Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 20307 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 20307 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Regeling tegemoetkoming water-schade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021;
Besluit:
Voor deze beleidsregel wordt verstaan onder:
de Minister van Justitie en Veiligheid;
de particulier die blijkens de basisregistratie personen gedurende de schadeperiode was ingeschreven als bewoner en eigenaar van een binnen het schadegebied gelegen woning en daarin ook woonachtig was gedurende de schadeperiode en die op grond van artikel 4, eerste lid, een aanvraag heeft gedaan;
de gebieden, die zijn ingekleurd op de kaart die is opgenomen als bijlage bij de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021;
de periode van 13 juli 2021 tot en met 20 juli 2021;
hieronder wordt mede verstaan woonwagen, woonark of woonschip;
31 december 2023;
uitkomst van de berekening op de peildatum waarbij de banksaldi (A) worden verminderd met het op de bankrekening(en) aanwezige saldo voor zover dat minder bedraagt dan of gelijk is aan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid, van de Participatiewet (B) en met schulden (C);
het op de peildatum bepaalde saldo van de in box 3 opgenomen lopende rekening(en), spaarrekening(en), deposito’s, alsmede de waarde van beleggingen waarbij buiten beschouwing worden gelaten de saldi op pensioenrekeningen, lijfrentekapitaalverzekeringen en hypotheekspaarrekeningen onder box 1.
op de peildatum openstaande saldi van hypotheken, kredieten of leningen voorzover die zijn afgesloten of opgehoogd na de schadeperiode en op de peildatum nog te betalen facturen van € 50 of meer (inclusief btw) per factuur;
eenmalige financiële bijdrage ter leniging van financiële nood, zoals omschreven in artikel 3.
De Minister kan, met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 9 van deze beleidsregel, een verstrekking doen aan de aanvrager.
1. Van financiële nood is sprake als de aanvrager in één of meer van de volgende situaties verkeert:
a. de aanvrager heeft op de peildatum onvoldoende eigen financiële middelen om te voorzien in noodzakelijke dubbele woonlasten omdat de woning als gevolg van de wateroverlast in het schadegebied in de schadeperiode geheel of gedeeltelijk onbewoonbaar is geworden en aanvrager genoodzaakt was om vervangende woonruimte te betrekken;
b. de aanvrager heeft op de peildatum onvoldoende eigen financiële middelen om werkzaamheden voor het herstel van de gebruiksfunctie van de woning te laten aanvangen of afmaken;
c. de aanvrager heeft op de peildatum negatieve financiële middelen als gevolg van reeds betaalde dubbele woonlasten of kosten voor het herstel van de gebruiksfunctie van de woning.
2. Voor het lenigen van de financiële nood bedraagt de eenmalige verstrekking:
a. in geval van dubbele woonlasten: ten hoogste € 1.500 inclusief btw per maand;
b. in geval van (reeds gefinancierde) kosten voor herstel van de gebruiksfunctie: ten hoogste € 100.000 (inclusief btw).
3. De aanvrager is verplicht alle inlichtingen te verstrekken over alle feiten en omstandigheden, waarvan het hem duidelijk is of redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de berekening van de financiële nood.
1. Degene die aanspraak wenst te maken op een eenmalige financiële verstrekking meldt zich aan bij de stichting Sociale Banken Nederland en doet voor 1 maart 2025 een aanvraag via de website van de stichting Sociale Banken Nederland.
2. De Minister beslist binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.
Van het bepaalde in deze beleidsregel kan worden afgeweken, indien onverkorte toepassing daarvan, gelet op de doelstelling van deze beleidsregel, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De beschikking op een aanvraag, waarbij de verstrekking op nul of hoger wordt bepaald, bevat in ieder geval:
a. de berekening van de hoogte van de financiële middelen op de peildatum:
b. de berekening ten behoeve van de verstrekking.
1. De beschikking tot het toekennen van een verstrekking kan worden gewijzigd of ingetrokken, indien:
a. er feiten of omstandigheden zijn waarvan de Minister bij het nemen van die beschikking redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, op grond waarvan de verstrekking hoger of lager zou zijn vastgesteld, of
b. de hoogte van de toegekende verstrekking onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten;
c. de aanvrager niet voldoet aan de verplichtingen opgenomen in artikel 3, vierde lid, van deze beleidsregel.
2. Onverschuldigde verstrekkingen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de verstrekking is toegekend, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
De Minister heeft de stichting Sociale Banken Nederland gemandateerd om deze beleidsregel uit te voeren.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
In de periode van 13 juli tot en met 15 juli 2021 is er in het zuidoosten van Nederland, in Duitsland en in België extreem veel neerslag gevallen. De extreme regenval heeft ertoe geleid dat de Maas een zeer hoge waterstand heeft bereikt en dat verschillende wateren waar geen primaire of anderszins gereglementeerde keringen aanwezig zijn, zoals beken en zijrivieren in Limburg, ver buiten hun oevers zijn getreden. Met name in de provincie Limburg heeft dit geleid tot grote wateroverlast met zeer veel schade en kosten tot gevolg. Het kabinet heeft diverse maatregelen getroffen om gedupeerden zo goed mogelijk te helpen. Op 16 juli 2021 heeft het kabinet besloten de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) toe te passen en ter uitvoering hiervan is de ‘Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021’ vastgesteld (Staatscourant 2021, 40211). Voorts heeft het kabinet de ‘Beleidsregel coulance wateroverlast in juli 2021’ (Staatscourant 2022, 6099) opgesteld om gedupeerden die zich niet hadden verzekerd, maar dat wel hadden kunnen doen, eenmalig een tegemoetkoming te kunnen geven in lijn met de hiervoor genoemde Regeling.
Gebleken is dat er gedupeerden zijn die na de extreme wateroverlast in juli 2021 met financiële rest- en/of gevolgschade zijn geconfronteerd. Dit is uiteraard heel vervelend. Het is evenwel niet in lijn met de systematiek van verzekeringen en de Wts om eventuele rest- en gevolgschade volledig te compenseren. Tijdens het commissiedebat brandweer en crisisbeheersing op 1 februari 2023 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid toegezegd te onderzoeken of kan worden gekomen tot een afbakening van de definitie van een schrijnende situatie en dat de Minister zal bezien of voor particuliere gedupeerden in een schrijnende situatie nog iets kan worden gedaan.1
Ter uitvoering van deze toezegging zijn verschillende gesprekken gevoerd met de provincie Limburg en meerdere getroffen gemeenten, waaronder in ieder geval de zwaarst getroffen gemeenten Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Meerssen. De gemeenten hebben benadrukt dat het vertrouwen in de burger voorop dient te staan. Daarnaast dient zoveel mogelijk maatwerk te worden geleverd om recht te doen aan de specifieke situatie om zo goed mogelijk te kunnen helpen. Desgewenst wordt de burger gedurende het proces – juist omdat er al sprake is van een moeilijke situatie – begeleid en zoveel mogelijk ontzorgd door een zaakbegeleider. Met dit als vertrekpunt is de voorliggende beleidsregel vormgegeven.
Op grond van deze beleidsregel kan de Minister van Justitie en Veiligheid een eenmalige verstrekking doen om de financiële nood te lenigen die is ontstaan als gevolg van de wateroverlast in juli 2021.
De beleidsregel zal worden uitgevoerd door de stichting Sociale Banken Nederland in consortium met de Kredietbank Limburg. Beide partijen hebben geruime kennis over en ervaring met financiële schuldhulpverlening aan particuliere gedupeerden. Kredietbanken, die al langer bestaan, hebben tot doel om oplossingen te vinden voor financiële problemen en deze te voorkomen. De stichting Sociale Banken Nederland is opgericht om Kredietbanken een platform te bieden om samenwerkingsinitiatieven in uitvoering te brengen. Genoemde organisaties hebben een uitvoeringstoets uitgevoerd met als uitkomst dat de uitvoering van de voorliggende beleidsregel haalbaar wordt geacht.
Om te kunnen komen tot deze beleidsregel is samen met de gemeenten en de provincie Limburg verkend of het begrip schrijnende situatie zodanig kon worden beschreven dat het enerzijds recht doet aan de problematiek van de gedupeerden en anderszins objectiveerbaar en toepasbaar is in het kader van deze beleidsregel. Uitgangspunt daarbij was dat het enkele feit dat er sprake is van restschade (bijvoorbeeld aan de tuin) of financiële gevolgschade als gevolg van de wateroverlast, hoe vervelend dat ook kan zijn, niet betekent dat er sprake is van een schrijnende situatie.
De verkenning heeft geleid tot de volgende omschrijving: er is sprake van een schrijnende situatie als de aanvrager door betaalde of nog te betalen dubbele woonlasten of herstelkosten als gevolg van de wateroverlast in juli 2021 op de peildatum in financiële nood is.
Met een aanvrager wordt bedoeld een particulier die, blijkens de basisregistratie personen, gedurende de schadeperiode was ingeschreven als bewoner en eigenaar van een binnen het schadegebied gelegen woning (waaronder mede wordt verstaan woonwagen, woonark of woonschip), en die op grond van deze beleidsregel een aanvraag heeft ingediend voor een verstrekking.
Zoals hierboven al aangegeven, is rest-of gevolgschade niet voldoende om te kunnen spreken van een schrijnende situatie: er moet sprake zijn van financiële nood als gevolg van de wateroverlast. Met deze beleidsregel wordt niet beoogd de schuldenproblematiek van de aanvrager op te lossen. Wanneer nog schulden resteren na een verstrekking op grond van deze beleidsregel kan – indien de gedupeerde daarmee akkoord gaat – betrokkene worden doorverwezen naar schuldhulpverlening.
Wat in het kader van deze beleidsregel wordt verstaan onder financiële nood is omschreven in artikel 3. Er is sprake van financiële nood als de aanvrager in één of meer van de volgende situaties verkeert:
a. de aanvrager heeft op de peildatum onvoldoende eigen financiële middelen om te voorzien in noodzakelijke dubbele woonlasten. De praktijk heeft laten zien dat er particulieren waren (en zijn) die gedurende korte of langere tijd niet naar behoren gebruik konden maken van hun woning, omdat deze geheel of gedeeltelijk onbewoonbaar was geworden uit oogpunt van veiligheid of gezondheid; zij waren genoodzaakt om vervangende woonruimte te betrekken. Ook is voorstelbaar dat men een tijdelijke woonvoorziening heeft aangeschaft en geplaatst op bijvoorbeeld het eigen terrein;
b. de aanvrager heeft op de peildatum onvoldoende eigen financiële middelen om werkzaamheden voor het herstel van de hiervoor bedoelde gebruiksfunctie van de woning te laten aanvangen of afmaken;
c. de aanvrager heeft op de peildatum negatieve financiële middelen als gevolg van reeds betaalde dubbele woonlasten of kosten voor het herstel van de gebruiksfunctie van de woning. Voorstelbaar is dat de aanvrager hiervoor een schuld is aangegaan. Het gaat in het kader van de beleidsregel alleen om formele schulden. Hypotheken, kredieten of leningen moeten zijn afgesloten of opgehoogd na de schadeperiode om meegenomen te worden in de berekening van de financiële middelen. In ieder geval voor hypotheken geldt dat een ophoging of een tweede hypotheek moet zijn bestemd voor het financieren van de herstelkosten van de gebruiksfunctie van de woning waarvoor een aanvraag is gedaan. Een schade-expert kan in voorkomend geval beoordelen welk deel van de opgehoogde of tweede hypotheek is bestemd voor herstel van de gebruiksfunctie.
In artikel 3, tweede lid, wordt aangegeven op welke bedragen de aanvrager maximaal aanspraak kan maken. Voor het geval van noodzakelijke dubbele woonlasten wordt een maximumbedrag gehanteerd van ten hoogste € 1.500 per maand.2
De dubbele woonlasten kunnen worden onderverdeeld in reeds betaalde dubbele woonlasten en toekomstige dubbele woonlasten. Voor de reeds betaalde dubbele woonlasten wordt uitgegaan van de termijn tussen het moment van het ontstaan van die lasten en de peildatum of zoveel eerder als de aanvrager is teruggekeerd naar de primaire woning. Van toekomstige dubbele woonlasten is sprake vanaf de peildatum tot het moment van eerst mogelijke terugkeer naar de primaire woning maar uiterlijk 31 december 2025.
De termijn voor dubbele woonlasten is ruim genomen gelet op het potentieel langdurige karakter van waterschade (bijvoorbeeld droogtijd van woningen) alsmede de mogelijke complexiteit van het herstel, levertijd van materialen en mogelijke krapte op de arbeidsmarkt. Er wordt overigens vanuit gegaan dat de aanvrager zo snel mogelijk zal willen terugkeren naar zijn woning.
Voor de berekening van de toekomstige dubbele woonlasten dient de aanvrager een onderbouwde inschatting te geven van de termijn waarbinnen teruggekeerd kan worden naar de primaire woning. Dit kan bijvoorbeeld door middel van de offerte en planning van een aannemer of door een indicatie van een door de stichting Sociale Banken Nederland in te schakelen onafhankelijke register schade-expert.
De dubbele woonlasten kunnen bestaan uit een hypotheekbedrag en een huursom, dubbele lasten voor gas, water en licht, dubbele waterschapsbelastingen, gemeentelijke belastingen, heffingen en een dubbele inboedelverzekering. Denkbaar is dat een vervangende woonruimte kleiner is dan de eigen woning en dat een deel van de inboedel tijdelijk in een opslag is geplaatst; de transport-, verzekerings- en opslagkosten vallen ook onder dubbele woonlasten. Daarnaast kunnen de dubbele woonlasten bestaan uit de aanschaf- en installatiekosten van een woonunit, waarbij een door de schade-expert te bepalen afschrijvingstermijn en -bedrag (rekening houdend met de restwaarde) kunnen worden gehanteerd voor de berekening van de dubbele woonlasten.
Alleen de woonlasten die samenhangen met de vervangende woonruimte worden meegenomen in de berekening van de eenmalige verstrekking.
Met het oog op reeds betaalde of nog te betalen herstelwerkzaamheden kan een bedrag van ten hoogste € 100.000 (inclusief btw) worden toegekend. Voor reeds betaalde herstelkosten van de gebruiksfunctie van de woning geldt dat deze moeten worden aangetoond. Voor het bepalen van nog te betalen herstelkosten zal de stichting Sociale Banken Nederland onafhankelijke register-schade-experts inschakelen die de schade ter plekke zullen opnemen en een rapportage zullen opstellen met daarin een beschrijving van de noodzakelijke werkzaamheden om de gebruikersfunctie te herstellen en een actuele kostenopgave voor die werkzaamheden. De kosten voor het opstellen van de rapportage komen voor rekening van de stichting Sociale Banken Nederland.
Het ligt in de rede dat het bedrag voor herstelwerkzaamheden hoger zal zijn naarmate er meer en verschillende herstelwerkzaamheden moeten worden gestart dan wel afgerond. Uitgangspunt bij dit onderdeel van financiële nood is dat er sprake moet zijn van een sober maar functioneel herstel van de gebruiksfuncties van de woning, ook voor de reeds betaalde herstelkosten. Zo zal bijvoorbeeld een keuken of sanitaire voorziening niet hoeven te beschikken over de nieuwste technologie noch hoeft er gebruik te worden gemaakt van exclusieve materialen of apparatuur uit het dure segment. Het in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, genoemde bedrag is een inschatting van de totale kosten, inclusief installatie- en montagekosten, wanneer alle gebruiksfuncties van de woning zouden moeten worden hersteld.
Met het oog op een eenduidige schadeafhandeling, met inachtneming van de eisen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, zal voor het bepalen van de kosten voor het herstel van de gebruiksfunctie van de woning een objectief kader afprijzen/meetlat worden opgesteld en, na akkoord van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, worden gepubliceerd op de website van de stichting Sociale Banken Nederland. Dit kader/deze meetlat zal eveneens worden gebruikt voor het beoordelen van reeds betaalde herstelkosten.
Niet uit te sluiten is dat tijdens de uitvoering van de herstelwerkzaamheden sprake blijkt te zijn van meer of minder werk ten opzichte van bijvoorbeeld de offerte die ten grondslag heeft gelegen aan de berekening van de verstrekking. De kosten die voortvloeien uit meer werk of de besparing die voortvloeit uit minder werk komen ten laste van respectievelijk ten goede aan de aanvrager.
Belangrijke uitgangspunten bij het opstellen van deze beleidsregel zijn dat vertrouwen in de burger voorop staat en dat de aanvrager zoveel mogelijk wordt ontzorgd: aannemelijk moet worden gemaakt dat er sprake is van financiële nood zonder dat dit uitputtend hoeft te worden aangetoond; wel moet er voldoende onderbouwing zijn om tot een berekening van de mate van financiële nood te kunnen komen. Er dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van reeds bij de aanvrager beschikbare informatie of waarvoor hij toestemming geeft om deze op te vragen.
Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat al te diep in de persoonlijke levenssfeer van gedupeerden wordt getreden.
Indien de aanvrager kan aantonen dat geoormerkte pensioengelden of lijfrentekapitaalverzekeringen zijn ingezet om de schuldenlast te voorkomen of te beperken, dan zal deze inzet inclusief de betaalde boete (zie hierna) worden meegenomen bij het berekenen van de financiële middelen: het wordt afgetrokken van de banksaldi. Met geoormerkte pensioengelden wordt gedoeld op pensioenspaarrekeningen en vergelijkbare bankproducten in box 1 van de aangifte inkomstenbelasting; het benutten van dergelijke voorzieningen gedurende de looptijd leidt tot het moeten betalen van een boete en het opgeven in de aangifte inkomstenbelasting.
Bij de in artikel 3, derde lid, genoemde inlichtingen dient in ieder geval de meest recente aangifte inkomstenbelasting te worden verstrekt, maar ook kan worden gedacht aan bankafschriften. Het is aan de stichting Sociale Banken Nederland om te beoordelen welke inlichtingen en over welke tijdsperiode deze dienen te worden overgelegd om de aanvraag te kunnen afhandelen.
Rekenmethodiek
Voor het berekenen van de financiële middelen op de peildatum, wordt de onderstaande methodiek gebruikt. Deze methodiek zal door de uitvoeringsorganisaties in een werkinstructie nader worden uitgewerkt.
In de bijlage zijn voorbeelden opgenomen ter verduidelijking van de methodiek.
(A) banksaldi: het op de peildatum bepaalde saldo van de in box 3 opgenomen lopende rekening(en), spaarrekening(en), deposito’s, alsmede de waarde van beleggingen waarbij buiten beschouwing worden gelaten de saldi op pensioenrekeningen, lijfrentekapitaalverzekeringen en hypotheekspaarrekeningen onder box 1;
Minus
(B) een bedrag voor zover dat minder bedraagt dan of gelijk is aan de van toepassing zijnde vermogensgrens genoemd in artikel 34, derde lid, van de Participatiewet;
Minus
(C) schulden: op de peildatum openstaande saldi van hypotheken, kredieten of leningen voor zover die zijn afgesloten of opgehoogd na de schadeperiode en op de peildatum nog te betalen facturen van € 50 of meer (inclusief btw) per factuur.
Onder nog te betalen facturen, ongeacht de ontstaansdatum, vallen ook achterstallige betalingen voor bijvoorbeeld huur of hypotheek. De reden dat ook facturen van vóór de schadeperiode worden meegenomen, is gelegen in het feit dat de aanvrager na de schadeperiode de keuze kan hebben gemaakt om een factuur niet te betalen maar om schade te herstellen.
De berekening vindt plaats op basis van de peildatum, te weten 31 december 2023. Deze peildatum sluit aan bij de systematiek van de aangifte inkomstenbelasting. Ten aanzien van de vermogensgrens onder B wordt opgemerkt dat het uit oogpunt van coulance redelijk wordt geacht het bedrag tot en met de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Participatiewet buiten beschouwing te laten. Dit geeft een gedupeerde in voorkomend geval een buffer om bijvoorbeeld onvoorziene uitgaven op te vangen. In 2023 was de vermogensgrens voor een alleenstaande € 7.605 en voor een alleenstaande ouder of gezamenlijke huishouding (als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Participatiewet) € 15.2103.
Onder beleggingen worden onder meer aandelen, aandelen in beleggingsfondsen en obligaties begrepen (vergelijk box 3).
In de hiervoor bedoelde nog op te stellen werkinstructie zal bij de berekening van de waarde van beleggingen worden uitgegaan van kosten ter hoogte van 5% van de waarde van de beleggingen en bijvoorbeeld deposito’s om deze liquide te maken. Per saldo betekent dit dat de waarde van eventueel aanwezige beleggingen en deposito’s op de peildatum voor 95% wordt meegerekend.
Indien de aanvrager een fiscale partner in het kader van de belastingwetgeving heeft, worden bij de berekening van de financiële middelen de banksaldi en de eventuele schulden van beide partners betrokken maar de financiële verstrekking wordt aan de aanvrager gedaan. In geval van beëindiging van het fiscaal partnerschap beoordeelt de stichting Sociale Banken Nederland voor wiens rekening de dubbele woonlasten of herstelkosten zijn gekomen of nog komen.
Eventuele negatieve financiële middelen van de aanvrager zullen niet worden aangevuld.
Er wordt vanuit gegaan dat de aanvrager de verstrekking zal aanwenden voor het doel waarvoor de verstrekking is gegeven, te weten het betalen van dubbele woonlasten, de herstelkosten of het aflossen van de openstaande schuld(en). Ook voor reeds ontvangen financiële bijdragen in verband met de schade, wordt ervan uitgegaan dat deze zijn aangewend om de schade zoveel als mogelijk te beperken of te herstellen.
Mocht de situatie van de aanvrager daartoe aanleiding geven, dan zal de stichting Sociale Banken Nederland de aanvrager kunnen doorverwijzen naar bijvoorbeeld de betreffende gemeente voor bredere schuldhulpverlening.
Niet uit te sluiten valt dat de beschikking waarbij een verstrekking wordt toegekend, wordt genomen tijdens een schuldsaneringstraject, MSNP (minnelijke schuldsanering natuurlijke personen) of WSNP (wettelijke schuldsanering natuurlijke personen). De verstrekking valt dan in de boedel en de aanvrager kan niet zelf een bestemming geven aan de verstrekking. De verstrekking kan mogelijk wel buiten de boedel worden gehouden als alle schuldeisers bij een MNSP instemmen met het verzoek van de schuldhulpverlener om de verstrekking niet tot de boedel te laten behoren. Het is aan de betrokken schuldeisers of zij hiermee instemmen. Als er geen algeheel akkoord wordt bereikt, kan de aanvrager overwegen een verzoek tot toelating tot de WSNP bij de rechtbank in te dienen. Dit leidt er overigens niet zonder meer toe dat de verstrekking buiten de boedel zal vallen. De stichting Sociale Banken Nederland kan in voorkomend geval bij de betrokken schuldhulpverlener het belang benadrukken dat de verstrekking, gelet op het specifieke doel waar de verstrekking voor wordt uitbetaald, buiten de boedel wordt gehouden.
Particulieren die van mening zijn dat zij in financiële nood verkeren als bedoeld in deze beleidsregel, kunnen zich zelfstandig aanmelden bij de stichting Sociale Banken Nederland om een aanvraag te doen voor een verstrekking. Particulieren die zich hebben aangemeld, worden door de stichting Sociale Banken Nederland geïnformeerd over de strekking van de beleidsregel en over het proces. Op basis van deze informatie is het aan de particulier te besluiten om wel of geen aanvraag te doen. De stichting Sociale Banken Nederland kan, met toestemming van de particulier, zorgdragen voor persoonlijke begeleiding bij het doen van de aanvraag, bij het verzamelen van de benodigde informatie en bij het verdere proces. Deze begeleiding kan fysiek plaatsvinden in de gemeente waar de aanvrager woonachtig is.
Het doen van een aanvraag blijft te allen tijde de verantwoordelijkheid van de betreffende particulier zelf.
De aanvraag dient, zoals is bepaald in artikel 4, eerste lid, uiterlijk 1 maart 2025 te zijn ingediend via de door de stichting Sociale Banken Nederland ter beschikking gestelde mogelijkheden. Op basis van artikel 4, tweede lid, beslist de Minister binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag en gaat – bij een positief besluit – per ommegaande over tot betaling van de verstrekking aan de aanvrager. De termijn kan worden verlengd indien daartoe aanleiding is (artikel 4:14 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht). De aanvrager moet hierover worden geïnformeerd waarbij tevens een zo kort mogelijke termijn wordt genoemd waarbinnen de beslissing wel kan worden tegemoet gezien.
De termijn van 26 weken is ingegeven door het feit dat het voorziene maatwerk en de persoonlijke begeleiding de nodige tijd zal vergen. De ervaring leert dat ook met het overleggen van de benodigde inlichtingen de nodige tijd kan zijn gemoeid. Dit betekent overigens niet dat de aanvrager onbeperkt de tijd heeft om de gevraagde inlichtingen te overleggen. De aanvrager krijgt twee weken de tijd om de gevraagde inlichtingen te overleggen. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met twee weken, tenzij de aanvrager gemotiveerd kan aangeven waarom een langere termijn gerechtvaardigd. Indien de termijn zonder geldige redenen wordt overschreden, kan dat leiden tot een afwijzende beschikking. Een afwijzende beschikking ligt ook in de rede indien de aanvrager tot twee keer niet is verschenen op een afspraak met de stichting Sociale Banken Nederland zonder een geldige reden.
De hiervoor bedoelde procedure dient te worden uitgevoerd met inachtneming van de bescherming van de privacy van de aanvrager conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De stichting Sociale Banken Nederland zal voorzien in een procedure voor de afhandeling van klachten van particulieren met betrekking tot de behandeling van de aanmelding of aanvraag.
Het doel van de beleidsregel is om aanvragers in financiële nood als gevolg van de wateroverlast te helpen. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat het noodzakelijk is om in voorkomend geval gemotiveerd af te kunnen wijken van het bepaalde in de beleidsregel, omdat dit anders zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Met het oog hierop is in artikel 5 een hardheidsclausule opgenomen. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin een zelfstandige zonder personeel als gevolg van de ramp niet meer in staat is om te werken, in financiële problemen is gekomen en geen recht heeft op een financiële tegemoetkoming uit andere hoofde. Een ander voorbeeld van een mogelijke toepassing van de hardheidsclausule is als er sprake is van een zodanige beschadiging van een niet met de woning verbonden bouwwerk waarin een met de woning vergelijkbare gebruiksfunctie niet meer mogelijk is, zoals bijvoorbeeld een atelier of werkkamer. Ook kan het nodig blijken dat wordt afgeweken van de in artikel 3 genoemde maximale bedragen om de financiële nood van de aanvrager afdoende te kunnen lenigen. Een andere reden voor toepassing van de hardheidsclausule kan gelegen zijn in het feit dat in een concreet geval de termijn van artikel 4, eerste lid, niet haalbaar is voor een particulier.
Beoogd wordt om een pilot te doorlopen om de uitvoeringsprocessen te beproeven. Met ingang van 1 september 2024 treedt de beleidsregel in werking en kunnen particulieren een aanvraag doen voor een verstrekking. Aanvragen kunnen worden ingediend tot zes maanden na inwerkingtreding van de beleidsregel, dus tot 1 maart 2025.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
De onderstaande rekenvoorbeelden zijn fictief en uitsluitend bedoeld om de rekenmethodiek toe te lichten. Er is niet beoogd om een uitputtend beeld te schetsen van mogelijke situaties.
|
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Fiscale partners |
|
|
(A) Banksaldi |
€ 18.000 |
€ 5.000 |
negatief € 500 |
negatief € 5.000 |
|
(B) (bedrag kleiner of gelijk aan) Vermogensgrens |
€ 7.605 |
€ 5.000 |
nvt |
nvt |
|
Banksaldi na toets vermogensgrens |
€ 10.395 |
€ 0 |
negatief € 500 |
negatief € 5.000 |
|
(C) Schulden en nog te betalen facturen |
€ 1.000 |
€ 20.500 |
€ 500 |
€ 45.000 |
|
Financiële middelen op peildatum |
positief € 9.395 |
negatief € 20.500 |
negatief € 1.000 |
negatief € 50.000 |
Toelichting
Bij het bepalen van de financiële middelen wordt eerst gekeken naar de banksaldi op de peildatum. Indien de aanvrager een fiscale partner in het kader van de belastingwetgeving heeft, worden bij de berekening van de financiële middelen de banksaldi en de eventuele schulden van beide partners betrokken maar de financiële verstrekking wordt aan de aanvrager gedaan. Als de banksaldi positief zijn, wordt het afgezet tegen de relevante vermogensgrens. In 2023 was de vermogensgrens voor een alleenstaande € 7.605 en voor een alleenstaande ouder of gezamenlijke huishouding (als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Participatiewet) € 15.210.
De banksaldi tot maximaal het bedrag van de relevante vermogensgrens worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening (zie kolommen 1 en 2). Zijn de banksaldi negatief dan speelt de vermogensgrens geen rol (zie kolommen 3 en 4); negatieve banksaldi worden immers niet aangevuld.
Op de aldus berekende banksaldi worden de schulden en de op peildatum nog te betalen facturen in mindering gebracht. Het bedrag dat vervolgens resteert is het bedrag aan financiële middelen op de peildatum.
|
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Fiscale partners |
|
|
Financiële middelen op peildatum |
€ 9.395 |
negatief € 20.500 |
negatief € 1.000 |
negatief € 50.000 |
|
Dubbele woonlasten – Reeds betaalde termijnen – Toekomstige dubbele woonlaten |
€ 3.000 € 4.000 |
€ 3.000 € 4.000 |
€ 3.000 € 4.000 |
€ 3.000 € 4.000 |
|
Verstrekking dubbele woonlasten |
€ 0 |
€ 7.000 |
€ 5.000 |
€ 7.000 |
|
Financiële middelen na berekening dubbele woonlasten |
€ 5.395 |
negatief € 17.500 |
€ 0 |
negatief € 47.000 |
Toelichting
Betalingen voor dubbele woonlasten die zijn verricht vóór de peildatum gelden als ‘Reeds betaalde termijnen’; betalingen na de peildatum worden meegerekend als ‘Toekomstige dubbele woonlasten’. Bij het berekenen van het saldo financiële middelen na verstrekking dubbele woonlasten worden ‘Toekomstige dubbele woonlasten’ buiten beschouwing gelaten omdat deze verstrekking betrekking heeft op betalingen die de aanvrager nog in de toekomst moet doen.
Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat het bedrag aan financiële middelen op de peildatum is ontstaan na betaling van de dubbele woonlasten vóór de peildatum; zijn er op de peildatum negatieve financiële middelen dan is dat dus mede veroorzaakt door de ‘Reeds betaalde termijnen’.
Alleen bij negatieve financiële middelen op de peildatum wordt de aanvrager gecompenseerd voor de ‘Reeds betaalde termijnen’ en niet meer dan daadwerkelijk is betaald (zie kolommen 2 en 4). In het voorbeeld in kolom 3 wordt verondersteld dat de aanvrager door de ‘Reeds betaalde termijnen’ voor € 1.000 aan schuld heeft opgebouwd; dit bedrag en het bedrag aan ‘Toekomstige dubbele woonlasten’ (€ 4.000) komen in aanmerking voor een eenmalige verstrekking.
Voor de ‘Toekomstige dubbele woonlasten’ zijn twee situaties mogelijk:
1. Het saldo financiële middelen op peildatum is negatief: de ‘Toekomstige dubbele woonlasten’ worden volledig vergoed tot uiterlijk 31 december 2025;
2. Het saldo financiële middelen op peildatum is positief: de verstrekking is maximaal het verschil tussen het saldo financiële middelen en de ‘Toekomstige dubbele woonlasten’.
|
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Fiscale partners |
|
|
Financiële middelen na berekening dubbele woonlasten |
€ 5.395 |
negatief € 17.500 |
€ 0 |
negatief € 47.000 |
|
Herstelkosten – Reeds betaalde herstelkosten – Nog te betalen herstelkosten |
€ 4.000 € 0 |
€ 30.000 € 0 |
€ 0 € 20.000 |
€ 0 € 35.000 |
|
Verstrekking herstelkosten |
€ 0 |
€ 17.500 |
€ 20.000 |
€ 35.000 |
Toelichting
Betalingen inzake herstelkosten die zijn verricht vóór de peildatum gelden als ‘Reeds betaalde herstelkosten’, betalingen na de peildatum worden meegerekend als ‘Nog te betalen herstelkosten’. Is er op de peildatum een negatief saldo financiële middelen in combinatie met ‘Reeds betaalde herstelkosten’ dan is dat negatieve saldo dus mede veroorzaakt door de reeds betaalde herstelkosten.
De alleenstaande in kolom 1 heeft als gevolg van de reeds betaalde herstelkosten geen negatieve financiële middelen; er is geen sprake van financiële nood en er is dus geen aanspraak op een verstrekking. Bij de alleenstaande in kolom 2 wordt ervan uitgegaan dat de negatieve financiële middelen mede zijn ontstaan door ‘Reeds betaalde herstelkosten’. Aangezien de negatieve financiële middelen lager zijn dan de ‘Reeds betaalde herstelkosten’ heeft de aanvrager (mogelijk al) een deel van zijn schuld afgelost en ontvangt hij het resterende deel van de ‘Reeds betaalde herstelkosten’ waarvoor de schuld is aangegaan. De alleenstaande in kolom 3 en de gezamenlijke huishouding in kolom 4 hebben onvoldoende financiële middelen en krijgen een verstrekking voor het totale bedrag aan ‘Nog te betalen herstelkosten’.
|
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Alleenstaande |
Fiscale partners |
|
|
Verstrekking dubbele woonlasten |
€ 0 |
€ 7.000 |
€ 5.000 |
€ 7.000 |
|
Verstrekking herstelkosten |
€ 0 |
€ 17.500 |
€ 20.000 |
€ 35.000 |
|
Totale verstrekking |
€ 0 |
€ 24.500 |
€ 25.000 |
€ 42.000 |
Dit bedrag is mede gebaseerd op de gemiddelde woonlasten in 2021 voor huurders en eigenaren op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek, www.cbs.nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-20307.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.