezwaar als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op gerechtelijke procedures die vóór 1 juli 2015 aanhangig waren en die op grond van het Besluit mandatering aan CFV van handhavingsbevoegdheden inzake financieel toezicht op toegelaten instellingen zoals dat luidde voor dat tijdstip, door het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting werden behandeld.

Artikel 9

  • 1. De inspecteur-generaal kan voor de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde aangelegenheden ondermandaat en machtiging verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam op het terrein van de autoriteit.

  • 2. De inspecteur-generaal kan de volmacht, bedoeld in artikel 5, verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam op het terrein van de autoriteit.

  • 3. Het verlenen van volmacht, ondermandaat of machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk.

  • 4. Een afschrift van een besluit inzake volmacht, ondermandaat en machtiging als bedoeld in het derde lid wordt gezonden aan de Minister en aan degenen aan wie krachtens het besluit volmacht, ondermandaat of machtiging is verleend

Artikel 10

  • 1. De inspecteur-generaal informeert de Minister over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden inzake de autoriteit.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis van volmacht en machtiging.

Artikel 11

Het krachtens dit besluit in mandaat, volmacht en machtiging ondertekenen van stukken inzake de autoriteit geschiedt als volgt:

De Minister voor van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

namens deze:

(aanduiding van de gemandateerde functionaris)

(handtekening)

(naam functionaris)

Paragraaf 3. Aanwijzing toezichthouders

Artikel 12

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, voor zover werkzaam op het terrein van de autoriteit, worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken IIIA en IV van de wet en de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector voor zover dit toezicht op toegelaten instellingen betreft.

Paragraaf 4. Wijzigingen in andere besluiten

Artikel 13

[Wijzigt het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving.]

Artikel 14

[Wijzigt het Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving.]

Artikel 15

Het Besluit mandatering aan het CFV van handhavingsbevoegdheden inzake financieel toezicht op toegelaten instellingen wordt ingetrokken.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 16

Het Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT van 29-07-2022 wordt ingetrokken.

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT.

Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

I Algemeen

De ILT is ingesteld bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van de 13 december 2011, (Stcrt, 2011, 23871). De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) en de VROM-Inspectiezijn per 1 januari 2012 gefuseerd tot één nieuwe organisatie: de ILT. Het instellingstraject voor nieuwe agentschappen werd doorlopen. Destijds is via de ’Aanbiedingsbrief evaluatie IVW’ (Kamerstukken II, 2012-2013, 30 873, nr. 4) aan de Tweede Kamer gemeld: ’Mede in het licht van de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie is met het Ministerie van Financiën afgesproken dat getoetst zal worden of de ILT voldoet aan de eisen die gelden voor een agentschap’. De te toetsen eisen zijn vastgelegd in de Regeling agentschappen.

Het Ministerie van Financiën heeft deze toetsing in de periode 2016-2017 uitgevoerd. De conclusie uit de groenlichtmeting is dat de ILT als organisatie niet voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de Regeling Agentschappen. Aan deze conclusie liggen twee hoofdredenen ten grondslag. Ten eerste knelt het resultaatgerichte sturingsmodel voor agentschappen met de onafhankelijkheid van de ILT. Ten tweede bleek dat de ILT niet voldoet aan de financiële randvoorwaarden voor het hanteren van het baten-laten stelsel.

Daarom is op 17 januari 2022 (Stc. 23 maart 2022 nr. 7765) door de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Financiën besloten om de agentschapsstatus van de ILT op te heffen en de ILT op te nemen als dienstonderdeel in het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

In artikel 1 onderdeel c van het Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT stond een verwijzing naar het instellingsbesluit van de ILT, met dit besluit wordt deze verwijzing aangepast naar artikel 22, eerste lid, van het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

II Artikelsgewijs

In artikel 3, eerste lid, van dit besluit heeft een wijziging plaatsgevonden in verband met de vernummering van de zogenaamde hardheidsclausule. Deze was oorspronkelijk opgenomen in artikel 119 van de Woningwet, maar is later vernummerd naar artikel 118a van de Woningwet. Gelet hierop is dit besluit aangepast. Tevens is de tweede volzin van artikel 3, eerste lid, van dit besluit geschrapt, omdat deze betrekking had op bepalingen van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting, die met de wetswijziging van de Woningwet per 1 januari 2022 zijn ingetrokken, omdat vanaf die datum een wijziging van de Woningwet heeft plaatsgevonden.1 Deze bepalingen uit de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting zijn bovendien materieel uitgewerkt, zodat ze niet langer onderdeel hoeven te zijn van dit mandaatbesluit.

Artikel 6, tweede lid, en 8 van dit besluit zijn zo aangepast dat de inspecteur-generaal in het vervolg actief en passief documenten in het kader van de Wet open overheid (Woo) openbaar kan maken, de algemene verordening gegevensverwerking (AVG) en de uitvoeringswet algemene verordening gegevensverwerking (UAVG) en verzoeken van de Nationale ombudsman kan afdoen. Waar nodig gaat het ook om het zelfstandig kunnen afhandelen van bezwaren in het kader van de genoemde wetten, evenals het instellen van beroep of hoger beroep in dit kader.

In artikel 11 van dit besluit is de ondertekening aangepast naar de actuele portefeuilleverdeling en is ‘Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening’, vervangen door Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

TK 2019-20, 35 517, nummer 3 (toelichting op artikel I, onderdelen DD, WW en XX).

Naar boven