Regeling van de Minister van Financiën van 11 november 2021 (nr. 2021-024089) houdende regels voor de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten voor verlening van hulp aan gedupeerde rechthebbenden op kinderopvangtoeslag (Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet en artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

College:

het college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

Directoraat-Generaal Toeslagen:

het Directoraat-Generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën, daaronder begrepen de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen;

Gedupeerden:

personen, inclusief hun gezin, die zich bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen hebben gemeld en door die Uitvoeringsorganisatie zijn erkend als gedupeerde(n) van het kinderopvangtoeslagenstelsel;

Gegevens:

gegevens van personen die de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen uitsluitend met gemeenten deelt en waarmee gemeenten in staat zijn om vast te kunnen stellen welke personen zij in aanmerking kunnen brengen voor hulp op grond van deze regeling en gedurende welke periode;

Gezin:

gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Participatiewet;

Minister:

de Minister van Financiën;

Niet-gedupeerden:

personen, inclusief hun gezin, die zich bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen als gedupeerden hebben gemeld, maar die zichzelf vervolgens hebben afgemeld bij die Uitvoeringsorganisatie of van wie de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen na een integrale beoordeling heeft vastgesteld dat zij niet als gedupeerden kunnen worden erkend;

Potentieel gedupeerden:

personen, inclusief hun gezin, die zich bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen als gedupeerden hebben gemeld, maar van wie de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen nog niet heeft vastgesteld dat zij als gedupeerden kunnen worden erkend;

Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen:

het dienstonderdeel van het Directoraat-Generaal Toeslagen dat is belast met de uitvoering van het herstelproces van de kinderopvangtoeslagproblematiek;

Woonplaats:

woonplaats als bedoeld in artikel 40 van de Participatiewet.

Artikel 2. Verstrekking specifieke uitkering

De Minister verstrekt aan gemeenten een specifieke uitkering met het oog op ondersteuning van (potentieel) gedupeerden in hulpvragen op de vijf primaire leefgebieden: financiën, wonen, zorg, gezin en werk. Voor deze uitkering is op de begroting van de Minister een reservering van ca. € 48,1 mln. opgenomen.

Artikel 3. Bekostigde activiteiten

  • 1. De Minister verstrekt de specifieke uitkering aan gemeenten uitsluitend ter bekostiging van de uitvoering van één of meer van de volgende activiteiten gericht op hulpverlening aan (potentieel) gedupeerden:

    • a. registratie van (potentieel) gedupeerden, eerste contact en inventarisatie van de hulpvragen;

    • b. opstelling van een door de gemeente, en (potentieel) gedupeerde(n), overeengekomen plan van aanpak en begeleiding van de (potentieel) gedupeerde(n);

    • c. inkoop en uitvoering van trajectzorg op de vijf leefgebieden: financiën, wonen, zorg, gezin en werk;

    • d. verrichten van nazorg aan (potentieel) gedupeerden;

    • e. inrichtings- en coördinatiekosten.

  • 2. Onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten worden mede verstaan activiteiten voor (potentieel) gedupeerden, voor zover deze ná 1 januari 2020 worden uitgevoerd maar waartoe reeds voorafgaand aan 1 januari 2020 is besloten.

  • 3. Zodra komt vast te staan dat gemeenten voor hulp aan en ondersteuning van (potentieel) gedupeerden geen rechten aan deze regeling kunnen ontlenen, wordt de bekostiging op grond van deze regeling van (een) reeds lopende activiteit(en) en de daarmee verbonden verplichtingen stopgezet door de gemeente bij de einddatum van de verplichting. Voor eventueel nieuw aan te gane kosten voor hulp aan deze perso(o)n(en), kunnen gemeenten een beroep doen op deze regeling tot 30 dagen nadat aan de gemeente is meegedeeld dat de betreffende perso(o)n(en) niet wordt, respectievelijk niet worden, erkend als gedupeerde(n) in de zin van deze regeling.

  • 4. De Minister, door tussenkomst van het Directoraat-Generaal Toeslagen, verstrekt gegevens van niet-gedupeerden op periodieke basis aan gemeenten, zodat gemeenten in staat zijn tot juiste uitvoering van de in het vorige lid genoemde handelingen.

Artikel 4. Uitkering en besteding van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering wordt, behoudens een eenmalig voorschot als bedoeld in artikel 5, voor de eerste maal in het verantwoordingsjaar 2021 en voorts gedurende de looptijd van deze regeling in ieder kalenderjaar op basis van de gemeentelijke verantwoordingsgegevens, aan gemeenten verstrekt.

  • 2. Gemeenten kunnen de uitkering in de kalenderjaren 2021 tot en met 2025 besteden.

Artikel 5. Voorschot

  • 1. De Minister verstrekt en betaalt in 2021 aan gemeenten een voorschot van in totaal € 12 mln. overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.

  • 2. De hoogte van het voorschot per gemeente is gebaseerd op de in de gemeente woonplaats hebbende aantallen van (potentieel) gedupeerden naar de stand van 7 oktober 2021.

  • 3. Het college kan een aanvraag voor een aanvullend voorschot indienen bij de Minister.

Artikel 6. Verantwoording

  • 1. Het college legt aan de Minister verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze zoals is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Bij de verantwoording van de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, b en d, hebben gemeenten de keuze om hetzij de daadwerkelijke kosten dan wel de daarvoor gestelde normbedragen te verantwoorden. Normbedragen worden eenmalig per gedupeerde opgegeven voor de gehele looptijd van deze regeling. De eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk en geldt voor de gehele looptijd van deze regeling. De volgende normbedragen worden gehanteerd:

    • a. voor de registratie van de (potentieel) gedupeerde, het eerste contact en de inventarisatie van de hulpvragen: € 380;

    • b. voor de opstelling van een plan van aanpak voor en de begeleiding van de (potentieel) gedupeerde: € 3.468;

    • c. voor de verrichting van nazorgactiviteiten aan (potentieel) gedupeerden: € 2.244.

  • 3. Bij de verantwoording van de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, voeren de gemeenten de daadwerkelijk gemaakte kosten op voor de financiële verantwoording.

  • 4. Bij de verantwoording van de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, hebben gemeenten de keuze om hetzij de daadwerkelijke kosten dan wel het daarvoor gestelde normbedrag te verantwoorden. Het normbedrag wordt eenmalig voor de duur van deze regeling opgegeven. De eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk en geldt voor de gehele looptijd van deze regeling. De volgende normbedragen worden gehanteerd, afhankelijk van het aantal gedupeerden dat een gemeente heeft en bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen bekend is voor het jaar waarin de gemeente het normbedrag opvoert:

    tot 50 gedupeerden: € 12.000;

    vanaf 50 tot 100 gedupeerden: € 48.000;

    vanaf 100 tot 1.000 gedupeerden: € 120.000;

    vanaf 1.000 gedupeerden: € 250.000.

  • 5. Indien de verantwoording, zoals bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de Minister onvoldoende informatie bevat over de ondernomen activiteiten en de daarvoor gedane uitgaven, stelt de Minister binnen acht weken na de ontvangst van die verantwoording gemeenten binnen een door hem gestelde termijn in de gelegenheid die verantwoording aan te vullen.

  • 6. De Minister, door tussenkomst van het Directoraat-Generaal Toeslagen, verstrekt gegevens van (potentieel) gedupeerden en niet-gedupeerden op jaarlijkse basis aan gemeenten, zodat gemeenten in staat zijn om de financiële verantwoording, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel, te kunnen verrichten.

Artikel 7. Vaststelling en terugvordering

  • 1. De Minister stelt de uitkering, bedoeld in artikel 4, vast binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De kosten, genoemd in artikel 6, worden bij de vaststelling buiten aanmerking gelaten indien deze kosten blijkens het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet, dat deel uitmaakt van de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, als fout of onzeker worden aangemerkt.

  • 3. Indien de toepassing van het tweede lid naar het oordeel van de Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard kan de Minister de kosten die als fout of onzeker worden aangemerkt, in afwijking van het tweede lid, geheel of gedeeltelijk bij de vaststelling buiten aanmerking laten.

  • 4. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, niet binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft door de Minister is ontvangen, stelt de Minister de uitkering, bedoeld in artikel 4, ambtshalve vast.

  • 5. Bij de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van de gegevens waarvan de Minister kennis heeft op 30 september van het jaar, volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die de gemeente op verzoek van de Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.

Artikel 8. Monitoring en evaluatie

De Minister kan gemeenten verzoeken medewerking te verlenen aan monitoring en evaluatie van de regeling.

Artikel 9. Overgangsrecht

  • 1. De besteding, de verantwoording, de vaststelling en de terugvordering van aan gemeenten ingevolge de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek ( Stcrt. 2020, nr. 62609) verstrekte uitkeringen geschiedt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling overeenkomstig het bij deze regeling bepaalde.

  • 2. Deze regeling laat de in het jaar 2020 ingevolge de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek ( Stcrt. 2020, nr. 62609 gedane bestedingen en opgestelde verantwoording daarover, onverlet.

Artikel 10. Wijziging van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek

De Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek ( Stcrt. 2020, nr. 62609 ,) wordt als volgt gewijzigd:

  • a. artikel 1 vervalt;

  • b. artikel 3 vervalt;

  • c. in artikel 5, tweede lid, wordt ‘2023’ vervangen door ‘2025’;

  • d. de artikelen 7, 8 en 9 vervallen.

Artikel 11. Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

BIJLAGE: AAN GEMEENTEN TE VERSTREKKEN VOORSCHOT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5, EERSTE LID.

Gemeente

Aantal gedupeerden

Bedrag totaal (in euro)

Waarvan door het BTW-compensatiefonds (in euro)

Waarvan op grond van de Regeling (in euro)

AA EN HUNZE

20

5.339

104

5.236

AALSMEER

50

13.348

259

13.089

AALTEN

34

9.077

176

8.901

ACHTKARSPELEN

36

9.611

187

9.424

ALBLASSERDAM

35

9.344

181

9.162

ALBRANDSWAARD

97

25.896

503

25.393

ALKMAAR

128

34.172

664

33.509

ALMELO

126

33.638

653

32.985

ALMERE

2.263

604.151

11.731

592.421

ALPHEN AAN DEN RIJN

168

44.851

871

43.980

ALPHEN-CHAAM

10

2.670

52

2.618

ALTENA

36

9.611

187

9.424

AMELAND

5

1.335

26

1.309

AMERSFOORT

365

97.444

1.892

95.552

AMSTELVEEN

220

58.733

1.140

57.593

AMSTERDAM

4.766

1.272.375

24.705

1.247.670

APELDOORN

250

66.742

1.296

65.446

ARNHEM

622

166.055

3.224

162.831

ASSEN

124

33.104

643

32.461

ASTEN

10

2.670

52

2.618

BAARLE-NASSAU

4

1.068

21

1.047

BAARN

30

8.009

156

7.854

BARENDRECHT

206

54.996

1.068

53.928

BARNEVELD

51

13.615

264

13.351

BEEK LB

19

5.072

98

4.974

BEEKDAELEN

29

7.742

150

7.592

BEEMSTER

8

2.136

41

2.094

BEESEL

16

4.272

83

4.189

BERG EN DAL

33

8.810

171

8.639

BERGEIJK

10

2.670

52

2.618

BERGEN LB

14

3.738

73

3.665

BERGEN NH

22

5.873

114

5.759

BERGEN OP ZOOM

150

40.045

778

39.268

BERKELLAND

36

9.611

187

9.424

BERNHEZE

17

4.538

88

4.450

BEST

26

6.941

135

6.806

BEUNINGEN GLD

30

8.009

156

7.854

BEVERWIJK

97

25.896

503

25.393

BLADEL

20

5.339

104

5.236

BLARICUM

17

4.538

88

4.450

BLOEMENDAAL

23

6.140

119

6.021

BODEGRAVEN-REEUWIJK

42

11.213

218

10.995

BOEKEL

5

1.335

26

1.309

BORGER-ODOORN

33

8.810

171

8.639

BORNE

25

6.674

130

6.545

BORSELE

19

5.072

98

4.974

BOXMEER

34

9.077

176

8.901

BOXTEL

40

10.679

207

10.471

BREDA

390

104.118

2.022

102.096

BRIELLE

43

11.480

223

11.257

BRONCKHORST

32

8.543

166

8.377

BRUMMEN

32

8.543

166

8.377

BRUNSSUM

35

9.344

181

9.162

BUNNIK

10

2.670

52

2.618

BUNSCHOTEN

28

7.475

145

7.330

BUREN

23

6.140

119

6.021

CAPELLE AAN DEN IJSSEL

607

162.050

3.146

158.904

CASTRICUM

24

6.407

124

6.283

COEVORDEN

57

15.217

295

14.922

CRANENDONCK

18

4.805

93

4.712

CUIJK

41

10.946

213

10.733

CULEMBORG

46

12.281

238

12.042

DALFSEN

32

8.543

166

8.377

DANTUMADIEL

27

7.208

140

7.068

DE BILT

74

19.756

384

19.372

DE FRYSKE MARREN

50

13.348

259

13.089

DE RONDE VENEN

100

26.697

518

26.179

DE WOLDEN

15

4.005

78

3.927

DELFT

362

96.643

1.876

94.766

DEN HELDER

106

28.299

549

27.749

DEURNE

17

4.538

88

4.450

DEVENTER

301

80.358

1.560

78.797

DIEMEN

120

32.036

622

31.414

DINKELLAND

28

7.475

145

7.330

DOESBURG

21

5.606

109

5.497

DOETINCHEM

104

27.765

539

27.226

DONGEN

36

9.611

187

9.424

DORDRECHT

468

124.942

2.426

122.516

DRECHTERLAND

15

4.005

78

3.927

DRIMMELEN

14

3.738

73

3.665

DRONTEN

83

22.158

430

21.728

DRUTEN

25

6.674

130

6.545

DUIVEN

40

10.679

207

10.471

ECHT-SUSTEREN

25

6.674

130

6.545

EDAM-VOLENDAM

27

7.208

140

7.068

EDE GLD

126

33.638

653

32.985

EEMNES

11

2.937

57

2.880

EEMSDELTA

97

25.896

503

25.393

EERSEL

14

3.738

73

3.665

EIJSDEN-MARGRATEN

18

4.805

93

4.712

EINDHOVEN

532

142.028

2.758

139.270

ELBURG

18

4.805

93

4.712

EMMEN

285

76.086

1.477

74.609

ENKHUIZEN

27

7.208

140

7.068

ENSCHEDE

360

96.109

1.866

94.243

EPE

20

5.339

104

5.236

ERMELO

20

5.339

104

5.236

ETTEN-LEUR

92

24.561

477

24.084

GEERTRUIDENBERG

31

8.276

161

8.115

GELDROP-MIERLO

39

10.412

202

10.210

GEMERT-BAKEL

24

6.407

124

6.283

GENNEP

12

3.204

62

3.141

GILZE EN RIJEN

17

4.538

88

4.450

GOEREE-OVERFLAKKEE

73

19.489

378

19.110

GOES

54

14.416

280

14.136

GOIRLE

20

5.339

104

5.236

GOOISE MEREN

79

21.091

410

20.681

GORINCHEM

108

28.833

560

28.273

GOUDA

156

41.647

809

40.839

GRAVE

14

3.738

73

3.665

GRONINGEN

456

121.738

2.364

119.374

GULPEN-WITTEM

8

2.136

41

2.094

HAAKSBERGEN

32

8.543

166

8.377

HAARLEM

342

91.303

1.773

89.531

HAARLEMMERMEER

419

111.860

2.172

109.688

HALDERBERGE

41

10.946

213

10.733

HARDENBERG

79

21.091

410

20.681

HARDERWIJK

103

27.498

534

26.964

HARDINXVELD-GIESSENDAM

16

4.272

83

4.189

HARLINGEN

23

6.140

119

6.021

HATTEM

6

1.602

31

1.571

HEEMSKERK

73

19.489

378

19.110

HEEMSTEDE

32

8.543

166

8.377

HEERDE

10

2.670

52

2.618

HEERENVEEN

88

23.493

456

23.037

HEERHUGOWAARD

125

33.371

648

32.723

HEERLEN

191

50.991

990

50.001

HEEZE-LEENDE

16

4.272

83

4.189

HEILOO

14

3.738

73

3.665

HELLENDOORN

56

14.950

290

14.660

HELLEVOETSLUIS

125

33.371

648

32.723

HELMOND

205

54.729

1.063

53.666

HENDRIK-IDO-AMBACHT

61

16.285

316

15.969

HENGELO OV

186

49.656

964

48.692

HET HOGELAND

69

18.421

358

18.063

HEUMEN

16

4.272

83

4.189

HEUSDEN

51

13.615

264

13.351

HILLEGOM

25

6.674

130

6.545

HILVARENBEEK

12

3.204

62

3.141

HILVERSUM

180

48.054

933

47.121

HOEKSCHE WAARD

110

29.367

570

28.796

HOF VAN TWENTE

31

8.276

161

8.115

HOLLANDS KROON

55

14.683

285

14.398

HOOGEVEEN

92

24.561

477

24.084

HOORN NH

180

48.054

933

47.121

HORST AAN DE MAAS

34

9.077

176

8.901

HOUTEN

60

16.018

311

15.707

HUIZEN

71

18.955

368

18.587

HULST

28

7.475

145

7.330

IJSSELSTEIN

57

15.217

295

14.922

KAAG EN BRAASSEM

34

9.077

176

8.901

KAMPEN

65

17.353

337

17.016

KAPELLE

17

4.538

88

4.450

KATWIJK

52

13.882

270

13.613

KERKRADE

89

23.760

461

23.299

KOGGENLAND

20

5.339

104

5.236

KRIMPEN AAN DEN IJSSEL

121

32.303

627

31.676

KRIMPENERWAARD

77

20.557

399

20.157

LAARBEEK

17

4.538

88

4.450

LANDERD

9

2.403

47

2.356

LANDGRAAF

51

13.615

264

13.351

LANDSMEER

30

8.009

156

7.854

LANGEDIJK

36

9.611

187

9.424

LANSINGERLAND

152

40.579

788

39.791

LAREN

19

5.072

98

4.974

LEEUWARDEN

319

85.163

1.654

83.510

LEIDEN

198

52.860

1.026

51.834

LEIDERDORP

33

8.810

171

8.639

LEIDSCHENDAM-VOORBURG

189

50.457

980

49.477

LELYSTAD

544

145.231

2.820

142.411

LEUDAL

27

7.208

140

7.068

LEUSDEN

29

7.742

150

7.592

LINGEWAARD

61

16.285

316

15.969

LISSE

19

5.072

98

4.974

LOCHEM

41

10.946

213

10.733

LOON OP ZAND

19

5.072

98

4.974

LOPIK

19

5.072

98

4.974

LOSSER

48

12.815

249

12.566

MAASDRIEL

29

7.742

150

7.592

MAASGOUW

10

2.670

52

2.618

MAASSLUIS

156

41.647

809

40.839

MAASTRICHT

128

34.172

664

33.509

MEDEMBLIK

46

12.281

238

12.042

MEERSSEN

20

5.339

104

5.236

MEIERIJSTAD

106

28.299

549

27.749

MEPPEL

57

15.217

295

14.922

MIDDELBURG

89

23.760

461

23.299

MIDDEN-DELFLAND

27

7.208

140

7.068

MIDDEN-DRENTHE

62

16.552

321

16.231

MIDDEN-GRONINGEN

144

38.444

746

37.697

MILL EN SINT HUBERT

9

2.403

47

2.356

MOERDIJK

48

12.815

249

12.566

MOLENLANDEN

33

8.810

171

8.639

MONTFERLAND

40

10.679

207

10.471

MONTFOORT

11

2.937

57

2.880

MOOK EN MIDDELAAR

5

1.335

26

1.309

NEDER-BETUWE

16

4.272

83

4.189

NEDERWEERT

9

2.403

47

2.356

NIEUWEGEIN

162

43.249

840

42.409

NIEUWKOOP

34

9.077

176

8.901

NIJKERK

29

7.742

150

7.592

NIJMEGEN

306

81.693

1.586

80.106

NISSEWAARD

567

151.372

2.939

148.432

NOARDEAST FRYSLAN

47

12.548

244

12.304

NOORD-BEVELAND

8

2.136

41

2.094

NOORDENVELD

40

10.679

207

10.471

NOORDOOSTPOLDER

86

22.959

446

22.514

NOORDWIJK

41

10.946

213

10.733

NUENEN, GERWEN EN NEDERWETTEN

21

5.606

109

5.497

NUNSPEET

17

4.538

88

4.450

OEGSTGEEST

26

6.941

135

6.806

OIRSCHOT

14

3.738

73

3.665

OISTERWIJK

22

5.873

114

5.759

OLDAMBT

61

16.285

316

15.969

OLDEBROEK

25

6.674

130

6.545

OLDENZAAL

44

11.747

228

11.519

OLST-WIJHE

23

6.140

119

6.021

OMMEN

26

6.941

135

6.806

OOST GELRE

23

6.140

119

6.021

OOSTERHOUT

86

22.959

446

22.514

OOSTSTELLINGWERF

28

7.475

145

7.330

OOSTZAAN

10

2.670

52

2.618

OPMEER

10

2.670

52

2.618

OPSTERLAND

34

9.077

176

8.901

OSS

94

25.095

487

24.608

OUDE IJSSELSTREEK

46

12.281

238

12.042

OUDER-AMSTEL

29

7.742

150

7.592

OUDEWATER

8

2.136

41

2.094

OVERBETUWE

67

17.887

347

17.540

PAPENDRECHT

97

25.896

503

25.393

PEEL EN MAAS

28

7.475

145

7.330

PEKELA

33

8.810

171

8.639

PIJNACKER-NOOTDORP

169

45.118

876

44.242

PURMEREND

271

72.349

1.405

70.944

PUTTEN

21

5.606

109

5.497

RAALTE

26

6.941

135

6.806

REIMERSWAAL

26

6.941

135

6.806

RENKUM

40

10.679

207

10.471

RENSWOUDE

0

-

-

-

REUSEL-DE MIERDEN

15

4.005

78

3.927

RHEDEN

97

25.896

503

25.393

RHENEN

23

6.140

119

6.021

RIDDERKERK

206

54.996

1.068

53.928

RIJSSEN-HOLTEN

56

14.950

290

14.660

RIJSWIJK

215

57.398

1.114

56.284

ROERDALEN

25

6.674

130

6.545

ROERMOND

102

27.231

529

26.702

ROOSENDAAL

206

54.996

1.068

53.928

ROTTERDAM

6.031

1.610.091

31.263

1.578.829

ROZENDAAL

0

-

-

-

RUCPHEN

17

4.538

88

4.450

SCHAGEN

34

9.077

176

8.901

SCHERPENZEEL GLD

4

1.068

21

1.047

SCHIEDAM

577

154.041

2.991

151.050

SCHIERMONNIKOOG

3

801

16

785

SCHOUWEN-DUIVELAND

43

11.480

223

11.257

'S-GRAVENHAGE

2.860

763.532

14.825

748.707

'S-HERTOGENBOSCH

209

55.797

1.083

54.713

SIMPELVELD

3

801

16

785

SINT ANTHONIS

13

3.471

67

3.403

SINT MICHIELSGESTEL

19

5.072

98

4.974

SITTARD-GELEEN

120

32.036

622

31.414

SLIEDRECHT

66

17.620

342

17.278

SLUIS

17

4.538

88

4.450

SMALLINGERLAND

144

38.444

746

37.697

SOEST

101

26.964

524

26.440

SOMEREN

11

2.937

57

2.880

SON EN BREUGEL

14

3.738

73

3.665

STADSKANAAL

44

11.747

228

11.519

STAPHORST

9

2.403

47

2.356

STEDE BROEC

24

6.407

124

6.283

STEENBERGEN

21

5.606

109

5.497

STEENWIJKERLAND

57

15.217

295

14.922

STEIN

18

4.805

93

4.712

STICHTSE VECHT

116

30.968

601

30.367

SUDWEST-FRYSLAN

143

38.177

741

37.435

TERNEUZEN

75

20.023

389

19.634

TERSCHELLING

1

267

5

262

TEXEL

10

2.670

52

2.618

TEYLINGEN

34

9.077

176

8.901

THOLEN

37

9.878

192

9.686

TIEL

94

25.095

487

24.608

TILBURG

609

162.584

3.157

159.427

TUBBERGEN

19

5.072

98

4.974

TWENTERAND

39

10.412

202

10.210

TYNAARLO

36

9.611

187

9.424

TYTSJERKSTERADIEL

70

18.688

363

18.325

UDEN

45

12.014

233

11.780

UITGEEST

10

2.670

52

2.618

UITHOORN

93

24.828

482

24.346

URK

11

2.937

57

2.880

UTRECHT

1.125

300.340

5.832

294.509

UTRECHTSE HEUVELRUG

41

10.946

213

10.733

VAALS

8

2.136

41

2.094

VALKENBURG AAN DE GEUL

21

5.606

109

5.497

VALKENSWAARD

31

8.276

161

8.115

VEENDAM

64

17.086

332

16.754

VEENENDAAL

96

25.629

498

25.131

VEERE

12

3.204

62

3.141

VELDHOVEN

63

16.819

327

16.492

VELSEN

84

22.425

435

21.990

VENLO

156

41.647

809

40.839

VENRAY

54

14.416

280

14.136

VIJFHEERENLANDEN

92

24.561

477

24.084

VLAARDINGEN

510

136.154

2.644

133.511

VLIELAND

3

801

16

785

VLISSINGEN

115

30.701

596

30.105

VOERENDAAL

12

3.204

62

3.141

VOORSCHOTEN

26

6.941

135

6.806

VOORST

17

4.538

88

4.450

VUGHT

31

8.276

161

8.115

WAADHOEKE

64

17.086

332

16.754

WAALRE

11

2.937

57

2.880

WAALWIJK

83

22.158

430

21.728

WADDINXVEEN

51

13.615

264

13.351

WAGENINGEN

43

11.480

223

11.257

WASSENAAR

59

15.751

306

15.445

WATERLAND

12

3.204

62

3.141

WEERT

71

18.955

368

18.587

WEESP

30

8.009

156

7.854

WEST BETUWE

48

12.815

249

12.566

WEST MAAS EN WAAL

22

5.873

114

5.759

WESTERKWARTIER

82

21.891

425

21.466

WESTERVELD

21

5.606

109

5.497

WESTERVOORT

25

6.674

130

6.545

WESTERWOLDE

36

9.611

187

9.424

WESTLAND

162

43.249

840

42.409

WESTSTELLINGWERF

45

12.014

233

11.780

WESTVOORNE

17

4.538

88

4.450

WIERDEN

10

2.670

52

2.618

WIJCHEN

37

9.878

192

9.686

WIJDEMEREN

12

3.204

62

3.141

WIJK BIJ DUURSTEDE

32

8.543

166

8.377

WINTERSWIJK

31

8.276

161

8.115

WOENSDRECHT

21

5.606

109

5.497

WOERDEN

76

20.290

394

19.896

WORMERLAND

33

8.810

171

8.639

WOUDENBERG

12

3.204

62

3.141

ZAANSTAD

638

170.326

3.307

167.019

ZALTBOMMEL

28

7.475

145

7.330

ZANDVOORT

31

8.276

161

8.115

ZEEWOLDE

40

10.679

207

10.471

ZEIST

112

29.901

581

29.320

ZEVENAAR

72

19.222

373

18.849

ZOETERMEER

756

201.829

3.919

197.910

ZOETERWOUDE

14

3.738

73

3.665

ZUIDPLAS

77

20.557

399

20.157

ZUNDERT

10

2.670

52

2.618

ZUTPHEN

108

28.833

560

28.273

ZWARTEWATERLAND

25

6.674

130

6.545

ZWIJNDRECHT

196

52.326

1.016

51.310

ZWOLLE

242

64.607

1.254

63.352

         

TOTAAL

44.949

12.000.000

233.000

11.767.000

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling voorziet in het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten waarmee zij gedupeerden van de kinderopvangtoeslagproblematiek kunnen ondersteunen en helpen. Doelgroep van de ondersteuning zijn alle gedupeerden van de kinderopvangtoeslagproblematiek die een gemeentelijk hulpverleningstraject willen volgen. Met ondersteuning wordt bedoeld: hulp op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk). Met deze regeling kunnen gemeenten de hulpvraag van gedupeerden inventariseren, een plan van aanpak maken, verschillende trajecten op de vijf leefgebieden inkopen en uitvoeren en nazorg bieden. De gemeenten zorgen voor een zorgvuldige, effectieve en efficiënte hulp. De bestaande gemeentelijke infrastructuur is daarbij leidend. Het is aan de gemeente zelf om te bepalen of er een aparte infrastructuur wordt opgezet voor de hulp aan gedupeerden. Indien daarvan sprake is, dan kunnen gemeenten daarvoor inrichtings- en coördinatiekosten opgeven. De vrijheid in inrichting en uitvoering maakt dat de uitkering die gemeenten in het kader van deze regeling ontvangen, kunnen aansluiten bij de activiteiten die gemeenten al uitvoeren op de vijf leefgebieden.

Deze regeling vervangt in feite de regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek van 18 november 2020 (Stcrt 2020, nr. 62609). De regeling van 2020 was bedoeld als startkapitaal. In begin 2021 is er vervolgens een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door KPMG naar de kosten die gemeenten voor gedupeerden maken. Dit heeft geleid tot een nieuwe regeling met onder andere een hoger budget, andere verantwoordingslasten op basis van nacalculatie (er hoeft niet langer een brief van Toeslagen aan de gedupeerde in het dossier te worden opgenomen en er kunnen voor meerdere activiteiten daadwerkelijke kosten worden opgegeven) en een verbreding van de activiteiten die onder de regeling vallen (inrichtings- en coördinatiekosten). De € 11 mln. dat als voorschot is uitgekeerd aan gemeenten in december 2020 wordt vanaf 2021 volgens deze regeling verantwoord.

Wettelijke grondslag

Aan gemeenten wordt vooruitlopend op een wettelijke grondslag (in de Wet hersteloperatie toeslagen) op grond van deze regeling een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet verstrekt. Artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gelezen in samenhang met artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk. De regels in de Financiële-verhoudingswet over specifieke uitkeringen zijn daarom van toepassing. Dit betekent onder meer dat de verantwoording verloopt op de in artikel 17a van die wet aangegeven wijze.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bij de omschrijving van hetgeen in deze regeling wordt verstaan onder het begrip ‘gezin’ is beoogd aan te sluiten bij het begrippenkader, van met name artikel 4, van de Participatiewet. Per concreet geval zal voor de toepassing van deze regeling moeten worden beoordeeld welke personen tot het gezin kunnen worden gerekend dat aanspraak maakt op bij deze regeling voorziene hulp. Daarvoor zal niet alleen te rade moeten worden gegaan bij de overige gedefinieerde begrippen uit bedoeld artikel 4, maar ook bij artikel 3 van de Participatiewet. Dat alles bijeengenomen is begrepen in de definitie van ‘gezin’ zoals in artikel 1 van deze regeling is opgenomen.

Gedupeerden en potentieel gedupeerden zijn alle personen die zich hebben gemeld of bekend zijn bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De gegevens van deze personen worden aan de gemeenten verstrekt door UHT, zodat gemeenten kunnen bepalen of de kosten van de hulp aan deze personen onder deze regeling vallen. Als iemand die zich gemeld heeft als gedupeerde bij UHT niet gedupeerd blijkt na een integrale beoordeling of de aanmelding weer intrekt, dan meldt UHT dit ook periodiek aan gemeenten.

Artikel 2. Verstrekking specifieke uitkering

De uitkering is gericht op de ondersteuning door gemeenten van gedupeerden in hulpvragen op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk).

De uitkering sluit daarmee aan op het bieden van compensatie aan gedupeerden vanuit het Directoraat-Generaal Toeslagen, als uitkomst van onder andere het eindadvies van de Commissie Advies Uitvoering Toeslagen ‘Omzien in verwondering 2’ van 12 maart 2020. Daarnaast volgt deze uitkering het advies van het KPMG-rapport ‘Onderzoek samenwerking met gemeenten bij de hersteloperatie kinderopvangtoeslag’ d.d. 19 maart 2021. De reservering van ca. € 48,1 mln. voor deze specifieke uitkering komt bovenop het bedrag van € 11 mln. dat met de uitkering van 18 november 2020 is uitgekeerd. Het totale gereserveerde en deels uitgekeerde bedrag voor deze specifieke uitkering bedraagt dus ca. € 59,1 mln.

Gemeenten geven de kosten die zij maken voor hulp aan gedupeerden op de vijf leefgebieden aan op basis van nacalculatie. Als blijkt dat de kosten van gemeenten hoger zijn dan het gereserveerde bedrag, dan committeert het Ministerie van Financiën zich om aanvullende middelen te zoeken en die beschikbaar te stellen aan de gemeenten. In deze context geldt het gereserveerde bedrag voor gemeenten dus niet als plafond.

Artikel 3. Activiteiten

Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten de specifieke uitkering wordt verstrekt. De activiteiten moeten in algemene zin bijdragen aan hulpverlening aan gedupeerden.

In het eerste lid zijn de activiteiten die worden bedoeld nader gespecificeerd. De specifieke uitkering wordt alleen verstrekt voor initiatieven van gemeenten die aansluiten bij tenminste één van de genoemde activiteiten. Voor een nadere beschrijving van de activiteiten wordt verwezen naar de matrix ‘Ondersteuning door gemeenten, behorend bij Samenwerkingsafspraken VNG/gemeenten en Belastingdienst/Toeslagen’:

Uit het onderzoek van KPMG is gebleken dat sommige gemeenten ook inrichtings- en coördinatiekosten maken voor het organiseren van hulp aan gedupeerden, zoals ICT-kosten of het aanstellen van een (tijdelijk) coördinator. Ook deze kosten vallen onder deze regeling.

Onder het leefgebied financiën vallen ook de uitvoeringskosten die gepaard gaan met de begeleiding van een cliënt in het schuldtraject. Hieronder valt bijvoorbeeld het inventariseren van de schulden en het melden van de schulden aan de kredietbanken. De kosten voor het kwijtschelden van de schulden en de direct daarmee samenhangende kosten (o.a. bestandsanalyse en het (administratief) doorhalen van de schulden) vallen niet onder deze specifieke regeling.

In het tweede lid wordt verwezen naar de werkzaamheden van gemeenten voor gedupeerden die reeds een gemeentelijk hulpverleningstraject doorlopen. Omdat deze werkzaamheden nauw aansluiten bij de aard van de in artikel 3, eerste lid, genoemde te bekostigen werkzaamheden, wordt onder werkzaamheden hier eveneens verstaan de werkzaamheden die een gemeente per 1 januari 2020 uitvoert, wanneer de onderliggende problematiek van de gedupeerden toewijsbaar is aan de toeslagenproblematiek. Hulpverleningsactiviteiten voor gedupeerden die vóór 1 januari 2020 zijn uitgevoerd, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

De gemeente ontvangt periodiek, (in beginsel iedere twee weken) een lijst van personen die niet meer onder de regeling vallen, namelijk: personen die niet gedupeerd blijken na de integrale beoordeling en personen die zichzelf hebben afgemeld bij UHT. Mocht het voorkomen dat iemand na de integrale beoordeling niet gedupeerd lijkt te zijn en vervolgens toch wel gedupeerd is, dan wordt deze wijziging ook gemeld aan de gemeente. Gemeenten kunnen nog tot 30 dagen nadat ze de gegevens van het Directoraat-Generaal Toeslagen hebben ontvangen, de kosten voor de niet-gedupeerden op deze regeling verhalen. Al aangegane verplichtingen lopen door onder deze regeling, totdat de einddatum van de verplichting is bereikt.

Artikel 4. Hoogte van de eenmalige specifieke uitkering

De hoogte van de reservering voor deze regeling bedraagt ca. € 48,1 mln. inclusief btw. Conform de daarvoor geldende regelingen wordt van dit bedrag aan het btw-compensatiefonds € 935.000 beschikbaar gesteld. Het totale direct aan gemeenten beschikbaar te stellen bedrag bedraagt daarom ca. € 47,2 mln. euro. Deze bedragen zijn en worden middels eerste incidentele suppletoire begroting 20211, de op het moment van schrijven nog aan het parlement voor te leggen tweede suppletoire begroting 2021 en een op het moment van schrijven nog aan het parlement voor te leggen nota van wijziging van de ontwerpbegroting 2022 verwerkt in het artikel 6 Btw-compensatiefonds en de artikel 13 Toeslagen van de begroting van het Ministerie van Financiën IXb.

Artikel 5. Uitkering en besteding van de uitkering

Gemeenten ontvangen gezamenlijk een voorschot van in totaal € 12 mln. Dit voorschot wordt in 2021 aan gemeenten uitgekeerd. Gemeenten ontvangen vóór 1 januari 2022 een beschikking met het uit te keren bedrag. Dit bedrag kunnen gemeenten meenemen en besteden tot en met het kalenderjaar 2025.

In de bij deze regeling behorende bijlage ‘Aan gemeenten te verstrekken bedragen als bedoeld in artikel 5, eerste lid’ zijn de uit te keren bedragen per gemeente opgenomen. De verdeling van de middelen is gebaseerd op het aantal gedupeerden per gemeente dat zich gemeld heeft bij UHT per 7 oktober 2021.

Indien dit voorschot niet voldoende blijkt, bijvoorbeeld omdat een gemeente aantoonbaar meer kosten heeft gemaakt dan waar het voorschot in voorziet, kunnen gemeenten een verzoek tot een aanvullend voorschot indienen. Dit verzoek moet bestaan uit een gespecificeerde berekening van de te verwachten kosten voor dat jaar voor gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire, bijv. de kosten voor een zorgtraject dat de gemeente anders zelf zou moeten voorschieten. Dit verzoek dient de Minister te worden toegestuurd. Een gemeente kan per jaar een verzoek tot een voorschot indienen. De verstrekking van een aanvullend voorschot wordt beoordeeld door de Minister.

Artikel 6. Verantwoording

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

De gemeente maakt gebruik van een door UHT in januari verstrekte lijst over het daaraan voorafgaande jaar met gegevens van (potentieel) gedupeerden van de kinderopvang toeslagproblematiek, om vast te stellen of de kosten voor de (potentieel) gedupeerde(n) onder de regeling verantwoord kunnen worden. UHT levert de lijst ieder jaar begin januari aan, waarna gemeenten de tijd hebben om de lijst te controleren en vragen te stellen aan UHT. UHT levert, indien nodig, een nieuwe definitieve lijst aan uiterlijk op 31 januari van dat jaar. Ieder jaar worden de nieuwe data voor het aanleveren van de lijsten door UHT en aanleveren van vragen door gemeenten opnieuw bepaald en gecommuniceerd aan gemeenten in samenwerking met VNG.

Voor de activiteiten beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten door de gemeenten in de financiële verantwoording vermeld.

Voor de activiteiten beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, b, en d, kunnen gemeenten kiezen om normbedragen of daadwerkelijke kosten op te voeren voor de financiële verantwoording. Met de optie normbedragen wordt voorkomen dat gemeenten voor deze onderdelen een aparte urenregistratie moeten bijhouden. De gemeente geeft eenmalig de normbedragen per gedupeerde op, niet ieder jaar opnieuw, ook als de hulp nog niet is afgerond. Hiervoor worden de volgende normbedragen gehanteerd:

  • a. registratie van gedupeerde, eerste contact en inventarisatie van de hulpvragen: € 380;

  • b. opstellen van een plan van aanpak en begeleiding van de gedupeerde: € 3.468;

  • d. verrichten van nazorg: € 2.244.

Gemeenten maken eenmalig de keuze of zij in geval van a, b en d, normbedragen of daadwerkelijke kosten opvoeren op al deze onderdelen voor alle gedupeerden gedurende de gehele looptijd van de regeling. Een gemeente kan dus niet voor a. daadwerkelijke kosten opvoeren en voor b. het normbedrag opgeven.

De gemeenten hebben voor 2020 de normbedragen voor a, b en d, moeten gebruiken omdat er onder de vorige regeling niet de mogelijkheid bestond om voor deze onderdelen de daadwerkelijke kosten op te geven. De gemeenten mogen voor 2021 een nieuwe keuze maken die voor de daaropvolgende jaren blijft gelden gedurende de looptijd van deze regeling. De normbedragen gelden per gezin. Er wordt per gezin een plan van aanpak opgesteld. Daadwerkelijke kosten worden per individu aangegeven.

Wanneer er sprake is van activiteiten beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, dan is er automatisch ook sprake van activiteiten beschreven in hetzelfde artikellid, aanhef en onder c. Hiervoor dient een door beide partijen (gedupeerde(n) en gemeente) overeengekomen Plan van Aanpak aanwezig te zijn.

Voor de activiteiten beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gemeenten ervoor kiezen om deze activiteiten in te kopen, als onderdeel van de activiteiten beschreven in hetzelfde artikellid, aanhef en onder c. Indien dit het geval is, dienen gemeenten in de financiële verantwoording de daadwerkelijke kosten voor deze activiteiten aan te geven en geen gebruik te maken van het normbedrag.

Voor de activiteiten beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, kunnen gemeenten kiezen om normbedragen of daadwerkelijke kosten op te voeren. Deze keuze staat los van de keuze voor een normbedrag of daadwerkelijke kosten die gemaakt worden voor de andere activiteiten onder artikel 3. Als een gemeente ervoor kiest om daadwerkelijke kosten op te voeren voor activiteiten genoemd bij de onderdelen a, b en d, dan kan een gemeente alsnog ervoor kiezen om voor onderdeel e. het normbedrag op te geven. Het normbedrag voor de inrichtings- en coördinatiekosten wordt eenmalig toegekend voor de gehele looptijd van de regeling. Daadwerkelijke kosten kunnen jaarlijks opgegeven worden. Het normbedrag is gebaseerd op het aantal gedupeerden in de gemeenten die bij UHT bekend zijn voor het jaar waarin het normbedrag wordt opgevoerd door de gemeente.

Mocht uit de gevraagde verantwoording, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, onvoldoende blijken dat de uitkering is besteed aan activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, dan kan de Minister op grond van het tweede lid extra informatie opvragen bij de gemeente.

Artikel 7. Vaststelling en terugvordering

De specifieke uitkering wordt verstrekt op basis van de gemaakte kosten door gemeenten. De Minister kan een (deel van de) specifieke uitkering terugvorderen, als blijkt dat de uitkering niet is besteed aan de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, of niet juist is besteed. Met het oog op de doelstelling van de regeling kan terugvordering achterwege blijven als in overleg met de gemeente wordt vastgesteld dat het geld alsnog wel juist is besteed, of alsnog besteed kan worden aan activiteiten als bedoeld in artikel 3. Dit kunnen ook activiteiten zijn die na 2025 worden voortgezet, als blijkt dat de specifieke uitkering niet binnen de geldende termijn is besteed, zoals genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid.

Artikel 8. Monitoring en evaluatie

Naast de financiële verantwoording bestaat er de mogelijkheid voor de Minister om informatie te vragen aan gemeenten over de voortgang van de activiteiten, in het kader van het monitoren en evalueren van deze regeling.

Artikelen 9 en 10. Overgangsrecht en wijziging van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek (Stcrt. 2020, nr. 62609)

Deze artikelen beogen te regelen dat de verstrekte gelden die beschikbaar zijn gesteld in de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek (Stcrt. 2020, nr. 62609) op het moment van inwerkingtreding van deze regeling worden besteed, verantwoord, vastgesteld en teruggevorderd overeenkomstig de regeling voor deze specifieke uitkering. Dat betekent dat de middelen, die nog niet zijn besteed en/of verantwoord in 2020, op dezelfde wijze worden behandeld als de uitkering die verstrekt wordt bij deze regeling. De besteding van en verantwoording over het jaar 2021 vindt plaats volgens de regels van deze regeling. Het niet bestede bedrag dat is betaald als voorschot in 2020 wordt niet teruggevorderd. Dit bedrag wordt betrokken bij het (in artikel 5, eerste lid, genoemde) voorschot dat met deze regeling wordt uitbetaald.

Voorbeeld:

Een gemeente ontvangt een voorschot van € 100 op basis van regeling (Stcrt. 2020, nr. 62609).

De gemeente heeft € 60 kosten op basis van besteding 2020 verantwoord.

De gemeente behoudt een beschikbaar voorschot van € 40 na verantwoording 2020 (€ 100 – € 60).

De gemeente ontvangt een nieuw voorschot op basis van deze regeling van € 400.

De gemeente heeft een totaal beschikbaar voorschot € 440 (€ 400 + € 40) in 2021 dat wordt verantwoord onder deze regeling.

Om het in het hiervoor opgenomen voorbeeld beoogde effect te bereiken, kunnen de meeste artikelen van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek (Stcrt. 2020, nr. 62609) vervallen op het moment van inwerkingtreding van deze regeling. Dat geldt voor de begripsbepalingen (artikel 1), de bepalingen over de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt (artikel 3), over de verantwoording (artikel 7), de vaststelling en terugvordering (artikel 8) en de monitoring en evaluatie (artikel 9). Artikel 5, tweede lid, wordt gewijzigd in die zin dat de looptijd wordt aangepast van 2023 naar 2025. Bepalingen over de hiervoor genoemde onderwerpen komen alle, zij het in gewijzigde vorm, terug in deze regeling.

De overige artikelen van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek (Stcrt. 2020, nr. 62609) blijven hun werking behouden. Dat geldt voor de verstrekking van de eenmalige specifieke uitkering van € 11 mln., het moment van uitkering en de voorschot toedeling per gemeente via de bijlage. Indien diè artikelen zouden vervallen, of eerdergenoemde Regeling (geheel) zou worden ingetrokken, zou de rechtmatigheid aan de verstrekking van de eenmalige uitkering van het bedrag van € 11 mln komen te ontvallen. Dat is uiteraard niet de bedoeling.

Met het tweede lid van artikel 9 is veiliggesteld dat een eenmaal volgens de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden toeslagenproblematiek (Stcrt. 2020, nr. 62609) gedane en opgestelde verantwoording, maar waarop nog geen vaststelling is gevolgd, niet opnieuw volgens deze regeling behoeft te worden gemaakt.

Artikel 11. Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Door met artikel 11 aan deze regeling terugwerkende kracht te geven tot 1 januari 2021 wordt bereikt dat de nieuwe regels, m.n. over verantwoording, vaststelling en terugvordering, ook gelden voor de eerder verstrekte uitkering van € 11 mln.

Als gevolg van het verlenen van terugwerkende kracht aan deze regeling, kunnen gemaakte, nog niet verantwoorde kosten uit 2020 gedeclareerd worden op basis en met toepassing van deze regeling. Dit is bedoeld voor kosten, die op basis van de vervallen regeling niet in aanmerking kwamen voor verantwoording doordat niet aan de voorwaarden voldaan werd van de vervallen regeling. Dit was het geval indien er geen (getekend) plan van aanpak of brief van UHT beschikbaar was. Als aan de voorwaarden van deze regeling wordt voldaan, kunnen de nog niet gedeclareerde kosten in 2020 gedeclareerd worden conform deze regeling.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 704, nr. 1.

Naar boven