Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36826 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2024, 36826 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 2, 4, 5, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 15, 16, 17, tweede lid, 19, tweede lid, 25, 34, eerste lid en 44, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan hoofdstuk 3 wordt een titel toegevoegd, luidende:
In deze titel wordt verstaan onder:
een elektrochemisch systeem dat energie opslaat en kan terug leveren als elektrische energie; het betreft alleen secundaire – opnieuw oplaadbare – batterijen, zonder verdere afbakening van hun chemische samenstelling;
samenhangend geheel van activiteiten behorende bij een onderwerp, omschreven in bijlage 3.31.1, waarbij partijen die onderdeel zijn van eenzelfde Circular Batteries-project tezamen de rollen vervullen die benoemd zijn in bijlage 3.31.1;
het Nationaal Groeifondsprogramma Material Independence and Circular Batteries, waaraan door het kabinet op 30 juni 2023 budget is toegekend, dan wel waarvoor budget is gereserveerd, zoals opgenomen in Kamerstukken II 2022/23, 30 196, nr. 812;
industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie van deze vormen, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten;
overige projectactiviteiten, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten, bestaande uit de brede verspreiding van onderzoeksresultaten op een niet-exclusieve en niet-discriminerende basis;
activiteiten die bijdragen aan het doel van een Circular Batteries-project, niet zijnde fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie.
1. De minister verstrekt op aanvraag aan een deelnemer in een samenwerkingsverband een subsidie voor het uitvoeren van een Circular Batteries-project.
2. Een samenwerkingsverband bestaat uit:
a. subsidieontvangers die activiteiten voor een project uitvoeren; of
b. een subsidieontvanger of subsidieontvangers als bedoeld in onderdeel a, en partijen:
1°. niet-zijnde subsidieontvangers, die voor eigen rekening en risico, activiteiten voor een project uitvoeren; of
2°. niet-zijnde subsidieontvangers en niet-zijnde financiers, die voor eigen rekening en risico een bijdrage leveren aan de financiering van een project.
3. Een samenwerkingsverband als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, bevat ten minste:
a. één onderzoeksorganisatie en één onderneming; of
b. twee ondernemingen die niet met elkaar in een groep verbonden zijn.
1. De subsidie bedraagt voor een Circular Batteries-project:
a. voor zover de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming:
1°. 50 procent van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;
2°. 25 procent van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling;
3°. 100 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op overige projectactiviteiten;
b. 80 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties;
c. 100 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op overige niet-economische projectactiviteiten of op overige projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties.
2. De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, worden verhoogd met:
a. 10 procentpunten, indien de aanvrager een middelgrote onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de middelgrote onderneming;
b. 20 procentpunten, indien de aanvrager een kleine onderneming is en de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door de kleine onderneming;
c. 15 procentpunten, indien het Circular Batteries-project daadwerkelijke samenwerking behelst tussen een onderneming en één of meer onderzoeksorganisaties, waarbij deze organisaties ten minste 10 procent van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;
met dien verstande dat de percentages niet meer bedragen dan 80 procent van de subsidiabele kosten.
3. De subsidie voor een Circular Batteries-project bedraagt ten hoogste het bedrag van het subsidieplafond dat geldt voor het onderwerp waaronder het project valt.
4. Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een samenwerkingsverband per Circular Batteries-project meer bedraagt dan het maximum subsidiebedrag, bedoeld in het derde lid, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.
5. De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten minste € 125.000.
6. De subsidie voor overige projectactiviteiten bedraagt ten hoogste 5 procent van de totale subsidiabele kosten van het Circular Batteries-project, en niet meer dan € 300.000 per deelnemer van een samenwerkingsverband.
7. Onverminderd het zesde lid, bedraagt de subsidie, voor zover het overige projectactiviteiten betreft die door een onderneming worden uitgevoerd, per onderneming in een samenwerkingsverband ten hoogste € 300.000 over een periode van drie jaar.
1. Voor projectactiviteiten die bestaan uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, komen de kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor subsidie in aanmerking, voor zover de activiteiten nieuw, creatief, onzeker en systematisch zijn en leiden tot overdraagbare en reproduceerbare resultaten.
2. Voor subsidie komen niet in aanmerking de kosten voor activiteiten, voor zover eerder op grond van deze titel subsidie is verstrekt voor soortgelijke activiteiten.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen per onderwerp opgenomen in bijlage 3.31.1.
1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten wordt gestart binnen zes maanden na de verlening.
2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is vier jaar.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien:
a. de aanvrager voornemens is het eigen aandeel in de projectkosten te financieren uit het deel van de aangevraagde subsidie voor subsidiabele kosten, waarvoor het uurtarief, bedoeld in artikel 3.1.1, wordt gehanteerd;
b. de kwaliteit van Circular Batteries-project onvoldoende is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico's, de uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen of de mate waarin de beschikbare middelen effectief en efficiënt worden ingezet;
c. de slaagkans van de innovatie in de Nederlandse markt en maatschappij onvoldoende is, waarbij onder de Nederlandse markt en maatschappij ook wordt verstaan de markt en maatschappij van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
d. sprake is van activiteiten die vallen onder artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening en er onvoldoende sprake is van vernieuwing, blijkende uit een vernieuwende technologie of een vernieuwende toepassing van een bestaande technologie;
e. het plan dat betrekking heeft op de wijze waarop de kennisverspreiding plaatsvindt, van onvoldoende kwaliteit is.
1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatie in het kader van het NGF-programma MICB van de effecten van de door hem uitgevoerde activiteiten, bedoeld in artikel 3.31.2, eerste lid, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.
3. De subsidieontvanger verstrekt gedurende de looptijd van het Circular Batteries-project jaarlijks een voortgangsrapportage die de minister kan gebruiken voor de openbare brede verspreiding van de niet-bedrijfsgevoelige kennis en informatie die met het Circular Batteries-project worden opgedaan.
4. De subsidieontvanger maakt de niet bedrijfsgevoelige kennis en informatie die met het project wordt opgedaan na afloop van het Circular Batteries-project openbaar in een, naar het oordeel van de minister, kwalitatief voldoende verslag.
5. Iedere publicatie door of met medewerking van de deelnemers in het Circular Batteries-project of hun medewerkers wordt voorzien van de vermelding dat het project wordt uitgevoerd met subsidie van het Ministerie van Economische Zaken.
6. Voor elk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.31.2, tweede lid, dient een samenwerkingsovereenkomst te worden overlegd aan de minister.
1. Een aanvraag om subsidie bevat ten minste:
a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;
b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;
c. een projectplan met de kerngegevens over het Circular Batteries-project;
d. een begroting en een mijlpalenbegroting, waarin een omschrijving wordt gegeven van:
1°. de omvang van de gevraagde subsidie, de verwachte kosten en opbrengsten van de activiteiten per mijlpaal;
2°. de kosten en de financiële bijdrage per deelnemer;
3°. andere inkomsten, waaronder subsidies uit anderen hoofde, waarmee de activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden gefinancierd en waarin een financieringsplan is opgenomen waaruit in ieder geval de wijze waarop de deelnemers in het samenwerkingsverband hun eigen aandeel in de projectkosten financieren blijkt;
e. een plan dat betrekking heeft op de wijze waarop de kennisverspreiding plaatsvindt;
f. voor zover het overige projectactiviteiten betreft die worden uitgevoerd door ondernemingen, een verklaring de-minimissteun van elke onderneming van het samenwerkingsverband die deze activiteiten uitvoert.
2. Het projectplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
a. een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning en een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning per deelnemer;
b. een beschrijving van de deelnemers, waaronder de kennis, ervaring en capaciteiten van henzelf en van andere bij de uitvoering van de activiteiten betrokken partijen, voor zover die relevant is om de kwaliteit van de deelnemers te kunnen beoordelen.
De subsidie, bedoeld in artikel 3.31.2, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties of overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:
a. artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
b. de algemene de-minimisverordening, voor zover de subsidie bestemd is voor de overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen.
B
Na bijlage 3.30.1 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
Deze subsidie-module richt zich met de Circular Batteries-projecten op de huidige generatie batterijen en volgende generatie batterijen. Onder de huidige generatie batterijen worden verstaan de typen batterijen die bij indiening van het Nationaal Groeifondsprogramma Material Independence and Circular Batteries (het NGF-programma MICB), in 2023, tot de stand der techniek behoorden en commercieel en op grote schaal geproduceerd werden. Voorbeelden hierbij zijn de lithium-ionbatterijtypen NMC-batterij (met een kathode van nikkel, mangaan en kobalt en een anode van grafiet; omvattende in ieder geval de typen NMC 111, NMC 622, NMC 433, NMC 532 en NMC 811), de LFP-batterij (met een kathode van lithium, ijzer en fosfaat en een anode van grafiet). Batterijen die niet binnen de definitie van huidige generatie batterijen vallen en verbeterde prestaties of verminderd gebruik van kritieke materialen laten zien, worden in deze context gezien als volgende/nieuwe generatie batterijen. Deze categorie kan een verbeterde versie van de lithium-ionbatterijen omvatten (zoals de NMC 9.5.5 batterij), maar zal met name zien op geheel nieuwe batterijtypen, zoals de (semi-)vastestofbatterij, de natriumbatterij en batterijtypen met een verbeterde anode, zoals de siliciumanode of grafeenanode.
Per onderwerp is een korte beschrijving van het doel van het onderwerp opgenomen (paragraaf 1.2). Daarnaast is aangegeven voor welke samenwerkingen het onderwerp opengesteld is, welke rollen (paragraaf 1.1) aanwezig dienen te zijn in een samenwerkingsverband (tabel ‘onderwerpen subsidiemodule Circular Batteries’) en wat voor type activiteiten in de projecten binnen het onderwerp uitgevoerd mogen worden (paragraaf 1.2.1).
Voor het stimuleren van een Nederlands batterijecosysteem en het verkrijgen van enkele control points in de batterijwaardeketen is samenwerking tussen verschillende spelers van het samenwerkingsverband van groot belang. Daarom worden per onderwerp eisen gesteld aan de samenstelling van het samenwerkingsverband, zodat de verschillende rollen die nodig zijn om tot toepasbare projectresultaten te komen, betrokken zijn. Daarbij geldt dat het gaat om de rol die een deelnemer in het samenwerkingsverband vervult binnen het project. Een onderneming kan in een project meerdere rollen vervullen of een rol vervullen die niet de hoofdactiviteit van deze onderneming is. Wel dient aannemelijk te zijn dat de onderneming de rol kan uitvoeren.
Binnen de onderwerpen kunnen de volgende rollen worden onderscheiden:
– Onderzoeksorganisatie: een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder ff, van het O&O&I-steunkader;
– Partij actief in voorbehandelingsproces ten behoeve van recycling: een partij die voorbehandeling (pre-treatment) voor de daadwerkelijke recycling uitvoert. Voorbeelden zijn (diep)ontladen, ontmantelen, versnipperen en smelten. De voorbehandeling kan een combinatie van verschillende technieken omvatten;
– Partij actief in terugwinning: een partij die kritieke materialen, zoals vermeld in bijlage IV van de algemene groepsvrijstellingsverordening, onttrekt en terugwint uit al dan niet voorbehandelde batterijen door middel van recycling. Voorbeelden van deze kritische materialen zijn lithium, kobalt en nikkel;
– Partij actief in raffinage van gerecyclede batterijmaterialen: een partij die gerecycled materiaal opwerkt tot materiaal waarmee nieuwe batterijen en/of batterijonderdelen kunnen worden vervaardigd (‘battery grade’);
– Partij actief in testen en standaarden: een partij die testprotocollen en/of standaarden voor batterijen, batterijonderdelen, batterijmodules en/of batterijpakketten ontwikkelt;
– Leverancier van nieuwe proces- en productieapparatuur: partij die apparatuur voor het productieproces en/of voor de productie van batterijen ontwikkelt;
– Ontwikkelaar en producent van basismaterialen: een partij die basismaterialen of componenten voor batterijen ontwikkelt en/of gaat/laat produceren. Voorbeelden zijn de anode, kathode, elektrolyt, membraan en behuizing;
– Testgebruiker: een partij die innovaties implementeert in een industriële pilotomgeving;
– Technologieleverancier: partij die componenten, materialen, ontwerpen, equipment, software of expertise levert met betrekking tot batterijtechnologie;
– Producent batterijmodules/pakketten: Battery module & pack producent: een partij die batterijmodules en -packs ontwerpt en/of ontwikkelt en/of assembleert;
– Original equipment manufacturer (OEM): een producent van componenten, essentiële onderdelen, equipment of eindproducten, specifiek bedoeld voor toepassingen in het zware vervoer, zoals vrachtwagenbouwers, scheepsbouwers en vliegtuigbouwers;
– Partij actief in hergebruik: een partij die de levensduur van batterijen verlengt middels inzet in tweede leven (een nieuwe toepassing in een ander apparaat) dan wel hernieuwde toepassingen en/of andere levensduurverlengende maatregelen, zoals design, monitoring, onderhoudsstrategie of reverse logistics.
Een overzicht van de onderwerpen die onderdeel zijn van de subsidiemodule Circular Batteries, met daarbij de voorziene rollen en het aantal rollen dat ten minste dient te zijn ingevuld bij aanvang van een Circular Batteries-project is weergegeven in de onderstaande tabel ‘onderwerpen subsidiemodule Circular Batteries’. Deelnemers binnen een Circular Batteries-project worden gestimuleerd om alle rollen zoals weergegeven in de genoemde tabel in te vullen. Er geldt echter een minimum aantal rollen dat verplicht ingevuld dient te worden bij aanvang van het project, naar inzicht van de deelnemers. Na aanvang van het Circular Batteries-project geldt dat bij wijziging van de samenstelling van het samenwerkingsverband de deelnemers voldoende expertise aanwezig dienen te hebben om het Circular Batteries-project voort te zetten op een voor het project zinvolle manier.
Onderzoeks- en innovatieprojecten binnen de subsidiemodule Circular Batteries |
Rollen binnen het samenwerkingsverband |
Minimum aantal te vervullen rollen |
|
---|---|---|---|
1 |
Terugwinning van kritieke materialen door verbetering recyclingstappen van lithium batterijen |
1) Onderzoeksorganisatie 2) Partij actief in voorbehandeling recycling 3) Partij actief in terugwinning 4) Partij actief in testen en standaarden 5) Partij actief in raffinage |
4 |
2 |
Ontwikkeling en toepassing van lange duur (‘long duration’) batterijtechnologie en samenwerking in expertisecentrum |
1) Leverancier nieuwe proces- en productieapparatuur 2) Onderzoeksorganisatie 3) Technologieleverancier 4) Testgebruiker |
3 |
3 |
Onderzoek en ontwikkeling van batterijmaterialen incl. bijbehorende productie equipment en processen voor volgende generatie Li-ion batterijen |
1) Onderzoeksorganisatie 2) Ontwikkelaar en producent van basismaterialen 3) Leverancier nieuwe proces- en productieapparatuur 4) Technologieleverancier |
3 |
4 |
Circulaire batterijsystemen voor heavy duty mobiliteit |
1) Onderzoeksorganisatie 2) Technologieleverancier 3) Producent batterijmodules/pakketten 4) Original equipment manufacturer (OEM) |
3 |
Dit onderwerp betreft het stimuleren van de recyclingsmarkt van lithiumbatterijen om een circulaire economie rondom batterijen mogelijk te maken. Met behulp van activiteiten binnen dit onderwerp wordt geprobeerd de recycling van lithiumbatterijen te ontwikkelen door concurrerende productieprocessen te ontwikkelen voor de productie van black mass met een productie van twee kiloton per jaar. Dit wordt bepaald door poorttarieven met de huidige marktprijzen te vergelijken. Binnen het project dient er aandacht te zijn voor de verbetering van processen rondom recycling met behulp van intensievere samenwerking in de keten, kennisopbouw en kennisdeling, vermindering van CO2 impact en vermindering van afvalstromen. Er dient hierbij sprake te zijn van de mogelijkheid om alle batterijchemiesoorten te kunnen verwerken, meer specifiek met betrekking tot zowel NMC, LFP als lithiumthionyl (LTC)-batterijen. Ook dient er sprake te zijn van significante reductie van chemicaliëngebruik. Alle processen binnen dit onderwerp dienen in lijn te zijn met de dan geldende regelgeving voor brand- en arboveiligheid, zoals PGS 37, Arbowet, Omgevingswet, Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Nederlandse Brandveiligheidsnormen.
Een Circular Batteries project binnen dit onderwerp richt zich op ten minste vijf van onderstaande subthema’s:
– maximaliseren van de efficiëntie van het terugwinnen van de kritieke materialen door de scheidingsstappen in de voorbehandeling van de batterijen aanmerkelijk te verbeteren (overige projectactiviteiten);
– ontwikkeling van scheidingsstappen na het shreddingproces – het proces waarbij batterijen worden vermalen – om zo min mogelijk kritieke materialen te verliezen in het mechanische scheidingsproces (artikel 25 algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV));
– maximaliseren van de efficiëntie van processen zodat bijgedragen wordt aan het voldoen aan toekomstige recyclingdoelstellingen van de Europese batterijverordening1 (artikel 25 AGVV);
– ontwikkelen van een gestandaardiseerde karakterisatiemethode van black mass om samenstelling en kwaliteit van black mass te kunnen vaststellen (artikel 25 AGVV);
– ontwikkelen van een nieuwe generatie procestechnologie voor terugwinning van kritieke materialen die leidt tot vermindering van afvalstromen in vergelijking met bestaande hydrometallurgische processen (artikel 25 AGVV);
– elektrificeren van processen voor het terugwinnen van kritieke materialen (artikel 25 AGVV);
– samenwerking en afstemming met partijen in de keten en mogelijk buiten het project (ofwel met partners ofwel binnen eigen doorontwikkeling) door keten- en ecosysteemopbouw te faciliteren (overige projectactiviteiten).
Dit onderwerp richt zich op de ontwikkeling van langeduuropslag. Langeduuropslag betreft energieopslag van minimaal 8 uur tot meerdere dagen en mogelijk tot zelfs 1 tot 2 weken met toepassingen in ieder geval stabilisatie van het energiesysteem en bij grootverbruikers, zoals de industrie. De projecten dienen zich te richten op batterijconcepten met zo min mogelijk gebruik van kritieke materialen. De realisatie van dit onderwerp betreft langeduuropslag met een opslagcapaciteit die ten minste een factor acht groter is dan het vermogen, waarbij idealiter opslagcapaciteit en vermogen afzonderlijk van elkaar kunnen worden ontworpen. Dit onderwerp draagt bij om in de toekomst de beste technologieën te selecteren die geschikt zijn voor langeduurbatterijopslag, met het doel om in de toekomst een demonstratieproject op te zetten met die technologie (waarbij het demonstratieproject geen onderdeel is van dit onderwerp). De oprichting van een expertisecentrum heeft als doel om kennis over het gebruik van langeduuropslag in verschillende toepassingen te delen, zodat een soepele uitrol van langeduuropslag kan plaatsvinden.
Een Circular Batteries project binnen dit onderwerp richt zich op de volgende subthema’s:
– het realiseren van minimaal vijf en bij voorkeur zeven pilots met verschillende langeduurbatterijtechnologieën, het testen hiervan in een relevante testomgeving en het gezamenlijk creëren van een systeem of model waarmee deze verschillende tests op een voor eindgebruikers relevante manier kunnen worden vergeleken. Hiervan zijn drie pilots gericht op industriële toepassing met als doel elektrificatie, drie pilots gericht op netstabilisatie veroorzaakt door fluctuaties in het aanbod van groene elektriciteit, en één pilot gericht op kleine modules (ordegrootte 10–20 kWh/module) (artikel 25 AGVV);
– de oprichting van een expertisecentrum waarin kennis wordt opgebouwd en gedeeld over ten minste de toepassing van langeduurbatterijen. Dit expertisecentrum is ook toegankelijk voor partijen buiten dit Circular Batteries-project en voor internationale partners en zet hiervoor aantoonbare stappen om deze partners aan te trekken (overige projectactiviteiten).
Daarnaast richt een Circular batteries project zich binnen dit onderwerp op ten minste één van onderstaande subthema’s:
– het ontwikkelen en testen van prototypes van verschillende innovatieve technologieën tot pilotfase (TRL 6–7) die geschikt zijn voor langeduurbatterijopslag (artikel 25 AGVV);
– de uitwisseling van opgedane kennis binnen het consortium bij de pilotprojecten (overige projectactiviteiten.
Dit onderwerp richt zich op de ontwikkelingen van duurzame celmaterialen, -componenten en productieprocessen, meer circulair te maken en op te schalen tot industriële schaal voor toepassing in lithium-ionbatterijcellen, in ieder geval voor de heavy duty mobiliteitsmarkt (zwaar wegvervoer, off road mobiliteit, luchtvaart en scheepvaart).
Zo dienen binnen dit onderwerp hogere energiedichtheden en kortere laadtijden te worden bereikt met doorontwikkeling van diverse nieuwe anodematerialen zoals silicium. Het project dient ook bij te dragen aan de ontwikkeling van duurzamere kathodes door reductie van het gebruik van kritieke materialen (onder andere kobalt en nikkel) en het energiegebruik tijdens de productie (dry processing, reductie CO2-uitstoot). Daarnaast dient een duurzaam elektrolyt te worden ontwikkeld dat kan worden geïntegreerd met de ontwikkelde anode- en kathodematerialen in een volledige batterijcel.
Een Circular Batteries project binnen dit onderwerp richt zich op ten minste vier van onderstaande subthema’s:
– het ontwikkelen van nieuwe duurzame batterijmaterialen (artikel 25 AGVV);
– het ontwikkelen van batterijcomponenten: anodes, kathodes, elektrolyt (artikel 25 AGVV);
– het ontwikkelen van duurzamere chemie voor langeduurbatterijen (artikel 25 AGVV);
– het ontwikkelen van productieprocessen en -equipment voor de productie van nieuw ontwikkelde batterijmaterialen, batterijcomponenten, chemie voor langeduurbatterijen en/of batterijcelconcepten (artikel 25 AGVV);
– het realiseren van batterijcelconcepten, waarbij verbeteringen ten aanzien van materialengebruik plaatsvinden (artikel 25 AGVV).
Dit onderwerp betreft de ontwikkeling van innovatieve en circulaire batterijpakketten en hun produceerbaarheid. Het gaat in dit thema niet om de verbetering van de batterijcel, maar om innovatie in de integratie van bestaande cellen in modules (een gestandaardiseerde samenstelling van batterijcellen) en pakketten (een samenstelling van batterijmodules, samengesteld voor functionaliteit in de beoogde toepassing), en integratie met systemen die de batterij aanmerkelijk verbeterd kunnen laten werken (zoals een battery management systeem (BMS)).
Toepassingen die binnen deze regeling onder heavy duty mobiliteit worden verstaan zijn voertuigen in het zwaardere vervoerssegment waaronder bussen, trucks, schepen, industriële mobiele voertuigen en vliegtuigen.
Een Circular Batteries project richt zich voor dit onderwerp op ten minste drie van onderstaande subthema’s:
– het ontwikkelen van batterijpakketten met geteste nieuwe batterijfunctionaliteiten met:
1) verbeterde mechanische, thermische en/of elektrische prestaties;
2) verbeterde levensduur, met hogere vermogens laden en/of ontladen;
3) een cyberveilig battery management systeem gericht op het toekomstige EU batterij paspoort2; of
4) ontwerp voor efficiënte assemblage, gebruik in een tweede leven (second use) en circulariteit (artikel 25 AGVV);
– het door middel van Smart Manufacturing verkrijgen van kennis over batterijproductie en de bijbehorende benodigde bedrijfsprocessen, en validatie van die kennis aan de hand van gebruikscasussen, waarmee:
1) de Total Cost of Ownership van batterijen verlaagd wordt;
2) een onafhankelijke waardeketen gecreëerd wordt; en
3) de concurrentiepositie behouden blijft of versterkt wordt (overige projectactiviteiten);
– gestandaardiseerde procedures om de juiste behandeling, verpakking, transport (weg, spoor, lucht), opslag, ontmanteling en keuze voor reparatie, tweede leven of recycling van batterijen te garanderen. Deze dienen te voldoen aan de bestaande regelgeving, waaronder REACH3, en zijn belangrijk om gevaarlijke situaties en negatieve gevolgen voor het milieu te voorkomen (overige projectactiviteiten).
In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt onder de rij van titel 3.30 een rij ingevoegd, luidende:
Titel 3.31: Circular Batteries |
3.31.2 |
Onderwerp 1: Terugwinning van kritieke materialen door optimalisatie van recyclingsstappen van lithiumbatterijen |
16 december 2024 t/m 16 april 2025 |
€ 13.500.000 |
|
Onderwerp 2: Ontwikkeling en toepassing van langeduurbatterijtechnologie en samenwerking in expertisecentrum |
16 december 2024 t/m 16 april 2025 |
€ 25.000.000 |
|||
Onderwerp 3: Onderzoek en ontwikkeling van batterijmaterialen inclusief bijbehorende productieapparatuur equipment en -processen voor een volgende generatie lithiumbatterijen |
16 december 2024 t/m 16 april 2025 |
€ 22.500.000 |
|||
Onderwerp 4: Circulaire batterijsystemen voor heavy duty mobiliteit |
16 december 2024 t/m 16 april 2025 |
€ 34.000.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s Gravenhage, 9 november 2024
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES) en de regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024. Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Circular Batteries ingevoegd met een nieuwe titel 3.31 van de RNES en opengesteld in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024.
Het Nationaal Groeifonds (NGF) investeert in de meest kansrijke projecten die een zo groot mogelijke bijdrage kunnen leveren aan ons verdienvermogen, oftewel een duurzame economische groei van Nederland. Dit doet het Nationaal Groeifonds samen met initiatiefnemers en andere investeerders. In 2023 en 2024 heeft het NGF-voorstel Material Independence and Circular Batteries (NGF-programma MICB) een gedeeltelijke onvoorwaardelijke toekenning ontvangen, waarna het NGF-programma MICB van start kan gaan. Voor dit programma is tevens een reservering gemaakt door de NGF-adviescommissie, waaruit bij positieve evaluatie een tweede fase van het NGF-programma MICB kan worden gefinancierd. Het NGF-programma MICB voorziet in de ontwikkeling van een Nederlands ecosysteem op het gebied van batterijtechnologie door in te zetten op enkele strategische onderdelen van de internationale waardeketen.
Het voorstel voor het NGF-programma MICB is ingediend bij het Nationaal Groeifonds door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, en is ontwikkeld samen met het Battery Competence Cluster-NL (BCC-NL). Om tot een zinvolle invulling van het programma te komen, zijn meer dan 60 bedrijven en kennisinstellingen die actief zijn op het gebied van batterijen betrokken geweest.
De subsidiemodule Circular Batteries geeft in belangrijke mate uitvoering aan het NGF-programma MICB. Het grootste deel van de middelen die beschikbaar zijn binnen het NGF-programma MICB wordt zo voor alle geïnteresseerde partijen beschikbaar gesteld. Een kleiner deel van het beschikbare budget wordt uitgevoerd via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE)4 en via maatwerkbeschikkingen.
Het NGF-programma MICB is tot stand gekomen vanuit de Actieagenda Batterijsystemen5 van september 2022. Deze actieagenda dient als inhoudelijke en beleidsmatige verantwoording voor het NGF-programma MICB. In de actieagenda wordt batterijtechnologie aangemerkt als onmisbare sleuteltechnologie voor de energietransitie. De vraag naar batterijen voor mobiliteit, draagbare elektronica en langeduuropslag neemt de komende jaren snel toe, en daarmee zijn er grote economische prikkels om actief in te zetten op batterijen. Voor Nederland zijn zes kansrijke thema’s geïdentificeerd waarop Nederland zich internationaal dient te gaan positioneren, en waarop Nederland een controlepositie in de waardeketen zou dienen in te nemen. In onderstaande tabel 1 is een overzicht te vinden van deze kansrijke thema’s, en is aangegeven bij welke onderwerpen van de subsidiemodule Circular Batteries deze thema’s zijn ondergebracht.
Tabel 1: match tussen thema's uit de Actieagenda Batterijsystemen en onderwerpen in de subsidiemodule Circular Batteries
Kansrijk thema uit Actieagenda Batterijsystemen |
Onderwerp subsidiemodule Circular Batteries (beschrijving in tabel opgenomen in bijlage 3.31.1) |
---|---|
Materialen en celontwerp |
Onderwerp 3 |
Apparatuur voor cellen, modules en pakketten |
Onderwerp 3 |
Batterijsystemen voor mobiliteit |
Onderwerp 4 |
Batterijsystemen voor netondersteuning |
Onderwerp 2 |
Data, veiligheid en testen |
Niet als losstaand onderwerp ondergebracht in deze subsidiemodule |
Hergebruik, tweede gebruik en recycling |
Onderwerp 1 |
De selectie van kansrijke thema’s is tot stand gekomen door te kijken naar de kennis en het technologisch leiderschap dat Nederland al heeft, in combinatie met een analyse van de gaten in de Europese waardeketen. Vanuit de halfgeleidersector heeft Nederland veel expertise in het maken van dunne lagen en het ontwikkelen van apparatuur die daarvoor nodig is. Deze technologie is ook zeer relevant voor batterijen, en daarom kan de batterijensector in Nederland relatief eenvoudig gebruik maken van de know how vanuit de halfgeleiderindustrie. Ook is Nederland één van de belangrijkste Europese producenten in het zware vervoer, met onder andere een aantal belangrijke bus- en truckbouwers en enkele scheepvaartgiganten binnen de grenzen. Door slim in te spelen op toekomstige behoefte en op elektrificatie kunnen deze bedrijven hun positie uitbouwen. Ook staat Nederland bekend om haar veilige producten en state of the art testfaciliteiten. De kennis die hiervoor aanwezig is, kan een grote stap betekenen voor het Nederlandse batterijecosysteem.
Met de uitrol van elektrische auto’s in de laatste tien jaar, komen er in de nabije toekomst veel batterijen beschikbaar die zich aan het einde van hun levensduur bevinden. Daarmee ontstaat er snel behoefte tot recycling, omdat de materialen in afgedankte batterijen nog steeds heel waardevol kunnen zijn. In Europa is die recycling nog niet goed georganiseerd. Tegelijkertijd verbiedt regelgeving andere landen om Europese batterijen te importeren. Er zijn dus kansen in de markt voor batterijrecycling. Gezien de ligging van Nederland, met haar belangrijke havens, en gezien het relatief grote marktaandeel van elektrische auto’s op de weg, is Nederland in een goede positie om een belangrijke rol te gaan spelen in recycling. Ook batterijen voor netondersteuning zijn nog geen gemeengoed in Europa. Maar Nederland ondervindt netcongestie, en heeft naarstig behoefte aan oplossingen daarvoor. Ook zet Nederland sterk in op hernieuwbare energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie. Dit zijn belangrijke drivers om juist in Nederland te werken aan de ontwikkeling en implementatie van langeduuropslag. De markt daarvoor is echter veel groter dan alleen Nederland: andere landen die in toenemende mate inzetten op zon en wind zullen ook behoefte hebben aan deze producten. Daarmee kan inzet op langeduuropslag ook een groot effect hebben op het Nederlandse verdienvermogen.
De focus van de actieagenda en het NGF-programma ligt op verduurzaming, verbetering en verminderde afhankelijkheid. Deze kernwaarden gaan vaak hand in hand. Zo kan een verbetering van de energiedichtheid van een batterij niet alleen leiden tot gebruiksgemak en kleinere voertuigen, maar ook tot besparing op kritieke materialen, waarmee de afhankelijkheid van producenten daarvan kleiner wordt. Ook kan de omslag van langeduuropslagsystemen op basis van lithium naar systemen op basis van natrium zorgen voor minder vervuiling bij de winning van grondstoffen, maar ook voor minder afhankelijkheid van partijen verantwoordelijk voor winning en raffinage van lithium.
Het benutten van kansen en het gebruiken van bestaande expertise ten behoeve van de Nederlandse positie in de batterijwaardeketen gaat echter niet zomaar. Zo jagen een groeiend aanbod aan afgedankte batterijen en strengere regels vanuit Brussel deze ontwikkeling weliswaar aan, maar deze bedrijfstak is nu nog niet ver ontwikkeld in Nederland. Een impuls vanuit de overheid is hierbij cruciaal.
Daarnaast kent Nederland een sterke en hooginnovatieve batterijcomponent- en productieapparatuurindustrie, waarbij meerdere Nederlandse innovatieve bedrijven momenteel nieuwe typen en nieuwe generaties batterijcomponenten ontwikkelen. Bij stimulering en bij de ontwikkeling van nieuwe generatie batterijen bieden deze innovaties een mogelijkheid om toegepast te worden bij de grote productiefaciliteiten in Europa en kan Nederland een belangrijke toeleveranciersrol op zich nemen. Als deze innovaties niet ontwikkeld worden, is de kans groot dat de innovatieve bedrijven, die momenteel Nederlandse wortels hebben, zich gaan vestigen in het buitenland. Ook hier biedt overheidsingrijpen dus perspectief voor een sterke positie in componenten en apparatuur, en wordt de Nederlandse economie versterkt. Ook biedt grootschalige energieopslag veel oplossingen op het gebied van het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix en biedt het ruimte om netcongestie tegen te gaan. De overheid kan via subsidies niet alleen een bedrijfstak helpen om een wereldwijde positie te verkrijgen, maar ook om een nationaal maatschappelijk probleem op te lossen.
De Nederlandse batterijsector kent momenteel zowel innovatieve midden- en klein bedrijven (mkb) als grootbedrijven. Waar sommige van deze bedrijven focussen op het ontwikkelen van nieuwe technologie op het gebied van batterijen, werken anderen aan het toepassen van batterijen in producten. De Nederlandse overheid heeft niet als ambitie om te excelleren op alle schakels binnen de internationale batterijwaardeketen, maar zet in op strategische schakels waar kansen liggen voor Nederland. Om dat te bereiken, is een sterk en verenigd ecosysteem van groot belang. Als bedrijven en onderzoeksinstellingen elkaar goed weten te vinden en elkaars behoeften goed kennen, kan een synergie-effect ervoor zorgen dat deze partijen concurrerend worden ten opzichte van hun wereldwijde concurrentie, en dat er een vliegwieleffect ontstaat in de ontwikkeling van nieuwe batterijcomponenten, -toepassingen en -apparatuur. Dat sterke ecosysteem komt er echter niet zomaar. Om een sterk Nederlands ecosysteem te ontwikkelen, voorziet de overheid in subsidie als financiële prikkel voor grotere samenwerkingsverbanden om zo het grootbedrijf, innovatieve mkb’ers en onderzoeksinstellingen aan elkaar te verbinden. Daarnaast leiden subsidies via het NGF tot grotere R&D-uitgaven op het gebied van batterijen; niet alleen vanuit publieke bronnen, maar vanwege verplichte cofinanciering ook met private middelen. Dit dient te zorgen voor een collectieve voorsprong ten opzichte van concurrenten in het buitenland.
Een sterk en diepgeworteld batterijecosysteem en strategische batterijontwikkelingen zorgen voor een duurzaam verdienvermogen in de nabije toekomst, voor minder CO2-uitstoot en een schoner Nederland, en voor blijvende hoogwaardige banen. Hiermee dragen de grootschalige investeringen vanuit het NGF in de batterijensector ook bij aan een brede welvaart. De subsidiemodule Circular Batteries draagt in grote mate bij aan de versterking van het ecosysteem en baanbrekende ontwikkelingen, en daarmee dus ook aan bovengenoemde positieve effecten voor Nederland.
Het mkb is een belangrijke beoogde deelnemersgroep binnen de Circular Batteries-projecten. Voor deze subsidiemodule Circular Batteries is geen mkb-toets uitgevoerd. De reden daarvoor is dat bij de beoordeling door het NGF al zorg is gedragen voor een voldoende voorziene bijdrage van het mkb aan NGF-programma’s. Het NGF vereist een verdeling van middelen en activiteiten waarbij onderzoeksorganisaties, het grootbedrijf en het mkb allen een voldoende aandeel hebben. De voorziene verdeling in het NGF-programma MICB bedraagt 31 procent van de beschikbare subsidie voor het grootbedrijf, 23 procent voor het mkb, 17 procent voor de onderzoeksorganisaties, 14 procent voor nader in te vullen open calls en 16 procent voor overige uitgaven en uitvoering. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het mkb ook aanspraak maakt op de middelen uit de nader in te vullen open calls, waarmee de verwachting is dat meer dan een kwart van het budget voor het NGF-programma MICB bij het mkb terecht zal komen.
De deelnemers in een Circular Batteries-project zijn verplicht tot rapportage over de voortgang van het project aan de Minister van Economische Zaken zoals omschreven in artikel 3.31.8, derde lid, van de RNES. Deze voortgangsrapportage kan de minister gebruiken voor de openbare verspreiding van de niet-bedrijfsgevoelige kennis en informatie die opgedaan worden met het Circular Batteries-project.
Op grond van de subsidiemodule Circular Batteries wordt subsidie verleend voor een Cicular Batteries-project. Deze subsidie bevat mogelijk staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening of de algemene de-minimisverordening6, voor zover de subsidie bestemd is voor de overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen (zie artikelsgewijze toelichting artikel 3.31.3 van de RNES).
Van de eerste openstelling van de subsidiemodule Circular Batteries zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van de subsidiemodule Circular Batteries wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 1.8 van de RNES, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000, binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; en
b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Activiteiten die vallen onder testen en standaarden, zijn geen R&D volgens de definitie gegeven in artikel 3.31.4 van de RNES. Die activiteiten vallen daarmee onder overige projectactiviteiten.
Het introduceren en openstellen van de subsidiemodule Circular Batteries heeft effecten op de regeldruk. Alle aanvragers van subsidie dienen een aanvraagformulier, inclusief een projectplan en een projectbegroting, in te dienen. Alle ontvangers van subsidie zijn daarna met de gebruikelijke verplichtingen belast, die onder meer terug te vinden zijn in de RNES en het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit). Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen en standaardformulieren die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo hoeven er geen voorschotaanvragen te worden ingediend, omdat voorschotten automatisch worden uitgekeerd. Voor tussentijdse rapportages geldt een maximum van één rapportage per jaar conform het Kaderbesluit. De administratieve lasten, zoals het aanleveren van controleverklaringen bij de aanvraag om subsidievaststelling, komen voort uit het Kaderbesluit.
Voor de openstelling van de subsidiemodule Circular Batteries worden in totaal circa acht aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa vier aanvragen subsidie zal worden verleend. De administratieve lasten voor ondernemingen worden in totaal geschat op € 171.077. Dit is 0,18 procent van het totale subsidiebedrag van € 95.000.000. In tabel 2 zijn de administratieve lasten uitgewerkt per onderwerp. De hieraan verbonden administratieve lasten, zoals het aanleveren van controleverklaringen bij de aanvraag om subsidievaststelling, komen voort uit het Kaderbesluit.
Tabel 2: administratieve lasten subsidiemodule Circular Batteries
Onderwerp |
Budget (in miljoenen euro’s) |
Aantal indieningen (verwacht1) |
Aantal verle-ningen (verwacht2) |
Administratieve lasten |
Administratieve lasten als percentage van het budget |
---|---|---|---|---|---|
Onderwerp 1: Terugwinning van kritieke materialen door optimalisatie van recyclingsstappen van lithiumbatterijen |
€ 13,5 |
1–2 |
1 |
€ 37.972 |
0,28% |
Onderwerp 2: Ontwikkeling en toepassing van langeduurbatterijtechnologie en samenwerking in expertisecentrum |
€ 25 |
1–2 |
1 |
€ 47.395 |
0,19% |
Onderwerp 3: Onderzoek en ontwikkeling van batterijmaterialen inclusief bijbehorende productieapparatuur equipment en -processen voor een volgende generatie lithiumbatterijen |
€ 22,5 |
1–2 |
1 |
€ 48.705 |
0,22% |
Onderwerp 4: Circulaire batterijsystemen voor heavy duty mobiliteit |
€ 34 |
1–2 |
1 |
€ 37.005 |
0,11% |
Een concept van deze regeling is ter advisering aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd. Op 4 oktober 2024 heeft ATR het advies gegeven aan de minister om de regeling vast te stellen, nadat rekening is gehouden met enkele adviespunten. Het betreft hierbij twee adviezen die te maken hebben met de werkbaarheid van de regeling. Het eerste advies is om inzichtelijk te maken welke normen worden gehanteerd bij het beoordelen van kwaliteit van de subsidieaanvragen. Hier wordt aan tegemoet gekomen door gebruik te maken van formats voor indiening, waardoor indieners richtlijnen krijgen met betrekking tot de aan te leveren informatie. De formats omvatten zoveel mogelijk vragen en voorbeelden die duidelijk maken wat er in het plan dient te komen en welke zaken onderbouwd dienen te worden. Het tweede advies betreft het in staat stellen van partijen die tot nog toe niet betrokken waren in het voortraject om te reageren op de conceptregeling. Dit advies kan echter niet worden opgevolgd zonder aanzienlijke vertraging te veroorzaken in de activiteiten van partijen die willen intekenen op de regeling. Bovendien is een groot deel van het batterijenecosysteem in Nederland betrokken geweest bij de uitwerking van het NGF-programma MICB, of heeft die mogelijkheid gehad. De programmapenvoerder, BCC-NL, heeft om die reden een zeer veelzijdig beeld van het Nederlandse ecosysteem. Daardoor is er vertrouwen dat de behoefte van bedrijven in de batterijensector voldoende in beeld was, waardoor afgezien kan worden van internetconsultatie.
Het ATR constateert voldoende onderbouwing van nut en noodzaak van de regeling. Ook blijkt volgens het ATR dat er op een aantal punten gekozen is voor minder belastende alternatieven voor partijen, zoals de ‘first come first served’-methodiek en het gebruik van standaardbepalingen en standaardformulieren. Tot slot concludeert het ATR dat de regeldruk afdoende in kaart is gebracht.
De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. RVO heeft de regeling getoetst op de doelmatigheid en de gebruiksvriendelijkheid voor zowel subsidie-aanvragers en RVO. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met deze datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
De artikelen in deze regeling worden hieronder, waar nodig, toegelicht.
Met dit onderdeel wordt de subsidiemodule Circular Batteries geïntroduceerd in titel 3.31 van de RNES.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor deze subsidiemodule.
De begripsomschrijvingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten.
Zo wordt het begrip NGF-programma MICB omschreven. Dit programma omvat de onderdelen van het Nationaal Groeifondsvoorstel Material Independence and Circular Batteries, die een positief advies hebben gehad van de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds. Dat kunnen onderdelen zijn die onvoorwaardelijk of voorwaardelijk zijn toegekend, of onderdelen waarvoor middelen zijn gereserveerd. Op 30 juni 2023 heeft het kabinet besloten tot een voorwaardelijke toekenning en reservering, zoals opgenomen in Kamerstukken II 2022/23, 30 196, nr. 812. Op 15 maart 2023 heeft de adviescommissie van het Nationaal Groeifonds besloten tot omzetting van de voorwaardelijke toekenning naar definitieve toekenning, en heeft het kabinet besloten tot een gedeeltelijke omzetting van de reservering naar definitieve toekenning, zoals opgenomen in Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 12. Reserveringen voor onderdelen die op 15 maart 2024 nog niet omgezet zijn in een toekenning, kunnen na die datum omgezet worden naar een voorwaardelijke of definitieve toekenning.
Ook wordt omschreven wat er onder een Circular Batteries-project wordt verstaan en de rollen die deelnemers aan het project dienen te vervullen, waarbij verwezen wordt naar bijlage 3.31.1 van de RNES. Op grond van artikel 1 van het Kaderbesluit is een onderneming iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent. In het geval er dus economische activiteiten uitgevoerd worden door bijvoorbeeld verenigingen, stichtingen en onderzoeksorganisatie zullen deze organisaties onder deze subsidiemodule ook als onderneming aangemerkt worden. Een onderzoeksorganisatie wordt vanzelfsprekend niet als onderneming beschouwd als er sprake is van niet-economische activiteiten. Uit de in artikel 3.31.1, van de RNES opgenomen begripsomschrijving blijkt dat niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties kunnen bestaan uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling (of een combinatie van deze vormen), mits deze onafhankelijk worden uitgevoerd en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen zijn als niet-economische activiteiten. Deze niet-economische activiteiten bevatten geen staatssteun als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
In de begripsomschrijvingen wordt ook aandacht besteed aan overige projectactiviteiten die in aanmerking komen voor subsidie. Dit zijn activiteiten die niet als zelfstandige activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, maar wel kunnen worden gesubsidieerd indien deze bijdragen aan het doel van een te subsidiëren Circular Batteries-project. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het delen en verspreiden van de opgedane kennis. Net zoals bij de (reguliere) projectactiviteiten wordt bij de overige projectactiviteiten een onderscheid gemaakt tussen (economische) activiteiten van ondernemingen en niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties.
De subsidie voor de overige projectactiviteiten die uitgevoerd worden door ondernemingen, bevat staatsteun die door de algemene de-minimisverordening wordt gerechtvaardigd. Om aan deze verordening te kunnen voldoen zijn in de artikelen 3.31.3 en 3.31.9 van de RNES (aanvullende) bepalingen opgenomen over de hoogte van de subsidie en informatieverplichtingen. Omdat onder de overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties iets anders wordt verstaan dan onder de voormelde niet-economische (reguliere) projectactiviteiten is hiervoor ook een begripsomschrijving opgenomen in artikel 3.31.1 van de RNES.
Uit artikel 3.31.2, eerste lid, van de RNES volgt dat op aanvraag een subsidie verstrekt wordt aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Circular Batteries-project. In het Kaderbesluit is bepaald dat de penvoerder de aanvraag namens hen indient (artikel 20).
In artikel 3.31.2, tweede lid, onderdelen a en b, van de RNES is bepaald waar een samenwerkingsverband uit bestaat. En in het derde lid is ten aanzien van de subsidieontvangers die activiteiten voor een project uitvoeren, bepaald om welke deelnemers het ten minste dient te gaan.
In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke maximum subsidiebedragen gehanteerd worden. Daarbij is de steunintensiteit zoals die geldt op basis van de algemene groepsvrijstelling, leidend.
Artikel 3.31.3, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdelen a, b en c, van de RNES bepalen de percentages die de subsidie voor projectactiviteiten van ondernemingen ten hoogste kan bedragen voor zover deze projectactiviteiten betrekking hebben op industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. De percentages voor (economische) projectactiviteiten die betrekking hebben op industrieel onderzoek (50 procent van de subsidiabele kosten) en experimentele ontwikkeling (25 procent van de subsidiabele kosten) vallen binnen de marges van de artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daarbij kunnen (overeenkomstig voormeld artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening) deze percentages van de steunintensiteit voor kleine of middelgrote ondernemingen met 20 procentpunten respectievelijk 10 procentpunten worden opgehoogd voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Bij de aanvraag geven ondernemingen aan in welke categorie zij vallen.
Daarnaast is artikel 3.31.3, tweede lid, onderdeel c, van de RNES bepaald dat de steunintensiteit met 15 procentpunten kan worden opgehoogd voor onderdeel a, onder 1° en 2°, van het eerste lid, indien sprake is van een daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en één of meer onderzoeksorganisaties en de onderzoeksorganisaties ten minste 10 procent van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren. In artikel 1.1 van de RNES wordt voor het begrip ‘daadwerkelijke samenwerking’ onder meer verwezen naar de begripsbepaling in paragraaf 1.3, onderdeel h, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I-steunkader). Op grond hiervan bestaat daadwerkelijke samenwerking uit een samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken. Hierbij dienen de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject te bepalen, bij te dragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan te delen. Vanzelfsprekend worden contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten niet als vormen van samenwerking beschouwd. Het subsidiepercentage kan echter voor ondernemingen nooit meer dan 80 procent bedragen (tweede lid, aanhef).
Er is voor gekozen om ook voor ondernemingen een subsidie van 100 procent te hanteren voor overige projectactiviteiten (eerste lid, onderdeel a, onder 3°).
In artikel 3.31.3, eerste lid, onderdelen b en c, van de RNES zijn de maximum subsidiepercentages opgenomen voor (overige) niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties, waarop geen steunkader van toepassing is, en overige projectactiviteiten opgenomen. Voor niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties (onderdeel b) wordt een subsidie van 80 procent zonder maximum gehanteerd, omdat dit aansluit bij de percentages die op andere subsidiemodules, opgenomen in de RNES, van toepassing zijn. Voor overige (niet-economische) projectactiviteiten van onderzoekorganisaties (onderdeel c) wordt een subsidie van 100 procent gehanteerd.
In artikel 3.31.3, derde lid, van de RNES is bepaald dat het maximum subsidiebedrag per onderwerp het bedrag van het subsidieplafond voor de betreffende onderwerpen bedraagt. Mocht het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een samenwerkingsverband per project meer bedragen dan het maximum subsidiebedrag en het maximum subsidiepercentage, bedoeld in het vierde lid, dan bepaalt het vijfde lid dat het meerdere naar rato in mindering wordt gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.
In artikel 3.31.3, vijfde lid, van de RNES is bepaald dat de subsidie minimaal € 125.000 bedraagt. En voor overige projectactiviteiten uitgevoerd door een onderzoeksorganisatie maximaal 5 procent van de totale subsidiabele kosten van een Circular Batteries-project en niet meer dan € 300.000 per deelnemer (zesde lid). Voor overige projectactiviteiten uitgevoerd door een onderneming bedraagt de subsidie niet meer dan € 300.000 over een periode van drie jaar per onderneming (zevende lid). Omdat een onderneming deel kan nemen aan meerdere Circular-Batteries projecten, en daarvoor mogelijk ook subsidie verleend krijgt onder de algemene de-minimisverordening, is er een risico aanwezig dat de grens van de te verlenen de-minimissubsidie reeds is bereikt en hierdoor geen subsidie meer verleend kan worden voor overige projectactiviteiten.
Met artikel 3.31.4 is vastgelegd dat de activiteiten voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling subsidiabel zijn voor zover ze voldoen aan de basiscriteria voor onderzoek en ontwikkeling. Dit volgt impliciet uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, waarin de regels voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling zijn opgenomen. Die begrippen zijn gebaseerd op de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Omdat die criteria niet rechtstreeks uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening blijken, zijn ze expliciet voor deze subsidiemodule vastgelegd. Het gaat om de volgende criteria:
– nieuw: de mate van vernieuwing wordt bezien in het spectrum van een marginaal technische verbetering tot een technologische doorbraak en de internationale stand van onderzoek en techniek is de maatstaf;
– creatief: het te ontwikkelen product, proces of de dienst kan met bestaande kennis en methoden niet ontwikkeld worden (er zijn knelpunten die opgelost dienen te worden en de oplossing ligt niet voor de hand);
– onzeker: er is sprake van risico’s en onzekerheden of het resultaat behaald kan worden en er is onzekerheid over de kosten of tijd die nodig zijn om de verwachte resultaten te bereiken;
– systematisch: het project wordt uitgevoerd met een plan; denk aan onderzoeksvragen en hypotheses, te toetsen parameters, een vooraf opgezet testprogramma, het bijhouden van gegevens over het gevolgde proces en resultaten;
– overdraagbaar en reproduceerbaar: de opgedane kennis en resultaten worden gedeeld met anderen voor zover het niet bedrijfsgevoelige informatie betreft. De kennis die in het project is opgedaan, het gevolgde proces en de resultaten worden vastgelegd.
De verdeling van het subsidieplafond verloopt op volgorde van ontvangst van de aanvragen. De aanvragen die voldoen aan de vereisten van deze subsidiemodule worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen (artikel 27, eerste lid, van het Kaderbesluit). Onvolledige aanvragen kunnen in sommige gevallen op grond van de Algemene wet bestuursrecht worden aangevuld door de aanvrager. In dat geval telt evenwel de datum waarop de aangevulde aanvraag wordt aangeleverd als datum van binnenkomst (artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit). Als er meerdere aanvragen worden ingediend op de datum dat het budget wordt uitgeput, dan wordt door middel van loting vastgesteld in welke volgorde de op die datum ontvangen subsidieaanvragen worden behandeld (artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit). De loting wordt uitgevoerd door een notaris.
In het eerste lid van artikel 3.31.5, van de RNES is bepaald dat met de uitvoering van het Circular Batteries-project gestart wordt binnen zes maanden na de verlening van de subsidie. Met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten wordt gestart door de eerste vaste toezegging die onomkeerbaar is. Denk daarbij aan het bestellen van uitrusting. Niet als start met de uitvoering van de gesubsidieerde investeringsactiviteiten wordt gezien voorbereidende werkzaamheden, zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies.
De termijn waarbinnen de activiteiten dienen te worden voltooid is vier jaar (tweede lid). Indien uit de subsidieaanvraag en bijhorende verklaringen blijkt dat het Circular Batteries-project niet uiterlijk binnen deze termijnen gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de subsidie afgewezen op grond van artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de verwachting is dat een Circular Batteries-project binnen deze realisatietermijn kan worden afgerond.
Van belang is nog dat artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit de bevoegdheid aan de Minister van Economische Zaken geeft om in geval van vertraging van de uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen daarvan ontheffing te verlenen van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het projectplan van de subsidieontvanger uit te voeren.
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn.
Voor titel 3.31 is vastgesteld dat het uurtarief € 60 is voor subsidiabele kosten die worden berekend met behulp van de loonkosten plus vaste-opslag-systematiek of de vaste-uurtarief-systematiek (artikel 3.1.1, van de RNES). In de subsidiepraktijk is enkele keren voorgekomen dat aanvragers de overwaarde in het geval dat de daadwerkelijk loonkosten lager zijn, gebruiken om het eigen aandeel in het project te financieren. Dit is niet wenselijk, omdat de aanvrager zelf over voldoende middelen dient te kunnen beschikken en hiervoor niet afhankelijk dient te zijn van de overwaarde op de loonkosten en omdat voorkomen dient te worden dat meer steun wordt gegeven dan de algemene groepsvrijstellingsverordening toestaat. Daarom is opgenomen dat in die situatie de aanvraag daarop kan worden afgewezen (artikel 3.31.7, onderdeel a, van de RNES).
Verder geldt dat de kwaliteit van het projectplan voldoende dient te zijn om subsidie te kunnen krijgen. Daarvoor zijn een aantal zaken relevant, namelijk de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen en de mate waarin de beschikbare middelen effectief en efficiënt worden ingezet (onderdeel b).
Daarnaast dient de slaagkans van de innovatie in Nederland voldoende te zijn (onderdeel c). En bij een Circular Batteries-project waarvan de activiteiten vallen onder artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening dient er sprake te zijn van voldoende vernieuwing blijkende uit een vernieuwende technologie of een vernieuwende toepassing van een bestaande technologie (onderdeel d).
Tot slot wordt met deze subsidiemodule ook een leereffect beoogd, zodat opgedane kennis in andere projecten kan worden gebruikt (onderdeel e). Dit is een belangrijk onderdeel van het NGF, waar de regeling uitwerking aan geeft. Daarom dient er een goed plan te zijn om de kennis die wordt opgedaan met het project te verspreiden. Het plan is kwalitatief beter naarmate het een concretere uitwerking geeft van welke inhoudelijke resultaten en geleerde lessen gedeeld gaan worden met partijen buiten het project tijdens de looptijd van het project en daarna, hoe dat gedaan wordt, zoals welke communicatiekanalen en -methoden worden gebruikt, en wie de doelgroepen zijn met wie deze kennis gedeeld gaat worden. Op die manier kunnen de resultaten en lessen worden gebruikt in de doorontwikkeling van dergelijke NGF-programma’s. RVO zal richtlijnen voor de eisen van het kennisverspreidingsplan publiceren gelijktijdig met de publicatie van de subsidiemodule.
Op grond van artikel 3.31.8, eerste en vierde lid, van de RNES dient de subsidieontvanger op verzoek van de minister mee te werken aan het verspreiden van de resultaten van de gesubsidieerde projecten middels medewerking aan een evaluatie (eerste lid) dan wel het na afloop van het project openbaar bekend maken van niet bedrijfsgevoelige kennis en informatie in een, naar het oordeel van de minister, kwalitatief voldoende verslag (vierde lid).
De verplichting uit het eerste lid geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling (tweede lid).
In het derde lid is bepaald dat de subsidieontvanger gedurende de looptijd van het Circular Batteries-project jaarlijks een voortgangsrapportage met de Minister van Economische Zaken deelt. De Minister van Economische Zaken kan deze voortgangsrapportage gebruiken voor de openbare brede verspreiding van de niet bedrijfsgevoelige kennis en informatie die met de projecten worden opgedaan.
Verder dient iedere publicatie door of met medewerking van de deelnemers in het Circular Batteries-project of hun medewerkers te worden voorzien van de vermelding dat het project wordt uitgevoerd met subsidie van het Ministerie van Economische Zaken (vijfde lid).
Tot slot is in het zesde lid opgenomen dat ieder samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst dient te overleggen aan de minister. Aanvragers kunnen zelf de invulling van een samenwerkingsovereenkomst bepalen. In ieder geval zal gekeken worden naar of de volgende zaken geregeld zijn:
– aanwijzing van een penvoerder;
– vastleggen waar de penvoerder verantwoordelijk voor is. Zoals:
• het indienen van een aanvraag voor een subsidie;
• het afleggen van financiële verantwoording over de verstrekte subsidie;
• de communicatie tussen RVO en de samenwerkende partijen over de aanvraag, uitkering en verantwoording;
– een verklaring dat de samenwerkende partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het opleveren van de in de verlening vastgelegde prestaties, waarbij geldt dat indien één of meerdere van de samenwerkingspartners niet in staat blijken te zijn hun bijdrage volgens het projectplan te leveren of het samenwerkingsverband verlaten, de overige leden dienen te trachten een andere geschikte partij te zoeken of de prestaties zelf te leveren. De penvoerder dient in een dergelijk geval een wijzigingsverzoek in bij RVO; en
– indien de penvoerder niet in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, wijst het samenwerkingsverband een andere partij als penvoerder aan.
In artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat de aanvraag ten minste de volgende gegevens bevat:
a) de naam en de grootte van de onderneming;
b) een beschrijving van het project, met inbegrip van de aanvangs- en einddatum;
c) de locatie van het project;
d) een lijst van de projectkosten; en
e) het soort steun (subsidie, lening, garantie, terugbetaalbaar voorschot, kapitaalinjectie enz.) en het bedrag aan overheidsfinanciering dat voor het project nodig is.
Aanvullend hierop zijn in dit artikel de informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de aanvraag voor subsidie dient te bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan om een goede beoordeling van de aanvraag en voorbereiding van de beschikking mogelijk te maken.
Zo wordt in artikel 3.31.9, eerste lid, onderdeel f, van de RNES bepaald dat een aanvraag om subsidie voor overige projectactiviteiten die worden uitgevoerd door ondernemingen ten minste een verklaring de-minimissteun dient te bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de RNES gaat het hierbij om een verklaring van de subsidieaanvrager, waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft. Verder dient een subsidieaanvraag vergezeld te gaan van een projectplan (eerste lid, onderdeel c).
In het tweede lid is bepaald welke onderdelen het projectplan in ieder geval dient te bevatten. Deze informatie is nodig om een gedetailleerd inzicht te krijgen op welke wijze het project uitgevoerd gaat worden en welke kosten hieraan gekoppeld zijn, alsook de besluitvormingscriteria op basis waarvan tot een go/no go besloten wordt. Bij de subsidievaststelling zal beoordeeld worden of de mijlpalen gehaald zijn.
Tot slot is van belang dat op grond van artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit een aanvraag voor subsidie dient te worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat beschikbaar wordt gesteld. Dit middel zal aan het begin van de openstellingsperiode beschikbaar worden gesteld via www.rvo.nl. Concreet betekent dit dat er een aanvraagformulier voor de aanvraag voor subsidie en benodigde formats voor het opstellen van het projectplan en de begroting en de mijlpalenbegroting inclusief financieringsplan beschikbaar worden gesteld.
De subsidie, bedoeld in artikel 3.31.2, eerste lid, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties of overige niet-economische projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor zover de subsidie bestemd is voor industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Is er sprake van overige projectactiviteiten van onderneming dan wordt de subsidie gerechtvaardigd voor de algemene de-minimisverordening. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.
In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Met artikel 3.31.11 wordt invulling aan voormelde bepaling gegeven.
De subsidiemodule Circular Batteries (titel 3.31 en bijlage 3.31.1) vervalt per 8 november 2029. De bepalingen in de subsidiemodule Circular Batteries blijven uiteraard na haar vervallen van toepassing op subsidies die op grond van deze subsidiemodule zijn uitgekeerd. Te zijner tijd zal bezien worden of het wenselijk is de vervaldatum voor deze titel te verlengen. De (mogelijke) ontwerpregeling inzake een dergelijke verlenging zal, overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016, aan de Tweede Kamer worden overgelegd.
Met dit onderdeel wordt bijlage 3.31.1 ingevoegd. Deze bijlage geeft een omschrijving van een Circular Batteries-project.
In artikel II worden door middel van de wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 de openstellingsperioden en de subsidieplafonds voor de vier onderwerpen vastgesteld voor de subsidiemodule Circular Batteries.
In dit artikel wordt de inwerkingtreding geregeld. In paragraaf 5 van het algemene deel van de toelichting is de inwerkingtreding nader toegelicht.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
De artikelen 70 en 71 en onderdelen B en C van bijlage XII van de Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees parlement en de Raad van 12 juli 2023 inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG en Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (voor de EER relevante tekst) (PbEU 2023, L 191/1).
Artikel 77 van de Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees parlement en de Raad van 12 juli 2023 inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG en Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (Voor de EER relevante tekst) (PbEU 2023, L 191/1).
Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 18 juli 2024, nr. WJZ/ 63189320, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 in verband met de introductie en openstelling van de subsidiemodule Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE); Stcrt. 2024, 23690.
Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-36826.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.