Regeling van de Minister van Financiën van 26 oktober 2023 tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 7.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvang-toeslagproblematiek 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘221,5’ vervangen door ‘256’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘zorg’ toegevoegd: ‘inclusief de sanering van schulden van de personen bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, onder b, van de Wht’;

2. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt ‘gedurende tenminste twaalf maanden’.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vijfde en zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Het aanbod tot het saneren van schulden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is eenmalig en wordt opgenomen en beschreven in het plan van aanpak.

  • 4. De persoon die in aanmerking komt voor sanering van schulden op grond van het eerste lid, kan daartoe aan het college een verzoek doen tot uiterlijk twaalf maanden na dagtekening van de beschikking waarbij de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.10, 2.11, 2.11a of 2.11b Wht is toegekend, dan wel tot 1 november 2024 indien de persoon de tegemoetkoming voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling heeft ontvangen.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan de persoon die de tegemoetkoming voor de datum waarop deze regeling in werking treedt heeft ontvangen, zich tot 1 november 2024 melden bij de gemeente om van het aanvullend aanbod gebruik te maken.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt na ‘deze regeling’ een zin toegevoegd, luidende:

‘, met dien verstande dat het college dat heeft gekozen voor verantwoording via de systematiek van normbedragen, eenmalig de mogelijkheid heeft om dit te wijzigen naar de systematiek van werkelijke kosten. Deze wijziging geldt alsdan voor alle activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, met uitzondering van het bepaalde in onderdeel c van dat artikel.’

2. In het vierde lid, onderdeel c, wordt ‘€ 2.244,– per gezin’ gewijzigd in ‘€ 1.795,– per plan van aanpak’.

3. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zesde en zevende lid, wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De normbedragen genoemd in het vierde lid worden jaarlijks verhoogd met de loon- en prijsbijstelling conform de begrotingssystematiek van de Rijksbegroting.

4. Aan het zesde lid (nieuw) worden na ‘financiële verantwoording’ en voor de punt, twee zinnen toegevoegd, luidende:

‘met dien verstande dat de kosten voor de sanering van schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder c, niet meer bedragen dan € 10.000,–. Het college kan besluiten een hoger bedrag dan € 10.000 te verantwoorden’.

5. Onder vernummering van het achtste lid tot het negende en het negende tot het tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 8. De in het zevende lid genoemde aantallen (potentieel) gedupeerden kunnen eenmalig opwaarts worden bijgesteld voor ex-partners als bedoeld in artikel 2.14g, eerste en tweede lid, Wht.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2023. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 november 2023, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 november 2023.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslag-problematiek 2021 is eerder in 2023 gewijzigd1. Een tweetal ontwikkelingen noopt opnieuw tot aanpassing. Tevens is er vanuit de gemeentelijke uitvoeringspraktijk behoefte aan een toelichting voor wat betreft de vijf leefgebieden waarop de gemeente op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) brede ondersteuning biedt.

Vijf leefdomeinen

Brede ondersteuning ziet op vijf, in artikel 2.21 Wht genoemde, leefdomeinen. In praktische zin betekent de gemeentelijke ondersteuning het volgende:

  • Financiën: dit betekent financieel vaardig zijn, in staat zijn om een duurzaam financieel gezonde huishouding te voeren. Iemand beschikt over de vaardigheden om inkomsten en uitgaven in balans te houden.

  • Gezin: gericht op samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen.

  • Werk: gericht op minimaal de beschikking hebben over een startkwalificatie en/of duurzaam kunnen participeren in een arbeidsproces.

  • Wonen: gericht op het realiseren van een veilige en betaalbare plek om te wonen, een passende woning.

  • Zorg: ziet op welzijn vanuit lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Jongeren en problematische schulden

De Tweede Kamer heeft in december 2022 de motie Kat c.s. aangenomen waarin de regering is verzocht een schuldhulpverleningsaanbod te ontwikkelen specifiek voor meerderjarige jongeren die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming onder de kindregeling en hierbij gebruik te maken van bewezen effectieve methodes.2

In juli 2023 heeft de regering de Kamer laten weten dat ter uitvoering van deze motie een budget van € 34,5 mln. beschikbaar zal worden gesteld.3 In overleg met de VNG zijn afspraken gemaakt over de randvoorwaarden van besteding van dit budget. Gekozen is voor toevoeging van dit budget aan de specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021 vanwege de centrale rol van gemeenten in de schuldhulpverlening en de brede ondersteuning die zij op basis van de Wht kunnen verlenen, ook aan deze doelgroep. Weliswaar bevat de toelichting op de regeling van 11 november 2021 de volgende zin: ‘De kosten voor het kwijtschelden van schulden en de direct daarmee samenhangende kosten (...) vallen niet onder deze specifieke regeling.’4, maar deze geldt niet voor deze specifieke groep jongeren met problematische schulden.

Het eenmalige aanvullende aanbod zal gelden voor kinderen van 18 jaar en ouder, die vallen onder de kindregeling (artikelen 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b en 2.12 Wht) en die niet in staat zijn om hun schulden binnen 36 maanden af te lossen; schulden worden dan als ‘problematisch’ beschouwd. Dit is de reikwijdte van dit gemeentelijk schuldhulpverleningsaanbod. Het extra aanbod voor jongeren bestaat uit twee elementen: het saneren van schulden en het bieden van perspectief middels een zogenoemde ‘perspectiefaanpak’.

De reeds ontvangen financiële tegemoetkoming uit de kindregeling van de Wht blijft voor het berekenen van de afloscapaciteit buiten beschouwing (dus bij het bepalen of er sprake is van een problematische schuldsituatie en of aanspraak kan worden gemaakt op het extra aanbod). Voor het bepalen van het vermogen wordt de verkregen tegemoetkoming wel meegeteld.

Brede ondersteuning richt zich op de toekomst. Dat betekent dat in beginsel geen voorzieningen worden toegekend met terugwerkende kracht. De gemeente inventariseert vanaf het moment van melding de aanwezige ondersteuningsvragen op de vijf leefgebieden. Voor jongeren die al voor dat moment, maar op of na 5 november 2022 (de datum van de inwerkingtreding van de Wht) in het traject van de minnelijke schuldsanering (Msnp) of wettelijk schuldsaneringsregeling (Wsnp) zijn gekomen, kan de gemeente het aanbod ook doen. Het gaat dan om het resterende deel van hun schuldregeling. Het betreffende kind moet op of na deze datum schuldregelingsovereenkomst hebben getekend.

De gemeente bepaalt of de jongere in aanmerking komt voor het aanbod tot schuldhulpverlening. Indien de jongere het aanbod aanvaardt, dan wordt het opgenomen in het plan van aanpak. Het wordt redelijk geacht een termijn te verbinden aan de mogelijkheid tot schuldhulpverlening. Die termijn bedraagt een jaar nadat de jongere bericht heeft ontvangen van de Belastingdienst/ Toeslagen dat hij/zij recht heeft op de financiële tegemoetkoming (die in beginsel ambtshalve wordt toegekend op grond van artikel 2.10 e.v. Wht). Het is de bedoeling iedereen een jaar de tijd te geven tussen het bericht inzake de tegemoetkoming en het aanvullende aanbod. Daarom is bepaald dat in afwijking van genoemde termijn, de jongere die de tegemoetkoming vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling heeft ontvangen, tot 1 november 2024 de mogelijkheid heeft zich te melden bij de gemeente.

Gemeenten kunnen op grond van deze regeling maximaal € 10.000,– per meerderjarige jongere bij het rijk ‘declareren’ voor het aflossen van het saneringskrediet.

Indien de belangenafweging vanuit de schuldhulpverlening leidt tot de uitkomst dat de aflossing van het krediet meer moet bedragen dan € 10.000,–, dan kan het college besluiten een hoger bedrag te verantwoorden. De verwachting is evenwel dat een bedrag tot € 10.000,– in het overgrote deel van de gevallen afdoende zal zijn.

Het rijk zal met de VNG afspraken maken over monitoring van, in ieder geval, de aantallen en hoogte van saneringskredieteten.

Aan het totale budget voor gemeentelijke ondersteuning wordt voor deze hulpverlening eenmalig extra budget toegevoegd ter grootte van € 34,5 mln.

Nazorg en de verantwoordingssystematiek

In mei 2023 heeft de regering bureau KPMG opdracht gegeven een kostenprijsonderzoek te doen naar de herziening van de normbedragen die gemeenten op basis van deze regeling kunnen opvoeren.5 Aanleiding hiervoor waren signalen van gemeenten dat de huidige normbedragen niet langer toereikend waren. Het onderzoek geeft aanleiding de normbedragen aan te passen.

Daarnaast hebben gemeenten die kozen voor normbedragen onder de activiteiten a (eerste contact), b (plan van aanpak) en d (nazorg), signalen afgegeven dat zij problemen ervaren bij het declareren van nazorg wegens de accountantscontrole hierop. Dit wordt veroorzaakt doordat trajectzorg in de praktijk vaak geleidelijk overgaat in nazorg, waardoor moeilijk is aan te geven wanneer de nazorg precies start, terwijl de accountant daar juist op controleert, in combinatie met de opname daarvan in het plan van aanpak.

Om aan deze problemen tegemoet te komen, worden de in artikel 6 van de regeling genoemde activiteiten plan van aanpak (b) en nazorg (d) in deze herziening van de regeling aan elkaar gekoppeld, in die zin, dat gemeenten nazorg kunnen declareren voor alle gezinnen van (mogelijk) gedupeerden, kinderen onder de kindregeling, de voormalige toeslagpartner en nabestaanden van de erkend gedupeerden waarvoor een plan van aanpak is opgesteld. Zo wordt het mogelijk dat gemeenten voor elke persoon die zij ondersteunen, ook nazorg declareren bij het rijk.

Waarschijnlijk zal niet voor elke persoon waarvoor een plan van aanpak wordt gemaakt, ook nazorg ingezet worden. Daarom is het huidige normbedrag verlaagd van € 2.244,– naar € 1.795,–.

De termijn van ‘tenminste twaalf maanden’ is niet efficiënt, immers soms zal een gedupeerde korter en soms langer dan die termijn behoefte hebben aan nazorg. Deze woorden zijn derhalve geschrapt. De SiSA toelichting zal hierop worden aangepast.

Op verzoek van de VNG is eveneens een wijziging aangebracht in het in de regeling opgenomen uitgangspunt dat de keuze voor een bepaalde verantwoordingssystematiek ‘onherroepelijk’ is en voor de gehele looptijd van de regeling geldt (art. 6, derde lid). Zo zouden sommige gemeenten volgens het eerdergenoemde onderzoek van KPMG, met de kennis van nu een andere keuze hebben gemaakt.

Om hieraan tegemoet te komen wordt het mogelijk gemaakt voor gemeenten die momenteel met de systematiek van normbedragen werken om voor de activiteiten genoemd in artikel 6 (het eerste contact (a), plan van aanpak (b), nazorg (d) en het driegesprek (f)), eenmaal de keuze te wijzigen van systematiek en te verantwoorden op basis van werkelijke kosten.

Gemeenten mogen zelf aangeven, in 2024 of 2025, of ze deze wijziging in systematiek willen laten ingaan voor het verantwoordingsjaar 2023 of 2024. Zij geven dit aan door in de SISA systematiek de wijzigingen door te voeren. Kiezen zij voor het jaar 2024, dan mogen ze geen kosten voor nazorg (d), gekoppeld aan het plan van aanpak (b) in rekening brengen in verantwoordingsjaar 2023.

Voor gemeenten die de keuze van normbedragen wensen te handhaven, zullen de staffels voor inrichtings-en coördinatiekosten (onderdeel e) veranderen in jaarlijkse staffels op basis van de periode t/m 31 december 2023 of 31 december 2024 (afhankelijk van de ingangskeuze van gemeenten). Dit is hoe ze oorspronkelijk bedoeld waren en gemeenten geven aan onvoldoende uit te komen met de eenmalige staffel. De hoogte van de huidige staffels blijft ongewijzigd.

Indien gemeenten kosten maken voor het organiseren van niet structurele activiteiten voor de betreffende doelgroepen, dan kunnen zij die kosten ook verantwoorden op basis van deze regeling onder inrichtings- en coördinatiekosten. Gedacht kan worden aan een door de gemeente beschikbaar gestelde ruimte om met (een deel van) de doelgroep gesprekken te voeren over de ondersteuning. De exploitatiekosten van een zelfstandige stichting met andere doelen dan die vanuit de brede ondersteuning vallen hier niet onder.

Tot slot is de regeling aangepast ten aanzien van de staffels opgenomen in artikel 6 (lid 7, nieuw). Deze aanpassing is nodig omdat ook ex-toeslagpartners sinds 1 juli 2023 in aanmerking komen voor ondersteuning. Voor gemeenten die werken met de normbedragen systematiek wordt eenmalig gekeken in welke staffel een gemeente ‘past’ op basis van het aantal (potentieel) gedupeerden en het aantal erkende voormalige toeslagpartners. De peildatum hiervoor is 31 december 2023 (voor verantwoordingsjaar 2023) of 31 december 2024 (voor verantwoordingsjaar 2024). Indien UHT niet in staat blijkt te zijn om betrouwbare informatie te leveren op gemeentelijk niveau over het aantal erkend voormalige toeslagpartners, dan zullen het Ministerie van Financien en VNG gezamenlijk op basis van het eerdergenoemde KPMG rapport een opslag voor de voormalige toeslagpartners bepalen op basis van het huidige aantal gedupeerden per gemeente.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Artikel 2 bevat het totale uitkeringsplafond voor deze specifieke uitkering ten behoeve van de brede ondersteuning, dat met € 34,5 mln. wordt opgehoogd.

B

Het eerste lid van artikel 3 geeft aan waar de extra € 34,5 mln. voor bedoeld is, namelijk voor de meerderjarige jongere onder de kindregeling van de Wht, die kampt met problematische schulden.

De door gemeenten te besteden middelen voor het saneren van schulden worden verondersteld te vallen onder de in onderdeel c. van dit artikel genoemde trajectzorg.

Eveneens in het eerste lid van artikel 3, onder d., is de termijn geschrapt gedurende welke de nazorg kon worden geboden.

Er zijn twee nieuwe leden toegevoegd. In het derde lid (nieuw) is geregeld dat het saneren van de schulden van de meerderjarige jongere, als onderdeel van de trajectzorg, op basis van een plan van aanpak geschiedt. Hiermee is beoogd te benadrukken dat het opstellen van een plan van aanpak voorwaardelijk is voor de financiering van deze activiteit door gemeenten. Het vierde lid (nieuw) geeft aan tot welk moment de betreffende persoon het college kan verzoeken tot sanering van de schulden.

C

In artikel 6, derde lid, is geregeld dat gemeenten die eerder kozen voor verantwoording met normbedragen, maar die, met de kennis van nu, zouden opteren voor verantwoording met werkelijke kosten, dat eenmalig mogen doen.

Aan artikel 6 is een vijfde lid toegevoegd teneinde te bepalen dat de normbedragen (van het vierde lid) jaarlijks worden verhoogd met de inflatiecorrectie vanaf 1 januari 2024. Door dit nieuwe lid vernummeren de volgende leden van het artikel.

Het nieuwe zesde lid geeft aan wat het uitgangspunt is bij het schuldhulpverleningsaanbod, namelijk dat het saneringskrediet maximaal € 10.000,– bedraagt. Het college heeft de bevoegdheid om in een individuele situatie te bepalen dat het bedrag hoger moet zijn dan € 10.000,–.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking per 1 november 2023. Gestreefd is naar een datum zo snel als mogelijk na het opleveren van het onderzoek van KPMG. In goed overleg met de VNG is afgesproken dat de inwerkingtreding uiterlijk op 1 november 2023 geschiedt. Dit geeft gemeenten de gelegenheid om te anticiperen op de voor verantwoording in 2024 benodigde administratie.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag


X Noot
2

Kamerstukken II, 2022/23, 31 066, nr. 718

X Noot
3

Kamerstukken II, 2022/23, 31 066, nr. 1151

X Noot
5

Definitieve Conceptrapportage Kostprijsonderzoek (herziening) normbedragen Spuk brede hulp toeslagen, A2300039064.D5.1, 20 september 2023

Naar boven