Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 30 november 2023, nr. 5043731, tot wijziging van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar in verband met verduidelijking van de omschrijving van veilige publieke taak, aanpassingen van de lijst aan politiefuncties die kunnen worden gecombineerd met een aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar in het domein generieke opsporing en enkele technische wijzigingen

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17 van de Wet op de economische delicten en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

ARTIKEL I

A

In paragraaf 3.4, subparagraaf Aanvullende bekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid, vijfde alinea, eerste volzin en onder het derde opsommingsteken, wordt ‘(waarvan 2 theorie en 2 praktijk)’ vervangen door ‘(waarvan niet meer dan twee theorie)’.

B

1. In paragraaf 4.1, eerste alinea, derde volzin, wordt ‘domeinlijstnummer 24a in de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.’ vervangen door ‘onderdelen 16a onder Domein I, 14b onder Domein II, 3a onder Domein III, 8b onder Domein IV en 6a onder Domein V in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.’.

2. In paragraaf 4.1, derde alinea, wordt ‘onderdeel 24 van domein I van de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.’ vervangen door ‘onderdelen 16 onder Domein I, 14 onder Domein II, 3 onder Domein III, 8 onder Domein IV en 6 onder Domein V in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.’.

C

1. In paragraaf 6.2, eerste volzin, wordt ‘onderdeel 14’ vervangen door ‘onderdeel 10’ en komt ‘d.d. 1 november 2021’ te vervallen.

2. In paragraaf 6.2 wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:

‘Boa’s kunnen handhaven op de in onderdeel 10 van Domein I, derde paragraaf, van de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemde verkeersovertredingen, als in een gedeeld handhavingsarrangement de voorwaarden waaronder de handhaving zal plaatsvinden zijn besproken. Een handhavingsarrangement maakt inzichtelijk wanneer, door wie, met welk juridisch instrumentarium en met welke consequenties wordt opgetreden.’

D

In paragraaf 6.4, subparagraaf Bekwaamheidseis, vijfde alinea, laatste volzin, wordt ‘– waarvan 2 theorie en 2 praktijk –’ vervangen door ‘– waarvan niet meer dan twee theorie –’.

E

In paragraaf 7.4, subparagraaf Bekwaamheidseis, vierde alinea, laatste volzin, wordt ‘– waarvan 2 theorie en 2 praktijk –’ vervangen door ‘– waarvan niet meer dan twee theorie –’.

F

In paragraaf 8.3, subparagraaf Bekwaamheidseis, vijfde alinea, laatste volzin, wordt ‘– waarvan 2 theorie en 2 praktijk –’ vervangen door ‘– waarvan niet meer dan twee theorie –’.

G

1. In paragraaf 11.1, eerste alinea, vierde volzin, wordt ‘Minister van Veiligheid en Justitie’ vervangen door ‘Minister van Justitie en Veiligheid’.

2. In paragraaf 11.1, tweede alinea, wordt ‘nationale politie’ vervangen door ‘politie’.

3. In paragraaf 11.1, derde alinea, vierde volzin, wordt ‘De toezichthouder waakt er voor’ vervangen door ‘De toezichthouder ziet erop toe’.

H

Paragraaf 11.2. Politieboa’s komt te luiden:

‘Paragraaf 11.2. Politieboa’s

Binnen de politieorganisatie kunnen medewerkers en vrijwillige ambtenaren, die zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (AT-aanstelling) worden aangewezen als boa met het oog op het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden. Voor de boa’s in dienst bij de politie blijft uitdrukkelijk gelden dat deze in beginsel ondersteunende, administratief- technische of specialistische taken uitvoeren.

In het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is bij een aantal functies in het Domein Uitvoering aanwijzing als boa voorzien. Een aanwijzing als boa kan worden gecombineerd met een aanstelling in één van de hierna genoemde politiefuncties. Voor de vrijwillige ambtenaar van de politie is de aanwijzing als boa mogelijk indien de vrijwilliger werkzaamheden verricht die behoren tot een van de hierna genoemde politiefuncties, te weten:

  • 1. Generalist Meldkamer;

  • 2. Senior Meldkamer;

  • 3. Operationeel Expert Meldkamer;

  • 4. Politie Vlieger;

  • 5. Chef Vlieger;

  • 6. Assistent Intake & Service A;

  • 7. Assistent Intake & Service B;

  • 8. Medewerker Intake & Service;

  • 9. Generalist Intake & Service;

  • 10. Senior Intake & Service;

  • 11. Operationeel Expert Intake & Service.

De functies in de hiervoor opgenomen lijst waarop boa’s kunnen worden aangesteld, betreffen administratief-technische functies. Daarnaast zijn bij de politie boa’s werkzaam in functies voor de uitvoering van de politietaak (executieve functies). In beginsel geldt dat een executieve functie wordt verricht door een medewerker aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (executieve aanstelling), terwijl bedoelde boa’s werkzaam in een executieve functie een AT-aanstelling hebben. Op grond van de volgende regelingen van de korpschef van politie kunnen die medewerkers toch in een executieve functie werkzaam zijn:

  • 1. Overgangsbeleid overgang LFNP en plaatsing in de reorganisatie Politiewet 2012 (Stcrt. 2017, 65422);

  • 2. Beleidsregel Overgangsbeleid specifieke inzetbaarheid (Stcrt. 2018, 51200);

  • 3. Beleidsregel inzet binnen het vakgebied Beveiliging en GGP met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (Stcrt. 2022, 12671).

De medewerkers die vallen onder het bij 1 en 2 genoemde overgangsbeleid bevinden zich in een afgebakende groep. Het bij 1 genoemde overgangsbeleid betreft medewerkers met een AT-aanstelling die in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012 per 1 juli 2016 op een executieve functie zijn geplaatst en die daarna niet alsnog aan de vereisten voor een executieve aanstelling hebben kunnen voldaan. Zij voeren slechts een deel van de executieve functie uit en zolang zij in die functie werkzaam blijven en onder het overgangsbeleid vallen, kunnen zij die werkzaamheden met een aanwijzing als boa verrichten. Het onder 2 genoemde overgangsbeleid betreft medewerkers die bij de invoering van de executieve politieambtenaar met een specifieke inzetbaarheid per 1 juli 2019 niet executief aangesteld konden worden en hun AT-aanstelling hebben behouden. Zolang zij dezelfde functie uitoefenen en onder het overgangsbeleid vallen, kunnen ook zij hun werkzaamheden met een aanwijzing als boa verrichten. Voor beide regelingen geldt dat geen nieuwe medewerkers met een AT-aanstelling in de executieve functies geplaatst kunnen worden.

Dit is anders voor de bij 3 genoemde beleidsregel. Deze beleidsregel is tot stand gekomen omdat is gebleken dat voor bepaalde inzet op functies binnen de vakgebieden Beveiliging en Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie een voltooide politieopleiding als bedoeld in artikel 2c, van het Besluit algemene rechtspositie politie, niet nodig is. Alhoewel die inzet is opgenomen in executieve functies, kunnen de daarbij behorende werkzaamheden met een AT-aanstelling en een aanwijzing als boa worden verricht. In genoemde beleidsregel is opgenomen voor welke inzet de uitzondering geldt. Bij een doorontwikkeling van het functiegebouw zal bekeken worden binnen welke functies die werkzaamheden opgenomen kunnen worden en welke opsporingsbevoegdheid daarvoor nodig is.’

I

In bijlage A, hoofdstuk Politiebevoegdheden, paragraaf Gebruik van geweld, vierde volzin, wordt ‘het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld (artikel 1, derde lid, onder b en c, Ai).’ vervangen door ‘het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel (artikel 1, vierde lid, onder b en c, Ai).’

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 november 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.G. van Dijk Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijziging wordt in paragraaf 4.1 opgenomen dat de veilige publieke taak ook ziet op buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) in domeinen II, III, IV en V. Zo sluiten de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (hierna: Beleidsregels) aan bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: Domeinlijsten). Daarnaast wordt in paragraaf 6.2 de uitbreiding van de bevoegdheden van boa’s in het kader van verkeershandhaving, naar aanleiding van de verkeershandhavingspilot opgenomen. Op deze manier sluiten de Beleidsregels op dit punt ook aan bij de Domeinlijsten. In paragraaf 11.2 worden de lijsten van politiefuncties, die kunnen worden gecombineerd met een aanstelling als boa in het domein generieke opsporing, geactualiseerd. Verder zijn enkele technische en redactionele wijzigingen aangebracht in paragrafen 3.4, 6.4, 7.4, 8.3 en 11.1 en in bijlage A, hoofdstuk Politiebevoegdheden, paragraaf Gebruik van geweld.

Artikelsgewijs

Lid B. Veilige publieke taak

Eerder is in een werkgroep met vertegenwoordigers van mijn ministerie, de politie, het OM en gemeenten geconstateerd dat er onduidelijkheid is over hoe boa’s dienen te handelen wanneer zij worden geconfronteerd met agressie en geweld. Daarnaast was er behoefte aan meer bevoegdheden naast het opmaken van een proces-verbaal van bevindingen om een aanhouding te kunnen verrichten als opsporingsambtenaar en om daarbij gebruik te maken van de aan hen toegekende politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. Paragraaf 4.1 (Veilige publieke taak) was bij een eerdere wijziging op dit punt verduidelijkt, maar er is toen alleen een gedeelte opgenomen over Domein I, terwijl dit gedeelte ook voor andere domeinen moet gelden. De Domeinlijsten zijn hierop ook aangepast.

Lid C. Verkeershandhaving

Met de uitbreiding van bevoegdheden van boa’s in de Domeinlijsten en daarmee de intensivering in de handhaving zal het aantal overtredingen afnemen en de verkeersveiligheid verbeteren. Het gaat daarbij om het geen of onjuiste fietsverlichting voeren, het negeren van rood licht door fietsers en voetgangers, en het handheld telefoongebruik door fietsers. Met pilots is bekeken in hoeverre de boa’s in staat zijn deze aanvullende taken uit te voeren, tot welke resultaten dit leidt met betrekking tot de verkeersveiligheid en het nalevingsgedrag, en welke eventuele problemen en risico’s zich daarbij voordoen. Voorwaarde voor het handhaven van deze overtredingen is het opstellen van een gedeeld handhavingsarrangement met het OM, de politie en de gemeente. Een handhavingsarrangement maakt inzichtelijk wanneer, door wie, met welk juridisch instrumentarium en met welke consequenties wordt opgetreden.

Lid H. Politieboa’s generieke opsporing

Paragraaf 11.2 behandelt de politieboa’s, een ietwat vreemde eend in de Beleidsregels. Een groot deel van de politieorganisatie bestaat immers uit ambtenaren die algemene opsporingsbevoegdheid bezitten. Voor politieambtenaren met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (de zogenaamde AT-aanstelling) geldt dat niet. Deze ambtenaren voeren ondersteunende, administratief-technische of specialistische taken uit, waarvoor zij over het algemeen geen opsporingsbevoegdheden nodig hebben. Toch kunnen voor een deel van die taken wel opsporingsbevoegdheden nodig zijn. In paragraaf 11.2 wordt opgesomd in welke politiefuncties een aanwijzing als boa nodig kan zijn.

De huidige lijst is echter achterhaald: daarin staan nog functies waarvoor tijdelijk met een boa-aanwijzing kon worden gewerkt vanwege de reorganisatie in verband met de vorming van de Nationale Politie en staan functies waarvoor inmiddels een aanstelling voor de uitvoering van de politietaak vereist is (als gevolg van de invoering van de executieve ambtenaar met specifieke inzetbaarheid in 2017). Met de onderhavige wijzigingen wordt de lijst met functies geactualiseerd en er is geen tweede lijst aan functies meer nodig. Er is voor gekozen om de lijst te laten overeenkomen met het overgangsbeleid bij de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Daarom wordt naar die in de Staatscourant gepubliceerde beleidsregels van de korpschef van de politie verwezen. Bij de beleidsregels onder 1 en 2 (nieuw) gaat het om medewerkers die zich bevinden in een afgebakende groep. Voor deze regelingen geldt dat geen nieuwe medewerkers met een AT-aanstelling in de executieve functies geplaatst kunnen worden. Dit is anders voor de onder 3 (nieuw) genoemde beleidsregel, daarin kunnen ook toekomstige medewerkers met een AT-aanstelling worden geplaatst, mits hun inzet is afgebakend. In genoemde beleidsregel is opgenomen voor welke inzet de uitzondering geldt. Bij een doorontwikkeling van het functiegebouw zal bekeken worden binnen welke functies die werkzaamheden opgenomen kunnen worden en welke opsporingsbevoegdheid daarvoor nodig is.

’s-Gravenhage, 30 november 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.G. van Dijk Directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Naar boven