Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 16 december 2024, nr. WJZ/ 89161537 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op de artikelen 32, vierde lid, 33, zesde lid, en 40, tweede lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de titel van hoofdstuk 10 wordt ‘, de verplaatsing van’ vervangen door ‘en de verplaatsing van’ en vervalt ‘en mestproductieplafonds’.

B

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘kennisgeving van overgang’ ingevoegd ‘en de kennisgeving van bedrijfsoverdracht’, wordt na ‘artikel 27, eerste lid,’ ingevoegd ‘respectievelijk artikel 33, derde lid,’ en wordt ‘geschiedt’ vervangen door ‘geschieden’.

2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. voor zover nodig voor de toepassing van een uitzondering als bedoeld in artikel 32, tweede of derde lid, respectievelijk artikel 32a, tweede of derde lid, van de wet, gegevens over de aard van de overgang van het productierecht.

3. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Bij de kennisgeving van bedrijfsoverdracht worden door partijen in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummers van de belanghebbenden betrokken bij de bedrijfsoverdracht;

    • b. het bij de bedrijfsoverdracht betrokken productierecht, uitgedrukt in aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden of kilogrammen fosfaat;

    • c. het gedeelte van het betreffende productierecht dat na het moment van de bedrijfsoverdracht op elk van de bedrijven blijft dan wel komt te rusten;

    • d. over de aard van de bedrijfsoverdracht, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de wet;

    • e. gegevens over het moment van de bedrijfsoverdracht;

    • f. voor zover nodig voor de toepassing van een uitzondering als bedoeld in artikel 33, vijfde lid, van de wet, gegevens over de aard van de bedrijfsoverdracht.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het vierde lid’ vervangen door ‘het vijfde lid’, wordt na ‘bedoeld in’ ingevoegd ‘artikel 32, vierde lid, respectievelijk’ en wordt ‘fosfaatrecht’ telkens vervangen door ‘productierecht’.

C

In artikel 104a wordt ‘artikel 104, tweede en derde lid’ vervangen door ‘artikel 104, tweede en vierde lid’.

D

In artikel 105, zesde lid, en artikel 111, tweede lid, wordt ‘artikel 104, vierde en vijfde lid’ telkens vervangen door ‘artikel 104, vijfde en zesde lid’.

E

In hoofdstuk 10 vervalt paragraaf 6.

F

In artikel 122, eerste lid, wordt ‘artikel 104, eerste, vierde en vijfde lid’ vervangen door ‘artikel 104, eerste, vijfde en zesde lid’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2024

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van de Meststoffenwet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie. Die wet implementeert de voorwaarde over de maximale mestproductie uit de derogatiebeschikking1 en wijzigt daarbij, voor zover hier van belang, de artikelen 18a, 32, 32a en 33 van de Meststoffenwet. Deze regeling regelt de gevolgen van de inwerkingtreding van die wet voor de Urm. Het gaat hierbij om een aanvulling van de bepalingen over de kennisgeving van overgang van productierechten en het introduceren van regels over de kennisgeving van bedrijfsoverdracht. Tevens vervalt paragraaf 6 uit hoofdstuk 10 van de Urm, waarin de mestproductieplafonds voor het jaar 2024 in lijn waren gebracht met de derogatiebeschikking.

2. Wijzigingen

2.1. Kennisgeving van overgang productierechten

De overgang van productierechten wordt gemeld met een kennisgeving van overgang. Dat volgt uit artikel 27 van de Meststoffenwet en is uitgewerkt in artikel 104 van de Urm. Als gevolg van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie vindt voortaan bij een overgang van varkens- en pluimveerechten, net als bij de overgang van fosfaatrechten, afroming plaats, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie (artikelen 32 en 32a van de Meststoffenwet). Van zo’n uitzondering is allereerst sprake, als de overgang van productierechten plaatsvindt in familieverband (tot en met de derde graad), tussen echtgenoten en geregistreerd partners, door erfopvolging of als er sprake is van kortdurende lease (het heen- en terugleasen van rechten binnen een kalenderjaar van de ene naar de andere landbouwer en vice versa).

Om te borgen dat de uitzondering op het afromen goed wordt toegepast, wordt een onderdeel d aan het derde lid van artikel 104 toegevoegd. Hierin is opgenomen dat de kennisgeving van overgang gegevens bevat over de aard van de overgang van het productierecht, als er sprake is van een situatie waarin geen afroming van toepassing zou zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld om het melden dat sprake is van een overgang in familieverband of van een kortdurende leasesituatie. RVO vroeg deze informatie al op bij een overgang van fosfaatrechten, maar zal dit nu ook bij overgang van varkens- en pluimveerechten opvragen. Met deze wijziging is nu ook in artikel 104 van de Urm opgenomen dat de kennisgeving deze gegevens bevat.

Specifiek voor varkens- en pluimveerechten vindt daarnaast eenmalig afroming plaats in geval van herhaalde kortdurende lease in de zin van artikel 32, derde lid, van de Meststoffenwet zoals dat door de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie is komen te luiden. Dit houdt in dat er geen afroming plaatsvindt als er op een later moment opnieuw sprake is van kortdurende lease van deze rechten tussen dezelfde bedrijven en voor maximaal het aantal rechten dat bij de eerste kortdurende leasetransactie overbleef na afroming. Om die uitzonderingsgrond goed toe te kunnen passen, is daarom in het zesde lid (nieuw) van artikel 104 opgenomen dat beide overgangen (dus heen én terug) gelijktijdig met één kennisgeving worden gemeld. Dit sluit aan bij wat al was geregeld voor de afromingsvrije lease van 100 kilogram fosfaatrechten (heen- en teruglease tussen dezelfde partijen binnen een kalenderjaar). Het is voor de uitvoering namelijk niet doenlijk dat pas aan het eind van een kalenderjaar kan worden bepaald op welke reeds geregistreerde overgangen al dan niet een eenmalige afroming van toepassing is. Tevens wordt hiermee voorkomen dat bedrijven vergeten een kennisgeving van de teruglease te doen, waardoor niet aan de voorwaarden voor deze afromingsvrije lease wordt voldaan. Overigens is het voor andere vormen van overgang van productierechten heen en terug binnen één kalenderjaar ook mogelijk de kennisgeving heen en de kennisgeving terug gelijktijdig te doen (artikel 104, vijfde lid (nieuw)), maar anders dan in geval van de 100 kilogram afromingsvrije lease bij overgang van fosfaatrechten en herhaalde kortdurende lease bij overgang van varkens- en pluimveerechten is dit niet verplicht. Het bestaande elektronische formulier voor de gelijktijdige kennisgeving van de heen- en teruglease wordt hiervoor aangepast.

2.2. Kennisgeving van bedrijfsoverdracht

Het nieuwe artikel 33 van de Meststoffenwet regelt dat voortaan ook in geval van een bedrijfsoverdracht (in de zin van het tweede lid van dat artikel) afroming van productierechten plaatsvindt, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie. Van zo’n uitzondering is bijvoorbeeld sprake als de bedrijfsoverdracht plaatsvindt in familieverband (tot en met de derde graad). Van die bedrijfsoverdracht moet een kennisgeving worden gedaan. Het is daarom nodig om, net als voor de kennisgeving van overgang van productierechten, ook de kennisgeving van bedrijfsoverdracht te regelen. Daarom is de kennisgeving van bedrijfsoverdracht aan het eerste lid van artikel 104 toegevoegd. Voor de juiste registratie hiervan en het al dan niet afromen van de bij de bedrijfsoverdracht betrokken productierechten, heeft RVO informatie nodig. Het nieuwe derde lid regelt daarom welke gegevens deze kennisgeving in ieder geval moet bevatten, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de regels over de kennisgeving voor de overgang van productierechten.

Allereerst gaat het om gegevens over de bij de bedrijfsoverdracht betrokken partijen. Dit is geregeld in onderdeel a. Onderdeel d regelt dat de kennisgeving gegevens bevat die zien op de aard van de bedrijfsoverdracht, zoals bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Meststoffenwet van belang. Dit is ook van belang voor de vraag of er eventueel een uitzondering op de afromingsplicht van toepassing is. Te denken valt hierbij aan:

  • overdracht van een bedrijf of deel van een bedrijf naar een andere landbouwer, zoals eigendomsoverdracht, verhuur en verpachten;

  • wijziging van de rechtsvorm die het bedrijf voert;

  • wijziging van de samenstelling van een samenwerkingsverband, zoals bij toe-of uittreden van maten en vennoten in een maatschap, VOF of CV;

  • wijziging van de rechtsvorm van een onderdeel van een samenwerkingsverband;

  • wijziging in de directe of indirecte zeggenschap in de rechtspersoon die het bedrijf voert. Dit geldt ook als de rechtspersoon deel uitmaakt van het samenwerkingsverband.

Uit onderdeel b volgt dat het aantal varkens-, pluimvee- of fosfaatrechten dat betrokken is bij de overdracht wordt vermeld en uit onderdeel c dat er gegevens worden verstrekt over de verdeling van het aantal productierechten over de bij de overdracht betrokken bedrijven. Dat laatste is vooral van belang als er sprake is van een overdracht van een deel van het bedrijf (splitsing of afsplitsing). Onderdeel e regelt verder dat de kennisgeving gegevens bevat over het moment van bedrijfsoverdracht, zodat de productierechten na de registratie van de kennisgeving met terugwerkende kracht door de overnemende partij benut kunnen worden. Voor de toepassing van de uitzondering op de afromingsplicht uit artikel 33, vijfde lid, van de wet, regelt onderdeel f tot slot, dat betrokken partijen in de kennisgeving melden welke situatie in dit geval op de bedrijfsoverdracht van toepassing is. Dit is nodig voor RVO om te kunnen bepalen of de registratie van de bedrijfsoverdracht gepaard gaat met afroming van de bij de bedrijfsoverdracht betrokken productierechten. Het gaat hier bijvoorbeeld om het melden dat sprake is van de overdracht van een bedrijf aan een echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner of een familielid (tot en met de derde graad), van de inbreng van een bedrijf in een maatschap met een familielid (tot en met de derde graad), of van een wijziging in de overwegende zeggenschap van het bedrijf, waarbij de overwegende zeggenschap komt te liggen bij een familielid (tot en met de derde graad).

De kennisgeving van bedrijfsoverdracht wordt, net als een kennisgeving van overgang productierechten, door alle betrokken partijen ondertekend. Na ontvangst van een volledig en door alle partijen ondertekende kennisgeving van bedrijfsoverdracht beoordeelt RVO de melding en vindt registratie plaats. Pas na een correcte registratie kan de overnemende partij met terugwerkende kracht tot het moment van de bedrijfsoverdracht de productierechten benutten.

Als gevolg van het toevoegen van het derde lid, zijn het derde tot en met vijfde lid (oud) vernummerd tot vierde tot en met zesde lid. De verwijzingen naar deze leden in de artikelen 104a, 105, 111 en 122 van de Urm, zijn als gevolg daarvan aangepast.

2.3 Vervallen mestproductieplafonds (paragraaf 6 in hoofdstuk 10)

In artikel 18a van de Meststoffenwet is vastgelegd hoeveel dierlijke mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, maximaal in Nederland en per sector mag worden geproduceerd. Deze plafonds waren echter niet in overeenstemming met de voorwaarden over de maximale mestproductie uit de derogatiebeschikking. De plafonds die gelden vanaf 1 januari 2024 zijn daarom geïmplementeerd via een wijziging van de Urm (Stcrt. 2023, 34916). Het gaat hier om de toevoeging van paragraaf 6 aan hoofdstuk 10.

Om deze voorwaarden wat betreft de per 2025 geldende mestproductieplafonds te implementeren, is daarnaast de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie voorbereid en vastgesteld. Met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van die wet zijn de mestproductieplafonds per 2025 conform de voorwaarden van de derogatiebeschikking in artikel 18a van de Meststoffenwet opgenomen. Dat betekent dat de in de Urm opgenomen mestproductieplafonds kunnen vervallen. Om die reden vervalt paragraaf 6 van hoofdstuk 10 (artikel I, onderdeel E) en wordt de titel van hoofdstuk 10 gewijzigd (artikel I, onderdeel A).

3. Effecten bedrijfsleven en overheid

3.1. Regeldruk

Met deze wijziging worden aanvullende voorschriften gesteld voor de kennisgeving van overgang van productierechten en worden regels gesteld voor de kennisgeving van bedrijfsoverdracht. Tevens komen de bepalingen die zien op de mestproductieplafonds 2024 te vervallen.

De verplichting voor varkens- en pluimveebedrijven om bij de kennisgeving van overgang van productierechten en de kennisgeving van bedrijfsoverdracht extra gegevens te melden leidt tot een beperkte toename van de administratieve last van in totaal € 5.698.

Bedrijven zijn op grond van artikel 27 van de Meststoffenwet en artikel 104 van de Urm al verplicht om een kennisgeving van overgang van productierechten te doen. Om te borgen dat de uitzondering op het afromen van de productierechten goed wordt toegepast, is aanvullend de verplichting opgenomen dat deze bedrijven bij de kennisgeving melden wat, indien van toepassing, de aard van de uitzondering op de afromingsplicht is. De administratieve lasten zijn hiervoor berekend op € 4.625. Hierbij is ingeschat dat jaarlijks circa 2.500 varkens- en pluimveebedrijven een kennisgeving van overgang van productierechten doen en het aanleveren van deze eventuele aanvullende gegevens circa drie minuten in beslag neemt, à € 37 per uur. RVO vroeg deze gegevens in het kader van de overgang van fosfaatrechten reeds op.

De verplichting om ingeval van herhaalde kortdurende lease van varkens- en pluimveerechten de heen- en teruglease in éen kennisgeving te melden, heeft geen regeldrukkosten tot gevolg.

Een landbouwer is reeds verplicht wijzigingen in zijn bedrijfsvoering te melden. Als gevolg van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie moeten landbouwers, als er sprake is van een bedrijfsoverdracht in de zin van het tweede lid van artikel 33, een kennisgeving doen. Deze wijzigingsregeling regelt welke extra gegevens in dat geval gemeld moeten worden. Het gaat daarbij om de in het nieuwe derde lid van artikel 104 geregelde gegevens. Dit betreft onder andere gegevens die zien op de bij de bedrijfsoverdracht betrokken productierechten, verdeling van de productierechten indien sprake is van een gedeeltelijke bedrijfsoverdracht, de aard van de bedrijfsoverdracht zoals bedoeld in artikel 33, tweede en vijfde lid, van de Meststoffenwet. Dit is nodig voor een juiste registratie van de bedrijfsoverdracht en om te kunnen bepalen of de bedrijfsoverdracht gepaard gaat met afroming van de bij de bedrijfsoverdracht betrokken productierechten.

De lasten die zijn berekend voor het aanleveren van deze extra gegevens in de kennisgeving voor bedrijfsoverdracht bedragen circa € 1.073, Hierbij is ingeschat dat jaarlijks circa 580 bedrijven een kennisgeving van bedrijfsoverdracht moeten doen en het aanleveren van deze reeds op het bedrijf bekende gegevens circa drie minuten kost à € 37 per uur.

Het laten vervallen van de bepalingen ten aanzien van de mestproductieplafonds 2024, heeft geen regeldrukkosten tot gevolg.

In de memorie van toelichting bij de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (Kamerstukken II, 2024/25, 36 618, nr. 3, p. 23-24) is de regeldruk die ziet op het inlezen in de gewijzigde regelgeving en de berekening van het benodigd aantal productierechten reeds toegelicht.

Een ontwerp van de onderhavige regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen over de regeling omdat de gevolgen voor regeldruk voldoende zijn beschreven in onderhavige toelichting en beperkt zijn.

3.2. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De uitvoering van de fosfaat- en dierrechtenstelsels, waaronder de overgang van rechten, ligt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) ziet toe op de handhaving.

RVO is gevraagd deze regeling te toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. RVO komt tot de conclusie dat deze regeling wijzigingen in de uitvoering en de handhaving tot gevolg heeft. Formulieren moeten worden aangepast, dan wel worden ontwikkeld, waardoor het uitvoeringsproces en de handhaving van de overgang van productierechten en van bedrijfsoverdracht moet worden herzien. Daarnaast is inzet nodig op het gebied van communicatie over de kennisgeving overgang productierecht en de kennisgeving van bedrijfsoverdracht om deze aan te passen. Hier is in de memorie van toelichting bij de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie reeds op ingegaan.

De NVWA heeft aangegeven dat zij afzien van een uitvoerings- en handhavingstoets omdat deze wijziging ziet op de uitvoering en niet op handhaving.

3.3. Milieueffecten

Deze wijzigingsregeling strekt ertoe uitvoering te geven aan de wijzigingen in de Meststoffenwet als gevolg van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie, waarbij de milieueffecten van de maatregelen veelal indirect van aard zijn. Deze regeling heeft op zichzelf geen milieueffecten.

4. Consultatie

In het kader van deze regeling heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden. De wijzigingen van de Meststoffenwet zijn al eerder geconsulteerd. De uitwerking van de gevolgen hiervan in de Urm is overwegend technisch van aard en een snelle invoering van de wijzigingen in deze regeling is aangewezen.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Voor de bepalingen over de kennisgevingen (artikel I, onderdelen B, C, D en F) geldt dat deze in werking treden gelijktijdig met het in werking treden van de wettelijke grondslag (artikel I, onderdelen B en D, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie). Concreet betekent dat dat deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 in werking treden (Stb. 2024, 370).

Ook de bepalingen over het vervallen van paragraaf 6 in hoofdstuk 10 in artikel I, onderdelen A en E, van deze regeling, treden in werking met ingang van 1 januari 2025. Dat is namelijk het moment waarop de mestproductieplafonds conform de derogatiebeschikking in artikel 18a van de Meststoffenwet zijn opgenomen (artikel I, onderdeel A, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie).

In beide gevallen wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten voor de regelgeving, die inhoudt dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Die afwijking kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat deze bepalingen nodig zijn voor een goede uitvoering van de op grond van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie in werking getreden wijziging van de Meststoffenwet.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2022, L 277).

Naar boven