Regeling van De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 november 2024, kenmerk 3989576-1074170-IZB houdende wijziging van de Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie in verband met een aanpassing van de aanwijzing als dienst van algemeen economisch belang

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies:

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Dienst van algemeen economisch belang

De GGD wordt voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, belast met een dienst van algemeen economisch belang.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van de Regeling specifieke uitkering COVID-19-vaccinatie (hierna: de Regeling) die per 1 juli 2023 in werking is getreden1, kan een specifieke uitkering (hierna: uitkering) worden verstrekt aan GGD’en voor het toedienen van COVID-19-vaccinaties. De Regeling heeft een geldingsduur tot 1 januari 2026. Voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2024 is reeds een uitkering verstrekt aan de GGD’en.

Momenteel wordt een kostprijsonderzoek uitgevoerd door KPMG. Dit kostprijsonderzoek moet leiden tot een inzicht in de verschillen in kosten tussen de GGD’en voor het toedienen van COVID-19-vaccinaties. Het streven is om te komen tot een variabele financiering op basis van een vergoeding per COVID-19-vaccinatie. De uitkomsten van dit onderzoek worden medio januari 2025 bekendgemaakt. Op basis van het kostprijsonderzoek worden de vergoedingen aan de GGD’en bepaald. De Regeling wordt na afronding van het onderzoek in 2025 nog een keer aangepast, waarbij onder meer artikel 3 zal worden gewijzigd. GGD’en kunnen na de wijziging dan in de loop van 2025 een uitkering aanvragen voor de activiteiten die zij vanaf 1 januari 2025 uitvoeren.

De wijziging die nu wordt doorgevoerd is een noodzakelijke tekstuele aanpassing van artikel 5. Het verstrekken van een specifieke uitkering aan een GGD voor de uit te voeren activiteiten komt in principe neer op staatssteun. Deze staatssteun is geoorloofd, omdat in artikel 5 is bepaald dat de activiteiten zijn aangewezen als een Dienst van Algemeen Economisch Belang (hierna: DAEB) in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. De tekstuele wijziging houdt in dat de DAEB niet langer gekoppeld is aan het moment van ontvangst van de uitkering door de GGD’en (de uitkering wordt pas na 1 januari 2025 vastgesteld), maar aan de activiteiten die worden uitgevoerd in 2025. Ook bij het toedienen van COVID-19-vaccinaties door GGD’en in 2025 zijn de GGD’en belast met het uitvoeren van een DAEB, ongeacht of hier financiering tegenover staat.

2. Artikelsgewijs

ARTIKEL I

Onderdeel A

Aanpassing van artikel 5 is noodzakelijk, omdat de financiering voor 2025 niet voor 1 januari 2025 kan worden afgerond en de GGD'en vanaf 1 januari in de eerste maanden van 2025 ook activiteiten zullen uitvoeren in verband met het toedienen van COVID-19-vaccinaties. De formulering van artikel 5 hield in dat een GGD die activiteiten uitvoert die onder deze Regeling vallen, alleen belast is met een DAEB vanaf het moment dat de GGD daarvoor een uitkering heeft ontvangen. Dat zou betekenen dat bij de activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de Regeling die de GGD'en begin 2025 verrichten, nog geen sprake is van het uitvoeren van een DAEB. Gelet op de staatssteunregels zou dit problematisch zijn, omdat een DAEB niet met terugwerkende kracht kan worden gevestigd. Door de aanpassing bepaalt artikel 5 eenvoudigweg dat de GGD voor het uitvoeren van de activiteiten wordt belast met een DAEB. Zodoende kan bekostiging voor deze activiteiten ook op een later moment nog worden gerealiseerd.

ARTIKEL II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn bij regelgeving (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Spoedige publicatie is noodzakelijk omdat de GGD’en opnieuw vanaf 2025 activiteiten zullen uitvoeren waarvoor een DAEB is gevestigd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans


X Noot
1

Gewijzigd met ingang van 1 januari 2024 bij regeling van 11 december 2023 (Stcrt. 2023, nr. 34676) en bij regeling van 1 juli 2024 (Stcrt. 2024, nr. 20750).

Naar boven