Besluit overgangsbeleid in verband met de introductie van de aanstelling voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid

De korpschef van politie,

overwegende dat:

  • Met het Besluit van 26 juni 2018, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en enkele andere besluiten in verband met de introductie van de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met een specifieke inzetbaarheid (Stbl. 2018, 204), het mogelijk wordt om met ingang van 1 juli 2018, op functies, binnen door de minister van Justitie en Veiligheid aangewezen vakgebieden van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie (LFNP), medewerkers aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (hierna: executieven) met een specifieke inzetbaarheid te plaatsen.

  • De minister van Justitie en Veiligheid in artikel 3a, van de Regeling vaststelling LFNP de functies binnen de vakgebieden Intelligence, Forensische Opsporing en Operationeel Specialismen heeft aangewezen als functies waarin executieven met een specifieke inzetbaarheid kunnen worden geplaatst.

  • In het Georganiseerd Overleg Politie (GOP) van 1 februari 2018 overgangsafspraken zijn gemaakt voor medewerkers die op 1 juli 2018 een functie hebben binnen één van de op grond van artikel 3a, van de Regeling vaststelling LFNP aangewezen vakgebieden.

besluit dat:

de overgangsafspraken worden vastgelegd in deze beleidsregel ‘Overgangsbeleid in verband met de introductie van de aanstelling voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid’.

I Vier verschillende groepen zittende medewerkers op 1 juli 2018.

Medewerkers met een functie binnen één van de aangewezen vakgebieden worden onderscheiden in de volgende vier groepen met daarbij vermeld de eventuele voor hen geldende overgangsafspraken.

  • 1. Medewerkers die vallen onder het Overgangsbeleid overgang LFNP en plaatsing in de reorganisatie Politiewet 2012 (Overgangsbeleid LFNP) gepubliceerd  Stcrt. 2017, 65422

    Voor deze doelgroep blijft het Overgangsbeleid LFNP gelden en is geen aanvullend overgangsrecht nodig. Dat de functie-eisen wijzigen als gevolg van de introductie van de specifieke inzet, verandert niets aan de voor deze medewerkers geldende afspraken.

    Het uitgangspunt van het Overgangsbeleid LFNP is dat medewerkers aan de functie-eisen moeten voldoen. Als de functie met ingang van 1 juli 2018 een functie is in een door de minister aangewezen vakgebied, krijgt de medewerker een executieve aanstelling met specifieke inzetbaarheid als wordt voldaan aan het gestelde in artikel 99l Barp en de eis van Nederlandse nationaliteit. Voor de overige aanstellingseisen wordt verondersteld dat medewerkers met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (AT-aanstelling), die een functie in een aangewezen vakgebied vervullen, hieraan voldoen. Is een executieve aanstelling met specifieke inzetbaarheid niet mogelijk, dan behoudt de medewerker de AT-aanstelling. Het Overgangsbeleid LFNP blijft op hem van toepassing zolang de medewerker niet wijzigt van functie.

  • 2. Medewerkers (AT met boa) die zijn aangesteld met toepassing van het Besluit tijdelijk kader aanstelling in een executieve functie zonder initiële opleiding (Tijdelijk kader)

    Medewerkers die zijn ingestroomd (of doorgestroomd) op functies die worden genoemd in het Tijdelijk kader hebben een AT-aanstelling en zijn aangewezen als boa. Medewerkers zijn voor aanstelling/plaatsing in de functie op basis van het Tijdelijk kader op de hoogte gebracht dat de functie waarschijnlijk onder het nieuwe regime gaat vallen. De bedoeling is dat deze medewerkers met een functie binnen een aangewezen vakgebied een aanstelling voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzet krijgen. Dit is mogelijk als zij voldoen aan het gestelde in artikel 99l van het Barp en de eis van Nederlandse nationaliteit. Voor de overige aanstellingseisen wordt verondersteld dat de AT-medewerkers die op 1 juli 2018 werkzaam zijn in functies in een aangewezen vakgebied die onder het Tijdelijk kader vallen, hieraan voldoen.

    In de situatie dat een medewerker niet aan de aanstellingseisen kan voldoen, behoudt deze zijn AT-aanstelling en wordt hij ingezet op de taken waarvoor hij bevoegd (boa) en bekwaam is.

    De medewerker behoudt zijn rechtspositionele aanspraken, zoals zijn salarisschaal, de toelage bezwarende functie (TBF) – zolang voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 12c Besluit bezoldiging politie ( (Bbp) – en (het uitzicht op eventuele) OVW-periodieken (artikel 9a Bbp).

  • 3. Medewerkers met een executieve aanstelling

    Deze zittende executieve medewerker is bevoegd en bekwaam om de functie uit te oefenen en het aanwijzen van zijn functie als functie met specifieke inzet heeft voor hem dan ook geen gevolgen.

  • 4. Medewerkers met een AT-aanstelling op een functie in het vakgebied Intelligence

    In het GOP van 6 april 2017 is overeenstemming bereikt om functies in het vakgebied Intelligence aan te wijzen als functie waarvoor een executieve aanstelling met specifieke inzetbaarheid passend is. Op dit moment (juli 2018) zijn de functies Intelligence aangemerkt als AT-functies wat betekent dat medewerkers die op deze functies zijn geplaatst (in beginsel) een AT-aanstelling hebben. In veel gevallen zijn deze medewerkers niet aangewezen als boa. Voor deze groep medewerkers is de impact van de introductie van de aanstelling voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid het grootst. Immers, hun functie gaat van een AT-functie naar een executieve functie. De aanwijzing van hun functie als functie waarop een executieve ambtenaar met specifieke inzetbaarheid kan worden geplaatst, is van kracht vanaf 1 juli 2018. Zittende medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om aan de nieuwe functie-eisen te voldoen. Om aan de bekwaamheidseis te voldoen zal de medewerker de specifieke politieopleiding (artikel 2c, lid 2 Barp) voltooid moeten hebben, tenzij hij voldoet aan de voorwaarden van 99l Barp. Daarnaast zal de medewerker moeten voldoen aan de eis van Nederlandse nationaliteit. Voor de overige aanstellingseisen wordt verondersteld dat de AT-medewerkers die op 1 juli 2018 werkzaam zijn in de functies uit het vakgebied Intelligence daaraan voldoen.

    Zittende medewerkers die niet aan de nieuwe functie-eisen kunnen (of willen) voldoen worden in beginsel ongemoeid gelaten (sterfhuisconstructie). Zo lang niet aan de bekwaamheidseis en de eis van nationaliteit wordt voldaan, behoudt de medewerker zijn AT-aanstelling. Hij behoudt zijn rechtspositionele aanspraken, zoals zijn salarisschaal en (het uitzicht op) eventuele OVW-periodieken en wordt ingezet op de taken waarvoor hij bekwaam is.

    De functies in het vakgebied Intelligence worden per 1 juli 2019 aangewezen als executieve functie. Alhoewel deze aanwijzing nog niet heeft plaatsgevonden, kunnen zittende medewerkers met een afgeronde politieopleiding, die nu een AT-aanstelling hebben, vanaf 1 juli 2018 een executieve aanstelling krijgen. Medewerkers met een executieve aanstelling die vóór 1 juli 2019 geplaatst worden op een functie in het vakgebied Intelligence behouden deze aanstelling.

    De AT-leidinggevende die leidinggeeft aan ambtenaren in een functie die wordt aangewezen als executief met specifieke inzetbaarheid (Intelligence) behoudt zijn AT-aanstelling. In deze situatie kan de leidinggevende niet als executief met specifieke inzet worden aangesteld, omdat functies in het domein Leiding niet zijn aangewezen als functies waarop executieven met specifieke inzetbaarheid kunnen worden geplaatst. Het betreft een afwijking van de handleiding LFNP, waarin staat dat wanneer de taakstelling van de afdeling of het team het uitvoeren van de politietaak is, de leidinggevende een aanstelling ter uitvoering van de politietaak moet hebben.

    Ten aanzien van de TBF geldt het volgende.

    Vanaf 1 juli 2018 hebben AT-medewerkers met een functie binnen het vakgebied Intelligence aanspraak op TBF, mits voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 12c Bbp.

    Omdat de functies in het vakgebied Intelligence per 1 juli 2018 zijn aangewezen als functies waarin executieven met een specifieke inzetbaarheid kunnen worden geplaatst, in combinatie met jurisprudentie, kan worden geconcludeerd dat vanaf voornoemde datum de functie materieel voldoet aan de criteria voor toekenning van de TBF.

II Inwerkingtreding.

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

III Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Overgangsbeleid specifieke inzetbaarheid’.

Aldus vastgesteld te Den Haag, 20 augustus 2018

De korpschef van politie, namens deze H.P. van Essen plaatsvervangend korpschef

Naar boven