Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 6 juni 2024, nr. WJZ/ 45659628, tot wijziging van de Omgevingsregeling in verband met de implementatie van artikel 12 van richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (Pb EU 2023, L 231)

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op richtlijn nr. (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (Pb EU 2023, L 231) en de artikelen 20.6, derde lid, en 20.8, derde lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.14b en artikel 9.7 wordt ‘Bijlage XXX’ vervangen door ‘Bijlage XVc’.

B

Na afdeling 4.4a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 4.4b. OPENBAARMAKING GEGEVENS ENERGIE-EFFICIËNTIE DATACENTRA

Artikel 4.14c (openbaarmaking gegevens energie-efficiëntie datacentra)
  • 1. Dit artikel is van toepassing op het openbaar maken van gegevens over de energie-efficiëntie van datacentra, bedoeld in afdeling 5.4.1a van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 2. Het verzamelen en openbaar maken van de gegevens, bedoeld in artikel 5.16b, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt uitgevoerd in overeenstemming met bijlage XVd.

C

Bijlage XXX wordt na bijlage XVb geplaatst en het opschrift komt te luiden:

BIJLAGE XVC BIJ DE ARTIKELEN 4.14b EN 9.7 VAN DEZE REGELING (KOSTENEFFECTIVITEIT)

D

Na bijlage XVc (nieuw) wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE XVD BIJ ARTIKEL 4.14c, TWEEDE LID, VAN DEZE REGELING (OPENBAARMAKING GEGEVENS ENERGIE-EFFICIËNTIE DATACENTRA)

In deze bijlage behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling zijn de uitvoeringstechnische regels opgenomen die in acht moeten worden genomen bij het verzamelen en openbaar maken van informatie over de categorieën van gegevens, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. De kernprestatie-indicatoren en de wijze waarop deze worden bepaald, gemeten en openbaar gemaakt zijn hieronder opgenomen.

1. Geïnstalleerde vermogen in kilowatt

Het geïnstalleerde vermogen in kilowatt, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder d, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaargemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicator:

De vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur in kW.

Deze kernprestatie-indicator meet de vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur in de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum in kilowatt. Het gaat hierbij om de som van het nominaal vermogen, in kW, van het netwerk of de netwerken, de servers en de opslagapparatuur die geïnstalleerd zijn in de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum.

Wanneer de vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur is veranderd tijdens het voorafgaande kalenderjaar, wordt een gewogen gemiddelde gebruikt.

Wanneer de vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur niet bepaald kan worden, moet de nominale vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur gebruikt worden. Wanneer de nominale vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur is veranderd tijdens het voorafgaande kalenderjaar, wordt een gewogen gemiddelde gebruikt.

In de rapportage wordt aangegeven of deze kernprestatie-indicator gemonitord en openbaar gemaakt wordt op basis van de vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur of de nominale vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur.

2. Vloeroppervlakte in vierkante meters

De vloeroppervlakte in vierkante meters, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

2.1 Totale vloeroppervlakte in m2

De totale vloeroppervlakte van het rekencentrum of datacentrum, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt gemeten en openbaar gemaakt in m2. Het gaat hierbij om de som van de vloeroppervlakte die wordt ingenomen door de computerruimte(n) van het rekencentrum of datacentrum en de vloeroppervlakte die wordt ingenomen door de apparatuur die nodig is voor de goede werking van het rekencentrum of datacentrum.

Als op de locatie van de milieubelastende activiteit gebruik gemaakt wordt van apparatuur, die ook gebruikt wordt voor andere functies binnen hetzelfde gebouw (bijvoorbeeld een gezamenlijk koelingssysteem voor een gebouw), wordt de totale vloeroppervlakte van de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, berekend door een percentage van de vloeroppervlakte die door deze apparatuur wordt ingenomen op te tellen bij de vloeroppervlakte van het rekencentrum of datacentrum. Het percentage van de vloeroppervlakte die door deze apparatuur wordt ingenomen reflecteert de nominale vermogensbehoefte van de computerruimte(n) binnen de milieubelastende activiteit.

2.2 Vloeroppervlak van de computerruimte in m2

De vloeroppervlakte van de computerruimte wordt gemeten en openbaar gemaakt in m2. Als het rekencentrum of datacentrum, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, uit meerdere structuren bestaat, wordt de waarde van de totale vloeroppervlakte van de computerruimtes opgegeven.

3. Gegevens over het rekencentrum of datacentrum

Tot de gegevens over het rekencentrum of datacentrum die moeten worden verzameld en openbaar gemaakt op grond van artikel 5.16b, tweede lid, onder f, van het Besluit activiteiten leefomgeving behoort informatie over de exploitatie van het rekencentrum of datacentrum, bestaande uit:

3.1 Informatie over het type datacentrum

Er wordt een keuze gemaakt uit:

  • Enterprise datacentrum;

  • Colocatiedatacentrum; of

  • Co-hostingdatacentrum.

Indien een colocatiedatacentrum ook co-hosting diensten aanbiedt of indien een co-hostingdatacentrum ook colocatiediensten aanbiedt, wordt dit in de rapportage aangegeven. In de rapportage wordt de structuur van het datacentrum indien nodig verduidelijkt.

3.2 Informatie over redundantie:

Het gaat hierbij om de volgende informatie:

  • 1. Het redundantieniveau van elektrische infrastructuur op:

    • a. hoogspanningsniveau;

    • b. laagspanningsniveau (inregeling); en

    • c. rackniveau.

  • 2. Het redundantieniveau van de koelinfrastructuur op:

    • a. ruimteniveau; en

    • b. rackniveau.

4. Energiegebruik

Het energiegebruik, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder f, onder 1°, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

4.1 Totaal energiegebruik in kWh

Het totaal energiegebruik wordt in kilowattuur gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt.

Gebruikte energie die geproduceerd wordt door noodaggregaten wordt apart gemeten.

Het totale energieverbruik wordt gemeten bij de ingang van het rekencentrum of datacentrumsysteem vóór de schakelinrichting voor stroomoverbrenging. De meetpunten worden ingesteld bij de primaire en secundaire energievoorziening en bij elke aanvullende voorziening, bijvoorbeeld bij noodaggregaten. In geval van een warmtekrachtkoppeling of absorptiekoeler binnen het systeem, moet het meetpunt zich aan de ingang daarvan bevinden. In het geval van een warmtekrachtkoppeling buiten het systeem, moeten de meetpunten zich bij de elektriciteits- en warmte-afgifte bevinden, en in het geval van een absorptiekoelmachine buiten het systeem, moet het meetpunt bij de koelafgifte liggen.

4.2 Totaal energiegebruik van informatietechnologieapparatuur in kWh

Het totaal energiegebruik van informatietechnologieapparatuur wordt in kWh gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt.

Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten bij elk systeem voor niet-onderbreekbare stroomvoorziening dat is aangesloten op informatietechnologieapparatuur.

Als er geen sprake is van een systeem voor niet-onderbreekbare stroomvoorziening, bijvoorbeeld wanneer er gebruik gemaakt wordt van gelijkstroom, wordt de kernprestatie-indicator op een van de volgende manieren gemeten:

  • bij de stroomverdelingseenheid (PDU) die is aangesloten op de informatietechnologieapparatuur;

  • overeenkomstig een gangbare standaardisatiemethode; of

  • bij een meetpunt dat door de exploitant van een rekencentrum of datacentrum zelf wordt gespecificeerd.

4.3 Functies in het elektriciteitsnet

Bij deze kernprestatie-indicator wordt openbaar gemaakt welke functies het rekencentrum of datacentrum vervult die de stabiliteit, betrouwbaarheid en veerkracht van het elektriciteitsnet ondersteunen.

4.4 Gemiddelde batterijcapaciteit in kW

Bij deze kernprestatie-indicator wordt de gemiddelde capaciteit in kW van de rekencentrum- of datacentrumbatterijen die via een relevante markt of contracten voor functies van het elektriciteitsnet beschikbaar wordt gesteld, openbaar gemaakt.

5. Waterverbruik in kubieke meters

Het waterverbruik, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder f, onder 2°, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

  • het totale waterverbruik in kubieke meters; en

  • het totale drinkwaterverbruik in kubieke meters.

6. Restwarmtegebruik

Het restwarmtegebruik, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder f, onder 3°, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

6.1 (Her)gebruikte restwarmte in kWh

De (her)gebruikte restwarmte wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in kWh. Het gaat hierbij om de (her)gebruikte restwarmte buiten de locatie van de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

6.2 Gemiddelde restwarmtetemperatuur in graden Celsius

De gemiddelde restwarmtetemperatuur van de milieubelastende activiteit wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in graden Celsius. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de temperatuur van de vloeistof waarmee de informatie- en communicatietechnologieapparatuur in de computerruimte wordt gekoeld, die wordt berekend als jaargemiddelde op elk meetpunt.

De restwarmtetemperatuur wordt gemeten op het punt waar de verwarmde vloeistof de warmtewisselaar binnengaat op de grens van de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum. Voor een rekencentrum of datacentrum met warmteterugwinning is dat bij de warmte-terugwinningswisselaar. Als er geen sprake is van warmteterugwinning, dan wordt de meting uitgevoerd bij elke warmtewisselaar bij de grens van de computerruimte die de warmte van de informatietechnologieapparatuur geleidt.

6.3 Soorten koelmiddelen

Het gaat hier om de soorten koelmiddelen die worden gebruikt in de koel- en klimaatregelingsapparatuur van de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum. Bij deze kernprestatie-indicator wordt de gangbare naam of industriële benaming van elk soort koelmiddel, dat wordt gebruikt in overeenstemming met de bijlagen bij Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PbEU 2014, L 150), openbaar gemaakt.

6.4 Koeldagen in graaddagen

De koeldagen in graaddagen worden gemeten als het aantal koeldagen in graaddagen voor de locatie van de milieubelastende activiteit over het voorafgaande kalenderjaar. Voor het bepalen van de graaddagen wordt uitgegaan van een basistemperatuur van 21 graden Celsius.

7. Temperatuurinstelpunten

De temperatuurinstelpunten, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder f, onder 4°, van het Besluit activiteiten leefomgeving worden gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de gemiddelde insteltemperatuur van de inlaatlucht van de informatietechnologieapparatuur in graden Celsius. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de gemiddelde insteltemperatuur in alle computerruimten van het rekencentrum of datacentrum, die wordt berekend als jaargemiddelde en overeenkomt met de instelwaarde van het koelsysteem dat wordt gebruikt voor de informatie- en communicatietechnologieapparatuur in deze computerruimten.

8. Gebruik van hernieuwbare energie in kilowattuur

Het gebruik van hernieuwbare energie, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder f, onder 5°, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van kernprestatie-indicatoren in kWh. Deze kernprestatie-indicator bestaat uit de som van de volgende drie kernprestatie-indicatoren die ook gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt worden:

  • a. totale hernieuwbare energieconsumptie met een garantie van oorsprong1 in kWh;

  • b. totale hernieuwbare energieconsumptie uit stroomafnameovereenkomsten in kWh; en

  • c. totale consumptie van hernieuwbare energie die is geproduceerd binnen de locatie van de milieubelastende activiteit in kWh.

9. De hoeveelheid in het rekencentrum of datacentrum opgeslagen en verwerkte data

De hoeveelheid in het rekencentrum of datacentrum opgeslagen en verwerkte data, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder g, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

9.1 ICT-capaciteit voor servers

De kernprestatie-indicator is de som van de prestaties in actieve modus voor alle servers. De ICT-capaciteit van een server wordt beoordeeld aan de hand van de prestaties in actieve modus zoals aangegeven in de informatie van de fabrikant overeenkomstig Verordening (EU) 2019/424 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor servers en gegevensopslagproducten overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie (PbEU 2019, L 74).

De waarde van de prestaties in actieve modus voor de geconfigureerde server of groep servers in een computerruimte van een rekencentrum of datacentrum wordt ofwel geïnterpoleerd uit de opgegeven prestatie in actieve modus voor een configuratie die is opgegeven op grond van Verordening (EU) 2019/424 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor servers en gegevensopslagproducten overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie (PbEU 2019, L 74). De waarde zoals verstrekt door een serverfabrikant, of afgeleid uit een tabel met waarden voor CPU-onderdeelnummers die is opgesteld aan de hand van een grote dataset, of, als er een erkende berekeningsmethode bestaat, geschat op basis van een grote dataset van gemeten waarden. Als er geen erkende berekeningsmethode bestaat, wordt gebruikgemaakt van de prestaties van de opgegeven configuratie die het best overeenstemt met de geconfigureerde server.

Er wordt gerapporteerd over de apparatuur die aanwezig is op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar.

Als de ICT-capaciteit voor servers niet volledig bekend is, wordt ten minste gerapporteerd over deze kernprestatie-indicator voor alle nieuwe servers die binnen de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, geïnstalleerd worden na 15 juni 2024. Degene die de milieubelastende activiteit verricht, maakt een schatting van het percentage van de vloeroppervlakte van de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum waar de kernprestatie-indicator betrekking op heeft.

Wanneer er sprake is van een colocatiedatacentrum, als bedoeld in onderdeel 3 van deze bijlage, en degene die de activiteit verricht onvoldoende zicht heeft op de capaciteit van de servers binnen de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt deze kernprestatie-indicator als volgt berekend. De indicator is de extrapolatie van de waarde die overeenkomt met ten minste 90% van het stroomverbruik van de geïnstalleerde informatietechnologie van alle servers die binnen de milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, geïnstalleerd zijn na de datum van inwerkingtreding van deze bijlage.

9.2 ICT-capaciteit voor opslagapparatuur in petabytes

De kernprestatie-indicator ICT-capaciteit voor opslagapparatuur wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in petabytes. Deze kernprestatie-indicator is de som van de ruwe (adresseerbare) capaciteit van alle SSD- en HDD-opslagapparaten die in alle opslagapparatuur zijn geïnstalleerd, zoals opgegeven door de fabrikant van de opslagapparatuur.

Er wordt gerapporteerd over de apparatuur die aanwezig is op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar.

Indien de ICT-capaciteit voor opslagapparatuur niet volledig bekend is, wordt ten minste gerapporteerd over deze kernprestatie-indicator voor alle apparaten die binnen de milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, geïnstalleerd zijn na 15 juni 2024. Degene die de milieubelastende activiteit verricht, maakt een schatting van het percentage van de vloeroppervlakte van de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum waar de kernprestatie-indicator betrekking op heeft.

Wanneer er sprake is van een colocatiedatacentrum, als bedoeld in onderdeel 3 van deze bijlage, en degene die de activiteit verricht onvoldoende zicht heeft op de capaciteit van de opslagapparatuur binnen de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt deze kernprestatie-indicator als volgt berekend. De indicator is de extrapolatie van de waarde die overeenkomt met ten minste 90% van het stroomverbruik van de geïnstalleerde informatietechnologie van alle opslagapparatuur die binnen de milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, geïnstalleerd is na 15 juni 2024.

10. Jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer

Het jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onder h, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de volgende kernprestatie-indicatoren:

10.1 Bandbreedte voor het inkomende dataverkeer in gigabytes per seconde

De kernprestatie-indicator bandbreedte voor inkomend verkeer wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in gigabytes per seconde. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de totale voorziene bandbreedte voor het inkomende verkeer in de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum, gemiddeld over het jaar voor de totale connectiviteitscapaciteit.

10.2 Bandbreedte voor het uitgaande dataverkeer in gigabytes per seconde

De kernprestatie-indicator bandbreedte voor het uitgaande verkeer wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in gigabytes per seconde. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de totale voorziene bandbreedte voor het uitgaande verkeer vanuit de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum, gemiddeld over het jaar voor de totale connectiviteitscapaciteit.

10.3 Inkomende dataverkeer in exabytes

De kernprestatie-indicator voor het inkomende dataverkeer wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in exabytes. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de totale inkomende gegevens in de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum, geaggregeerd over de loop van het verslagjaar, ongeacht het aantal aansluitingen van de milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

10.4 Uitgaande dataverkeer in exabytes

De kernprestatie-indicator voor het uitgaande dataverkeer wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt in exabytes. Deze kernprestatie-indicator wordt gemeten als de totale uitgaande gegevens vanuit de computerruimte van het rekencentrum of datacentrum, geaggregeerd in de loop van het verslagjaar, ongeacht het aantal aansluitingen van de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Degene die de activiteit verricht mag de monitoring en meting van de kernprestatie-indicatoren zoals opgenomen in onderdeel 10 van deze bijlage baseren op elke beschikbare afdoende betrouwbare gegevensbron of een combinatie van gegevensbronnen, waaronder:

  • gegevens die rechtstreeks door de exploitant gemeten zijn;

  • gegevens die door klanten van het rekencentrum of datacentrum gerapporteerd worden; of

  • gegevens verstrekt door telecombedrijven of serviceproviders.

ARTIKEL II

De Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 van de Richtlijn energie-efficiëntie wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juni 2024

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling wijzigt de Omgevingsregeling. Dit in verband met de implementatie van artikel 12 van Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (PbEU 2023, L 231, hierna: de richtlijn). De implementatie van het hiervoor genoemde artikel 12 van de richtlijn is opgenomen in het Besluit van 26 april 2024 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de implementatie van artikel 12 van richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (Pb EU 2023, L 231) (Stb. 2024, 122) (hierna: het wijzigingsbesluit). Artikel 12 van de richtlijn strekt ertoe dat eigenaars en exploitanten van datacentra informatie over de energieprestaties van diezelfde datacentra monitoren en jaarlijks openbaar maken (hierna ook wel: de rapportageplicht). Dit betreft onder andere gegevens over het energiegebruik, het waterverbruik en de toepassing van (rest-)warmte.

De eisen aan de informatie die verstrekt moet worden voor de rapportageplicht volgen, op grond van artikel 12, eerste lid van de richtlijn, uit bijlage VII behorend bij dezelfde richtlijn. De verschillende categorieën van gegevens waar informatie over moet worden verzameld en die openbaar moeten worden gemaakt zijn aangewezen in artikel 5.16b, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Met onderhavige wijziging van de Omgevingsregeling worden door middel van artikel 4.14c van de Omgevingsregeling en de bijbehorende bijlage XVd uitvoeringstechnische regels gesteld aan de wijze waarop de informatie moet worden verzameld en openbaar gemaakt.

Doordat in artikel 12 van de richtlijn een kortere implementatietermijn is opgenomen dan voor de implementatie van het merendeel van de artikelen van de richtlijn, wordt de bij artikel 12 van de richtlijn horende bijlage VII via onderhavige wijzigingsregeling met een apart traject geïmplementeerd in nationale wetgeving.

2. Hoofdlijnen van de wijzigingsregeling

Met de wijzigingsregeling wordt verdere invulling gegeven aan de eisen aan de rapportageplicht die volgt uit artikel 12 van de richtlijn en die geïmplementeerd is met het wijzigingsbesluit. Hierna zal kort worden ingegaan op de minimumeisen die in bijlage VII van de richtlijn zijn opgenomen. Vervolgens wordt toegelicht hoe de implementatie van de minimumeisen uit bijlage VII in de nationale regelgeving is vormgegeven. Ten slotte worden de overige wijzigingen die zijn meegenomen in deze wijzigingsregeling besproken.

2.1 Artikel 12 van de richtlijn

Zoals uiteengezet in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is de ICT-sector, waartoe datacentra behoren, een sector die snel groeit en waaraan een toenemend aandeel van het totale energiegebruik wordt toegerekend. Om duurzame ontwikkeling in de ICT-sector, en met name van datacentra, te bevorderen, is in artikel 12, eerste lid, van de richtlijn een verplichting tot het openbaar maken van gegevens over de energieprestaties van datacentra voor de eigenaars en exploitanten van deze datacentra geïntroduceerd (hierna: de rapportageplicht). De rapportageplicht geldt voor datacentra met een vermogen van de geïnstalleerde informatietechnologie (hierna: geïnstalleerd IT-vermogen) van ten minste 500 kilowatt. Een datacentrum met een geïnstalleerd IT-vermogen van ten minste 500 kilowatt wordt in de richtlijn gezien als een datacentrum met een grote impact op het milieu.

Om te kunnen sturen op de duurzaamheid van datacentra wordt in artikel 12, derde lid, van de richtlijn het opzetten van een databank door de Europese Commissie (hierna: de Commissie) aangekondigd die de informatie over de energieprestaties van datacentra zal bevatten. De Commissie zal de bij haar aangeleverde gegevens op geaggregeerd niveau publiceren via de door haar opgezette databank. De Commissie zal daarnaast de aangeleverde informatie gebruiken om een eerste set van duurzaamheidindicatoren voor datacentra op te stellen.

2.2 Bijlage VII van de richtlijn

In artikel 12, eerste lid, van de richtlijn wordt voor de duiding van de voor de rapportageplicht openbaar te maken informatie verwezen naar bijlage VII bij de richtlijn. In deze bijlage zijn de minimumeisen voor het monitoren en openbaar maken van de energieprestaties van datacentra opgenomen. Zoals toegelicht in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit in verband met de implementatie van artikel 12 van de richtlijn houden die minimumeisen onder meer in dat er naast de algemene gegevens zoals de naam van de eigenaar en exploitanten van het datacentrum, ook gegevens over onder andere de vloeroppervlakte en het jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer, openbaar moeten worden gemaakt. Daarnaast is in onderdeel c van bijlage VII bij de richtlijn opgenomen dat er ook gerapporteerd dient te worden over de prestaties van het datacentrum in het laatste volledige kalenderjaar aan de hand van kernprestatie-indicatoren. De kernprestatie-indicatoren betreffen onder andere het jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer, energiegebruik, restwarmtegebruik, waterverbruik en gebruik van hernieuwbare energie.

2.3 Implementatie van bijlage VII van de richtlijn in de Omgevingsregeling

Zoals uiteengezet in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is voor de implementatie van de verplichtingen uit artikel 12 van de richtlijn en de daarbij behorende bijlage VII, aansluiting gezocht bij de milieubelastende activiteit ‘het exploiteren van een rekencentrum of datacentrum waar ondersteuning wordt gegeven voor dataverkeer of dataopslag’ uit artikel 3.235, eerste lid, van het Bal. Voor de implementatie in de Omgevingsregeling is een nieuwe afdeling 4.4b ‘Openbaarmaking gegevens energie-efficiëntie datacentra’ opgenomen. Uitvoeringstechnische regels over de te verzamelen en openbaar te maken gegevens en dus de rapportage zijn vervolgens opgenomen in de nieuw toegevoegde bijlage XVd behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling.

Afdeling 4.4b. Openbaarmaking gegevens energie-efficiëntie datacentra

In artikel 5.16b, tweede lid, van het Bal zijn de categorieën van gegevens aangewezen waarover informatie moet worden verzameld en openbaar gemaakt. In artikel 5.16b, vierde lid, van het Bal is een serviceverwijzing opgenomen naar de bij ministeriële regeling gestelde regels die op het verzamelen en openbaar maken van de gegevens van toepassing zijn. In de nieuwe afdeling 4.4b van de Omgevingsregeling getiteld ‘Openbaarmaking gegevens energie-efficiëntie datacentra’ en het hierin opgenomen artikel 4.14c wordt verwezen naar bijlage XVd, behorend bij het tweede lid, van artikel 4.14c van de Omgevingsregeling. In deze bijlage zijn uitvoeringstechnische regels opgenomen over de rapportage en de kernprestatie-indicatoren die gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt moeten worden ter uitvoering van de verplichting zoals opgenomen in artikel 5.16b, eerste en tweede lid, van het Bal.

Bijlage XVd bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling (Openbaarmaking gegevens energie-efficiëntie datacentra)

In lijn met bijlage VII van de richtlijn rapporteert de uitvoerder van de milieubelastende activiteit op grond van artikel 5.16b van het Bal gegevens over de energie-efficiëntie van de activiteit. Bijlage VII van de richtlijn somt een aantal onderwerpen op waarover ten minste informatie over verstrekt wordt. In artikel 5.16b van het Bal is daarom opgenomen welke gegevens in ieder geval verstrekt moeten worden. Het gaat hierbij onder andere om de naam van het rekencentrum of datacentrum en de locatie en gegevens over de energieprestaties van het van het rekencentrum of datacentrum, bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Bal. In bijlage XVd, behorend bij artikel 4.14c van de Omgevingsregeling, zijn de gegevens die verstrekt moeten worden verder uitgewerkt. Hiermee wordt verduidelijkt waarover op grond van artikel 5.16b van het Bal gerapporteerd wordt en hoe deze gegevens moeten worden gemeten. Naast de in bijlage VII bij de richtlijn opgenomen minimumeisen is de inhoud van de uitvoeringstechnische regels van artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling en bijlage XVd ook gestoeld op de op 14 maart 2024 door de Commissie vastgestelde gedelegeerde verordening, waarin de kernprestatie-indicatoren en de methode voor het meten daarvan, gericht op de aanlevering van gegevens over de energieprestaties van datacentra aan de Europese databank, zijn vastgelegd.2 Deze eisen zien op de informatie die over het datacentrum verstrekt wordt en op de verschillende categorieën van informatie bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, onderdelen d tot en met f, van het Bal.

Zoals toegelicht in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit vindt de rapportage plaats over het voorafgaande kalenderjaar. De kernprestatie-indicatoren opgenomen in bijlage XVd behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling die gemonitord, gemeten en gecommuniceerd moeten worden hebben dus betrekking op het voorafgaande kalenderjaar. Indien de milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Bal minder dan een jaar verricht wordt, zal de uitvoerder van de activiteit alleen rapporteren voor de periode dat de activiteit verricht wordt in het voorafgaande kalenderjaar en worden de gegevens over die periode in de rapportage opgenomen.

Het wijzigingsbesluit regelt dat de rapportage geschiedt met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door de Minister voor Klimaat en Energie beschikbaar worden gesteld. De elektronische voorziening die in artikel 5.16b, eerste lid, en in artikel 5.16c, eerste lid, van het Bal wordt genoemd is te bereiken via het loket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). Het verstrekken van de gegevens aan de Commissie ten behoeve van de Europese databank zal voor de Minister voor Klimaat en Energie worden uitgevoerd door RVO. Hieronder wordt ingegaan op de uitvoeringstechnische regels over gegevens die op overeenkomstig bijlage XVd worden verzameld, in de rapportage worden opgenomen en die via de elektronische voorziening openbaar worden gemaakt.

Informatie over het datacentrum

In bijlage XVd behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling is in onderdeel 3 opgenomen dat in de rapportage ook informatie verstrekt wordt over het type datacentrum. Er zijn drie typen datacentra. Deze typen worden hier eerst kort toegelicht, omdat dit ook zijn weerslag heeft in de wijze waarop de informatie verzameld dient te worden. Een enterprise datacentrum is een datacentrum dat uitsluitend tot doel heeft de benodigde informatietechnologieapparatuur van de onderneming waartoe het behoort, te leveren en te beheren. Een colocatiedatacentrum is een datacentrum waarin een of meerdere klanten van degene die de milieubelastende activiteit verricht, hun eigen netwerk of netwerken, servers en opslagapparatuur en -diensten installeren en beheren. Het derde type datacentrum, het co-hostingdatacentrum, is een datacentrum waarin één of meerdere klanten van degene die de milieubelastende activiteit verricht, toegang krijgen tot één of meerdere netwerken, servers en opslagapparatuur waarop zij eigen diensten en toepassingen exploiteren. De informatietechnologieapparatuur en de ondersteunende infrastructuur van het gebouw worden als dienst geleverd door de exploitant van het datacentrum. Een colocatiedatacentrum kan de indicatoren, bedoeld in bijlage XVd, behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling, van zijn klanten verzamelen via een anoniem intern rapportagemechanisme.

In bijlage XVd waarin de uitvoeringstechnische regels voor het openbaar maken van de gegevens zijn opgenomen, wordt bij de informatie over het datacentrum ook informatie opgevraagd over het redundantieniveau van de elektrische infrastructuur en koelinginfrastructuur. Redundantie is het hebben van extra componenten of systemen die beschikbaar zijn als back-up in het geval van storingen of uitval van de primaire componenten of systemen. Het doel van redundantie is om de beschikbaarheid, betrouwbaarheid en continuïteit van kritieke systemen te verbeteren. Als ‘N’ staat voor het basisaantal componenten of functies waarmee aan de normale voorwaarden wordt voldaan, dan wordt de redundantie uitgedrukt in verhouding tot dat basisaantal ‘N’, bijvoorbeeld als ‘N+1’, ‘N+2’, ‘2N’, etc. Redundantie op faciliteitniveau kan van toepassing zijn op een gehele locatie (back-up locatie), systemen of componenten. Informatietechnologieredundantie kan van toepassing zijn op zowel hardware als software.

Informatie over de kernprestatie-indicatoren die gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt moet worden

Naast de informatie over het datacentrum, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage XVd, zijn in artikel 5.16b, tweede lid, onder d tot en met h, van het Bal, categorieën gegevens opgenomen die zien op de (energie)prestaties van het datacentrum en die openbaar moeten worden gemaakt. Het gaat hierbij om: het geïnstalleerde vermogen, de vloeroppervlakte, het energiegebruik, waterverbruik, restwarmtegebruik, temperatuurinstelpunten, gebruik van hernieuwbare energie, de hoeveelheid opgeslagen en verwerkte data en het jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer. In bijlage XVd, behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling zijn de uitvoeringstechnische regels opgenomen die in acht moeten worden genomen bij het monitoren, meten en openbaar maken van de gegevens over de (energie)prestaties van het datacentrum of rekencentrum. Met het opnemen van deze regels en het vastleggen van de kernprestatie-indicatoren wordt verduidelijkt hoe de categorieën van gegevens door degene die de milieubelastende activiteit verricht gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt moeten worden. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de uitvoeringstechnische regels zoals die zijn opgenomen in de op 14 maart 2024 door de Commissie vastgestelde gedelegeerde verordening op basis van artikel 33, derde lid, van de richtlijn energie-efficiëntie.

Bij het monitoren en meten van de kernprestatie-indicatoren uit bijlage XVd behorend bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling kan, indien van toepassing, gebruik gemaakt worden van CEN/CENELEC EN 50600-4 of equivalent.

Het geïnstalleerd vermogen bestaat uit de kernprestatie-indicator vermogensvraag van de geïnstalleerde informatietechnologieapparatuur in kW. In de bijlage wordt verduidelijkt op welke wijze dit gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt wordt als de vermogensvraag niet bepaald kan worden.

De vloeroppervlakte wordt gemeten door twee kernprestatie-indicatoren: de totale vloeroppervlakte in m2en de vloeroppervlakte van de computerruimten in m2. Het energiegebruik valt uiteen in vier kernprestatie-indicatoren: het totaal energiegebruik in kWh, het totaal energiegebruik van informatietechnologieapparatuur in kWh, een beschrijving van de functies in het elektriciteitsnet en de gemiddelde batterijcapaciteit in kW. Hierbij ligt het voor de hand om voor het meten van het totaal energiegebruik in kWh aan te sluiten bij de CEN/CENELEC EN 50600-4-2 standaard of equivalent. Met energiegebruik worden alle vormen van energie bedoeld, dus naast elektriciteit ook andere brandstoffen. Voor het totaal energiegebruik van informatietechnologieapparatuur in kWh ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de categorie 1 methode voor het berekenen van de PUE (Power Usage Effectiveness, de effectiviteit van stroomverbruik) zoals beschreven in de CEN/CENELEC EN 50600-4-2 standaard of equivalent. Wanneer er geen sprake is van een systeem voor niet-onderbreekbare stroomvoorziening (bijvoorbeeld bij gelijkstroom) ligt het voor de hand om de categorie 2 methode uit de standaard te gebruiken. Een beschrijving van de functies in het elektriciteitsnet heeft betrekking op informatie over functies die het datacentrum levert voor de stabiliteit, betrouwbaarheid en veerkracht van het elektriciteitsnet, zoals door het verschuiven van de piekvraag of een robuuste frequentierespons.

Het waterverbruik in kubieke meters wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt met gebruikmaking van twee kernprestatie-indicatoren. Dit is ten eerste het totale waterverbruik in kubieke meters, waarbij het voor de hand ligt om aan te sluiten bij de WUE (Water Usage Effectiveness, de effectiviteit van waterverbruik) categorie 2 of indien dat niet mogelijk is, categorie 1 uit de CEN/CENELEC EN 50600-4-9 standaard of equivalent. Ten tweede wordt het totale drinkwaterverbruik in kubieke meters gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt, waarbij het voor de hand ligt om voor het meten aan te sluiten bij de WUE categorie 1 uit de CEN/CENELEC EN 50600-4-9 standaard of equivalent. Het gaat bij beide kernprestatie-indicatoren om al het water dat verbruikt is voor de milieubelastende activiteit zoals bedoeld in bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Bal. Als de structuur waarin het datacentrum zich bevindt een andere primaire functie heeft, moeten de kernprestatie-indicatoren beperkt worden tot het water dat wordt gebruikt (of naar schatting wordt gebruikt) door de apparatuur in de computerruimte(n) van het datacentrum en de apparatuur die nodig is voor de werking van het datacentrum.

Het restwarmtegebruik wordt middels de volgende kernprestatie-indicatoren gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt. De eerste kernprestatie-indicator ziet op de (her)gebruikte restwarmte in kWh. Hierbij ligt het voor de hand om voor het meten aan te sluiten bij de CEN/CENELEC EN 50600-4-6 standaard of equivalent. Het gaat bij deze kernprestatie-indicator om de (her)gebruikte restwarmte van het datacentrum die buiten de milieubelastende activiteit, zoals bedoeld in bedoeld in artikel 3.235, eerste lid, van het Bal ingezet wordt om (deels) in een energiebehoefte buiten het datacentrum te voorzien. Als een deel van de restwarmte wordt hergebruikt voor het koelen van het datacentrum, moet dat deel worden afgetrokken van de (her)gebruikte restwarmte. De tweede kernprestatie-indicator is de gemiddelde restwarmtetemperatuur in graden Celsius. Daarnaast worden de soorten koelmiddelen die worden gebruikt en de koeldagen in graaddagen openbaar gemaakt. De temperatuurinstelpunten worden gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt aan de hand van de kernprestatie-indicator gericht op de gemiddelde insteltemperatuur van de inlaatlucht van de informatietechnologieapparatuur in graden Celsius. Het gaat hierbij om de gemiddelde insteltemperatuur in alle computerruimten van het datacentrum, die wordt berekend als jaargemiddelde en overeenkomt met de instelwaarde van het koelsysteem dat wordt gebruikt voor de informatie- en communicatietechnologieapparatuur in deze computerruimten.

Het gebruik van hernieuwbare energie in kWh wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt door de totale hernieuwbare energieconsumptie in kWh met een garantie van oorsprong, de totale hernieuwbare energieconsumptie in kWh afkomstig uit stroomafnameovereenkomsten en de totale consumptie van hernieuwbare energie die is geproduceerd binnen de locatie van de milieubelastende activiteit in kWh op te tellen. Dit leidt tot de kernprestatie-indicator het gebruik van hernieuwbare energie in kWh. Voor deze kernprestatie-indicator ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de CEN/CENELEC EN 50600-4-3 standaard of equivalent. De afzonderlijke kernprestatie-indicatoren waarmee tot het gebruik van hernieuwbare energie in kWh gekomen wordt, worden eveneens gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt. Het ligt voor de hand dat garanties van oorsprong die op grond van dergelijke stroomafnameovereenkomsten of hernieuwbare energie die is geproduceerd binnen de locatie van de milieubelastende activiteit worden gecreëerd, eigendom moeten zijn van en worden ingetrokken door de uitvoerder van de milieubelastende activiteit om deze hernieuwbare energie onder 8b en 8c uit bijlage XVd mee te kunnen rekenen.

De hoeveelheid in het rekencentrum of datacentrum opgeslagen en verwerkte data wordt gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt op basis van twee kernprestatie-indicatoren. In bijlage XVd wordt uitgewerkt op welke wijze tot de kernprestatie-indicatoren ICT-capaciteit voor servers en ICT-capaciteit voor opslagapparatuur in petabytes gekomen moet worden. Voor de kernprestatie-indicator ICT-capaciteit voor servers ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de prestaties in actieve modus op basis van de SERT (Server Efficiency Rating Tool) of een gelijkwaardig instrument voor alle servers. Een van de mogelijkheden om de prestatiewaarde van een geconfigureerde server of groep servers in een computerruimte te bepalen, die in bijlage XVd genoemd wordt, is aan de hand van een tabel met waarden voor CPU-onderdeelnummers die is opgesteld aan de hand van een grote dataset. Het ligt voor de hand om hiervoor een SERT-dataset te gebruiken. In bijlage XVd is verder vastgelegd dat voor beide kernprestatie-indicatoren in elk geval gerapporteerd wordt over de servers en opslagapparatuur die geïnstalleerd worden na 15 juni 2024 (de inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling). Ook is verduidelijkt hoe de kernprestatie-indicator gemonitord, gemeten en gerapporteerd moet worden indien de degene die de milieubelastende activiteit verricht onvoldoende zicht heeft op de capaciteit van deze servers, omdat er sprake is van een colocatiedatacentrum.

De vier kernprestatie-indicatoren voor het monitoren, meten en openbaar maken van het jaarlijks inkomende en uitgaande dataverkeer zijn de bandbreedte voor het inkomende verkeer in gigabytes per seconde, de bandbreedte voor het uitgaande verkeer in gigabytes per seconde, het inkomende dataverkeer in exabytes en het uitgaande dataverkeer in exabytes. In bijlage XVd is uitgewerkt op welke wijze deze kernprestatie-indicatoren gemonitord, gemeten en openbaar gemaakt worden.

De te verstrekken informatie over het datacentrum en de prestaties van het datacentrum wordt opgenomen in het formulier dat RVO, namens de Minister voor Klimaat en Energie, beschikbaar stelt. Bovendien zal RVO, namens de Minister voor Klimaat en Energie, de door de datacentra openbaar gemaakte informatie, waar de kernprestatie-indicatoren onderdeel van zijn, aan de Commissie verstrekken ten behoeve van de Europese databank. In artikel 5.16b, derde lid, van het Bal en de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is opgenomen en wordt toegelicht voor zover er sprake is van gegevens waarvan de geheimhouding op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Wet open overheid gerechtvaardigd is, deze gegevens uitgezonderd zijn van de rapportageverplichting.

Overige wijzigingen

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de bijlage behorend bij artikel 4.14b en 9.7 naar voren te halen en te vernummeren zodat deze terecht komt na bijlage XVb behorend bij artikel 4.14aa en voor de bijlage die middels deze wijzigingsregeling wordt ingevoegd. Hiertoe zijn ook de verwijzingen in de artikelen 4.14b en 9.7 van de Omgevingsregeling naar de bijlage aangepast.

Artikel II van onderhavige regeling strekte ertoe dat de Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 van de Richtlijn energie-efficiëntie (hierna: tijdelijke regeling) wordt ingetrokken. Uit de nota van toelichting bij het Besluit van 16 september 2020 tot aanvulling en wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit, de intrekking en wijziging van andere besluiten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringsbesluit Omgevingswet) (Stb. 2020, 400) blijkt dat de regels uit deze tijdelijke regeling een andere plaats hebben gekregen in het Bal en daarmee een plaats hebben gekregen in het permanente omgevingsrecht. De tijdelijke regeling is per abuis niet gelijktijdig met de inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet op 1 januari 2024 ingetrokken. Met artikel II van onderhavige wijzigingsregeling gebeurt dit alsnog.

3. Verhouding tot hoger en overig recht

De in artikel I van onderhavige regeling opgenomen wijzigingen zien op de zuivere implementatie van artikel 12 en bijlage VII bij de richtlijn in de nationale regelgeving. Zoals uiteengezet in paragraaf 2.3 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is aansluiting gezocht bij het stelsel van de Omgevingswet en meer specifiek het Bal waarin regels voor het exploiteren van een rekencentrum of datacentrum zijn opgenomen in paragraaf 3.7.3. In aanvulling op paragraaf 5.4.1a van het Bal, zoals opgenomen in het wijzigingsbesluit zijn in onderhavige wijzigingsregeling uitvoeringstechnische regels gesteld voor de wijze waarop de informatie over de gegevens, bedoeld in artikel 5.16b, tweede lid, van het Bal moet worden verzameld en openbaar gemaakt. Voor het stellen van de uitvoeringstechnische regels is gebruik gemaakt van de grondslagen van de artikelen 20.6, derde lid, en 20.8, derde lid, van de Omgevingswet.

In onderdeel c van bijlage VII bij de richtlijn is opgenomen dat de kernprestatie-indicatoren worden gemonitord en openbaar gemaakt onder andere op basis van de op grond van artikel 33, derde lid, van de richtlijn vastgestelde gedelegeerde handeling nadat deze in werking is getreden. De Commissie heeft op 14 maart 2024 een gedelegeerde verordening vastgesteld waarin de kernprestatie-indicatoren en de methode voor het meten daarvan, gericht op de aanlevering van gegevens over de energieprestaties van datacentra aan de Europese databank, zijn vastgelegd. Gezien de in artikel 34, zesde lid, van de richtlijn opgenomen termijn is deze handeling op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit en de onderhavige regeling nog niet in werking getreden. Voor de uitvoeringstechnische regels, zoals opgenomen in bijlage XVd bij artikel 4.14c, tweede lid, van de Omgevingsregeling is wel al zoveel mogelijk aangesloten bij de in de gedelegeerde verordening opgenomen regels.

4. Gevolgen

De gevolgen van deze wijzigingsregeling vloeien voort uit de implementatie van een Europese verplichting, waarbij de nationale regelgeving niet verder gaat dan de minimale voorschriften die op grond van de richtlijn worden gesteld. Er is dus sprake van zuivere implementatie. Bij de implementatie is waar mogelijk rekening gehouden met het verlagen van de lastendruk voor datacentra. Dit onder andere door met de regelgeving aan te sluiten bij andere bestaande regelgeving voor datacentra en door de rapportages met gebruikmaking van een elektronisch loket gecentraliseerd te verzamelen en openbaar te maken.

Voor een verdere uiteenzetting over de gevolgen wordt verwezen naar paragraaf 4 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit. De inhoud van onderhavige wijzigingsregeling vloeit voort uit de in dat wijzigingsbesluit opgenomen rapportageplicht.

5. Consultatie

Onderhavige wijzigingsregeling strekt tot implementatie van een Europese richtlijn. Er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 23.4, derde lid, onder b, van de Omgevingswet biedt om in dat geval af te mogen wijken van de verplichting tot consultatie van het ontwerp van de wijzigingsregeling, zoals opgenomen in artikel 23.4, eerste lid, van de Omgevingswet.

6. Inwerkingtreding

Onderhavige wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2024. Voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling wordt daarmee afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn zoals deze zijn vastgelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. In geval van de onderhavige wijzigingsregeling is er sprake van een van de uitzonderingen op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn nu het hier de implementatie van een bindende EU-rechtshandeling betreft, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Garanties van oorsprong, bedoeld in artikel 1 van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong.

X Noot
2

Gedelegeerde verordening (EU) 2024/1364 van de Commissie van 14 maart 2024 betreffende de eerste fase van de vaststelling van een gemeenschappelijke beoordelingsregeling van de Unie voor datacentra.

Naar boven