Wijziging van het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962, Staatscourant 2016-59049

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 12 oktober 2023, nr. 2023-22890.

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 2016, 59049) laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2016, nr. 2016-188319 (Stcrt. 2017, 765). De wijziging betreft onderdeel 2.1, waarbij de goedkeuring voor het in mindering brengen van de verschuldigde inkomstenbelasting ter zake van de niet tijdig opgelegde (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting in box 3 is geactualiseerd en wordt vernummerd onder onderdeel 2.1A. In onderdeel 2.1B wordt een goedkeuring toegevoegd voor het in mindering brengen in box 3 van de verschuldigde schenkbelasting ter zake van een niet tijdig opgelegde (voorlopige) aanslag schenkbelasting.

ARTIKEL I

Het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 2016-59049), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2016, nr. 2016-188391 (Stcrt. 2017, 765), wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel 2.1 komt te luiden:

2.1A Tijdig verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en box 3

Met uitzondering van erfbelastingschulden zijn belastingschulden geen schulden in box 3 (artikel 5.3, derde lid, onderdelen c en d, van de Wet IB 2001). Een belastingplichtige kan de eventuele nadelige gevolgen van deze regel voor inkomstenbelastingschulden voorkomen door tijdig een verzoek voor een (nadere) voorlopige aanslag of een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum van box 3 te betalen.

Een verzoek of een aangifte is tijdig als:

  • a. het verzoek om een (nadere) voorlopige aanslag acht weken voor het einde van het kalenderjaar schriftelijk of digitaal is ingediend, of

  • b. de aangifte dertien weken voor het einde van het kalenderjaar is ingediend.

Na het tijdig indienen van een verzoek of een aangifte kan het voorkomen dat verwerking door de inspecteur meer tijd in beslag neemt dan gebruikelijk is. De (nadere) voorlopige aanslag naar aanleiding van het verzoek of de aangifte kan dan op een zodanig tijdstip worden vastgesteld dat de belastingplichtige daardoor redelijkerwijs niet in staat is om nog voor de peildatum van box 3 te betalen.

Goedkeuring

Voor die situatie keur ik het volgende goed. Het bedrag dat op de niet tijdig opgelegde (nadere) voorlopige aanslag is betaald, behoort op de peildatum niet tot de waarde van de banktegoeden in box 3. Dat bedrag is gebaseerd op de volgens het verzoek of de aangifte op te leggen (nadere) voorlopige aanslag, maar bedraagt ten hoogste het bedrag dat uiteindelijk op de aanslag is verschuldigd.

Toelichting

Omdat belastingschulden niet in aanmerking worden genomen als schulden in box 3 en de betaling van de verschuldigde inkomstenbelasting altijd wordt voldaan vanuit banktegoeden, is voor een geslaagd beroep op de goedkeuring vereist dat op de betreffende peildatum (voldoende) banktegoeden aanwezig zijn.

De belastingplichtige kan de goedkeuring toepassen door in de aangifte inkomstenbelasting de waarde van de banktegoeden in box-3 op de peildatum te verminderen met (maximaal) het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting op grond van de (nadere) voorlopige aanslag. De vermindering mag er niet toe leiden dat de waarde van de banktegoeden op een negatief bedrag uitkomt.

Als de aanslag inkomstenbelasting over het betrokken kalenderjaar al is opgelegd, kan de inspecteur de goedkeuring op schriftelijk of digitaal verzoek van de belastingplichtige uitvoeren door een vermindering van de aanslag.

2.1B Tijdige aangifte schenkbelasting en box 3

Met uitzondering van erfbelastingschulden zijn belastingschulden geen schulden in box 3 (artikel 5.3, derde lid, onderdelen c en d, van de Wet IB 2001). De belastingplichtige kan de eventuele nadelige gevolgen van deze regel voor schenkbelastingschulden voorkomen door gelijk na de schenking aangifte schenkbelasting te doen en de daaropvolgende (voorlopige) aanslag voor de peildatum van box 3 te betalen.

De Belastingdienst heeft minimaal acht weken nodig om een aangifte schenkbelasting te behandelen.

Het kan echter voorkomen dat een aangifte schenkbelasting ondanks dat die uiterlijk acht weken voor het eind van het kalenderjaar van schenking is ingediend, op een zodanig laat tijdstip wordt gevolgd door een (voorlopige) aanslag schenkbelasting dat de belastingplichtige daardoor redelijkerwijs niet in staat is om nog voor de peildatum van box 3 de verschuldigde schenkbelasting te betalen. Omdat de verschuldigde schenkbelasting op de peildatum nog tot de bezittingen in box 3 behoort, kan dit ertoe leiden dat belastingplichtigen inkomstenbelasting hierover moeten betalen. Ik vind het ongewenst dat vertragingen in de aanslagregeling schenkbelasting tot gevolg kunnen hebben dat belastingplichtigen meer inkomstenbelasting verschuldigd zijn.

Goedkeuring

Voor die situatie keur ik het volgende goed. Het bedrag van de niet tijdig opgelegde (voorlopige) aanslag schenkbelasting behoort op de peildatum niet tot de waarde van de banktegoeden in box 3.

Toelichting

Omdat belastingschulden niet in aanmerking worden genomen als schulden in box 3 en de betaling van de verschuldigde schenkbelasting altijd wordt voldaan vanuit banktegoeden, is voor een geslaagd beroep op de goedkeuring vereist dat op de betreffende peildatum (voldoende) banktegoeden aanwezig zijn.

De belastingplichtige kan deze goedkeuring toepassen door in het verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting dan wel de aangifte inkomstenbelasting de waarde van zijn banktegoeden in box 3 op de peildatum te verminderen met (maximaal) het bedrag van de verschuldigde schenkbelasting zoals dat uit de aangifte schenkbelasting volgt. De vermindering mag er niet toe leiden dat de waarde van de banktegoeden op een negatief bedrag uitkomt.

Als de aanslag inkomstenbelasting over het betrokken kalenderjaar al is opgelegd, kan de inspecteur de goedkeuring op schriftelijk of digitaal verzoek van de belastingplichtige uitvoeren door een vermindering van de aanslag.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 12 oktober 2023

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

In artikel I wordt onderdeel 2.1 uitgebreid met een goedkeuring voor verrekening van schenkbelastingschulden met banktegoeden in box 3. In samenhang hiermee krijgt de bestaande goedkeuring voor (nadere) voorlopige aanslagen inkomstenbelasting als aanduiding ‘2.1A’. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in dit subonderdeel enkele technische verfijningen aan te brengen, onder meer verband houdende met de per 1 januari 2023 geldende systematiek voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.

Naar boven