Besluit inzake buiten de RCR-procedure plaatsen van een omgevingsvergunning, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Minister voor Klimaat en Energie,

Overwegende,

Dat het project Porthos Transport en opslag van CO2, dat een initiatief is van de partijen Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR), Energie Beheer Nederland (hierna: EBN) en N.V. Nederlandse Gasunie, het voornemen heeft om koolstofdioxide (hierna: CO2) afkomstig van de industrie te transporteren en in de diepe ondergrond van de Noordzee op te slaan. De uitvoering van dit voornemen vindt plaats binnen het project ‘Porthos Transport en opslag van CO2’, kortweg aangeduid als het Porthos-project. De opslag van de CO2 in de diepe ondergrond van de Noordzee gebeurt door TAQA Offshore B.V. (hierna: TAQA) en EBN;

Dat het Porthos-project bestaat uit onder meer een mijnbouwwerk voor de opslag van CO2 en een bijbehorende pijpleiding en dat ingevolge artikel 141a, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Mijnbouwwet, de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) daarop van toepassing is;

Dat de rijkscoördinatieregeling bovendien op het project van toepassing is ingevolge artikel 141a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Mijnbouwwet omdat het Porthos-project is aangemerkt als een project van gemeenschappelijk belang in de Europese Unie (‘Project of Common Interest’ ofwel PCI);

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het Porthos-project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna: Uitvoeringsbesluit), waarbij de Minister voor Klimaat en Energie met deze coördinatie is belast;

Dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) op 8 juni 2020 (Staatscourant 2020, 31621) heeft besloten dat bepaalde besluiten die benodigd zijn voor realisatie van het Porthos-project, die niet zijn aangewezen in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit, eveneens worden voorbereid met toepassing van de rijkscoördinatieregeling;

Dat voor dit project inmiddels door de Minister van EZK en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een inpassingsplan is vastgesteld en dat enkele vergunningen zijn verleend, waarvan gezamenlijk is kennisgegeven op 30 september 2021 (Staatscourant 2021, 42184);

Dat de Minister van EZK op 25 augustus 2022 (Staatscourant 2022, 23494) op grond van artikel 141c, derde lid, van de Mijnbouwwet heeft besloten dat bepaalde besluiten voorbereid kunnen worden zonder dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing wordt verklaard.

Dat in het kader van het Porthos-project het voornemen bestaat onder meer de volgende aanvullende vergunning aan te vragen:

  • 1. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het milieuneutraal wijzigen van een mijnbouwwerk.

Dat de hiervoor genoemde aanvullende vergunning op grond van artikel 141c, eerste lid, van de Mijnbouwwet, gelezen in samenhang met artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit en met het besluit van 8 juni 2020, een besluit is als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b van de Wro en zodoende wordt meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde voorbereiding;

Dat op grond van artikel 141c, derde lid, van de Mijnbouwwet de Minister voor Klimaat en Energie kan bepalen dat het desbetreffende, hiervoor bedoelde besluit, in afwijking van het voorgaande niet als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro wordt aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding wordt betrokken, wanneer dat besluit de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het gecoördineerd voorbereiden van bovengenoemd besluit de procedure bedoeld in artikel 141c, eerste lid, van de Mijnbouwwet zou belemmeren of ernstig bemoeilijken en onnodig tot vertraging zou leiden omdat in dat geval de voor het genoemde besluit geëigende reguliere voorbereidingsprocedure niet zouden kunnen worden doorlopen en deze procedure in dit geval aanmerkelijk korter is dan toepassing van de rijkscoördinatieregeling;

Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde vergunning voor te bereiden zonder toepassing van de rijkscoördinatieregeling;

Gelet op:

Artikel 141a, derde lid, van de Mijnbouwwet;

Besluit:

Artikel 1

Inzake het Porthos-project wordt de vergunning voor de activiteit het veranderen van een mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet niet aangemerkt als besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt. Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 28 december 2023

De Minister voor Klimaat en Energie, namens deze: J. Visser MT-lid Directie Transitie Diepe Ondergrond

Naar boven