Datum: 8 juni 2020
Nummer: DGKE-WO/20159570
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Overwegende,
Dat het project Porthos Transport en opslag van CO2, dat een initiatief is van de partijen Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR), Energie
Beheer Nederland (EBN) en N.V. Nederlandse Gasunie, het voornemen heeft om koolstofdioxide
(hierna: CO2) afkomstig van de industrie te transporteren en in de diepe ondergrond van de Noordzee
op te slaan. De uitvoering van dit voornemen vindt plaats binnen het project Porthos
Transport en opslag van CO2', kortweg aangeduid als het Porthos-project. De opslag van de CO2 in de diepe ondergrond van de Noordzee gebeurt door TAQA Offshore B.V. (hierna: TAQA)
en Energie Beheer Nederland (EBN);
Dat het Porthos-project bestaat uit onder meer een mijnbouwwerk voor de opslag van
CO2 en een bijbehorende pijpleiding en dat ingevolge artikel 141a, eerste lid, aanhef
en onder b en c, van de Mijnbouwwet, de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel
3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro)
daarop van toepassing is;
Dat de rijkscoördinatieregeling bovendien op het project van toepassing is ingevolge
artikel 141a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Mijnbouwwet omdat het Porthos-project
is aangemerkt als een een project van gemeenschappelijk belang in de Europese Unie
(‘Project of Common Interest’ ofwel PCI);
Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor
het Porthos-project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel
3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische
Zaken en Klimaat met deze coördinatie is belast;
Dat, op grond van artikel 141c, eerste lid, van de Mijnbouwwet, in artikel 4 van het
Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (hierna:
het Uitvoeringsbesluit) de besluiten zijn aangewezen die voor projecten als deze in
ieder geval besluiten zijn als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder
b, van de Wro en zodoende worden meegenomen in de hiervoor bedoelde gecoördineerde
voorbereiding;
Dat op grond van artikel 141c, tweede lid, van de Mijnbouwwet, de Minister van Economische
Zaken en Klimaat ten behoeve van de hiervoor bedoelde activiteiten tevens een of meer
andere besluiten dan de in het Uitvoeringsbesluit aangewezen besluiten, kan aanwijzen
als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de
Wro;
Dat het met het oog op de daarvan te verwachten stroomlijning en versnelling van de
besluitvorming wenselijk is te bepalen dat bepaalde besluiten die benodigd zijn voor
realisatie van het Porthos-project, die niet zijn aangewezen in artikel 4 van het
Uitvoeringsbesluit, worden voorbereid met toepassing van de rijkscoördinatieregeling;
Gelet op:
Artikel 141c, tweede lid, van de Mijnbouwwet
Besluit: