Regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid van 22 november 2024, nr. WJZ/27099021 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij ter uitvoering van verordeningen betreffende maatregelen van regionale organisaties voor het visserijbeheer, de controleverordening en de verordening vangstmogelijkheden en enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op:

  • Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194;

  • Artikel 4, onder 13), van Verordening (EU) 2023/2842 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole;

  • Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 (PbEU 2023, L 238);

  • Verordening (EU) 2023/675 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (PbEU 2023, L 88);

  • Verordening (EU) 2022/2343 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot vaststelling van beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het bevoegdheidsgebied van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 311);

  • Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 van 19 oktober 2022 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 276);

  • Verordening (EU) 2021/56 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2021 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2021, L 24); en

  • artikel 3, eerste lid, onderdeel a, en artikel 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977.

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de begripsbepaling van minister te luiden:

minister:

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;.

2. In het tweede lid worden na de begripsbepaling EMFAF-verordening de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

verordening 2021/56:

Verordening (EU) 2021/56 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2021 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2021, L 24);

verordening 2022/2056:

Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 276);

verordening 2022/2343:

Verordening (EU) 2022/2343 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot vaststelling van beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het bevoegdheidsgebied van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 311);

verordening 2023/675:

Verordening (EU) 2023/675 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (PbEU 2023, L 88);.

B

Het opschrift van artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Ontheffing vangstverboden voor wetenschappelijk onderzoek.

C

In artikel 13, eerste lid, wordt ‘27, eerste tot en met zesde lid’ vervangen door ‘27’.

D

Artikel 58 vervalt.

E

Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66. Technische maatregelen over grote afstand trekkende visbestanden

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 29 van verordening nr. 520/2007, tenzij is voldaan aan artikel 17 van verordening 2021/56.

F

In artikel 78, eerste lid, vervalt ‘29, vierde lid,’.

G

Artikel 120 komt te luiden:

Artikel 120. Recreatievisserij

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening.

H

Artikel 131, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. artikel 21, onderdeel b, van verordening 2017/2403, in voorkomend geval in samenhang met artikel 10, onderdelen b tot en met d, of met artikel 17, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van die verordening, in voorkomend geval aan artikel 27 van die verordening, en in voorkomend geval aan de eis om gegevens te verstrekken, bedoeld in de artikelen 23, eerste lid, van verordening 2022/2056 en artikel 29, vierde lid, van verordening 2022/2343, indien het de in artikel 19 van verordening 2017/2403 bedoelde visserijactiviteiten betreft; of.

I

In artikel 133, eerste lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd ‘en artikel 42, eerste en tweede lid, van verordening 2022/2343 en artikel 9, eerste lid, van verordening 2023/675’.

J

In artikel 140, eerste lid, wordt na ‘38, aanhef en onderdelen 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7’ ingevoegd ‘, 10 en 11’.

K

Na artikel 140d wordt een opschrift van een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 7b. Maatregelen van regionale organisaties voor het visserijbeheer.

L

Artikel 140e vervalt.

M

De artikelen 73a, 75, 76, 77, 78 en 78a worden vernummerd tot respectievelijk de artikelen 140e, 140f, 140g, 140h, 140i en 140j en verplaatst naar hoofdstuk 7b.

N

Na artikel 140j worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 140k. Beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen in het verdragsgebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, derde tot en met vijfde lid, 5, 6, eerste lid, derde lid, eerste zin, vierde en zesde lid, 7, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste tot en met derde lid, 10 tot en met 13, 14, eerste lid, eerste zin, 15, eerste en tweede lid, 16, eerste, derde en vierde lid, 18, tweede en derde lid, 19, tweede, vijfde tot en met zevende, negende, tiende, elfde, dertiende en veertiende lid, 21, eerste en derde tot en met zesde lid, 23, zevende lid, 24, eerste lid, en 27 van verordening 2021/56.

  • 2. Het is verboden met vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening 2021/56 te vissen met een ringzegen als bedoeld in artikel 3, punt 6, van die verordening tijdens de door de minister bepaalde sluitingsperiode, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van die verordening.

  • 3. Het is verboden met vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening 2021/56 in strijd te handelen met de volgende verplichtingen:

    • a. het waarborgen van de aanwezigheid van een wetenschappelijk waarnemer op beugvisserijvaartuigen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening 2021/56;

    • b. het verstrekken van gegevens, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdelen a tot en met o, van verordening 2021/56, aan RVO.

    • c. het beschikken over een statistisch document of certificaat als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening 2021/56 in het geval bedoeld in dit lid.

  • 4. Het is verboden met vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening 2021/56 die zijn ingeschreven in beide vaartuigenregisters als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van verordening 2021/56 in strijd te handelen met de kennisgeving, bedoeld in voornoemd tweede lid.

  • 5. Het is verboden in strijd te handelen met de op grond van artikel 28, eerste lid, van verordening 2021/56 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 140l. Instandhoudings- en beheersmaatregelen in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, 6, eerste en vierde lid, 7, eerste tot en met zesde lid, 8, 9, eerste tot en met derde lid, 10, eerste lid, 11, eerste, derde en vierde lid, 12 tot en met 14, 15, eerste, tweede en vierde lid, 16, 17, eerste tot en met derde lid, 18, 19, 20, eerste tot en met derde lid, 21, eerste zin, 25, 26, 28, zevende lid, 29, tweede en vierde lid, 30, eerste tot en met derde lid, 31, eerste en tweede lid, eerste zin, 35, 37, tweede lid, tweede zin, en 40, derde lid, van verordening 2022/2056.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de regelgeving van de kuststaat in het gebied, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening 2022/2056, met betrekking tot het beheer en de opsporing van een visaantrekkende voorziening als bedoeld in artikel 3, punt 9, van verordening 2022/2056.

  • 3. Het is verboden om in het gebied, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening 2022/2056, te bunkeren voor, gebunkerd te worden door of anderszins te worden ondersteund door andere vissersvaartuigen dan genoemd in artikel 24, onderdelen a tot en met c, van verordening 2022/2056.

  • 4. Bij gebruik op een vissersvaartuig van het volgsysteem, bedoeld in artikel 26, onderdeel b, van verordening 2022/2056, voldoet het aan de eisen, bedoeld in artikel 26, onderdeel b, onder i, ii en iv tot en met vi, van verordening 2022/2056.

  • 5. Exploitanten en kapiteins van vissersvaartuigen die vissen in het gebied, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening 2022/2056, nemen de nodige maatregelen om de rechten van waarnemers, bedoeld in artikel 28, negende lid, van verordening 2022/2056, te waarborgen. Daarnaast handelen zij in voorkomend geval in overeenstemming met artikel 30, vijfde en zesde lid, van verordening 2022/2056.

  • 6. Het is verboden in strijd te handelen met de op grond van artikel 41, eerste lid, van verordening 2022/2056 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 140m. Instandhoudings- en controlemaatregelen voor tonijnvisserij in de Indische Oceaan

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste en derde lid, 5, eerste en derde tot en met vijfde lid, 6, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 8, eerste lid, eerste en tweede zin, 9, eerste lid, eerste zin, 10, eerste lid, 11, eerste tot en met vierde lid, 12, 13, 14, eerste, derde en vierde lid, 15, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, 17, eerste lid, 18, 19, 20, eerste en tweede lid, 21, eerste, tweede en zesde lid, eerste en tweede zin, 22, eerste en tweede lid, 23, eerste en tweede lid, 28, eerste lid, 30, eerste lid, 35, eerste lid, 39, eerste en tweede lid, 40, eerste lid en 53, laatste zin, van verordening 2022/2343.

  • 2. Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, van verordening 2022/2343 in strijd te handelen met de volgende verplichtingen:

    • a. het gebruiken van passende technieken, het hebben van de nodige uitrusting aan boord en het nemen van redelijke maatregelen, bedoeld in artikel 21, derde lid, van verordening 2022/2343;

    • b. het verstrekken van de gegevens, bedoeld in artikel 21, vijfde en zesde lid, van verordening 2022/2343, aan RVO;

    • c. het markeren van het vissersvaartuig in overeenstemming met artikel 23, vierde lid, van verordening 2022/2343;

    • d. geen IOO-antecedenten hebben met een gemachtigd vissersvaartuig of als nieuwe eigenaar van dit vissersvaartuig aantonen dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in de subonderdelen van artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van verordening 2022/2343;

    • e. waarnemers als bedoeld in artikel 30 van verordening 2022/2343 hun taken adequaat en veilig laten uitvoeren en hen te voorzien van geschikte voeding en huisvesting als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel c, van die verordening;

    • f. indien het vaartuig overeenkomstig artikel 35 van verordening 2022/2343 met instemming van RVO is gecharterd, het binnen de termijn bedoeld in artikel 36, eerste lid, aanhef, verstrekken van gegevens, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en vierde lid, en gegevens over de dekking van waarnemers als bedoeld in artikel 36, vijfde lid, aan RVO;

    • g. het in voorkomend geval verstrekken van de gegevens aan RVO die Nederland op grond van artikel 37 meldt aan de Europese Commissie.

  • 3. Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van verordening 2022/2343 te vissen in het gebied, bedoeld in artikel 3, punt 2, van verordening 2022/2343, voordat aan RVO de gegevens, bedoeld in artikel 24, derde lid, aanhef, onderdelen a en c tot en met p, van die verordening, zijn verstrekt.

  • 4. Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel e, van verordening 2022/2343 activiteiten als bedoeld in dat onderdeel te verrichten of betrokken te zijn bij die activiteiten.

  • 5. Vangsten van soorten als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, van verordening 2022/2343 door een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, van die verordening gaan bij de invoer op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij of samenwerkende niet-overeenkomstsluitende partij als bedoeld in artikel 3, punt 5, van verordening 2022/2343 vergezeld van de statistische documenten, bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, van die verordening.

  • 6. Het is verboden in strijd te handelen met de op grond van artikel 54, eerste lid, van verordening 2022/2343 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 140n. Beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen voor instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste zin, 5, tweede lid, 6, eerste tot en met derde lid, 7, eerste en tweede lid en derde lid, eerste zin, 8, eerste lid, 10, eerste lid, 15, eerste lid, 16 en 17 van verordening 2023/675.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, en artikel 12, tweede lid, van verordening 2023/675 is de NVWA.

  • 3. Als havens als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van verordening 2023/675 worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2B met uitzondering van Den Helder.

  • 4. Als contactpunt als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van verordening 2023/675, wordt aangewezen de meldkamer van de NVWA te Echt.

  • 5. Het is verboden in strijd te handelen met de op grond van artikel 25, eerste lid, van verordening 2023/675 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 140o. Maatregelen in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

  • 1. De gegevens over vangsten als bedoeld in artikel 48bis, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden met een vissersvaartuig als bedoeld in dat lid worden verstrekt aan RVO uiterlijk de dinsdag in de week volgend op de week waarin de vangst is gedaan, ongeacht het deel van de vangstbeperking dat gebruikt is.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 48ter en 48quater.

O

Na hoofdstuk 7b (nieuw) wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 7c. Recreatievisserij

Artikel 140p. Vangstmogelijkheden
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 10, vijfde lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, 13, zesde lid, en 18, tweede en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, de artikelen 5, vierde lid, 6, vijfde lid, en 17, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee, de artikelen 9 en 10, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241.

  • 2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijvrije zone of in de onmiddellijke nabijheid van wateren:

    • a. in de artikel 10, vijfde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • b. in de in artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode meer dan het in dat artikellid en onderdeel bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • c. meer dan het in artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • d. meer dan het in artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal witte koolvis voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden;

    • e. meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.

  • 3. Het is verboden kabeljauw of overeenkomstig de artikelen 10, vijfde lid, onderdeel b, of 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden gevangen zeebaars of overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden gevangen witte koolvis aan te landen die is gefileerd of is ontdaan van de kop.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op zeebaars en kabeljauw die aantoonbaar afkomstig is van een vissersvaartuig.

  • 5. Het tweede en derde lid zijn tevens van toepassing op of in de onmiddellijke nabijheid van met de wateren, genoemd in het tweede lid, in open verbinding staand binnenwater, tot ten hoogste 30 kilometer landinwaarts.

Artikel 140q. Minimummaten

De afmeting, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Visserijwet 1963, bedraagt:

  • a. voor blauwe marlijn een vorklengte van de onderkaak van 251 centimeter;

  • b. voor witte marlijn een vorklengte van de onderkaak van 168 centimeter.

Artikel 140r. Maatregelen van regionale organisaties voor het visserijbeheer
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 17, derde lid, eerste en tweede zin, van verordening 2022/2343.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 november 2024

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en de in dat kader vastgestelde Europese verordeningen. Er zijn de afgelopen jaren enkele nieuwe verordeningen van kracht geworden. Aan een aantal daarvan – die betrekking hebben op regionale organisaties voor visserijbeheer (hierna: rovb’s) – is uitvoering gegeven met deze regeling. Op 17 februari 2021 is verordening 2021/561 in werking getreden, op 15 november 2022 verordening 2022/20562, op 26 december 2022 verordening 2022/23433 en op 13 april 2023 verordening 2023/6754. Deze verordeningen zijn per abuis niet eerder uitgevoerd en worden daarom nu alsnog uitgevoerd in nationale regelgeving.

Daarnaast is op 22 november 2023 door het Europees Parlement en de Raad de verordening tot wijziging van onder andere de controleverordening5 en de IOO-verordening6 vastgesteld (verordening 2023/2842).7 Enkele voorschriften daaruit zijn op 9 januari 2024 in werking getreden. Deze voorschriften zijn grotendeels al uitgevoerd in de Uitvoeringsregeling.8 Een voorschrift uit de IOO-verordening dat op 9 januari 2024 in werking is getreden is uitgevoerd met deze wijzigingsregeling. Dit voorschrift is per vergissing niet eerder uitgevoerd in de Uitvoeringsregeling.

Tevens is op 1 juli 2024 een wijziging van de verordening vangstmogelijkheden voor 20239 en voor 202410 gepubliceerd.11 Door middel van deze wijzigingsregeling zijn de met de voorgenoemde nieuwe verordeningen samenhangende aanpassingen in de Uitvoeringsregeling doorgevoerd.

Ten slotte zijn ook enige andere technische wijzigingen in de Uitvoeringsregeling aangebracht die in het artikelsgewijze deel nader zijn toegelicht.

2. Inhoud met betrekking tot verordeningen over rovb’s

De rovb’s zijn met verschillende verdragen ingesteld. In het kader van die rovb’s zijn maatregelen genomen, waaraan binnen de Europese Unie nadere uitvoering wordt gegeven door verordeningen. Hierna worden deze verordeningen en verdragen waarop ze zijn gebaseerd nader toegelicht. Voor al deze verordeningen geldt dat Nederlandse vissersvaartuigen momenteel geen aandeel hebben in de visserij in de gebieden waar deze verordeningen van toepassing zijn.

Verordening 2021/56 voert de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen uit die door de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) zijn opgesteld. Deze maatregelen zijn omgezet in een verordening omdat de Europese Unie sinds 2005 partij is bij het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de republiek Costa Rica. De IATTC heeft de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die zien op de instandhouding van soorten die in het onder het verdrag vallende gebied voorkomen. De verordening is dan ook van toepassing op vaartuigen van de Europese Unie die in dit gebied vissen of bestemd zijn om hier te vissen. De maatregelen werden eerder omgezet in verordening 520/2007,12 die verordening 2021/56 wijzigt.

Verordening 2022/2056 heeft betrekking op uitvoering van maatregelen die opgesteld zijn in het kader van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan. De Europese Unie is sinds 26 april 2004 partij bij dat verdrag. Met dat verdrag is de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (hierna: WCPFC) opgericht. De WCPFC stelt voor het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan bindende instandhoudings- en beheersmaatregelen vast. Deze maatregelen zijn niet enkel gericht tot de verdragsluitende partijen, maar bevatten ook verplichtingen voor exploitanten en kapiteins van vissersvaartuigen. Verordening 2022/2056 wijzigt verordening 520/2007 waaraan eerder uitvoering is gegeven in artikel 66 (oud) van de Uitvoeringsregeling. Hoewel Nederlandse vaartuigen momenteel niet vissen in het gebied kunnen er wel Nederlandse transportvaartuigen actief zijn in het gebied, die gebruikt worden of bestemd zijn voor de visserij. Ook deze vaartuigen moeten zich houden aan de maatregelen in deze verordening.

Verordening 2022/2343 geeft uitvoering aan instandhoudings- en controlemaatregelen die door de Commissie voor tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) zijn opgesteld. De Europese Unie is partij bij de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan. De maatregelen die de IOTC opstelt zijn bindend voor de partijen bij de Overeenkomst. Verordening 2022/2343 is niet alleen van toepassing op vaartuigen van de Europese Unie die in het gebied waarop de Overeenkomst betrekking heeft actief zijn, maar ook op Unievaartuigen die buiten het gebied soorten overladen of aanlanden die in de bijlage bij de Overeenkomst genoemd zijn (IOTC-soorten). De verordening wijzigt enkele andere verordeningen die eerder in de Uitvoeringsregeling geïmplementeerd zijn. De Uitvoeringsregeling is hierop aangepast.

Verordening 2023/675 heeft betrekking op het Verdrag voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn, waarbij de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (Commission for the Conservation of Southern Bluefin Tuna, CCSBT) is opgericht. Om de samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van zuidelijke blauwvintonijn te bevorderen, heeft de CCSBT de Uitgebreide Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (hierna: de uitgebreide commissie) opgericht. De Europese Unie is lid van de uitgebreide commissie sinds 14 december 2015. De uitgebreide commissie neemt elk jaar instandhoudings- en beheersmaatregelen. De verordening zet de desbetreffende resoluties die de CCSBT tot en met 2020 heeft aangenomen om in het recht van de Europese Unie, voor zover het maatregelen betreft die er nog niet in zijn opgenomen. De verordening heeft enkel betrekking op de CCSBT-maatregelen die van toepassing zijn op de Europese Unie, met name rekening houdend met de handel in zuidelijke blauwvintonijn en met de specifieke kenmerken van de vloot van de Europese Unie, zoals geen gerichte visserij, uitsluitend incidentele bijvangsten in het verleden en geen bijvangsten sinds 2012 en geen overladingen of aanlandingen. In de praktijk zullen de meeste verplichtingen slechts van toepassing zijn als de vloot van de Europese Unie incidenteel zuidelijke blauwvintonijn als bijvangst vangt, hetgeen niet meer gebeurd is sinds 2012.

De inhoud van de verordening vangstmogelijkheden en de controleverordening zijn toegelicht in een eerdere wijziging van de Uitvoeringsregeling.13 De wijzigingen die nu zijn doorgevoerd in relatie tot die verordening zijn ook vooral technisch van aard. Daarom zijn die verordeningen hier niet nader toegelicht. De wijzigingen zijn toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting. In artikel I, onderdeel C, wordt de wijziging van de verordening vangstmogelijkheden toegelicht en in artikel I, onderdeel J, de wijziging van de controleverordening.

3. Toezicht en handhaving

In het kader van het toezicht en de handhaving zijn de RVO en NVWA betrokken geweest bij de totstandkoming van deze regeling. Beide organisaties hebben geen bezwaar ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze regeling. Het grootste deel ervan ziet immers op rovb’s die regels stellen over visserijactiviteiten die op dit moment niet worden ontplooid door Nederlandse vissersvaartuigen en waarvan vangsten niet in Nederlandse havens worden aangeland. Er is om die reden geen formele uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd.

4. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een relevante wijziging van de regeldruk. Hoewel er nieuwe informatieverplichtingen uit deze regeling volgen om uitvoering te geven aan maatregelen van rovb’s, leidt dit niet tot extra regeldruk omdat Nederland in de betreffende gebieden geen visserijactiviteiten verricht. Om dezelfde reden brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee. Deze wijzigingsregeling is bovendien grotendeels een rechtstreekse omzetting van Europese verordeningen.

5. Inwerkingtreding en het beleid inzake vaste verandermomenten

Deze regeling treedt de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst in werking. Hierbij wordt afgeweken van het beleid met betrekking tot de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen. Dit is gerechtvaardigd omdat de wijzigingen beperkt zijn tot zuivere uitvoering van Europese verordeningen en andere technische wijzigingen in relatie tot Europese verordeningen. Daarmee is een uitzondering op de systematiek van vaste verandermomenten gerechtvaardigd ingevolge aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 1 is de aanduiding van de minister aangepast en zijn de nieuwe verordeningen waaraan uitvoering is gegeven toegevoegd.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 11 van de Uitvoeringsregeling zijn de voorschriften gespecificeerd met inachtneming waarvan op basis van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 voor wetenschappelijk onderzoek ontheffing van de vangstverboden kan worden verleend. Toen dit artikel bij Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 maart 2017, nr. WJZ/17032008, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met aanwijzing van de haven van Amsterdam en enkele technische aanpassingen (Stcrt. 2017, 18073) werd gewijzigd, is abusievelijk de korte aanduiding van dit artikel weggelaten. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging is deze omissie hersteld.

Artikel I, onderdeel C

De verordening vangstmogelijkheden voor 2024 en de verordening vangstmogelijkheden voor 2023 zijn aangepast naar aanleiding van de publicatie van nieuwe wetenschappelijke adviezen en voor het corrigeren van enkele fouten. Deze aanpassingen hebben geleid tot een wijziging van artikel 27 van eerstgenoemde verordening om overlap met een reeds bestaande verordening te voorkomen. Daarnaast zijn aan deze verordening enkele artikelen toegevoegd, de artikelen 48 bis, ter en quater. Het gaat hier om de bescherming van soorten in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC). Deze zijn opgenomen in een apart artikel in het nieuwe hoofdstuk dat gaat over maatregelen van rovb’s.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 56 van verordening 2022/2343 wijzigt onder meer verordening 1936/2001.14 Met artikel 3 van verordening 2023/205315 zijn nog meer wijzigingen doorgevoerd (artikelen vervallen) in verordening 1936/2001. Daardoor hoeft uiteindelijk geen uitvoering meer gegeven te worden aan die laatgenoemde verordening en is artikel 58 van de Uitvoeringsregeling vervallen. Op een later moment wordt verder uitvoering gegeven aan verordening 2023/2053.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 56 van verordening 2022/2343 wijzigt tevens verordening 520/2007. Als gevolg hiervan komt de verwijzing naar artikel 20 uit verordening 520/2007 te vervallen. De verwijzing naar de artikelen 21 tot en met 27 komt ook te vervallen omdat deze artikelen niet meer voorkomen in verordening 520/2007.

Artikel I, onderdelen F, G en O

In de Uitvoeringsregeling waren voorschriften voor de recreatievisserij op verschillende plekken opgenomen. Om inzichtelijker te maken welke voorschriften alleen voor de recreatievisserij gelden is een nieuwe hoofdstuk ingevoegd, hoofdstuk 7c. In dit hoofdstuk zijn bepalingen uit de artikelen 78, eerste lid, en 120 die enkel betrekking hebben op de recreatievisserij zonder inhoudelijke wijzigingen overgenomen.

Artikel I, onderdeel H

Dit onderdeel geeft uitvoering aan de plicht van lidstaten om vaartuiggegevens als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening 2022/2056 en artikel 29, vierde lid, van verordening 2022/2343 aan de Europese Commissie te verstrekken. Artikel 131, tweede lid, onderdeel d, bevat de voorwaarden waaraan een ondernemer moet voldoen om een vismachtiging te krijgen voor de wateren, genoemd in artikel 19 van verordening 2017/2403. Voor de uitvoering van artikel 23, eerste lid, van verordening 2022/2056 en artikel 29, vierde lid, van verordening 2022/2343 is het nodig dat ondernemers die een vismachtiging aanvragen de gegevens, waar in het nieuwe onderdeel naar wordt verwezen, verstrekken.

Artikel I, onderdelen I en N

Met onderdeel N zijn enkele artikelen toegevoegd aan de Uitvoeringsregeling ter uitvoering van de verordeningen die de maatregelen van de rovb’s omzetten (zie paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting). De wijziging van artikel 133 van de Uitvoeringsregeling (artikel I, onderdeel I, van deze regeling) houdt verband met verordening 2022/2343 en is onder artikel 140m toegelicht.

Algemeen

Bij alle volgende artikelen is het eerste lid gewijd aan de bepalingen die rechtstreeks werkende voorschriften inhouden. Het in strijd handelen daarmee is verboden, daarop kan met de desbetreffende leden worden gehandhaafd. Het laatste lid van de desbetreffende bepalingen verbiedt het in strijd handelen met op grond van de desbetreffende verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 140k

Artikel 140k voert verordening 2021/56 uit. Op grond van het eerste lid van dit artikel is het verboden om in strijd te handelen met de genoemde bepalingen van verordening. Hieronder volgt een korte aanduiding van de onderwerpen van de genoemde bepalingen:

  • artikel 4: verbod voor ringzegenvaartuigen om op tropische tonijn te vissen

  • artikel 5: verbod om te vissen bij instrumentboeien

  • artikel 6: voorschriften ten aanzien van visaantrekkende voorzieningen

  • artikel 7: overladingen

  • artikelen 8 tot en met 16: maatregelen ten aanzien van specifieke soorten

  • artikelen 18 en 19: voorschriften over waarnemers

  • artikel 21: voorschriften betreffende visopslagplaatsen

  • artikel 23: documenten voor grootoogtonijn

  • artikel 24: geldende voorschriften in overlappende verdragsgebieden

  • artikel 27: vertrouwelijkheid van elektronische verslagen en berichtenverkeer

Het tweede tot en met vijfde lid van dit artikel bevatten andere bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Deze bepalingen gelden op grond van artikel 2, eerste lid, van de verordening voor vissersvaartuigen van de Europese Unie die vissen of bestemd zijn om te vissen in het verdragsgebied. Het tweede lid is een uitvoering van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van verordening 2021/56, op grond waarvan Nederland aan de Commissie moet laten weten welke sluitingsperiode er van toepassing is voor het gebruik van een ringzegen. Nederland moet er als lidstaat tevens voor zorgen dat aan boord van beugvisserijvaartuigen waarnemers aan boord zijn en bij grootoogtonijn de benodigde statistische documenten of certificaten aanwezig zijn (tweede lid, onderdelen a respectievelijk c). De gegevens waar in het derde lid, onderdeel b, naar wordt verwezen zijn nodig om te voldoen aan de verplichting uit artikel 21, vijfde lid, van de verordening om gegevens te verstrekken aan de Europese Commissie voor de opname van deze gegevens in het regionale vaartuigenregister. Uit het vierde lid volgt dat vaartuigen die zijn ingeschreven in de vaartuigenregisters van zowel de WCPFC als de IATCC in overeenstemming moeten handelen met een kennisgeving van de lidstaten aan de Europese Commissie. In deze kennisgeving, die zal worden uitgebracht voordat er in overlappend gebied gevist wordt, zal worden aangeven of de instandhoudingsmaatregelen van de WCPFC dan wel van de IATCC van toepassing zijn.

Artikel 140l

Artikel 140l voert verordening 2022/2056 uit. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het verboden is om in strijd te handelen met genoemde bepalingen uit verordening 2022/2056. Hieronder volgt een korte aanduiding van de onderwerpen van de genoemde bepalingen:

  • artikelen 5 tot en met 12: instandhoudings- en beheersmaatregelen die onder meer betrekking hebben op ringzegenvaartuigen die op tropische tonijn vissen (artikel 5 tot en met 7), instrumentboeien (artikel 8), het verbod op de visserij bij databoeien (artikel 9) en overladingen in de haven (artikelen 11 en 12)

  • artikelen 13 tot en met 21: specifieke maatregelen om de mariene soorten oceanische witpunthaaien, zijdehaaien, roggen van het geslacht Mobula, zeeschildpadden, zeevogels en walvisachtigen te beschermen (artikelen 13 en 15 tot en met 20) en algemene maatregelen om haaien te beschermen en verontreiniging van het water te voorkomen (artikelen 14 en 21)

  • artikelen 25 en 26: voorschriften met betrekking tot de markering en identificatie en het satellietvolgsysteem (VMS) van vissersvaartuigen

  • artikelen 28 tot en met 30: voorschriften met betrekking tot de regionale waarnemersregeling van de WCPFC, waaronder de plichten van exploitanten en kapiteins van vaartuigen en de veiligheid van waarnemers

  • artikel 31: taken van de kapitein tijdens een inspectie

  • artikel 35: meewerken door kapitein aan handhaving

  • artikel 40: verwerking van persoonsgegevens

Het tweede tot en met zesde lid van artikel 140l bevatten andere verbodsbepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Het tweede lid verbiedt een overtreding van het recht van de kuststaat als het gaat om visaantrekkende voorzieningen, zodat deze overtreding ook naar Nederlands recht gesanctioneerd kan worden. Dit verbod voert artikel 7, zevende lid, van de verordening uit. Het derde lid van dit artikel is een nadere uitwerking van wat er in artikel 24 van de verordening staat ten aanzien van bunkeren. Het vierde lid verplicht vaartuigen die gebruik maken van VMS dat niet in overeenstemming is met de controleverordening om te voldoen aan de eisen die aan dat VMS zijn gesteld in artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van verordening 20222/2056. Het vijfde lid verplicht de exploitanten en kapiteins van vissersvaartuigen van de Europese Unie om de rechten van ROP-waarnemers16 te waarborgen. Vissersvaartuigen van de Europese Unie moeten immers deze waarnemers aan boord toelaten op grond van artikel 28, zevende lid, van de verordening en exploitanten en kapiteins van vissersvaartuigen hebben ingevolge artikel 29, tweede lid, verplichtingen die het de ROP-waarnemer mogelijk moeten maken zijn taken uit te voeren.

Artikel 140m

Artikel 140m is opgenomen ter uitvoering van verordening 2022/2343. Uit het eerste lid volgt dat het verboden is om in strijd te handelen met genoemde bepalingen uit de verordening. Hieronder volgt een korte aanduiding van de onderwerpen van de genoemde bepalingen:

  • artikelen 4, 6, 7 en 15 tot en met 22: maatregelen ten aanzien van specifieke soorten

  • artikel 5: verbod om bij databoeien te vissen

  • artikelen 8 tot en met 11: maatregelen ten aanzien van het gebruik van bepaalde technieken bij het vissen (luchtvaartuigen, visaantrekkende voorzieningen, kunstlicht)

  • artikel 12 tot en met 14: voorschriften ten aanzien van het overladen en aanlanden

  • artikel 23: vereiste documentatie aan boord van vissersvaartuigen

  • artikel 28: maatregelen die gelden voor vissersvaartuigen die niet in het IOTC-register staan

  • artikel 30: waarnemersregeling

  • artikel 35: charteren

  • artikel 39: registratie van vangstgegevens

  • artikel 53: richtsnoeren van de Europese Commissie

Het tweede tot en met zesde lid van artikel 140m bevatten andere bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Het tweede lid bevat verboden voor Unievissersvaartuigen die in het desbetreffende gebied actief zijn of die buiten het gebied IOTC-soorten overladen of aanlanden. In onderdeel a wordt een verplichting opgelegd ten aanzien van passende technieken, nodige uitrusting en redelijke maatregelen. Dit is een verwijzing naar artikel 21, derde lid, van de verordening waar deze verplichting verder is uitgewerkt. De gegevens waar in onderdeel b naar wordt verwezen zijn nodig zodat aan de verplichting kan worden voldaan uit artikel 21, vijfde lid, van de verordening om gegevens te verstrekken aan de Europese Commissie over de interacties met zeeschildpadden. Onderdeel c verplicht de markering van vissersvaartuigen. In onderdeel d wordt verwezen naar de voorwaarde uit artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van de verordening dat een vaartuig geen antecedenten van IOO-visserijactiviteiten mag hebben en dat wanneer ze die wel hebben de eigenaar heeft aangetoond wat er in dit onderdeel staat. Daarnaast verwijst onderdeel e naar voorschriften over de omgang met waarnemers en gaat onderdeel f over de gegevens die moeten worden verstrekt als vaartuigen gecharterd worden.

Het verbod uit het derde lid is gericht tot een beperktere groep, namelijk de vissersvaartuigen die aan de voorwaarden uit artikel 24, eerste lid, van de verordening voldoen. Dit geldt ook voor het vierde lid van het nieuwe artikel 140m, dat gericht is tot de eigenaren en exploitanten van Nederlandse hulpvissersvaartuigen. De verplichting uit het vijfde lid is ook opgenomen in een apart lid omdat deze verplichting gericht is tot een beperkte groep vissersvaartuigen waarmee gevist wordt op specifieke soorten die aangeland worden in het gebied van de overeenkomstsluitende partijen.

Daarnaast is met artikel I, onderdeel I, van deze regeling artikel 133, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling gewijzigd vanwege de inhoudelijke samenhang tussen het betreffende artikel uit verordening 2022/2343 en de andere artikelen waar naar verwezen wordt in artikel 133, eerste lid.

Artikel 140n

Artikel 140n voert verordening 2023/675 uit. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het verboden is om in strijd te handelen met de genoemde bepalingen van verordening 2023/675. Hieronder volgt een korte aanduiding van de onderwerpen van de genoemde bepalingen:

  • artikelen 4 en 5: verbod op gerichte visserij op zuidelijke blauwvintonijn of visserijproducten die afkomstig zijn van zuidelijke blauwvintonijn (hierna: SBF) en een verbod op het aan boord houden, overladen en uitvoeren van SBF

  • artikelen 6 tot en met 10: voorschriften met betrekking tot het merken van SBF en voorschriften met betrekking tot labels, formulieren en documenten bij invoer, uitvoer en wederuitvoer van SBF

  • artikelen 15 tot en met 17: voorschriften met betrekking tot overlading van SBF

In het tweede lid is geregeld dat de NVWA de bevoegde autoriteit is voor verificatie, validering en onderzoek van de benodigde documenten voor invoer, uitvoer en wederuitvoer van SBF. In het derde lid is uitvoering gegeven aan artikel 15, tweede lid, van verordening 2023/675. Hiermee zijn havens aangewezen voor de overlading van SBF. In het vierde lid is uitvoering gegeven aan artikel 21, eerste lid, van verordening 2023/675. Hiermee is een contactpunt voor de ontvangst van haveninspectieverslagen aangewezen.

Daarnaast is artikel I, onderdeel I, van deze regeling tevens artikel 133, eerste lid van de Uitvoeringsregeling gewijzigd vanwege de inhoudelijke samenhang tussen het betreffende artikel uit verordening 2023/675 en de andere artikelen waar naar verwezen wordt in artikel 133, eerste lid.

Artikel 140o

Zoals hiervoor aangegeven in de toelichting bij artikel I, onderdeel B, zijn er enkele wijzigingen nodig om uitvoering te geven aan de aangepaste verordening vangstmogelijkheden voor 2023 en verordening vangstmogelijkheden voor 2024. Naast de wijziging van artikel 13 van deze regeling is er ook een nieuw artikel toegevoegd aan deze regeling. In de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 zijn namelijk maatregelen van een rovb, de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan, omgezet. Het betreft het doorgeven van informatie over vangsten waarvoor een vangstbeperking geldt (eerste lid), en het verbod op bepaalde visserijactiviteiten ten aanzien van beschermde soorten (tweede lid).

Artikel I, onderdeel J

Verordening 2023/2842 wijzigt naast de controleverordening ook de IOO-verordening. Als gevolg hiervan zijn enkele optredens ten aanzien van derde landen die niet meewerken aan de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij op grond van artikel 38 van de IOO-verordening verboden. Deze verboden zijn met deze wijzigingsregeling opgenomen in de Uitvoeringsregeling.

Artikel I, onderdelen K, L en M

Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de artikelen 73a, 75, 76, 77, 78 en 78a te verplaatsen naar het nieuwe hoofdstuk 7b. Deze artikelen dienen ter uitvoering van verordeningen die gaan over maatregelen van rovb’s. Hoofdstuk 4, waar de maatregelen nu in opgenomen zijn, gaat over instandhoudingsmaatregelen en meerjarenplannen. De maatregelen van rovb’s bevatten vaak geen of niet enkel meerjarenplannen of instandhoudingsmaatregelen. Om deze reden ligt het niet voor de hand om deze maatregelen in hoofdstuk 4 op te nemen. Overwogen is om de maatregelen op te nemen in hoofdstuk 7. De maatregelen gaan echter niet alleen over de toegang van derde landen, waar dit hoofdstuk over gaat. Aangezien er in de afgelopen periode meerdere verordeningen zijn vastgesteld ter omzetting van maatregelen van rovb’s en vanwege het eigen karakter van deze maatregelen is er daarom gekozen om deze maatregelen op te nemen in het nieuwe hoofdstuk 7b.

Daarbij is artikel 140e zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze regeling vervallen, zodat dat artikelnummer als het ware kon worden hergebruikt. De oude bepaling betrof uitvoering van één artikel (35) van de GMO-verordening.17 Er is echter ook uitvoering gegeven aan die bepaling in artikel 2, zevende lid, het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen. Dat is in de huidige systematiek van de regelgeving ook de meest aangewezen plaats, omdat artikel 35 van de GMO-verordening gaat over consumenteninformatie, wat past binnen het kader van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen. Daardoor kon het oude artikel 140e vervallen. Dat neemt niet weg dat de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur verantwoordelijkheid draagt voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, waar in algemene zin ook de GMO-verordening deel van uitmaakt. Waar het gaat om consumenteninformatie specifiek ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/56 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2021 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2021, L 24).

X Noot
2

Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de Commissie voor de visserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 276).

X Noot
3

Verordening (EU) 2022/2343 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot vaststelling van beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het bevoegdheidsgebied van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PbEU 2022, L 311).

X Noot
4

Verordening (EU) 2023/675 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (PbEU 2023, L 88).

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343).

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU 2008, L 286).

X Noot
7

Verordening (EU) 2023/2842 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole.

X Noot
9

Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PbEU 2023, L 28).

X Noot
10

Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194.

X Noot
11

Verordening (EU) 2024/1856 van de Raad van 28 juni 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van dergelijke vangstmogelijkheden.

X Noot
12

Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PbEU 2007, L 123).

X Noot
14

Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG 2001, L 263).

X Noot
15

Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 (PbEU 2023, L 238).

X Noot
16

Waarnemers in het kader van het regionale waarnemersprogramma (Regional Observers Programme; ROP) dat door de WCPFC is opgezet om geverifieerde vangstgegevens, andere wetenschappelijke gegevens en aanvullende informatie over de visserij in het verdragsgebied te verzamelen en de uitvoering van de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregel die zijn aangenomen door de WCPFC te volgen.

X Noot
17

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354).

Naar boven