Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2024 nr. WJZ/48484506, houdende wijziging van de Subsidieregeling instandhouding monumenten in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot de subsidiëring van archeologische en groene monumenten, een verduidelijking van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, een verhoging van het subsidieplafond voor groene monumenten en de vaststelling van een nieuw subsidieplafond voor verduurzamingsonderzoeken, alsmede verschillende overige wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING INSTANDHOUDING MONUMENTEN

De Subsidieregeling instandhouding monumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel b wordt toegevoegd ‘, met dien verstande dat verdedigingswerken zonder een rijksbeschermde groenaanleg niet worden aangemerkt als groen monument’.

2. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met l tot i tot en met m, wordt na onderdeel g een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

h. kernwaarde:

element van een groen monument dat samen met de hoofdstructuur aantoonbaar bepalend is voor de hoofdkarakteristiek van de groenaanleg, bijvoorbeeld omdat het in zijn context uniek of zeldzaam is,.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Reikwijdte

De minister kan jaarlijks aan de eigenaar van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel op aanvraag voor een periode van zes kalenderjaren subsidie verstrekken voor:

  • a. het normale onderhoud van dat monument of archeologisch monument, of

  • b. indien het een archeologisch monument betreft, incidenteel onderhoud of conservering van dat archeologisch monument.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 8,3 miljoen’ vervangen door ‘€ 13,5 miljoen’

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Voor zover zulks voortvloeit uit hoofdstuk 1.3, paragraaf 92, van de bijlage bij deze regeling, kan een aanvraag voor een groen monument eveneens betrekking hebben op ten hoogste vier kleine rijksbeschermde gebouwde elementen die onderdeel zijn van de aanleg. Een dergelijke aanvraag wordt voor de verdeling van de subsidie op grond van deze regeling, integraal aangemerkt als aanvraag voor een groen monument als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

D

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 3a. Verhoging subsidieplafonds monumenten met hoge subsidiabele kosten of hoge herbouwwaarde

  • 1. Na toepassing van artikel 14, tweede lid, wordt:

    • a. aan het budget voor groene monumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, met € 250.000,– of meer aan subsidiabele kosten, een bedrag van € 1 miljoen toegevoegd, en

    • b. aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van € 3 miljoen toegevoegd.

  • 2. Indien een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, in enig jaar niet volledig wordt verleend, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag dat op grond van desbetreffende onderdeel voor het daaropvolgende jaar beschikbaar is.

  • 3. Indien in enig jaar na toepassing van artikel 14, eerste lid, onderdelen a of b, geen middelen meer beschikbaar zijn, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. met uitzondering van molens, archeologische rijksmonumenten en groene monumenten:

    • 1°. een verzekeringspolis waaruit de herbouwwaarde blijkt, of

    • 2°. voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt, een taxatie van de herbouwwaarde door een bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of het Verenigd Register van Taxateurs ingeschreven taxateur,.

b. In onderdeel e wordt ‘beschermd archeologisch monument’ vervangen door ‘archeologisch rijksmonument’.

c. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. voor zover het een groen monument betreft:

    • 1°. één overzichtskaart van het groene monument, voorzien van een schaalstok en noordpijl, met de locatie van de werkzaamheden,

    • 2°. voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft: een kaart met de betrokken kadastrale percelen, en

    • 3°. indien subsidie wordt aangevraagd voor een kernwaarde: een analyse van de kernwaarde, en.

d. Onderdeel h vervalt, onder vervanging van ‘, en’ aan het slot van onderdeel g door een punt.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘de kosten voor het normale onderhoud van het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel’ vervangen door ‘de kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 2 voor het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Indien de verzekeringspolis of de taxatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ouder is dan één jaar, kan de aanvrager in zijn aanvraag voor de herbouwwaarde van het desbetreffende monument of zelfstandig onderdeel rekening houden met een indexering van de herbouwwaarde van ten hoogste 3% voor elk jaar dat is verstreken sinds het moment van opmaken van de verzekeringspolis of de taxatie, met een maximum van 15 jaar.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘overzicht van de rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen waarvoor subsidie wordt gevraagd’ vervangen door ‘meerjarenbegroting op basis van een door de minister vastgesteld model’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘Het overzicht’ vervangen door ‘De meerjarenbegroting’.

b. In onderdeel a wordt ‘monumentnummer’ vervangen door ‘rijksmonumentnummer’.

b. Aan onderdeel b wordt toegevoegd ‘, waarbij deze kosten, indien het een archeologisch rijksmonument betreft, in voorkomend geval worden gesplitst naar kosten van normaal onderhoud en kosten van incidenteel onderhoud of conservering’.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘de voorgenomen werkzaamheden’ ingevoegd ‘, in de vorm van een werkomschrijving of bestek,’.

2. Er worden twee leden toegevoegd, die luiden:

  • 3. Voor zover een kostenpost op grond van het model voor de meerjarenbegroting moet worden onderbouwd met een offerte, gaat de meerjarenbegroting vergezeld van een offerte die in relatie staat tot het overzicht als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

  • 4. Voor zover in de modelbegroting beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van de hoeveelheid of de frequentie van subsidiabele werkzaamheden of de maximale hoogte van de subsidiabele kosten, worden deze in de meerjarenbegroting in acht genomen.

H

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met j tot b tot en met i.

2. Aan onderdeel b (nieuw) wordt toegevoegd ‘of voor het incidenteel onderhoud of conservering van het archeologisch monument of zelfstandig onderdeel’.

3. Aan onderdeel d (nieuw) wordt toegevoegd ‘of de kosten op andere wijze van rijkswege worden vergoed’.

4. In onderdeel g (nieuw) vervalt ‘artikel 3 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 of artikel 3 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten,’.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘60 procent van de subsidiabele kosten’ vervangen door ‘80 procent van de subsidiabele kosten voor archeologische rijksmonumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, en 60 procent van de subsidiabele kosten voor groene monumenten en overige rijksmonumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c,’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘40 procent van de subsidiabele kosten’ vervangen door ‘60 procent van de subsidiabele kosten voor archeologische rijksmonumenten en 40 procent van de subsidiabele kosten voor groene monumenten en overige rijksmonumenten,’.

b. In onderdeel b wordt ‘kosten voor het normale onderhoud van het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel’ vervangen door ‘de kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 2 voor het desbetreffende rijksmonument of zelfstandig onderdeel’.

J

Artikel 20 vervalt.

K

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘Casco-All-Risks verzekering’ vervangen door ‘Construction All Risk verzekering’.

2. In onderdeel b wordt ‘dan wel’ vervangen door ‘of’.

L

In artikel 25, eerste lid, tweede volzin, wordt ‘artikel 4:76’ vervangen door ‘Artikel 4:76’.

M

In artikel 28, tweede lid, tweede volzin, wordt ‘artikel 14’ vervangen door ‘Artikel 14’.

N

Artikel 29c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘en’.

  • b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • d. in 2025 een bedrag van ten hoogste € 342.500,– beschikbaar.

2. In het tweede lid wordt ‘onderdelen a of b’ vervangen door ‘onderdelen a, b, of c’.

3. In het derde lid vervalt ‘voor het normale onderhoud van de desbetreffende rijksmonumenten op grond van artikel 14’.

O

In artikel 29d, tweede lid, wordt ‘kosten voor het doen opstellen’ vervangen door ‘kosten van het doen opstellen’.

P

In artikel 30, tweede lid wordt na ‘twintig rijksmonumenten’ ingevoegd ‘of zelfstandige onderdelen’ en wordt ‘die monumenten’ vervangen door ‘die rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen’.

Q

In artikel 31, eerste lid, onderdeel e, en 32, eerste lid, onderdeel d, wordt na ‘rijksmonumenten’ telkens ingevoegd ‘en zelfstandige onderdelen’.

R

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42. Verlenging activiteitenperiode vanwege overmacht of onvoorziene omstandigheden

  • 1. de minister kan de periode waarvoor de subsidie is verleend op verzoek van de subsidieontvanger met een jaar verlengen, indien de subsidieontvanger door overmacht of onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet in staat is de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend binnen de oorspronkelijke periode af te ronden.

  • 2. Een verzoek om verlenging bevat:

    • a. een motivering waaruit blijkt welke omstandigheden maken dat de activiteiten redelijkerwijs niet binnen de oorspronkelijke subsidieperiode kunnen worden afgerond; en

    • b. een opgave van de werkzaamheden waarvoor de verlenging noodzakelijk is.

  • 3. De subsidieontvanger dient een aanvraag als bedoeld in het eerste lid in ieder geval in voor het einde van de periode waarvoor de subsidie is verleend.

S

De artikelen 42a tot en met 42g vervallen.

T

In artikel 42h, eerste lid, wordt ‘€ 3 miljoen’ vervangen door ‘€ 5,2 miljoen’.

U

Na artikel 42h wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 42i. Aanpassing subsidieplafond 2025

  • 1. In 2025 wordt na toepassing van artikel 14, tweede lid:

    • a. aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van minder dan € 8,3 miljoen, een bedrag van € 10 miljoen toegevoegd; en

    • b. aan het budget voor overige rijksmonumenten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, met een herbouwwaarde van € 8,3 miljoen of meer, een bedrag van € 10 miljoen toegevoegd.

  • 2. Indien in 2024 na toepassing van artikel 14, eerste lid, onderdelen a of b, geen middelen meer beschikbaar zijn, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

V

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Hoofdstuk 1.1 komt te luiden:

Hoofdstuk 1.1. Algemene bepalingen subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:

  • a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen:

    • 1°. strekken tot instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument;

    • 2°. sober en doelmatig zijn;

    • 3°. technisch noodzakelijk zijn; en

    • 4°. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;

  • b. kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;

  • c. kosten van vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;

  • d. kosten van reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst is;

  • e. kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen voor veranderd gebruik, comfortverbetering of verfraaiing niet subsidiabel zijn, en kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen voor verduurzaming enkel subsidiabel zijn, indien zij in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister acceptabel zijn en expliciet in deze Leidraad als subsidiabel zijn aangemerkt; en

  • f. kosten van werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.

2. Hoofdstuk 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. De paragraaf ‘Algemeen’ komt te luiden:

Algemeen

In hoofdstuk 1.1 staan algemene bepalingen ten aanzien van subsidiabele kosten. Deze bepalingen gelden voor alle subsidiabele kosten, genoemd in deze bijlage.

Met deze bijlage ‘Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten’ (hierna: Leidraad) wordt gestreefd naar een efficiënte afhandeling van subsidieaanvragen en subsidievaststellingen. Daartoe is aangesloten bij de indeling van werkzaamheden bij de reeds bestaande ‘STABU-hoofdcodering’. STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw. De Leidraad is gebaseerd op dezelfde codering als STABU. Voor specifieke werkzaamheden, die niet of onvoldoende in de STABU-hoofdcodering voorkomen, is een nieuwe codering toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor werktuigbouwkundige installaties, ‘klinkende’ onderdelen van monumenten (zoals orgels) en ‘groene’ monumenten (zoals parken en tuinen) en beplanting op archeologische monumenten.

In het instandhoudingsplan, met name in de werkomschrijving of het bestek en in de begroting, moeten de onderdelen zoals genoemd in deze Leidraad terug te vinden zijn.

Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn telkens bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief. Indien is aangegeven dat kosten niet-subsidiabel zijn in het kader van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim), geldt dit alleen voor de Sim. Met name bij groene monumenten is deze beperking toegevoegd, om budgettaire redenen. In deze gevallen kunnen de werkzaamheden op zich dus wel belangrijk zijn voor de instandhouding van monumentale waarden.

Waar in de Leidraad wordt gesproken over ‘instandhouding’, wordt zowel op normaal onderhoud als op restauratie gedoeld, en – bij archeologische rijksmonumenten – op incidenteel onderhoud en conservering. In de Leidraad is – behalve bij groene monumenten – geen onderscheid gemaakt in onderhoud en restauratie. Voor gebouwde monumenten zou ten aanzien van veel werkzaamheden met percentages moeten worden gewerkt, wat in veel gevallen een arbitraire grens zou opleveren. Dat levert onwenselijke situaties op.

Vanwege de brede opzet van de Leidraad kan deze ook van (overeenkomstige) toepassing worden verklaard in andere subsidieregelingen van het Rijk of van een provincie.

b. De paragraaf ‘Technisch noodzakelijk, sober en doelmatig’ komt te luiden:

Technisch noodzakelijk, sober en doelmatig

De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het rijksmonument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal behoud van monumentale waarden. Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

c. De paragraaf ‘Behoud van monumentale waarden’ komt te luiden:

Behoud van monumentale waarden

Alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument kunnen worden gesubsidieerd. Werkzaamheden moeten ook noodzakelijk zijn voor de instandhouding. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Instandhouding van monumentale vaste interieuronderdelen is subsidiabel. Het onderhoud of vervanging van niet-monumentale onderdelen in het interieur is niet subsidiabel, want niet noodzakelijk voor de instandhouding van monumentale waarden. Vervanging van niet-monumentale onderdelen van de bouwkundige schil van het monument kan daarentegen wel subsidiabel zijn als dit noodzakelijk is voor het behoud van monumentale waarden. Hierbij kan vervanging door beter op de monumentale waarden afgestemde materialen subsidiabel zijn als dit naar het oordeel van de minister gewenst is, zoals in de paragraaf ‘Technisch noodzakelijk, sober en doelmatig’ beschreven. Werkzaamheden aan een niet-monumentale aan- of uitbouw zijn alleen subsidiabel voor zover deze noodzakelijk zijn voor het behoud van monumentale waarden.

d. Na de paragraaf ‘Behoud van monumentale waarden’ wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

Verduurzaming

Instandhoudingswerkzaamheden gaan vaak gepaard met werkzaamheden die worden verricht ter verbetering van de duurzaamheid van het gebouwde rijksmonument, zoals isolatiemaatregelen, de aanleg van duurzame installaties of de plaatsing van zonnepanelen. Monumenteigenaren kunnen voor dergelijke werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen gebruik maken van specifiek daarvoor ingestelde subsidieregelingen. Daarbij kunnen voor monumenten aangepaste voorwaarden gelden, zodat de minimale vereisten (zoals het isolatieniveau) ook voor monumenten haalbaar zijn. Verduurzamingskosten (zoals kosten van het aanbrengen van isolatie of duurzame installaties) zijn op grond van deze Leidraad in beginsel niet subsidiabel. Een uitzondering geldt voor enkele maatregelen die niet los gezien kunnen worden van wel subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden en die in deze Leidraad specifiek zijn vermeld (in hoofdstuk 1.3, paragrafen 30. Kozijnen, ramen en deuren en 34. Beglazing). Bij gevel-, vloer- en dakisolatie bestaat de na-isolatie veelal uit een isolatiepakket dat aan het monument wordt toegevoegd. Als instandhoudingswerkzaamheden aan de dakbedekking bijvoorbeeld gepaard gaan met de isolatie van het dak, dan zijn de instandhoudingswerkzaamheden wel subsidiabel en de kosten die samenhangen met het aanbrengen van het isolatiepakket niet. Bij vensterisolatie wordt verduurzaming bij voorkeur gerealiseerd met behoud van het historische venster. Afhankelijk van de omstandigheden kan het toepassen van bijvoorbeeld dun isolatieglas of binnenvoorzetbeglazing uitkomst bieden. Indien het echter om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is om een vensteronderdeel te vervangen, kan de minister om verduurzaming niet te belemmeren een minimale aanpassing van de detaillering accepteren, als voldoende rekening is gehouden met de monumentale waarde. Het vervangen van kozijnen of beglazing zonder materiaaltechnische redenen is niet subsidiabel, want dit waarborgt niet het maximale behoud van de monumentale waarde. Het algemene uitgangspunt is dat behoud gaat voor vernieuwen, zoals ook is verwerkt in de systematiek van de Restauratieladder en is omschreven in het afwegingskader Verduurzaming van monumenten. Voor het verduurzamen van een monument is in vrijwel alle gevallen een omgevingsvergunning nodig.

e. De tweede alinea van de paragraaf ‘Groene monumenten’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1°. In de tweede volzin wordt ‘het beschikbare budget’ vervangen door ‘het voor de Sim beschikbare budget’.

  • 2°. De vierde volzin vervalt.

  • 3°. In de vierde volzin (nieuw) wordt ‘Er is een splitsing aangebracht tussen subsidiabel onderhoud’ vervangen door ‘Daarom is een splitsing aangebracht tussen op grond van de Sim subsidiabel onderhoud’.

  • 4°. De vijfde volzin (nieuw) komt te luiden: Subsidiabel op grond van de Sim zijn in paragraaf 92 als zodanig vermelde onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdstructuur en de aantoonbare kernwaarden (hoofdkarakteristiek) van groene monumenten.

  • 5°. De zesde volzin (nieuw) vervalt.

  • 6°. In de zesde volzin (nieuw) wordt ‘Onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 2’’ vervangen door ‘Overige onderhoudswerkzaamheden’.

  • 7°. In de zevende volzin (nieuw) wordt ‘Ze’ vervangen door ‘Deze’ en vervalt ‘, bijvoorbeeld een restauratiesubsidieregeling van een provincie’.

f. De paragraaf ‘Interieur’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1°. In de tweede alinea, eerste volzin, wordt ‘monumentale waarden’ vervangen door ‘monumentale waarde’.

  • 2°. Aan de zevende alinea worden vier volzinnen toegevoegd, die luiden:

    Onderhoud of vervanging van niet-monumentale interieurelementen, zoals recent aangebrachte vloeren, keukens en badkamers, is niet subsidiabel. Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van nieuwe elementen. Ook het aanbrengen, vervangen of onderhouden van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere moderne installaties, is niet subsidiabel. In de praktijk zijn installaties zelden subsidiabel, want het aantal historische installaties is immers zeer beperkt.

  • 3°. De achtste alinea komt te luiden:

    Losse interieurelementen en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel. Bij losse interieurelementen (veelal de inrichting) kan gedacht worden aan gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, kerkschatten, schilderijen, vloerbedekking en tapijten.

  • 4°. In de negende alinea, laatste volzin, wordt ‘De Sim maakt subsidiëring’ vervangen door ‘Subsidiëring’ en wordt na ‘zaken’ ingevoegd ‘is’.

g. De paragraaf ‘Indieningsvereisten bij grotere ingrepen’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste volzin vervalt ‘een instandhoudingsplan voor’.

2°. In de laatste alinea, laatste volzin, wordt ‘dan wel’ vervangen door ‘of’.

h. De paragraaf ‘Voorzieningen en apparatuur’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

  • i. De eerste volzin komt te luiden: In specifieke gevallen heeft de minister in het verleden geadviseerd of voorgeschreven om voorzieningen te treffen of apparatuur te installeren.

  • ii. In de tweede volzin wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

  • iii. De laatste volzin komt te luiden: Voorts kan het gaan om het plaatsen van installaties voor bliksemafleiding of ter voorkoming of vertraging van verval, zoals kathodische bescherming.

2°. In de tweede alinea wordt ‘adviseert of voorschrijft’ vervangen door ‘heeft geadviseerd of voorgeschreven’ en wordt na ‘de voorziening te treffen of de apparatuur te installeren,’ ingevoegd ‘of dit in het kader van de subsidieaanvraag als noodzakelijk beoordeelt,’.

i. De paragraaf ‘Zelfwerkzaamheid’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste alinea wordt ‘monument’ telkens vervangen door ‘rijksmonument’ en wordt na ‘een door hem gedreven onderneming’ ingevoegd ‘of organisatie’.

2°. In de tweede alinea, eerste volzin, wordt na ‘een door hem gedreven onderneming’ ingevoegd ‘of organisatie’.

j. In de paragraaf ‘Meerwerk’, eerste volzin’ wordt ‘het instandhoudingsplan’ vervangen door ‘een instandhoudingsplan’.

3. Hoofdstuk 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de paragraaf ‘01.03 VERZEKERINGEN’ wordt ‘Casco All Risks-verzekering’ vervangen door ‘Construction All Risk verzekering’.

b. De paragraaf ‘01.04 VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Aannemerskosten’ wordt ‘milieuverordeningen’ vervangen door ‘milieuregelgeving’.

2°. De subparagraaf ‘Zelfwerkzaamheid’ komt te luiden:

Zelfwerkzaamheid

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • te verwerken materialen,

  • afschrijving of huur van het benodigde materieel,

  • arbeidsuren van de eigenaar of zijn personeel, mits die ten behoeve van werkzaamheden aan zijn rijksmonument zijn gemaakt in het kader van een door hem gedreven onderneming of organisatie en ze achteraf kunnen worden aangetoond (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring). Dit is met inbegrip van de arbeidsuren voor de coördinatie (aansturing) van vrijwilligers die subsidiabele werkzaamheden uitvoeren.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • arbeidsuren van de eigenaar of vrijwilliger die zelf instandhoudingswerkzaamheden verricht (de ‘doe-het-zelf’-uren van de eigenaar of vrijwilliger).

3°. De subparagraaf ‘Overige kosten’ komt te luiden:

Overige kosten

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • abonnementen zoals op/voor de:

    • Monumentenwacht of een vergelijkbare organisatie (inclusief de kosten van het inspecteren en uitvoeren van noodreparaties en het treffen van noodmaatregelen om verdere degradatie te voorkomen),

    • controle van de bliksembeveiligingsinstallatie,

    • controle van de brandbeveiligingsinstallatie, mits geadviseerd door de Minister.

  • accountantsonderzoek en -verklaring, mits bij de beschikking tot subsidieverlening opgelegd, tot een maximumbedrag van € 5.000,

  • taxatierapport ter vaststelling van de herbouwwaarde als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder c, onder 2°, tot een maximumbedrag van € 2.500 per rijksmonument of zelfstandig onderdeel,

  • bouw- en kleurhistorisch onderzoek,

  • archeologisch onderzoek voor zover noodzakelijk voor instandhoudingswerkzaamheden aan gebouwde of groene monumenten,

  • tuinhistorisch onderzoek, inhoudende een chronologische weergave van de geschiedenis met bronvermelding, historische afbeeldingen, historisch kaartmateriaal en fasekaarten, e.e.a. als uitgangspunt voor het beheerplan,

  • specifieke onderzoeken, zoals voor gebouwde monumenten:

    • bouwfysisch onderzoek (onder andere naar vocht- en zoutproblemen),

    • constructie-/bouwtechnisch onderzoek,

    • werktuigbouwkundig onderzoek,

en voor archeologische rijksmonumenten:

  • beperkt booronderzoek,

  • bodem- en geochemische analyse,

  • grondmechanisch onderzoek,

  • hydrologisch onderzoek en grondwateranalyse,

  • nulmeting monitoring.

  • specialistische werkzaamheden door derden, zoals voor:

    • beeldhouwwerk,

    • bijzonder schilderwerk,

    • werkzaamheden aan monumentale vaste interieuronderdelen (zoals historische behangsels of houtsnijwerk),

    • advisering inzake specifieke onderwerpen of problemen.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • onderzoek dat niet gericht is op instandhouding, maar voortvloeit uit andere regelgeving, zoals milieutechnisch bodemonderzoek, flora- en faunaonderzoek of stikstofberekeningen.

4°. De subparagraaf ‘Omzetbelasting/btw’ wordt als volgt gewijzigd:

i. Het opschrift komt te luiden: Omzetbelasting (btw).

ii. In de eerste alinea wordt ‘de omzetbelasting/btw’ vervangen door ‘omzetbelasting (btw)’.

iii. In de tweede alinea vervalt ‘in deze’.

5°. In de subparagraaf ‘Prijsindexering’ wordt ‘de prijsindexering’ vervangen door ‘prijsindexering’.

c. De paragraaf ‘01.05 TEKENINGEN EN BEREKENINGEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Aanvullende tekeningen’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘en’ en wordt ‘dan wel’ vervangen door ‘of’.

2°. In de subparagraaf ‘Overige bescheiden’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

d. In de paragraaf ‘01.06 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN’, laatste bullet, wordt ‘welke’ vervangen door ‘die’ en wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

e. De paragraaf ‘10.00 10.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. Het opschrift komt te luiden: 10.00 ALGEMEEN.

2°. De subparagraaf ‘Saneringen en verwijderingen’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste alinea wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

ii. In de tweede alinea wordt ‘en/of’ telkens vervangen door ‘of’ en wordt na de eerste bullet een bullet ingevoegd, die luidt:

  • het terugplaatsen van niet-monumentale materialen of onderdelen na het uitvoeren van noodzakelijke instandhoudingswerkzaamheden,.

3°. In de subparagraaf ‘Beschermende voorzieningen’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

f. De paragraaf ‘12.00 ALGEMEEN’, subparagraaf ‘Civiele werken, uitgezonderd groene monumenten’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het opschrift vervalt ‘, uitgezonderd groene monumenten’.

2°. In de eerste alinea wordt ‘grachten, watergangen en vijvers’ vervangen door ‘waterlopen en waterpartijen’ en wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

3°. In de tweede alinea wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

g. In de paragraaf ‘14.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

h. In de paragraaf ‘15.00 ALGEMEEN’ komt de subparagraaf ‘Bestrating’ te luiden:

Bestrating

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van bestrating (zoals straten, paden en stoepen), voor zover onderdeel van het rijksmonument, en het periodiek aanvullen van de top- of verhardingslaag (keien, klinkers, en dergelijke),

  • herstel van de bestrating na werkzaamheden aan hemelwaterafvoeren, riolering en drainage als genoemd in paragraaf 14.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • de paden en stoepen in een niet beschermde tuin van een rijksmonument.

i. De paragraaf ‘16.00 ALGEMEEN’ komt te luiden:

16.00 ALGEMEEN

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • de aanschaf en het inzaaien of leggen van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras en heide,

  • het maaien en het afvoeren of het ter plaatse verwerken van het maaisel,

  • het rooien en afzetten van bomen en struiken,

  • het afvoeren van rooi-afval en valhout,

  • het uitfrezen van boomstobben zonder verstoring van de bodem,

  • de aanschaf en het planten van bomen en struiken, mits geadviseerd of vooraf goedgekeurd door de Minister.

j. In het opschrift van het hoofdstuk ‘17. TERREININRICHTING (UITGEZONDERD GROENE MONUMENTEN)’ vervalt ‘(UITGEZONDERD GROENE MONUMENTEN)’.

k. De paragraaf ‘17.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

De eerste alinea komt te luiden:

Deze paragraaf gaat over bouwkundige en weg- en waterbouwkundige elementen. Deze kunnen zelfstandig beschermd zijn of deel uitmaken van een historische (groen)aanleg, of zijn aangebracht ten behoeve van de instandhouding van een archeologisch rijksmonument.

2°. In de subparagraaf ‘Bouwkundige elementen (geen gebouw zijnde)’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘veeroosters, veewering’ vervangen door ‘vee- en wildroosters, vee- en wildwering’.

3°. De subparagraaf ‘Bruggen’ komt te luiden:

Bruggen

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van bruggen,

  • het aanbrengen van een eenvoudige houten loopbrug, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel verdwenen is.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • reconstructie van een geheel verdwenen brug.

4°. De subparagraaf ‘Civiele werken’ komt te luiden:

Civiele werken

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van aardwerken zoals greppels, heuveltjes, motteheuvels, taluds, terrassen, vliedbergen en dergelijke, met inbegrip van het maaien van taluds,

  • het aanbrengen, instandhouding of vervanging van afdekmaterialen (zoals worteldoek),

  • het aanbrengen, instandhouding of vervanging van constructies of kunstwerken ter bescherming van het archeologisch rijksmonument (zoals vloeren van hunebedden, stutbalken in groeves, mijnen en abri’s),

  • instandhouding van molenbergen, molenerven en molenwerven voor zo ver gelegen binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wieken-kruis of tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,

  • herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest,

  • het opbrengen van een afdekkende (grond)laag op het archeologisch rijksmonument, mits geadviseerd of vooraf goedgekeurd door de Minister,

  • het opvullen van gaten, ontgravingen en rijsporen. Bij archeologische rijksmonumenten is het dichten van een verstoringsgat groter dan 1 m3 subsidiabel, indien vooraf geadviseerd of goedgekeurd door de Minister.

Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de paragrafen 21, 22, 24, 25, 43 en 90.

5°. De subparagraaf ‘Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste bullet wordt ‘de aanleg’ vervangen door ‘aanleg’.

ii. In de tweede bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘dan wel’ vervangen door ‘of’.

iii. In de derde bullet wordt ‘sloten en vijvers’ vervangen door ‘waterlopen en waterpartijen (voor archeologische rijksmonumenten: mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door de Minister)’ en wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

iv. In de zesde bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

l. In de paragraaf ‘20.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van funderingspalen en/of damwanden’ vervangen door ‘instandhouding van funderingspalen of damwanden’ en wordt ‘de vervanging dan wel het aanbrengen van funderingspalen en/of damwanden’ vervangen door ‘vervanging of het aanbrengen van funderingspalen of damwanden’.

m. De paragraaf ‘21.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Betonconstructies’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

2°. De subparagraaf ‘Funderingen’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste alinea wordt ‘de vervanging’ vervangen door ‘vervanging’ en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de tweede bullet door een komma, een bullet toegevoegd, die luidt:

  • aanleg van een betonnen funderingsconstructie in aanvulling op of ter vervanging van de bestaande (houten) funderingsconstructie, indien deze niet meer voldoet.

ii. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • wijziging van een betonnen funderingsconstructie, zoals bij het uitdiepen van het souterrain of het uitbreiden van een kelder.

3°. In de subparagraaf ‘Behandelingen en voorzieningen’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’ en wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

n. De paragraaf ‘22.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Metselwerk’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘tuinmuren en dergelijke’ vervangen door ‘tuinmuren en dergelijke (uiteraard alleen voor zover rijksbeschermd)’.

ii. In de tweede bullet wordt ‘het herstel’ vervangen door ‘herstel’.

2°. In de subparagraaf ‘Voegwerk’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

3°. In de subparagraaf ‘Funderingen’ wordt ‘de vervanging’ vervangen door ‘vervanging’.

4°. In de subparagraaf ‘Afdekkingen en bekledingen’ wordt ‘de instandhouding of, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is’ vervangen door ‘instandhouding of, indien om constructieve of materiaaltechnische redenen noodzakelijk’.

5°. In de subparagraaf ‘Behandelingen en voorzieningen’ wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

o. De paragraaf ‘24.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Houtconstructies’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de opsomming wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

ii. De laatste bullet komt te luiden:

  • indien om constructieve of materiaaltechnische redenen noodzakelijk, het versterken of gedeeltelijk of geheel vervangen van de hiervoor bedoelde houtconstructies.

2°. In de subparagraaf ‘Funderingen’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

3°. In de subparagraaf ‘Beschietingen, bekledingen en betimmeringen’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is’ telkens vervangen door ‘indien om constructieve of materiaaltechnische redenen noodzakelijk’.

4°. In de subparagraaf ‘Behandelingen en voorzieningen’ wordt ‘een bescherming’ vervangen door ‘bescherming’.

p. Paragraaf ‘25.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Metaalconstructies’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

2°. De subparagraaf ‘Behandelingen’ komt te luiden:

Behandelingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • een roestwerende behandeling of beschermlaag.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • het aanbrengen van brandwerende of brand-isolerende voorzieningen.

q. In de paragraaf ‘26.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’, ‘wordt ‘indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is’ vervangen door ‘indien om constructieve of materiaaltechnische redenen noodzakelijk’ en wordt ‘de gedeeltelijke dan wel gehele vervanging’ vervangen door ‘het gedeeltelijk of geheel vervangen’.

r. De paragraaf ‘30.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Kozijnen, ramen, deuren en dergelijke’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de opsomming wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’

ii. De laatste bullet komt te luiden:

  • het gedeeltelijk of geheel vervangen van hiervoor genoemde onderdelen en elementen, mits constructief of materiaaltechnisch noodzakelijk. Daarbij moeten de nieuwe onderdelen zoveel mogelijk overeenkomen met de te vervangen onderdelen. Als de vervanging wordt gecombineerd met verduurzaming, kan de minister een minimale aanpassing van de detaillering goedkeuren, als voldoende rekening is gehouden met de monumentale waarde (zoals het op passende wijze aanbrengen van kierdichting in houten vensters of een koudebrugonderbreking in een stalen venster).

iii. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • het vervangen van een stalen venster door een venster in afwijkend materiaal en afwerking, zoals aluminium of kunststof,

  • het vervangen van stopverf door glaslatten,

  • het vervangen van buitenbeglazing door binnenbeglazing.

2°. In de subparagraaf ‘Hang- en sluitwerk’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

s. In de paragraaf ‘31.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van systeembekledingen’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale systeembekledingen’.

t. In de paragraaf ‘32.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

u. De paragraaf ‘33.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Dak- en gevelbedekkingen’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de opsomming wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

ii. In de tweede bullet wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

iii. De vierde bullet komt te luiden:

  • indien om materiaaltechnische redenen noodzakelijk: het gedeeltelijk of geheel vervangen van dak- en gevelbedekkingen.

2°. De subparagraaf ‘Balkons, luifels en dergelijke’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

ii. De tweede bullet komt te luiden:

  • indien om materiaaltechnische redenen noodzakelijk: het gedeeltelijk of geheel vervangen van dergelijke afdekkingen en bekledingen.

v. De paragraaf ‘34.00 ALGEMEEN’ komt te luiden:

34.00 ALGEMEEN

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van glas-in-lood ramen, al dan niet gebrandschilderd,

  • het aanbrengen van tegen teloorgang en vandalisme beschermende voorzetbeglazing bij bijzonder ontworpen glas-in-loodramen, waaronder gebrandschilderd glas, mits naar het oordeel van de minister noodzakelijk,

  • het vervangen van kapotte beglazing, mits noodzakelijk om het monument wind- en waterdicht te houden en het geschiedt op een naar het oordeel van de minister bij het venster passende wijze en met een in stijl passende glassoort.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • het aanbrengen van isolerende beglazing in andere gevallen dan hierboven vermeld,

  • het periodiek bewassen van ramen.

w. De paragraaf ’35.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1. De subparagraaf ‘Natuursteenwerken en -beeldhouwwerken’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt na ‘traptreden en vloeren’ ingevoegd ‘, of hunebedden’.

ii. In de tweede bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

iii. De derde bullet komt te luiden:

  • indien om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk, het gedeeltelijk of geheel vervangen van natuursteenwerken en natuurstenen beeldhouwwerken.

2. In de subparagraaf ‘Behandelingen’ wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

i. In de eerste bullet wordt ‘het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is,’ vervangen door ‘indien om materiaaltechnische redenen noodzakelijk, het’.

ii. In de tweede bullet wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’ en wordt de punt aan het slot vervangen door een komma.

iii. Er wordt een bullet toegevoegd, die luidt:

  • het verwijderen van graffiti van archeologische rijksmonumenten (zoals hunebedden).

x. In de paragraaf ‘36.00 ALGEMEEN’ wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

2°. De tweede bullet komt te luiden:

  • indien om technische redenen noodzakelijk, het op bijpassende wijze vervangen of aanbrengen van voegvullingen of mortels ten behoeve van afwerking of afdichting.

y. In de paragraaf ‘37.00 ALGEMEEN’, subparagraaf ‘Isolatie’, wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

z. In de paragraaf ‘38.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt voor ‘gevelschermen’ ingevoegd ‘monumentale’.

aa. De paragraaf ‘40.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

2. De derde bullet komt te luiden:

  • indien om materiaaltechnische of constructieve redenen noodzakelijk, het gedeeltelijk of geheel vervangen van het stucwerk,.

bb. In de paragraaf ‘41.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van tegelwerk’ vervangen door ‘instandhouding van monumentaal tegelwerk’.

cc. In de paragraaf ‘42.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt voor ‘vloerafwerkingen’ ingevoegd ‘monumentale’.

dd. De paragraaf ‘43.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Metaalwerken en metalen ornamenten’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt voor ‘gietijzeren/smeedijzeren/stalen hekwerken’ ingevoegd ‘monumentale’.

2°. De subparagraaf ‘Roosters en dergelijke’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de opsomming wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘en/of’ telkens vervangen door ‘of’.

ii. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

  • het aanbrengen van roosters of luiken ten behoeve van nieuwe installaties.

3°. In de subparagraaf ‘Hijs- en ankerwerken’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

ee. In de paragraaf ‘44.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt voor ‘plafonds en wanden’ ingevoegd ‘monumentale’.

ff. In de paragraaf ‘45.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘een bescherming’ vervangen door ‘bescherming’.

gg. De paragraaf ‘46.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

i. In de derde bullet wordt ‘de instandhouding vervangen door ‘instandhouding’, wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’ en wordt de punt aan het slot vervangen door een komma.

ii. Er wordt een bullet toegevoegd, die luidt:

  • het periodiek reinigen van schilderwerk.

2°. De tweede alinea vervalt.

hh. In de eerste alinea van de paragraaf ’47.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van interieurs en interieurelementen’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale interieurs en interieurelementen’.

ii. De paragraaf ‘48.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding van interieurafwerkingen als behangwerk’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale interieurafwerkingen in de vorm van behangwerk’, wordt ‘vaste vloerbedekking en stoffering’ vervangen door ‘vaste vloerbedekking of stoffering’ en wordt voor ‘tapijten en lopers’ ingevoegd ‘vaste’.

2°. In de derde bullet wordt ‘het aanbrengen, indien bouwfysisch noodzakelijk,’ vervangen door ‘indien bouwfysisch noodzakelijk, het aanbrengen’.

jj. De paragraaf ‘50.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

2°. De tweede bullet komt te luiden:

  • indien om materiaaltechnische redenen noodzakelijk, het gedeeltelijk of geheel vervangen van goten of gootbekledingen, vergaarbakken en hemelwaterafvoeren.

kk. De paragraaf ‘51.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. Aan de bullet wordt toegevoegd ‘, voor zover het monumentale waterinstallaties of sanitair betreft’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • de instandhouding of aanleg van binnenriolering ten behoeve van niet-monumentale waterinstallaties of sanitair.

ll. De paragraaf ‘52.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’ en wordt voor ‘waterinstallaties’ ingevoegd ‘monumentale’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale waterinstallaties of de aanleg van nieuwe installaties.

mm. De paragraaf ‘53.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de bullet wordt ‘de instandhouding van sanitair’ vervangen door ‘instandhouding van monumentaal sanitair’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentaal sanitair of de aanleg van nieuw sanitair.

nn. De paragraaf ‘54.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste alinea wordt ‘de instandhouding van brandbestrijdingsinstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van brandbestrijdingsinstallaties, mits geadviseerd door de Minister’ en wordt ‘en/of’ telkens vervangen door ‘of’.

2°. In de tweede alinea wordt ‘en/of’ telkens vervangen door ‘of’ en wordt ‘welke’ vervangen door ‘die’.

oo. In de paragraaf ‘55.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van gasinstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale gasinstallaties’.

pp. De paragraaf ‘56.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de bullet wordt ‘de instandhouding van perslucht- en vacuüminstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale perslucht- en vacuüminstallaties’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale perslucht- en vacuüminstallaties met bijbehorende onderdelen, of de aanleg van nieuwe installaties.

qq. De paragraaf ‘60.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de bullet wordt ‘de instandhouding van verwarmingsinstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale verwarmingsinstallaties’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale verwarmingsinstallaties of de aanleg van nieuwe installaties.

rr. De paragraaf ‘61.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste bullet wordt ‘de instandhouding’ vervangen door ‘instandhouding’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties of de aanleg van nieuwe installaties (zoals WarmteTerugWin-installaties).

ss. De paragraaf ‘62.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de bullet wordt ‘de instandhouding van koelinstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale koelinstallaties’.

2°. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale koelinstallaties of de aanleg van nieuwe installaties (zoals airconditioning).

tt. De paragraaf ‘70.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Elektrotechnische installaties’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste alinea wordt ‘de instandhouding van elektrotechnische installaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale elektrotechnische installaties’.

ii. De tweede alinea komt te luiden:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale elektrotechnische installaties of de aanleg van nieuwe installaties,

  • vervanging of aanleg van leidingen of bedrading.

2°. In de subparagraaf ‘Bliksemafleidingsinstallaties’ wordt ‘de aanleg’ vervangen door ‘aanleg’, wordt ‘de visuele inspectie’ telkens vervangen door ‘visuele inspectie’ en wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

uu. De paragraaf ‘75.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. De subparagraaf ‘Communicatie-installaties’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de bullet wordt ‘de instandhouding van communicatie-installaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale communicatie-installaties’.

ii. Er wordt een alinea toegevoegd, die luidt:

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van niet-monumentale communicatie-installaties of de aanleg van nieuwe installaties (zoals een modern intercomsysteem).

2°. In de subparagraaf ‘Brandmeldinstallaties’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

3°. De subparagraaf ‘Inbraakbeveiligingsinstallaties’ komt te luiden:

Inbraakbeveiligingsinstallaties

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • aanleg of onderhoud van inbraakbeveiligingsinstallaties,

  • doormelding aan een meldkamer waaronder het abonnement en de lijnhuur.

vv. In de paragraaf ‘78.00 ALGEMEEN’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’.

ww. In de paragraaf ‘80.00 ALGEMEEN’ komt de bullet te luiden:

  • instandhouding van monumentale personen- en goederenliftinstallaties.

xx. In de paragraaf ‘81.00 ALGEMEEN’ komt de bullet te luiden:

  • instandhouding van monumentale roltrappen en rolpaden.

yy. In de paragraaf ‘82.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding van hef- en hijsinstallaties’ vervangen door ‘instandhouding van monumentale hef- en hijsinstallaties’.

zz. In de paragraaf ‘83.00 ALGEMEEN’ komt de bullet te luiden:

  • instandhouding van monumentale goederentransport- en distributiesystemen.

aaa. De paragraaf ‘84.00 ALGEMEEN’ komt te luiden:

84.00 ALGEMEEN

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • instandhouding van monumentale gevelonderhoud-installaties.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • aanleg van een nieuwe glazenwasinstallatie.

bbb. In de paragraaf ‘90.00 ALGEMEEN’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’.

ccc. De paragraaf ‘91.00 ALGEMEEN’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Algemeen’ komen de eerste twee volzinnen te luiden: Veel werkzaamheden voor met name de functionele instandhouding van klinkende onderdelen van monumenten zijn specifiek en specialistisch van aard. Daarom is hiervoor een aparte paragraaf opgenomen.

2°. De subparagraaf ‘Luidklokken’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de eerste alinea wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’

ii. In de tweede alinea wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

iii. In de derde alinea wordt ‘de vervanging’ telkens vervangen door ‘vervanging’ en wordt ‘en/of’ telkens vervangen door ‘of’.

3. . De subparagraaf ‘Beiaarden’ wordt als volgt gewijzigd:

i. In de tweede alinea wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘de vervanging’ vervangen door ‘vervanging’.

ii. In de derde alinea wordt ‘c.q.’ vervangen door ‘of’.

iii. In de vierde alinea wordt ‘het herstel’ vervangen door ‘herstel’, wordt ‘de vervanging’ vervangen door ‘vervanging’ en wordt de komma aan het slot van de laatste bullet vervangen door een punt.

4°. In de subparagrafen ‘Orgels’ en ‘Uurwerken’ wordt ‘de instandhouding’ telkens vervangen door ‘instandhouding’ en wordt ‘de functionele instandhouding’ telkens vervangen door ‘functionele instandhouding’.

ddd. De paragraaf ‘92. GROENE MONUMENTEN (begraafplaatsen, parken, tuinen, e.d.)’ komt te luiden:

92. GROENE MONUMENTEN (begraafplaatsen, parken, tuinen, e.d.)

92.00 ALGEMEEN

Algemeen

Het gaat hier om werkzaamheden aan de aangelegde elementen van een groen monument, zoals beplanting, padenstructuur, waterlopen en vijvers. Werkzaamheden aan kleine rijksbeschermde gebouwde elementen binnen een groenaanleg, zoals bruggetjes, priëlen, standbeelden, grafmonumenten en tuinmuren, kunnen in samenhang met de werkzaamheden aan de aangelegde elementen ook subsidiabel zijn. Zie voor werkzaamheden aan de andere rijksbeschermde gebouwde elementen de voorgaande paragrafen.

Deze paragraaf is onderverdeeld in elementen waaruit een groen monument kan bestaan. Per element blijkt uit een tabel of de genoemde werkzaamheden subsidiabel zijn of niet. Niet genoemde werkzaamheden zijn niet subsidiabel.

Subsidiabel op grond van de Sim

Welke werkzaamheden subsidiabel zijn op grond van de Sim volgt uit de volgende onderverdeling in categorieën werkzaamheden:

Subsidiabel:

  • Onderhoud hoofdstructuur: normaal onderhoud aan belangrijke structurerende aangelegde elementen van het groene monument:

    • grasland

    • laanbeplantingen

    • parkbosranden

    • solitairen en boomgroepen

    • zichtassen en zichtlijnen

    • waterpartijen en waterlopen

    • wegen, paden en terrassen

Subsidiabel onder voorwaarden:

  • Onderhoud kernwaarde: normaal onderhoud aan aangelegde elementen die aantoonbaar medebepalend zijn voor de hoofdkarakteristiek van de groenaanleg, bijvoorbeeld omdat ze in hun context uniek of zeldzaam zijn. Alleen indien de kernwaarde voldoende onderbouwd is, zijn de kosten subsidiabel op grond van de Sim. Een kernwaarde moet worden aangetoond door een eigen, steekhoudende analyse. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een tuinhistorisch rapport, archiefstukken zoals historisch beeldmateriaal, historische beplantingschema’s of een analyse van vakliteratuur. Een verwijzing naar de registeromschrijving van het groene monument is niet voldoende. Kernwaarde-posten in de begroting moeten in detail herleidbaar zijn naar de kernwaarde-analyse (bijvoorbeeld door in de analyse onderscheid te maken tussen de verschillende hagen). Zie onderstaande tabellen onder ‘Beplanting’ voor de wijze waarop de kernwaarde per element wordt aangetoond. De minister beoordeelt of de kernwaarde voldoende is aangetoond.

Zie de tabellen hieronder voor de voorwaarden waaronder normaal onderhoud aan de kernwaarden subsidiabel is.

Niet-subsidiabel:

  • Overig onderhoud: het overige normale onderhoud (geen hoofdstructuur of kernwaarde). De kosten hiervan zijn om budgettaire redenen niet subsidiabel op grond van de Sim,

  • Restauratie: de kosten zijn niet subsidiabel op grond van de Sim, maar kunnen wel subsidiabel zijn op grond van een andere subsidieregeling.

Beplanting:

Bermen: zie Grasland

Boomgaarden en (lei)fruitcollecties

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

- verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze, en leiden),

- inboeten van bomen en beplanting.

Onderhoud kernwaarde: hoogstamboomgaarden waarbij het rijksmonument overwegend (voor meer dan 50%) uit boomgaard bestaat, en historische leifruitcollecties (ten minste bestaande uit enkele oude planten en een historische leifruitmuur, latwerk of een oude kas)

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze, en leiden),

– inboeten van bomen en beplanting.

– vervangen van de boomgaard of (lei)fruitcollectie.

Boomsingels bij begraafplaatsen: zie Solitairen en boomgroepen

Borders, rozenperken en klimplanten

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

– verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten met organische meststoffen, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze en, bij rozenperken en heesters, voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze,

– inboeten van plantmateriaal.

Onderhoud kernwaarde: borders, rozenperken en klimplanten, voor zover op basis van aangetoonde beplantingsschema’s uit een voor de monumentale waarde relevante historische fase

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten met organische meststoffen, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze en, bij rozenperken en heesters, voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze,

– inboeten van plantmateriaal.

– vervanging door nieuwe aanplant.

Gazon: zie Grasland

Grasland (bermen, gazons, parkweiden en ruigten in parkbossen en langs waterlopen), niet door vee begraasd

Onderhoud hoofdstructuur

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– maaien (maximaal twee keer per jaar) en het afvoeren van het maaisel (hooilandbeheer),

– blad ruimen (één keer per jaar).

– opslag verwijderen, egaliseren en zaaien.

Hagen, topiaria en berceaus

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

– verzorgen van beplanting (vormsnoei, bemesten met organische meststoffen en onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze),

– inboeten van bomen en heesters,

– knippen (buxus, haagbeuk, liguster en meidoorn twee keer per jaar, beuk en taxus één keer per jaar),

– voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze,

– instandhouding van een lei- of draagconstructie.

Onderhoud kernwaarde: hagen, topiaria en berceaus die vanuit aantoonbaar historisch ontwerp of vanuit historische typologie een kernwaarde zijn

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van beplanting (vormsnoei, bemesten met organische meststoffen en onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze),

– inboeten van bomen en heesters,

– knippen (buxus, haagbeuk, liguster en meidoorn twee keer per jaar, beuk en taxus één keer per jaar),

– voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze,

– instandhouding van een lei- of draagconstructie.

– (volledig) vervangen van een lei- of draagconstructie of beplanting.

Hakhoutbos

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Dit element behoort niet tot de hoofdstructuur.

– afzetten van uitlopers of slieten,

– uitslepen van hout,

– inboeten.

Onderhoud kernwaarde

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Dit element is geen kernwaarde.

– geheel, of vaksgewijs in fasen, vervangen van de beplanting als element door nieuwe aanplant, mits geadviseerd door de Minister.

Heestergroepen

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

– het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten met organische meststoffen, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze, voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze),

– inboeten van plantmateriaal.

Onderhoud kernwaarde: heestergroepen die beeldbepalend zijn in een (landschappelijke) groenaanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke locatie (bijvoorbeeld als afsluiting van een zichtlijn)

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– het verzorgen van beplanting (zoals snoeien, bemesten met organische meststoffen, onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze, voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze),

– inboeten van plantmateriaal.

– vervanging door nieuwe aanplant.

Knotbomen: zie Lei- en knotbomen

Kuipplantencollectie

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

Kuipplantencollecties die niet aantoonbaar deel uitmaken van het ontwerp van de groenaanleg, zijn geen onderdeel van het groene monument.

Onderhoud kernwaarde: kuipplantencollectie ten minste bestaande uit enkele oude kuipplanten, voor zover aantoonbaar onderdeel van het ontwerp van de historische groenaanleg (aan te tonen aan de hand van een historische oranjerie, ontwerptekeningen, historische foto’s of een kasboek)

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van bomen en beplanting (zoals snoeien, bemesten met organische meststoffen, voorkomen of bestrijden van ernstige plagen op milieuvriendelijke wijze, verkuipen en water geven),

– onderhoud aan de kuipen.

– vervanging van kuipplanten,

– vervanging van kuipen.

Laanbeplantingen (zie ook Grasland)

Onderhoud hoofdstructuur

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van bomen (snoeien voor zover nodig voor de instandhouding van de boom of voor instandhouding van de monumentale waarde), incidenteel bemesten met organische meststoffen of beluchten voor zover naar oordeel van de minister noodzakelijk,

– incidenteel kappen van zieke bomen, inboeten en beschermen van jonge aanplant tegen vee of wild,

– onderhoud van bestaande drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van de laanbeplanting.

– geheel, of bij grotere lengte in fasen, vervangen van de laanbeplanting als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal 3 jaar,

– aanleg van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van de laanbeplanting indien nodig door gewijzigde, blijvend verhoogde waterstand (niet na oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld te zware bodembelasting).

– VTA (Visual Tree Assessment) en opkronen van bomen vanwege het verkeer is niet subsidiabel.

Lei- en knotbomen (zie ook Laanbeplantingen of Solitairen en boomgroepen)

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

– verzorgen van bomen (zoals snoeien, leiden en knotten, incidenteel bemesten met organische meststoffen of beluchten voor zover naar oordeel van de minister noodzakelijk)

– incidenteel kappen van zieke bomen,

– inboeten en beschermen van jonge aanplant tegen vee of wild,

– verwijderen van opslag.

Onderhoud kernwaarde

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen zijn geen kernwaarde.

– vervanging van een boom of boomgroep als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal drie jaar.

Parkbos (geen productiebos) (zie ook Hakhoutbos)

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Dit element behoort niet tot de hoofdstructuur.

– incidenteel kappen en inboeten van bomen en heesters.

Onderhoud kernwaarde

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Dit element is geen kernwaarde.

– geheel, of vaksgewijs in fasen, vervangen van de beplanting als element door nieuwe aanplant mits geadviseerd door de Minister.

Parkbosranden (zie ook Grasland)

Onderhoud hoofdstructuur

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– snoeien van bomen en heesters,

– incidenteel kappen en inboeten van bomen en heesters.

– rooien en opnieuw inplanten van bomen.

Parkweiden: zie Grasland

Siertuinen: zie Hagen, topiaria en berceaus en Borders, rozenperken en klimplanten

Solitairen en boomgroepen

Onderhoud hoofdstructuur: solitairen en boomgroepen die beeldbepalend zijn in een (landschappelijke) groenaanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke locatie (bijvoorbeeld als coulisse in een parkweide) en, bij begraafplaatsen, boomsingels

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– verzorgen van bomen (zoals snoeien, leiden en knotten), het incidenteel bemesten met organische meststoffen of beluchten voor zover naar oordeel van de minister noodzakelijk.

– incidenteel kappen van zieke bomen en het inboeten volgens oorspronkelijk ontwerp (cultivar, locatie) en het beschermen van jonge aanplant tegen vee of wild.

– vervanging van een boom of boomgroep als element door nieuwe aanplant en water geven gedurende maximaal drie jaar.

Vormbomen: zie Lei- en knotbomen en Hagen, topiaria en berceaus

Zichtassen en zichtlijnen (vista’s; zie ook Grasland en Parkbosranden)

Onderhoud hoofdstructuur

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– onderhoud van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten door het verwijderen van opslag en beperkt kappen van bomen, verwijderen van takken van bomen of te ver uitgegroeide heesters die het zicht inkaderen of begeleiden.

– herstel van de ruimtelijke structuur van zichtassen, zichtlijnen en open ruimten, nadat deze eerder opzettelijk zijn dichtgeplant, voor zover van aangetoond belang voor de monumentale waarden.

Andere elementen in de groenaanleg:

Aardwerken (voor aardwerken zonder beschermde groenaanleg, zie 17. Terreininrichting)

Onderhoud hoofdstructuur

Overig onderhoud

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

Deze elementen behoren niet tot de hoofdstructuur.

– onderhoud van aardwerken met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal twee keer per jaar).

Onderhoud kernwaarde: aardwerken die beeldbepalend zijn in een aanleg en die vanuit de ontwerpgedachte van de aanleg een belangrijke ruimtelijke functie hebben op hun specifieke locatie (bijvoorbeeld in verdedigingslinies of Japanse tuinen)

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– onderhoud van aardwerken met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal twee keer per jaar).

– herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest.

Bruggen: zie 17. Terreininrichting, of Wegen, paden en terrassen of kleine rijksbeschermde gebouwde elementen in een groenaanleg

Kleine rijksbeschermde gebouwde elementen in een groenaanleg

Onderhoud

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– normaal onderhoud (noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde) van ten hoogste vier kleine rijksbeschermde gebouwde elementen in de groenaanleg, tot een maximumbedrag van € 6.000,– per gebouwd element.

– werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor herstel.

Waterpartijen en waterlopen, inclusief bijbehorende beschoeiing, stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit

Onderhoud hoofdstructuur

Restauratie

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– schoon en op diepte houden van niet verlande waterlopen en vijvers, inclusief het afvoeren of tijdelijk opslaan van de uitkomende bagger in depot en het afwerken van het depot na inklinking, mits met gesloten grondbalans, op basis van offerte of meting en berekening.

– opschonen van windhoeken (het plaatselijk verwijderen van opgehoopt blad en takhout),

– verwijderen van overmatige plantengroei,

– onderhoud en het werkzaam houden van duikers en stuwen,

– plaatselijk herstel van bestaande beschoeiing, bij houten beschoeiingen met toepassing van duurzaam geproduceerd hout.

– uitbaggeren van verlande waterlopen en vijvers (langcyclisch),

– aanbrengen van nieuwe, eenvoudige duikers, overstorten, stuwen, gemaaltjes en pompen, die naar het oordeel van Onze Minister nodig zijn voor het handhaven of verbeteren van het waterpeil,

– vervanging van beschoeiingen, indien om constructieve of materiaaltechnische redenen noodzakelijk, bij houten beschoeiingen met toepassing van duurzaam geproduceerd hout

– aanbrengen van een nieuwe beschoeiing, bij houten beschoeiingen met toepassing van duurzaam geproduceerd hout, indien nodig voor de instandhouding van de historische oeverlijn.

Wegen, paden en terrassen

Onderhoud hoofdstructuur historisch padenstelsel

Restauratie historisch padenstelsel

(niet subsidiabel op grond van de Sim)

– onkruidvrij houden op milieuvriendelijke wijze,

– blad ruimen,

– knippen of steken van graskanten,

– aanvullen met een toplaag, zoals grind, schelpen of zand, overeenkomstig de bestaande toestand, voor zover de bestaande toplaag bijdraagt aan de monumentale waarde,

– plaatselijk herstel van de bestaande verharding of het bestaande profiel,

– onderhoud van eenvoudige houten loopbruggetjes die deel uitmaken van de historische wandeling, met toepassing van duurzaam geproduceerd hout

– onderhoud van bestaande drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer.

– herstel van het oorspronkelijke profiel van vervaagde historische paden en padenpatronen, die slechts beperkt nog herkenbaar zijn,

– bestaande kantopsluitingen vervangen voor zover behorend bij een historisch ontwerp of nodig voor herstel en behoud van de padbreedte en de belijning,

– aanbrengen van eenvoudige houten loopbruggetjes met toepassing van duurzaam geproduceerd hout, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel verdwenen is,

– aanleg van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer voor behoud van het padenstelsel indien nodig door gewijzigde, blijvend verhoogde waterstand (niet na oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld te zware bodembelasting).

4. Hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de paragraaf ‘1. Tabel voor de berekening van het honorarium inzake het opstellen van een instandhoudingsplan’, eerste alinea, wordt ‘De kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan’ vervangen door ‘De kosten van het opstellen van een instandhoudingsplan’.

b. De paragraaf ‘2. Tabel voor de berekening van het honorarium inzake de planbegeleiding’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de eerste alinea wordt ‘indien en voor zover’ vervangen door ‘voor zover’.

2°. In de tweede alinea wordt ‘De totale kosten voor de begeleiding’ vervangen door ‘De totale kosten van de begeleiding’.

c. In de eerste volzin van de paragraaf ‘3. Tabel voor de berekening van de toeslag voor het vervaardigen van aanvullende stukken (niet van toepassing op normaal onderhoud als bedoeld in de Sim)’ wordt ‘ingrijpender herstel en/of grote ingrepen omvatten’ vervangen door ‘ingrijpender herstel of grote ingrepen omvatten,’.

d. In de paragraaf ‘4. Grondslagen voor de berekening van het bouwplaatsuurloon’, subparagraaf ‘Subsidiabele gemiddelde (bouwplaats)uurloon:’, vervalt ‘en op www.monumenten.nl’.

e. De paragraaf ‘5. Grondslagen voor de opbouw van de algemene bouwplaatskosten’, wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de subparagraaf ‘Indirecte kosten:’ wordt ‘de kosten voor het arboplan/-dossier’ vervangen door ‘de kosten van het arboplan/-dossier’.

2°. In de subparagraaf ‘Normen voor subsidiabele aannemerskosten:’ wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’ en wordt ‘dan wel’ vervangen door ‘of’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, onder 1, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel N, onder 1 en 2, en onderdeel T terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, onder 1, treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.W.W. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Bij brief van 20 juni 2024 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning van het financieringsstelsel van de monumentenzorg.1 In de verkenning is onderzocht hoe de kwaliteit, samenhang en stabiliteit binnen het financieringsstelsel voor de monumentenzorg kunnen worden verbeterd. Vooruitlopend op het verder uitwerken van de aanbevelingen uit dit traject worden alvast enkele kleinere aanpassingen doorgevoerd in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim). Uit een eerdere evaluatie van de Sim in 20212 vloeiden ook aandachtspunten en aanbevelingen voort om de Sim beter te laten werken, met name voor specifieke groepen rijksmonumenten in de Sim. De aandachtspunten uit die evaluatie, aandachtspunten uit het veld in het kader van de verkenning, alsmede de ervaringen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) bij de uitvoering van de Sim, hebben geleid tot een aantal verbeteringen in de Sim.

De wijzigingen in de Sim, inclusief de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: de Leidraad), betreffen de volgende onderwerpen:

  • 1. het loslaten van het vereiste van een door een verzekeraar geaccepteerde taxatie van de herbouwwaarde,

  • 2. enkele wijzigingen met betrekking tot de subsidiëring van archeologische rijksmonumenten in de Sim,

  • 3. enkele wijzigingen met betrekking tot de subsidiëring van groene monumenten in de Sim,

  • 4. een beperkte verruiming in de Leidraad in het kader van verduurzaming,

  • 5. het loslaten van het vereiste van bestendig gebruik van kerkgebouwen,

  • 6. het verruimen van de mogelijkheden voor het verkrijgen van uitstel bij overmacht of onvoorziene omstandigheden,

  • 7. het ontkoppelen van de registratiewijze van rijksmonumenten en het toetsingscriterium bij het aanwijzen van professionele organisaties voor monumentenbehoud (hierna: POM’s),

  • 8. de incidentele ophoging van het budget voor groene monumenten van de Sim voor de aanvraagronde van 2024 met € 2,2 miljoen vanuit de compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling van dat jaar,en de structurele ophoging – vanaf de aanvraagronde van 2025 – van het budget voor groene monumenten vanuit de compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling van 2023 en 2024 met € 5,2 miljoen,

  • 9. de incidentele ophoging van het budget van de Sim aanvraagronde van 2025 met € 20 miljoen, inclusief een regeling voor de verdeling van dit budget tussen kleine en grote gebouwde rijksmonumenten,

  • 10. het toevoegen van een subsidieplafond voor verduurzamingsonderzoeken voor 2025, en

  • 11. technische en redactionele wijzigingen.

De verschillende wijzigingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.

  • 1. Loslaten door verzekeraar geaccepteerde taxatie herbouwwaarde

    Bij een subsidieaanvraag voor gebouwde rijksmonumenten3 moest de eigenaar van het monument de herbouwwaarde aantonen aan de hand van (i) een verzekeringspolis waaruit de herbouwwaarde blijkt, of – voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt – (ii) een door een verzekeraar geaccepteerde taxatie van de herbouwwaarde.

    Steeds vaker blijkt echter dat het voor een beperkte groep eigenaren niet mogelijk is om aan dit vereiste te voldoen. Niet alle gebouwde monumenten zijn goed te verzekeren, en bepaalde verzekeraars vermelden de herbouwwaarde niet meer op de verzekeringspolis. In gesprekken met verzekeraars en taxateurs is naar voren gekomen dat er niet altijd bereidheid is bij verzekeraars om een verklaring af te geven voor objecten die niet bij hen verzekerd zijn, ook niet tegen een vergoeding. Ook werken verzekeraars zelf vaak samen met externe (register-)taxateurs, in welk geval zij zelf voor de taxatie geen expertise toevoegen.

    Gelet hierop worden in de Sim de volgende wijzigingen aangebracht:

    • a. het wordt mogelijk om, voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt, te volstaan met een taxatie van de herbouwwaarde door een taxateur die is ingeschreven bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) of het Verenigd Register van Taxateurs (VRT),

    • b. de kosten van deze taxatie worden subsidiabel gesteld tot een maximumbedrag van € 2.500 per rijksmonument of zelfstandig onderdeel, en

    • c. bij het (her-)gebruiken van een oude verzekeringspolis of taxatie mag de getaxeerde herbouwwaarde met maximaal 3% per jaar worden geïndexeerd tot aan het jaar van aanvragen, met een maximum van 15 jaar. Uiteraard alleen voor zover kan worden aangetoond in welk jaar de taxatie is uitgevoerd.

  • 2. Wijzigingen met betrekking tot archeologische rijksmonumenten

    De afgelopen jaren is uit verschillende onderzoeken4 gebleken dat de Sim niet effectief is voor eigenaren van archeologische rijksmonumenten. In tegenstelling tot eigenaren van gebouwde en groene monumenten hebben zij vaak geen direct belang bij het in stand houden van hun rijksmonument. De administratieve lasten om een aanvraag te doen en de benodigde eigen bijdrage zijn dan al snel een te hoge drempel.

    Voor eigenaren van archeologische rijksmonumenten die gebruik willen maken van de Sim worden daarom de volgende wijzigingen doorgevoerd:

    • a. Subsidiepercentage van 60% naar 80%

      Het subsidiepercentage voor archeologische rijksmonumenten wordt verhoogd van 60% naar 80% (en van 40% naar 60% voor eigenaren die de kosten – kortgezegd – kunnen aftrekken van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting). Gezien het ontbreken van een direct belang van eigenaren bij het in stand houden van archeologische rijksmonumenten, werd in eerdere onderzoeken5 aanbevolen om het subsidiepercentage onder de loep te nemen.

      In veel gevallen is een (beperkte) eigen bijdrage van de eigenaar te rechtvaardigen. Overheden en terreinbeherende organisaties hebben immers een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om instandhouding. Ook kan het zijn dat een archeologisch rijksmonument wel degelijk waarde vertegenwoordigt, zij het indirect (bijvoorbeeld doordat een gebied aantrekkelijk wordt voor bezoekers). Lang niet in alle gevallen is er echter sprake van een dergelijke belevingswaarde, en vaak is er geen sprake van een verdienmodel. Met de verhoging van het subsidiepercentage worden eigenaren meer gestimuleerd om subsidie aan te vragen voor instandhoudingswerkzaamheden. Tegelijkertijd dragen de eigenaren ook nog een eigen verantwoordelijkheid.

    • b. . Uitbreiden van de subsidiegrondslag voor archeologische rijksmonumenten

      Op grond van de Sim wordt ‘normaal onderhoud’ gesubsidieerd. Normaal onderhoud is in de Erfgoedwet gedefinieerd als ‘noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde’. Bij archeologische rijksmonumenten moeten echter ook incidenteel onderhoud en conservering gesubsidieerd kunnen worden op basis van de Sim. De subsidiegrondslag daarvoor was met de invoering van de Erfgoedwet onvoorzien te beperkt geworden voor archeologische rijksmonumenten. Met een wijziging van (met name) artikel 2 van de Sim wordt dit rechtgezet.

    • c. Normbedragen voor normaal onderhoud

      In het (verplichte) begrotingsmodel voor archeologische rijksmonumenten moet voortaan worden aangegeven of subsidie wordt aangevraagd voor normaal onderhoud, of voor incidenteel onderhoud of conservering. Alleen bij incidenteel onderhoud of conservering moet nog een uitgebreide begroting worden aangeleverd. Voor normaal onderhoud kan voortaan worden volstaan met het invullen van het aantal archeologische complextypen per rijksmonument. De RCE heeft voor de meest voorkomende complextypen normbedragen voor normaal onderhoud laten opstellen, die worden opgenomen in het begrotingsmodel. Door het aantal complextypen in te vullen, volgt automatisch een berekening van de subsidiabele kosten aan de hand van deze normbedragen.

      Ook POM’s krijgen voor normaal onderhoud van archeologische rijksmonumenten voortaan te maken met de normbedragen. Daartoe wordt bij de indieningsvereisten voor subsidieaanvragen van POM’s toegevoegd dat de subsidiabele kosten voor archeologische rijksmonumenten moeten worden uitgesplitst naar normaal onderhoud en incidenteel onderhoud of conservering.

      Voor archeologische rijksmonumenten waar alléén subsidie wordt aangevraagd voor normaal onderhoud, vervallen de volgende indieningsvereisten:

      • inspectierapport;

      • foto’s;

      • verdere bijlagen waaruit de technische of fysieke staat van het rijksmonument of zelfstandig onderdeel blijkt.

      Hiervoor wordt de Sim niet aangepast, omdat deze indieningsvereisten kunnen worden opgevraagd. Dit zal in het aanvraagportaal en op de website van de RCE worden verduidelijkt.

    • d. Geen dubbele subsidiëring

      Voor particuliere eigenaren van archeologische rijksmonumenten wordt een ontzorgingsaanpak voor het normale onderhoud ontwikkeld, buiten de Sim. Zij zullen de mogelijkheid krijgen om het normale onderhoud op kosten van het Rijk uit te laten voeren door een professionele partij, in opdracht van de Minister. In de Sim wordt een bepaling toegevoegd, zodat particuliere eigenaren die gebruik maken van deze ontzorging niet ook voor dezelfde werkzaamheden subsidie kunnen aanvragen op grond van de Sim. Particuliere eigenaren die toch liever subsidie aanvragen voor het normale onderhoud van hun archeologisch rijksmonument in plaats van dit kosteloos te laten uitvoeren door een door de minister geselecteerde partij, kunnen een beroep blijven doen op de Sim.

    • e. Verbeteringen in de Leidraad

      In de Leidraad worden enkele tekstuele verbeteringen doorgevoerd die van toepassing zijn op archeologische rijksmonumenten ter verduidelijking van de bestaande werkwijze.

  • 3. Wijzigingen met betrekking tot groene monumenten

    Uit de Sim-evaluatie van 2021 bleek dat de werkwijze rondom groene monumenten op enkele punten verbeterd kon worden. Ook uit een rondgang langs het veld begin 2023 kwam dit beeld naar voren.

    Daarom worden voor groene rijksmonumenten de volgende wijzigingen doorgevoerd:

    • a. Kleine rijksbeschermde gebouwde elementen beperkt subsidiabel binnen een groenaanvraag

      Kleine rijksbeschermde6 gebouwde elementen7 in rijksbeschermde parken, tuinen en begraafplaatsen zijn van groot belang voor de monumentale waarde van de groenaanleg. In de praktijk is de drempel om instandhoudingssubsidie te verkrijgen voor dit soort objecten echter vaak te hoog. Bijvoorbeeld omdat een herbouwwaarde ontbreekt, of omdat de subsidiabele kosten – zelfs van alle kleine gebouwde elementen bij elkaar opgeteld – onder het drempelbedrag vallen om voor subsidie in aanmerking te komen. Hoewel kleine gebouwde elementen ook ‘mee kunnen lopen’ in een aanvraag voor grote gebouwde rijksmonumenten, kan dat alleen als de instandhoudingsbehoefte daarvan lager is dan het maximumbedrag aan subsidiabele kosten op basis van de herbouwwaarde.

      Met onderhavige wijzigingsregeling worden normale onderhoudswerkzaamheden aan kleine rijksbeschermde gebouwde elementen daarom ook beperkt subsidiabel gesteld binnen een groenaanvraag, zodat de instandhouding ervan toch kan worden geborgd. Het gaat per aanvraag om maximaal vier kleine gebouwde elementen in een groenaanleg voor een maximumbedrag aan subsidiabele kosten van € 6.000 per element.

    • b. Verduidelijking van de werkwijze rond kernwaarden

      Alleen normaal onderhoud aan de hoofdstructuur en aan kernwaarden van groene monumenten zijn subsidiabel binnen de Sim. Ter verduidelijking van de bestaande werkwijze zijn een aantal wijzigingen in de artikelen van de Sim en in de Leidraad doorgevoerd. Zo wordt een analyse van de kernwaarde(n) toegevoegd als indieningsvereiste voor de Sim, waar dit indieningsvereiste voorheen alleen bleek uit de Leidraad. In de Leidraad wordt verder verduidelijkt hoe per element kan worden aangetoond of er sprake is van een kernwaarde.

    • c. Duurzaam tuinieren

      Voortaan worden uitsluitend nog de toepassing van organische meststoffen, milieuvriendelijke bestrijding van ernstige plagen en op duurzame wijze gemodificeerd of behandeld hout gesubsidieerd. Het gebruik van kunstmest, het spuiten met gif en het gebruik van tropisch hardhout zonder FSC-keurmerk zijn daarmee niet langer subsidiabel.

    • d. Verduidelijken van de positie van aardwerken

      In de Leidraad komen werkzaamheden aan aardwerken twee keer voor: onder civiele werken en onder groene monumenten. In de Leidraad wordt opgenomen dat kosten voor aardwerken alleen in een groenaanvraag kunnen worden opgevoerd als er sprake is van een beschermde groenaanleg. Voor aardwerken zonder beschermde groenaanleg kan een aanvraag worden gedaan voor gebouwde rijksmonumenten. In lijn hiermee is de begripsbepaling van groen monument in artikel 1 van de Sim aangescherpt.

    • e. Verduidelijkingen in de Sim en Leidraad

      In de Sim en in de Leidraad worden verschillende tekstuele verbeteringen doorgevoerd met betrekking tot groene rijksmonumenten ter verduidelijking van de bestaande werkwijze.

  • 4. Een beperkte verruiming in het kader van verduurzaming

    Op het punt van verduurzaming wordt in de Leidraad een beperkte inhoudelijke wijziging doorgevoerd. In beginsel is verduurzaming niet subsidiabel in de Sim. Dit blijft ongewijzigd. Op deze regel wordt één uitzondering geformuleerd, namelijk voor glas en kozijnen, mits deze technisch ‘op’ zijn, en vervanging dus noodzakelijk is. Dit moet blijken uit het inspectierapport. Daarbij kan ten behoeve van een tegelijkertijd door te voeren verduurzaming een minimale aanpassing van de detaillering worden toegestaan, mits op een bij het venster passende wijze en met een in stijl passende glassoort. Ook wordt het periodiek reinigen van schilderwerk subsidiabel gesteld, omdat dit levensduur verlengend is.

    Op de regel dat verduurzaming op grond van de Sim niet subsidiabel is, wordt nu kortom alleen voor glas en kozijnen een zeer beperkte uitzondering gemaakt. Anders ontstaat namelijk een negatieve prikkel om één-op-één te vervangen in plaats van een duurzamer alternatief te kiezen dat ook passend is. De Leidraad blijft primair bedoeld voor de instandhouding van monumentale waarden. Voor verduurzamingsmaatregelen kunnen andere regelingen worden aangesproken, bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), of de Duurzame Monumenten-Lening en Duurzame Monumentenplus-Lening van het Nationaal Restauratiefonds (NRF).

  • 5. Loslaten vereiste van bestendig gebruik bij kerkgebouwen

    Het doel van de Sim is om instandhouding van rijksmonumenten te bevorderen, ook gedurende een eventuele moeilijke periode van transitie naar een nieuwe functie. Het vereiste voor kerkgebouwen van een verklaring dat het kerkgebouw gedurende de periode van het instandhoudingsplan bestendig wordt gebruikt – en de daarmee samenhangende weigeringsgrond – vervallen daarom.

  • 6. Verruimen van de mogelijkheden voor het verkrijgen van uitstel

    Op basis van de Sim hebben subsidieontvangers zes jaar de tijd om de instandhoudingswerkzaamheden uit te voeren. In verband met COVID-19 is in de Sim de mogelijkheid opgenomen om de planperiode te verlengen. Deze bepaling wordt verruimd, waardoor aan de subsidieontvanger ook bij andere vormen van overmacht of onvoorziene omstandigheden uitstel kan worden verleend.

  • 7. Ontkoppelen van registratiewijze rijksmonumenten en toetsingscriterium bij aanwijzing van professionele organisaties voor monumentenbehoud

    De minister kan privaatrechtelijke rechtspersonen of kerkgenootschappen aanwijzen als POM als de organisatie aan een aantal criteria voldoet. Eén daarvan was dat de organisatie ten minste 20 rijksmonumenten in eigendom moet hebben. Naar aanleiding van recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geconstateerd dat dit criterium aanpassing behoeft.

    Voor het aanwijzingscriterium in artikel 30, tweede lid, van de Sim, dat de organisatie een rijksmonumentenbezit van ten minste 20 rijksmonumenten moet hebben, werd voor het aantal rijksmonumenten uitgegaan van wat er onder één rijksmonumentnummer is ingeschreven in het rijksmonumentenregister: 20 rijksmonumenten betekent 20 rijksmonumentnummers. Sinds de inwerkingtreding van de Monumentenwet van 1961 zijn er echter verschillende registratiewijzen gehanteerd in het rijksmonumentenregister, waarbij de toedeling van de rijksmonumentnummers door de jaren heen niet steeds op dezelfde manier verliep. Dit is geen probleem voor de functie van het register – de identificatie van wat er als rijksmonument beschermd is – maar in sommige gevallen wel bij het bepalen van de exacte omvang van het rijksmonumentenbezit van een organisatie die als POM aangewezen wil worden. De toewijzing van rijksmonumentnummers is niet bedoeld om het aantal beschermde zaken te kwantificeren, maar dat is wel waar het bij het POM-criterium over de omvang van het bezit (hierna: POM-criterium) om draait. Organisaties van wie het rijksmonumentenbezit geen 20 rijksmonumentnummers heeft, maar wel uit 20 rijksbeschermde (gebouwde) objecten bestaat, hebben zo niet de kans om een POM-status aan te vragen. Om verzoeken tot een wijziging van het rijksmonumentenregister die los staat van het doel van het register te voorkomen, is ontkoppeling van dit POM-criterium en de registratiewijze in het register wenselijk. Door ontkoppeling verdwijnt het onbedoelde rechtsgevolg dat gepaard gaat met de registratiewijze in het rijksmonumentenregister. De wijze waarop een rijksmonument geregistreerd is, houdt dan immers geen verband meer met de mogelijkheden voor het verkrijgen van een POM-status.

    De ontkoppeling van het POM-criterium en de registratiewijze in het rijksmonumentenregister wordt in de Sim gerealiseerd door gebruik te maken van het bij de subsidieverlening gehanteerde begrip ‘zelfstandig onderdeel’. Bij de bepaling van de omvang van het bezit wordt dan uitgegaan van 20 rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen. Als er onder één rijksmonumentnummer meerdere zelfstandige onderdelen zijn beschermd – in het geval van gebouwde rijksmonumenten meerdere zelfstandige bouwkundige eenheden – kunnen die zelfstandige onderdelen bij de aanvraag om de POM-status worden opgevoerd. Artikel 1 van de Sim bepaalt wat als een zelfstandig onderdeel geldt als het gaat om gebouwde rijksmonumenten, archeologische rijksmonumenten of groene monumenten. Voor een toelichting op de verschillende verschijningsvormen van zelfstandige onderdelen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011.8

  • 8. Incidentele ophoging van het budget voor groene monumenten van de Sim voor de aanvraagronde van 2024 met € 2,2 miljoen vanuit de compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling van dat jaar, en structurele ophoging – vanaf de aanvraagronde van 2025 – van het budget voor groene monumenten vanuit de compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling van 2023 en 2024 met € 5,2 miljoen

    Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de uitkomsten van de verkenning naar het financieringsstelsel voor de monumentenzorg wordt het budget voor de Sim voor aanvraagronde 2024 en verder verhoogd met € 2,2 miljoen.9 Dit budget is afkomstig uit de compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling (LPO) voor de bekostiging van de monumentenzorg voor 2024. Met deze regeling wordt het subsidieplafond voor groene monumenten in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim) met terugwerkende kracht met € 2,2 miljoen verhoogd voor de aanvraagronde 2024. Deze extra € 2,2 miljoen wordt structureel ingezet voor het verhogen van het budget voor de categorie ‘groene monumenten’, vanwege de overvraag in deze categorie en omdat het uitblijven van tijdig onderhoud voor groene monumenten relatief schadelijker is dan voor gebouwde monumenten, doordat beplanting onverminderd doorgroeit. Daarnaast is het verdienvermogen van veel groene monumenten gering.

    Vanuit de LPO 2023 voor bekostiging van de monumentenzorg is daarnaast jaarlijks structureel € 3 miljoen beschikbaar. In aanvraagronde 2023 en 2024 is dit bedrag toegewezen aan de categorie ‘groene monumenten’. Vanaf aanvraagronde 2025 is dit bedrag – naast de voornoemde € 2,2 miljoen – structureel beschikbaar voor groene monumenten. Het extra budget voor ’groene monumenten’ bedraagt dus vanaf aanvraagronde 2025 structureel € 5,2 miljoen.

  • 9. De incidentele ophoging van het budget van de Sim aanvraagronde van 2025 met € 20 miljoen, inclusief een verdeling tussen kleine en grote gebouwde rijksmonumenten

    Sinds 2020 wordt meer subsidie aangevraagd dan er op basis van de subsidieplafonds in de Sim kan worden verstrekt. In 2024 bedroeg de overvraag in totaal € 33,9 miljoen. Behalve groene monumenten hebben ook gebouwde rijksmonumenten te maken met deze overvraag. Om het aantal subsidieafwijzingen wegens budgetuitputting terug te dringen is er voor de periode 2023 tot en met 2025 jaarlijks € 20 miljoen extra beschikbaar. Met deze wijziging van de Sim wordt de budgetverhoging van € 20 miljoen voor 2025 gerealiseerd. Dit bedrag wordt gelijk verdeeld tussen kleine en grote gebouwde rijksmonumenten. € 10 miljoen wordt ingezet voor kleine gebouwde rijksmonumenten in de categorie ‘overige rijksmonumenten’ (met een herbouwwaarde van minder dan € 8,3 miljoen) en € 10 miljoen wordt toegewezen aan grote gebouwde rijksmonumenten in de categorie ‘overige rijksmonumenten’ (met een herbouwwaarde van ten minste € 8,3 miljoen). Ook na 2025 blijven er structureel extra middelen beschikbaar voor gebouwde rijksmonumenten, maar over de exacte verdeling van die middelen binnen deze categorie rijksmonumenten moet nog nader worden besloten.

  • 10. Het toevoegen van een subsidieplafond voor verduurzamingsonderzoeken voor 2025

    Voor aanvraagronde 2025 wordt een budget toegevoegd van € 342.500 voor het onderdeel duurzaamheidsonderzoeken. Vanuit voorgaande jaren resteert voor dit onderdeel daarnaast nog een budget van € 3.595.730. Conform de regeling wordt het bedrag toegevoegd aan het budget voor komende kalenderjaar, zodat er in totaal voor het onderdeel duurzaamheidsonderzoeken voor aanvraagronde 2025 een bedrag van € 3.938.230 beschikbaar is voor verduurzamingsonderzoeken.

  • 11. Technische en redactionele wijzigingen in de Sim en Leidraad

    In de Sim en in de Leidraad worden verschillende aanpassingen ter verduidelijking van de bestaande werkwijze doorgevoerd. In de Leidraad wordt bijvoorbeeld verduidelijkt dat alleen monumentale onderdelen van interieurs en monumentale installaties subsidiabel zijn, en wordt vaker (niet uitputtend) expliciet vermeld wat niet subsidiabel is.

    Ook worden de coördinatiekosten van vrijwilligers expliciet subsidiabel gesteld. Het gaat dan om de arbeidsuren van de eigenaar of zijn personeel voor het coördineren van vrijwilligers die subsidiabele werkzaamheden uitvoeren aan het rijksmonument. Voorwaarde is dat deze uren achteraf kunnen worden aangetoond.

    Tot slot worden zowel in de Sim als in de Leidraad diverse redactionele wijzigingen doorgevoerd die bedoeld zijn om de tekst te verduidelijken of de leesbaarheid te vergroten.

Regeldruk

Door dit wijzigingsvoorstel neemt de regeldruk voor aanvragers van Sim-subsidie in enkele gevallen toe, en in enkele gevallen af. Hieronder is per wijziging aan de hand van dezelfde nummering een toelichting gegeven, gevolgd door een berekening van de administratieve lasten.

Toelichting

Ad 1. Doordat de acceptatievereiste voor de herbouwwaarde vervalt, wordt het voor een aantal eigenaren makkelijker om aan de indieningsvereisten voor de Sim te voldoen. Het laten taxeren van het monument vergt actie, en wordt vergoed tot een maximum van € 2.500.

Ad 2. Eigenaren van archeologische rijksmonumenten (inclusief POM’s) moeten eenmalig in kaart brengen uit welke complextypen deze archeologische monumenten bestaan. Vervolgens wordt voor deze complextypen volstaan met een normbedrag voor normaal onderhoud, en hoeft alleen voor incidenteel onderhoud of conservering nog apart te worden ingevuld wat de totale begrote kosten zijn. Tegenover de eenmalige tijdinvestering van in het kaart brengen van de complextypen, staat derhalve een vermindering van de administratieve lasten op lange termijn.

Ad 3. Het aantonen van kernwaarden van groene monumenten was al verplicht op grond van de Leidraad. De Sim en Leidraad zijn op dit punt alleen verduidelijkt. Door deze verduidelijking is het voor de aanvrager naar verwachting sneller duidelijk wat gevraagd wordt.

Ad 5. Eigenaren van kerkgebouwen hoeven niet langer te verklaren dat hun pand bestendig gebruikt wordt. Dit ging tot nu toe door het zetten van een vinkje in het aanvraagportaal, en vergde dus een minimale inspanning. Het vervallen van deze vereiste heeft dus geen gevolgen voor de regeldruk.

Ad 6. Het verruimen van de mogelijkheden voor het verkrijgen van uitstel vergt van de aanvrager eenmalig een motivering van dat uitstel. Hier staat tegenover dat de mogelijkheid om uitstel te krijgen in het voordeel van de aanvrager is.

Ad 7. Het ontkoppelen van de registratiewijze van rijksmonumenten en het toetsingscriterium bij aanwijzing van professionele organisaties voor monumentenbehoud kan voor sommige aanvragers van een POM-status betekenen dat zij moeten aantonen uit hoeveel zelfstandige onderdelen hun rijksmonument(en) bestaat. Dit is echter in het voordeel van deze organisaties, omdat zij op basis van de eerdere toetsingscriteria niet voor een POM-status in aanmerking konden komen.

De wijzigingen onder punt 4, 5 en 8 tot en met 11 hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

Berekening administratieve lasten

In onderstaande berekeningen wordt uitgegaan van het uurloon van administratief personeel (€ 39 per uur) uit het Handboek Meting Regeldrukkosten.

Algemeen: Het kennis nemen van de wijzigingen: 2.050 aanvragers * 5 minuten = 10.250 minuten = 171 uur * € 39 per uur = € 6.669.

Ad 1. Het laten opstellen van 50 taxaties * 120 minuten = 6.000 minuten = 100 uur * € 39 per uur = € 3.900. De eigen bijdragen in de kosten voor het taxatierapport bedragen 0,4 * gemiddeld € 2.500 = 1.000 * 50 = € 50.000. Totaal € 53.900.

Ad 2. Het eenmalig in kaart brengen van het aantal complextypen binnen archeologische rijksmonumenten voor 15 aanvragers * 60 minuten = 900 minuten = 15 uur * € 39 per uur = € 585. De vereenvoudiging van de indieningsvereisten voor normaal onderhoud = 15 aanvragers * -180 minuten = -2.700 minuten = -45 uur * € 39 per uur = € -1.755. Totaal € -1.170.

Ad 3. De verduidelijking van het vereiste om de kernwaarden aan te tonen = 150 aanvragers * 10 minuten = -1.500 minuten = -25 uur * € 39 per uur = € -975.

Ad 6. De toevoeging van de mogelijkheid om uitstel te vragen = 10 aanvragers * 60 minuten = 600 minuten = 10 uur * € 39 = € 390.

Ad 7. Bepalen aantal zelfstandige onderdelen = 5 aanvragers * 120 minuten = 600 minuten = 10 uur * € 39 = € 390.

Per saldo bedragen de verwachte administratieve lasten die met deze wijzigingsregeling zijn gemoeid € 59.204. Deze administratieve lasten houden echter louter verband met maatregelen die in het voordeel werken van de subsidieontvangers. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de regeling niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Uitvoering

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een uitvoeringstoets gedaan en acht bovengenoemde wijzigingen uitvoerbaar.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

In artikel 1 is verduidelijkt dat verdedigingswerken zonder een rijksbeschermde groenaanleg niet als groen monument kunnen worden aangemerkt. Voor deze verdedigingswerken kan (vanzelfsprekend uitsluitend indien de verdedigingswerken een rijksmonument zijn) een aanvraag worden gedaan voor gebouwde rijksmonumenten. Zie nader paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel B (artikel 2)

Aan artikel 2 is toegevoegd dat op grond van de Sim ook subsidie kan worden verstrekt voor het incidenteel onderhoud of de conservering van archeologische rijksmonumenten. Met de invoering van de Erfgoedwet is ‘normaal onderhoud’ gedefinieerd als ‘noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde’. De subsidiegrondslag is daardoor onvoorzien te beperkt geworden voor archeologische rijksmonumenten, omdat bij archeologische monumenten ook voor incidenteel onderhoud en conservering subsidie moet kunnen worden verstrekt. Met deze wijziging wordt dit gecorrigeerd.

Artikel I, onderdeel C (artikel 3)

In artikel 3 is ten eerste het subsidieplafond voor groene monumenten verhoogd van € 8,3 miljoen naar € 13,5 miljoen. Zie hierover nader paragraaf 8 van het algemene deel van deze toelichting.

Daarnaast is aan artikel 3 een nieuw lid toegevoegd dat mogelijk maakt dat in een aanvraag voor een groen monument ook subsidie wordt aangevraagd voor het normale onderhoud van kleine rijksbeschermde elementen die onderdeel zijn van de aanleg. Dit maakt het mogelijk dat voor deze elementen subsidie wordt verstrekt als onderdeel van een subsidieaanvraag voor het groene monument.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3a)

Na artikel 3 is een nieuw artikel 3a ingevoegd. Dit artikel is gelijkluidend aan het oude artikel 42f van de Sim. Omdat het artikel een structureel karakter heeft, is ervoor gekozen het artikel te verplaatsen van de slotbepalingen naar hoofdstuk 2 van de regeling. Inhoudelijk is het artikel niet gewijzigd.

Artikel I, onderdeel E (artikel 8)

In artikel 8 zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd. Ten eerste is het tweede lid, onderdeel c gewijzigd, waarbij mogelijk is gemaakt dat de herbouwwaarde van een monument (indien er geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt) wordt aangetoond aan de hand van een taxatie van de herbouwwaarde door een bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of het Verenigd Register van Taxateurs ingeschreven taxateur. Zie nader paragraaf 1 van het algemene deel van deze toelichting.

In het tweede lid, onderdeel e, is een tekstuele verbetering doorgevoerd. In onderdeel f van hetzelfde lid zijn de aanvraageisen bij een aanvraag voor een groen monument aangescherpt. Hierbij is toegevoegd dat een overzichtskaart van het monument moet zijn voorzien van een schaalstok en noordpijl. Ook is verduidelijkt dat een aanvraag voor een zelfstandig onderdeel van een groen monument vergezeld moet gaan van een kaart met de betrokken kadastrale percelen. Ten slotte is toegevoegd dat – indien subsidie wordt aangevraagd voor een kernwaarde – een analyse van de kernwaarde bij de aanvraag moet worden gevoegd.

Het tweede lid, onderdeel h, is vervallen omdat de weigeringsgrond en de subsidieverplichting met betrekking tot het bestendig gebruik van kerkgebouwen is vervallen. Zie ook de toelichting bij artikel I, onderdelen H en J hieronder, en zie uitgebreider de paragraaf 5 van het algemene deel van deze toelichting.

In het derde lid is verduidelijkt om welke kosten het gaat.

Tot slot wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat, als er gebruik wordt gemaakt van een oude taxatie of verzekeringspolis, de herbouwwaarde zoals bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, met maximaal 3% mag worden geïndexeerd voor elk jaar dat is verstreken sinds het moment van het opmaken van de polis of taxatie. Hierbij geldt een maximum van 15 jaar. Een taxatie die ouder is, mag nog wel bij de aanvraag worden gevoegd, maar een grotere indexering dan over een periode van 15 jaar kan dan echter niet in aanmerking worden genomen (hiervoor is een nieuwe taxatie noodzakelijk).

Artikel I, onderdeel F (artikel 9)

In artikel 9 – met betrekking tot de aanvraagvereisten voor een POM – is ten eerste een tekstuele verbetering aangebracht in het tweede lid, onderdeel a. Daarnaast zijn het eerste lid en de aanhef van het tweede lid gewijzigd, waarmee duidelijk is gemaakt dat met het eerder genoemde overzicht – in aansluiting op de huidige praktijk – in feite het door de minister vastgestelde begrotingsmodel bedoeld wordt. Op grond van de toevoeging aan het tweede lid, onderdeel b, moet deze meerjarenbegroting in voorkomend geval (indien het archeologische rijksmonumenten betreft) worden gesplitst naar kosten van normaal onderhoud en kosten van incidenteel onderhoud of conservering.

Artikel I, onderdeel G (artikel 10)

De wijzigingen in artikel 10 strekken tot aanscherping van de eisen aan het instandhoudingsplan. Toegevoegd is dat het overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden de vorm moet hebben van een werkomschrijving of bestek. Daarnaast is in het nieuwe derde lid in de regeling tot uitdrukking gebracht dat – indien het model van de meerjarenbegroting onderbouwing met een offerte verplicht stelt – het instandhoudingsplan van de verplicht gestelde offertes vergezeld moet gaan. Ten slotte is een nieuw vierde lid toegevoegd, waarin is opgenomen dat eventuele beperkingen in de modelbegroting ten aanzien van de hoeveelheid of de frequentie van subsidiabele werkzaamheden of de maximale hoogte van de subsidiabele kosten, in de meerjarenbegroting van het instandhoudingsplan in acht moeten worden genomen.

Artikel I, onderdeel H (artikel 12)

In artikel 12 zijn verschillende wijzigingen aangebracht. Ten eerste is de weigeringsgrond voor het geval een verklaring van bestendig gebruik van een kerkgebouw ontbreekt (eerste lid, onderdeel b (oud)), vervallen. Zie hierover nader paragraaf 5 van het algemene deel van deze toelichting. Ten tweede is de weigeringsgrond, opgenomen in het eerste lid, onderdeel b (nieuw), technisch aangepast in verband met de aanpassing van artikel 2 (zie nader de toelichting bij onderdeel B hierboven).

De wijziging van het eerste lid, onderdeel d (nieuw), verruimt deze weigeringsgrond en heeft als gevolg dat een subsidieaanvraag kan worden geweigerd voor zover de kosten op andere wijze van rijkswege worden vergoed. Deze wijziging is aangebracht om mogelijk te maken dat een aanvraag voor een archeologisch rijksmonument kan worden geweigerd indien de eigenaar voor dat monument gebruik maakt van de ontzorging door de minister (zie nader paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting.

Ten slotte zijn in het eerste lid, onderdeel g (nieuw), de verwijzingen naar het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten vervallen. Door tijdsverloop zijn deze verwijzingen niet meer relevant.

Artikel I, onderdeel I (artikel 13)

Artikel 13 wordt op twee punten gewijzigd. Ten eerste zijn het eerste en tweede lid gewijzigd in verband met de verhoging van het subsidiepercentage voor archeologische rijksmonumenten (zie nader paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting). Daarnaast is het tweede lid, onderdeel b, technisch gewijzigd in verband met de wijziging van artikel 2 (zie nader de toelichting bij onderdeel B hierboven).

Artikel I, onderdeel J (artikel 20)

Artikel 20 bevatte een subsidieverplichting voor eigenaren van kerkgebouwen, om het kerkgebouw gedurende de subsidieperiode bestendig in gebruik te houden. Deze subsidieverplichting is vervallen. Zie paragraaf 5 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel K tot en met M en O (artikelen 22, 25, 28 en 29d)

De onderdelen K tot en met M en O bevatten kleine tekstuele verbeteringen. Inhoudelijke wijzigingen zijn hiermee niet beoogd.

Artikel I, onderdeel N (artikel 29c)

Artikel 29c wordt op drie punten gewijzigd. Ten eerste is aan het eerste lid – dat de subsidieplafonds voor het subsidiëren van verduurzamingsonderzoeken bevat – een subsidieplafond van € 342.500 toegevoegd voor aanvragen in 2025. Ten tweede wordt aan de opsomming in het tweede lid een onderdeel c toegevoegd, zodat ook het niet gebruikte budget voor 2024 doorschuift naar 2025. Zie hierover nader paragraaf 10 van het algemene deel van deze toelichting. Tot slot is het derde lid aangepast – in verband met de wijziging van artikel 2 – zodat het lid niet alleen op subsidies voor het normale onderhoud betrekking heeft, maar ook (voor archeologische rijksmonumenten) op subsidies voor incidenteel onderhoud of conservering.

Artikel I, onderdelen P en Q (artikelen 30, 31 en 32)

Aan het criterium over de omvang van het rijksmonumentenbezit in de artikelen 30, tweede lid, en 31, eerste lid, onder e, worden zelfstandige onderdelen toegevoegd. Hetzelfde geldt voor artikel 32 met de aanvraagvereisten. Een organisatie die een aanvraag om een POM-status wil doen, kan dus voortaan ook zelfstandige onderdelen van rijksmonumenten opvoeren voor het bepalen van de omvang van het rijksmonumentenbezit.

Artikel I, onderdeel R (artikel 42)

Artikel 42 is opnieuw vastgesteld. Het nieuwe artikel 42 voorziet in een ruimere mogelijkheid om uitstel voor de uitvoering van de activiteiten aan te vragen, indien de subsidieontvanger door overmacht of onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet in staat is de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend binnen de oorspronkelijke periode af te ronden. Zie hierover nader paragraaf 6 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel S (artikelen 42a tot en met 42g)

Artikel I, onderdeel S, doet de artikel 42a tot en met 42g vervallen. De artikelen 42a tot en met 42e en artikel 42g zijn uitgewerkt. Artikel 42f is vervallen omdat het artikel is verplaatst naar hoofdstuk 2 en is opgenomen als het nieuwe artikel 3a (zie nader de toelichting bij onderdeel D hierboven).

Artikel I, onderdeel T (artikel 42h)

In artikel 42h wordt het aanvullende subsidieplafond voor groene monumenten voor 2024 met € 2,2 miljoen verhoogd, van € 3 miljoen naar € 5,2 miljoen. De verhoging van het beschikbare budget voor groene monumenten voor de kalenderjaren 2025 en verder is geregeld in artikel 3.

Artikel I, onderdeel U (artikel 42i)

Met artikel I, onderdeel U, is een nieuw artikel 42i in de Sim ingevoegd. Dit artikel voorziet in de incidentele ophoging van het subsidieplafond voor overige rijksmonumenten met een bedrag van € 20 miljoen voor de aanvraagronde van 2025. Hierbij is ook voorzien in een regeling voor de verdeling van het budget tussen kleine en grote gebouwde rijksmonumenten. Zie hierover nader paragraaf 9 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel V (bijlage)

Artikel I, onderdeel T, wijzigt de bijlage bij de Sim (de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten). In de bijlage zijn verschillende verduidelijkingen, kleine inhoudelijke wijzigingen en tekstuele verbeteringen doorgevoerd. Zie hierover nader de paragrafen 2 tot en met 4 en paragraaf 10 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit is enkel anders voor artikel I, onderdeel C, onder 1 (de wijziging van het subsidieplafond voor groene monumenten in artikel 3 van de Sim), dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025. Deze plafondverhoging geldt immers enkel voor subsidieaanvragen in 2025 en de daaropvolgende kalenderjaren.

Artikel I, onderdeel N, onder 1 en 2, en onderdeel T, treden in werking met ingang van de dag na publicatie, en werken terug tot en met 1 januari 2024. Voor artikel I, onderdeel N, onder 1 en 2, wordt daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat het resterende budget uit 2024 – ook nu de subsidies voor 2024 reeds zijn verstrekt – wordt doorgeschoven naar het voor 2025 beschikbare budget (zie tevens paragraaf 10 van het algemene deel van deze toelichting). Voor artikel I, onderdeel T, wordt tot uitdrukking gebracht dat de plafondverhoging voor groene monumenten ten aanzien van de hele aanvraagperiode in 2024 wordt toegepast.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.W.W. Bruins


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 32 156, nr.128

X Noot
3

Deze verplichting geldt niet voor groene monumenten, archeologische monumenten en molens.

X Noot
4

De Brim/Sim-regeling archeologische rijksmonumenten 2012-2018 revisited (2020); Sim evaluatie (2021); De staat van de archeologische rijksmonumenten. Bouwstenen voor een betere instandhouding (2022).

X Noot
5

Zie de vorige voetnoot.

X Noot
6

Beschermd onder een eigen rijksmonumentnummer, of samen met andere zelfstandige onderdelen onder een gezamenlijk rijksmonumentnummer.

X Noot
7

Zoals bruggetjes, priëlen, standbeelden, grafmonumenten en tuinmuren.

X Noot
8

Stb. 2010, 708, p. 22 e.v.

X Noot
9

Kamerstukken II 2023/24, 32 156, nr. 128.

Naar boven