TOELICHTING
Op 1 september 2015 is de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken1 in werking getreden. Jaarlijks wordt bezien of de in die regeling vastgestelde tarieven
moeten worden aangepast. Met de onderhavige regeling worden de tarieven in de Regeling
tarieven veiligheidsonderzoeken voor 2025 als volgt aangepast.
Soort onderzoek
|
Tarief 2020
|
Tarief 2021
|
Tarief 2022
|
Tarief 2023
|
Tarief 2024
|
Tarief 2025
|
A
|
€ 4.004
|
€ 4.004
|
€ 3.275
|
€ 3.408
|
€ 2.912
|
€ 3.014
|
B
|
€ 1.193
|
€ 1.193
|
€ 1.056
|
€ 910
|
€ 776
|
€ 803
|
C
|
€ 832
|
€ 832
|
€ 827
|
€ 720
|
€ 643
|
€ 666
|
BL
|
€ 127
|
€ 127
|
€ 129
|
€ 180
|
€ 177
|
€ 183
|
Per 1 oktober 2018 is de Regeling Unit Veiligheidsonderzoeken2 in werking getreden. Hiermee is een gezamenlijk werkverband van de Algemene Inlichtingen
en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD)
tot stand gebracht ten behoeve van het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld
in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit is de Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO).
Ingevolge artikel 9a van de Wvo dienen alle kosten die samenhangen met het verrichten
van een veiligheidsonderzoek aan de werkgever te worden doorberekend.
De tekst van artikel 9a, eerste lid, van de Wvo luidt: ‘De kosten die samenhangen
met het verrichten van een veiligheidsonderzoek als bedoeld in de artikelen 7 en 9
komen ten laste van de werkgever’. Gelet op de verschillende posten waaruit de kosten
voor veiligheidsonderzoeken kunnen bestaan is er enige beoordelingsruimte bij het
vaststellen van de kosten die kunnen worden aangemerkt als kosten die samenhangen
met het verrichten van een veiligheidsonderzoek als bedoeld in de artikelen 7 en 9
van de Wvo. Deze kosten worden bepaald met het hierna door KPMG ontwikkelde integrale
en reële kostprijsmodel.
Met ingang van 1 januari 2021 is door de UVO een door KPMG integraal en reëel kostprijsmodel
gebruikt om de tarieven veiligheidsonderzoeken vast te stellen. De UVO hanteert daarbij
verschillende gemeten normtijden, zoals de gemeten behandeltijd, en koppelt deze aan
de werkprocessen van de organisatie. Ook is een inschatting gemaakt van de verwachte
volumes in de aankomende jaren. Deze informatie wordt gebruikt in het kostprijsmodel
enerzijds om kosten toe te delen naar de verschillende typen veiligheidsonderzoeken
en anderzijds om de hoogte van kostprijzen te bepalen. Voor de bepaling van de kostprijzen
worden de integrale kosten per type veiligheidsonderzoek gedeeld door de verwachte
volumes. Het kostprijsmodel rekent vervolgens die kosten door naar integraal kostendekkende
kostprijzen voor de verschillende typen veiligheidsonderzoeken (A, B, C en BL) en
op basis daarvan de samenhangende tarieven. Om grote fluctuaties in kostprijzen te
voorkomen, is gekozen voor een meerjarig tarievenbeleid met gemiddelde normtijden
bepaald over meerdere jaren.
De toerekenbare kostenbasis ziet op alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken. De kosten van de UVO bestaan uit drie hoofdcomponenten,
te weten de directe kosten van AIVD en MIVD, de aan de UVO doorberekende overhead
van AIVD en MIVD en specifiek voor de burgerluchtvaart de doorberekende kosten van
de mandaathouder Koninklijke Marechaussee (KMar).
De directe kosten van de UVO bestaan onder meer uit salarissen (personeelskosten)
en kosten voor bedrijfsvoering en externe naslagen (overig budget). Verder heeft de
UVO toegang tot kennis van andere AIVD-onderdelen. Dit ziet op raadpleging van inlichtingendatabases
en (personele) inspanningen voor naslag verzoeken. Voor ieder veiligheidsonderzoek
van de UVO worden diverse inlichtingendatabases geraadpleegd. Een gedeelte van de
aan die databases verbonden uitvoeringskosten wordt toegerekend aan de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken. Onder de overheadkosten van de UVO in het model vallen
kosten zoals de huisvestingskosten die worden toegerekend aan de UVO, de (toerekenbare)
kosten voor ICT voorzieningen en kosten van aan de UVO ondersteunende diensten zoals
communicatie, juridische zaken en facilitaire diensten.
Alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken worden op
basis van verschillende verdeelsleutels toegeschreven aan functiegroepen en de vier
producten. Een verdeelsleutel heeft als doel om kosten op een zo goed mogelijke wijze
toe te rekenen aan functiegroepen, processen, activiteiten en producten. Met de overzichten
vanuit het tijdschrijfsysteem wordt een zo’n nauwkeurig mogelijke kostenallocatie
bewerkstelligd. Het verdelen van de volledig integrale kostenbasis via middelen en
activiteiten naar producten resulteert in integrale kosten per type veiligheidsonderzoek.
Wijzigingen in de bedrijfsvoering UVO
De Unit veiligheidsonderzoeken werkt al langer aan de verbetering van werkprocessen
om op de lange termijn de toenemende vraag naar veiligheidsonderzoeken aan te kunnen.
Zo is onder meer de verwachting dat in 2025 de elektronische opgave persoonlijke gegevens
gehanteerd kan worden in de burgerluchtvaart. Ook worden onderdelen van het veiligheidsonderzoek
geautomatiseerd wat gevolg heeft voor het bedrijfsproces en de daarmee samenhangende
personeelsbezetting. Deze effecten krijgen vanaf 2025 hun beslag.
Tegelijkertijd is, als consequentie van het besluit van de Minister van Justitie en
Veiligheid van 10 maart 2022, nr. 3582131 waarbij functies in de beveiligde vracht-
en toeleveringsketen burgerluchtvaart zijn aangewezen als vertrouwensfunctie, het
werkaanbod bij de UVO dusdanig gestegen dat, totdat bedoelde automatisering is geïmplementeerd,
de met het werkaanbod samenhangende personeels- en additionele kosten van de UVO zeer
fors zijn toegenomen. Voornoemde veranderingen brengen een dusdanig sterke fluctuatie
van de uitvoeringskosten met zich mee dat met de huidige systematiek zeer grote schommelingen
in de tarieven niet kunnen worden te voorkomen. Dit is contrair aan de wens van een
stabiele prijsvorming.
Tevens dient het huidige kostprijsmodel geactualiseerd te worden omdat het model niet
volledig kan voorzien in de aanpassingen van de kostenopbouw gerelateerd aan een gewijzigd
werkproces. Onderdelen van het aangepaste bedrijfsproces zijn niet verdisconteerd
zodat er onvoldoende zicht is op alle toe te rekenen kosten op jaarbasis. Realisatie
van het nieuwe model wordt niet eerder verwacht dan eind 2025.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen3 is er enige beoordelingsruimte bij het vaststellen van de kosten die kunnen worden
aangemerkt als kosten die samenhangen met het verrichten van een veiligheidsonderzoek
als bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de Wvo.
In dat kader is ervoor gekozen de kosten vast te stellen op de kosten zoals deze voor
2024 zijn bepaald en deze te indexeren. Indexering van de tarieven, zoals deze laatstelijk
zijn vastgesteld met de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken 20244, voor 2025 is de meest aangewezen benadering om enerzijds een reële kostprijs te
garanderen en anderzijds onwenselijke tariefschommelingen voor werkgevers te voorkomen.
Hiermee wordt ook aan het werkgeversbelang van een stabiele prijsvorming tegemoet
gekomen in overeenstemming met een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 juni
20215 waarbij is aangegeven dat de belangen van de werkgever uitdrukkelijk mee gewogen
moeten worden bij de vaststelling van een tariefverhoging.
Voor de indexering is gebruik gemaakt van de consumentenprijsindex (CPI). Dit is een
indexcijfer dat het prijsverloop weergeeft van een pakket goederen en diensten zoals
dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. De CPI houdt daarbij
rekening met de prijsontwikkeling van overheidsdiensten. De ontwikkeling van de CPI
in de periode tussen september 2023 en september 2024 is door het Centraal Bureau
voor de Statistiek berekend op 3,5%. Dit zijn op het moment van het opstellen van
deze regeling de meest recente beschikbare gegevens.
Inwerkingtreding
De met de onderhavige regeling vastgestelde tarieven worden toegepast op initiële
of herhaalonderzoeken die op of na 1 januari 2025 zijn aangemeld. Bij schriftelijke
aanvragen is de datum poststempel op een aanvraag bepalend.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark