Inkomstenbelasting. Inkomen uit sparen en beleggen (box 3), wijziging van het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

20 december 2016

nr. 2016-188319

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 59049). De wijziging betreft een goedkeuring inzake de toerekening van schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016.

ARTIKEL I

Het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 59049) wordt als volgt gewijzigd:

A

In de cursief weergegeven aanhef wordt na de tweede zin de volgende zin toegevoegd:

Tevens bevat het besluit een goedkeuring voor het toerekenen van schulden die deel uitmaken van een zogenoemde algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016.

B

Aan onderdeel 1 wordt in de tweede alinea na het tweede gedachtestreepje een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

  • Onderdeel 3.3 bevat een goedkeuring voor de toerekening van schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016 (dit onderdeel is toegevoegd bij besluit van 20 december, nr. 2016-188319).

C

Aan onderdeel 3 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

3.3 Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust voor de jaren 2012 tot en met 2016

In vruchtgebruiksituaties die krachtens bepaalde erfrechtelijke verkrijgingen zijn ontstaan, wordt bij de langstlevende ouder (vruchtgebruiker) de volledige waarde van de goederen in aanmerking genomen (artikel 5.4, vijfde lid, van de Wet IB 2001). De waarde van de bloot eigendom behoort niet tot de bezittingen voor box 3 (artikel 5.4, derde lid, van de Wet IB 2001). Doel hiervan is aan te sluiten bij de maatschappelijke realiteit in erfrechtelijke situaties door de (forfaitaire) inkomsten uit het nagelaten vermogen te belasten bij degene die over de inkomsten kan beschikken. Tot een nalatenschap waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen ook schulden behoren. Deze schulden maken evenals de goederen deel uit van een zogenoemde algemeenheid waarop een vruchtgebruik is gevestigd. Met ingang van 2017 worden daarom de goederen en de schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van deze algemeenheid voor box 3 gelijk behandeld (artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001). Dit betekent dat ook de volledige waarde van de schulden bij de vruchtgebruiker in aanmerking wordt genomen in box 3. Voor de jaren voorafgaand aan 2017 blijft het verschil in behandeling bestaan. Dat leidt tot een onwenselijke uitkomst. Daarom wil ik belastingplichtigen de mogelijkheid bieden om ook in de jaren 2012 tot en met 2016 gebruik te maken van de regeling van artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 zoals deze geldt vanaf 1 januari 2017.

Goedkeuring

Met inachtneming van de termijn voor ambtshalve vermindering keur ik met toepassing van de hardheidsclausule voor de jaren 2012 tot en met 2016 het volgende goed. Ook schulden voor zover die toebehoorden aan de erflater en die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust, kunnen volledig bij de vruchtgebruiker in aanmerking worden genomen. De bloot eigenaar(s) word(t)en dan niet belast voor de bloot eigendom. Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

Voorwaarden

  • a. De vruchtgebruiker en de bloot eigenaar(s) doen gezamenlijk schriftelijk het verzoek om toepassing van deze goedkeuring bij de inspecteur van de vruchtgebruiker.

  • b. De uitkomst is gelijk aan de uitkomst die zou zijn verkregen als artikel 5.4, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 per 2017 al van toepassing was in de jaren 2012 tot en met 2016.

  • c. Het verzoek geldt voor het gehele tijdvak van de jaren 2012 tot en met 2016.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 20 december 2016

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst

Naar boven