Regeling van de Minister van Financiën van 27 juni 2023 tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 7.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvang-toeslagproblematiek 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische opsomming ‘Wet’ vervangen door ‘Wht’.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De Minister verstrekt aan het college een specifieke uitkering met het oog op ondersteuning van potentieel gedupeerden en de personen, genoemd in artikel 2.21 Wht.

  • 2. Het totale uitkeringsplafond voor deze regeling bedraagt € 221,5 miljoen inclusief btw.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Minister verstrekt de specifieke uitkering aan het college uitsluitend ter bekostiging van de uitvoering van één of meer van de volgende activiteiten gericht op ondersteuning van potentieel gedupeerden en personen, genoemd in artikel 2.21 Wht:

    • a. het eerste contact, de registratie en de inventarisatie van hulpvragen;

    • b. het bespreken, onderling overeenkomen en opstellen van een plan van aanpak;

    • c. de inkoop en de uitvoering van trajectzorg op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg;

    • d. de nazorg gedurende tenminste twaalf maanden;

    • e. de inrichtings- en coördinatiekosten;

    • f. het voeren van een driegesprek.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Zodra komt vast te staan dat het college voor ondersteuning van potentieel gedupeerden en de personen, genoemd in artikel 2.21, eerste lid, Wht, geen rechten aan deze regeling kan ontlenen, beëindigt het de bekostiging op grond van deze regeling van een lopende activiteit, met eerbiediging van de einddatum van de betreffende verplichting.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor nieuwe kosten voor ondersteuning aan personen die niet worden erkend als gedupeerden als bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, Wht, kan het college tot 30 dagen nadat aan hem is meegedeeld dat de betreffende personen niet worden erkend als gedupeerden, een beroep doen op deze regeling.

D

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘2025’ vervangen door ‘2026’.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Het college kan deze verantwoording tot 1 januari 2030 bij de Minister doen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de verantwoording van de activiteiten, genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, b, d en f, kan het college de daadwerkelijke kosten of de daarvoor gestelde normbedragen verantwoorden. De normbedragen, met uitzondering van het normbedrag, genoemd in het vierde lid, onder d van dit artikel, worden eenmalig opgegeven voor de looptijd van deze regeling.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De wijze van verantwoorden van het college als bedoeld in het tweede lid is onherroepelijk en geldt voor de gehele looptijd van deze regeling.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden de volgende normbedragen gehanteerd:

    • a. voor het eerste contact, registratie en inventarisatie van hulpvragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a: € 380,– per gezin;

    • b. voor het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b: € 3.468,– per gezin;

    • c. voor de nazorg, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d: € 2.244 per gezin;

    • d. voor een driegesprek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder f: € 400,– per gesprek.

5. Het derde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.

6. Onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid, wordt ‘hebben gemeenten’ en ‘de gemeente’ vervangen door ‘heeft het college’.

7. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zevende lid, wordt ‘vierde’ vervangen door ‘zesde’ en ‘gemeenten’ door ‘het college’.

8. Het zesde lid wordt vernummerd tot het achtste lid.

9. Het zevende lid wordt vernummerd tot het negende lid en komt te luiden:

  • 9. De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt het college op jaarlijkse basis gegevens van potentieel gedupeerden, niet-gedupeerden en van de personen, genoemd in artikel 2.21 Wht, zodat het college in staat is om de financiële verantwoording, bedoeld in dit artikel, te verrichten.

F

Artikel 10a vervalt

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wijzigingswet van de Wet regelingen hersteloperatie toeslagen in werking treedt.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021. Sinds 2020 stelt de regering financiële middelen ter beschikking aan gemeenten teneinde hen in staat te stellen gedupeerden van de kinderopvangtoeslagproblematiek te ondersteunen op de leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg. Met inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht)1 in november 2022, is deze regeling gebaseerd op artikel 7.1 van deze wet. Met de maatregelen in de Wht compenseert de overheid aanvragers van kinderopvangtoeslag die gedupeerd zijn door institutionele vooringenomenheid, de hardheid van het stelsel of een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld (O/GS). Zij worden daarnaast geholpen een nieuwe start in het leven te maken.

Teneinde recht te doen aan het gegeven dat meer personen gedupeerd zijn dan alleen de doelgroep die thans in de Wht worden genoemd, wordt de wet gewijzigd. Er worden regelingen getroffen voor de ex-partner van een aanvrager kinderopvangtoeslag die zelf niet kwalificeert als aanvrager, diens eigen kinderen en (voormalige) pleegkinderen. Tweede categorie betreft de nabestaanden (partner of kind) van een overleden aanvrager kinderopvangtoeslag. De doelgroep die in aanmerking komt voor brede ondersteuning van gemeentewege (artikel 2.21 Wht) wordt hiermee eveneens groter. Aan de ex-partner zelf en alle kinderen die in aanmerking komen voor de kindregeling (ongeacht de vraag of zij minder- of meerderjarig zijn en/of thuis- of uitwonend), de eventuele partner en het kind van een overleden aanvrager kan het college van de betreffende gemeente, desgewenst, brede ondersteuning bieden.

De beschreven aanpassingen noodzaken tot aanpassing van de regeling op basis waarvan gemeenten de middelen ontvangen voor deze taak. Tevens bevat deze wijzigingsregeling een stroomlijning van terminologie: de regeling kende verschillende begrippen met eenzelfde betekenis (ondersteuning, hulp, begeleiding). Voorts zijn enkele aanpassingen gedaan met het oog op het vergroten van de leesbaarheid. De artikelsgewijze toelichting geeft aan waar dit is toegepast.

Artikelsgewijs

Artikel I

A
Artikel 1

In artikel 1 van de regeling wordt het woord ‘wet’ vervangen door ‘Wht’. Deze wijze van verwijzen is in lijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving en komt overeen met de wijze waarop dit is gedaan in de Wet aanvullende hersteloperatie toeslagen. In deze wijzigingswet van de Wet hersteloperatie toeslagen zijn regelingen opgenomen voor compensatie, tegemoetkoming en brede ondersteuning van de nieuwe doelgroepen.

B
Artikel 2

Het uitkeringsplafond is verhoogd in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de doelgroep voor brede ondersteuning.

C
Artikel 3

Artikel 3 sluit aan bij artikel 2.21 Wht zoals dat komt te luiden na de aanpassing door de Waht. De (volledige) kring van personen die in aanmerking komt voor brede ondersteuning is hiermee gegeven. De uitbreiding betreft de ex-partner aan wie de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, Wht, is toegekend en diens gezin en de partner of het kind van een overleden aanvrager die in aanmerking komt voor een compensatie of tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.9a respectievelijk artikel 2.9b Wht. Uit artikel 2.21, zesde lid, Wht blijkt dat in het geval een aanvraag voor een herstelmaatregel van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag wordt afgewezen, niet alleen de brede ondersteuning van die aanvrager en diens gezin eindigt, maar ook de brede ondersteuning van het kind of (voormalig) pleegkind en diens gezin en van de ex-partner en diens gezin.

In de artikelen waarin ‘gemeenten’ zijn genoemd als ontvangers van de specifieke uitkering ten behoeve van het verrichten van de brede ondersteuning, is dit woord vervangen door ‘het college’ (steeds in enkelvoud). Dit is juridisch zuiverder, nu het college, al genoemd in artikel 1 van de regeling, de wetten en regelingen van het rijk in medebewind uitvoert en verantwoordelijk is voor de financiën van de gemeente.

Artikel 3 geeft eveneens aan voor welke activiteiten het college de middelen ontvangt. Ter vergroting van de leesbaarheid zijn in het eerste lid enkele redactionele aanpassingen gedaan en is gekozen voor eenduidig taalgebruik door de woorden ‘hulp en begeleiding’ te vervangen door ‘ondersteuning’. Hiermee wordt de suggestie voorkomen dat deze begrippen onderling van elkaar verschillen. Het begrip ‘trajectzorg’ is gehandhaafd; dit is de bij derden in te kopen ondersteuning (gespecialiseerde hulpverlening op de vijf leefgebieden) in het kader van het met de betrokken personen overeengekomen plan van aanpak.

Het derde lid is geknipt en opgedeeld in twee afzonderlijke leden (een derde en een nieuw vierde lid) om de leesbaarheid te vergroten. Beide leden zijn aangepast i.v.m. de reikwijdte van de doelgroep.

Het huidige vierde lid over gegevensverstrekking vervalt. De basis voor deze verstrekking is al gegeven in artikel 6.12, eerste en dertiende lid, van de wet.

D
Artikel 4

In het tweede lid van artikel 4 is bepaald dat gemeenten de uitkering kunnen besteden tot en met het kalenderjaar 2025. Dit is aangepast naar 2026. Dat betekent dat gemeenten tot uiterlijk 1 januari 2027 verplichtingen kunnen aangaan voor ondersteuning van de doelgroep, die op basis van deze regeling gefinancierd kunnen worden. Gemeenten kunnen de kosten voortvloeiend uit deze verplichtingen, aangegaan voor 1 januari 2027, verantwoorden tot 1 januari 2030.

E
Artikel 6

Artikel 6 ziet op de verantwoording door het college aan de minister. Aan het eerste lid, dat verwijst naar de Financiële verhoudingswet, is een zin toegevoegd om duidelijk te maken dat het college de uitgaven nog enkele jaren na 1 januari 2027 kan verantwoorden.

Teneinde de leesbaarheid te vergroten, is dit artikel opgeknipt. Net als in artikel 3 is ook hier de doelgroep aangepast (verbreed) en is gekozen voor consequent taalgebruik door ‘begeleiding’ te vervangen door ‘ondersteuning’.

Artikel 6, vierde lid, onderdelen a, b en c, bevat een wijziging die overeenstemt met de reeds bestaande praktijk, maar waarvan het niettemin wenselijk wordt geacht in de regeling te expliciteren dat de hier genoemde bedragen per gezin gelden. Indien nodig kan voor een kind van 18 jaar of ouder een separaat plan van aanpak worden gemaakt. In de praktijk is gebleken dat soms meerdere driegesprekken nodig zijn; daarom geldt het hier genoemde normbedrag per gesprek.

Als gevolg van het ‘opknippen’ van dit artikel is het vijfde lid vernummerd tot het zevende lid. Dit lid geldt voor de personen die als gevolg van de uitbreiding van de doelgroep een beroep kunnen doen op brede ondersteuning.

In het negende lid is het Directoraat-Generaal Toeslagen vervangen door de Belastingdienst/Toeslagen, aansluitend bij de regeling in artikel 6.12, eerste en dertiende lid, Wht. Dit artikel biedt de basis voor de initiële gegevensverstrekking ten behoeve van de te bieden ondersteuning. Gemeenten moeten vervolgens ook informatie ontvangen om de besteding van de middelen te kunnen verantwoorden in het kader van de Financiële verhoudingswet.

F

Artikel 10a is overbodig. Het kan vervallen nu in de aanhef al is aangegeven wat de basis is voor deze regeling.

Artikel II

De inwerkingtreding van deze regeling is gekoppeld aan de inwerkingtreding van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen, houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers en overleden kinderen.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Naar boven