Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 april 2024, nummer 5335029, tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland in verband met de aanpassing van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 6 van het Besluit naturalisatietoets;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onderdeel 2˚, van de Regeling naturalisatietoets Nederland komt te luiden:

  • 2°. winst uit een onderneming, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, had die ten minste gelijk was aan M * 48 * 6, waarbij M staat voor het minimumuurloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet; of.

ARTIKEL II

Artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onderdeel 2˚, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op verzoeken van de verzoeker om verlening van het Nederlanderschap tot vrijstelling van het onderdeel van het inburgeringsexamen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 april 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

TOELICHTING

De onderhavige wijziging van artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onderdeel 2˚, van de Regeling naturalisatietoets Nederland vloeit voort uit de aanpassing van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag die met ingang van 1 januari 2024 in werking is getreden (Wet invoering minimumloon; Stb. 2023, 168). De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zoals deze luidde voor die datum, bepaalde geen minimumuurloon. De thans geldende wet bepaalt in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, wel een minimumuurloon.

Een voorwaarde voor ondernemers om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van het onderdeel van het inburgeringsexamen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering is dat een minimaal bedrag aan winst uit onderneming wordt behaald. In artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onder 2˚, van de Regeling naturalisatietoets Nederland was geregeld dat voor de berekening van die minimale winst moest worden uitgegaan van het wettelijk minimumweekloon (L), zoals dit was opgenomen in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gedeeld door 40 (om het terug te rekenen naar een uurloon). Dit bedrag werd vervolgens vermenigvuldigd met 48 (het aantal gewerkte uren per maand) en vervolgens vermenigvuldigd met 6 (het aantal gewerkte maanden).

Met de inwerkingtreding van de Wet invoering minimumuurloon en minimumvakantiebijslag wordt voortaan, ten aanzien van de vrijstelling voor het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ van de naturalisatietoets, voor de berekening van het minimale bedrag aan winst uit onderneming aansluiting gezocht bij het wettelijk minimumuurloon (M). Hiermee wordt ook aangesloten bij het overgangsrecht van het Besluit inburgering 2021. In het Besluit invoering minimumloon (Stb. 2023, 240) is geregeld dat aan het Besluit inburgering 2021 een artikel 12.1.a, vijfde lid, wordt toegevoegd waarin is geregeld dat voor de toepassing van artikel 2.4a, eerste lid, onderdeel b, van het oude Besluit inburgering (vrijstelling van het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ binnen het inburgeringsexamen) op verzoeken ingediend op of na 1 januari 2024 moet worden uitgegaan van het wettelijk minimumuurloon (M), en de berekening als volgt is: M * 48 * 6. Omdat de naturalisatietoets gelijk is aan het inburgeringsexamen onder de oude Wet inburgering, is het voor de hand liggend om voor de berekening van het minimumuurloon in het kader van de Regeling naturalisatietoets Nederland uit te gaan van dezelfde formule.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het, gelet op de reeds van kracht zijnde wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag en het Besluit inburgering 2021, van belang is dat de Regeling naturalisatietoets Nederland daar zo spoedig mogelijk op aansluit (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Voor wat betreft het overgangsrecht ten aanzien van verzoeken om vrijstelling van het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ blijft de oude formule van toepassing op verzoeken die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling. Hiermee wordt aangesloten bij het overgangsrecht zoals dat geldt voor het oude Besluit inburgering, met dien verstande dat voor de wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland niet wordt uitgegaan van de datum 1 januari 2024, maar de datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Naar boven