Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 oktober 2023, nr. 2023-0000521191, tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering onderwijsroute in verband met aanvullende financiële middelen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4 van de Regeling specifieke uitkering onderwijsroute wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 24.000.000’ vervangen door ‘€ 30.884.000’ en ‘€ 9.000.000’ door ‘€ 15.884.000’.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het bedrag voor het kalenderjaar 2023, genoemd in het eerste lid, wordt onder gemeenten verdeeld op basis van het totaal aantal per ultimo 2023 gehuisveste asielstatushouder bij wie in het persoonlijke plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Wet inburgering 2021, de onderwijsroute is vastgelegd en voor wie niet eerder een bedrag is uitgekeerd op basis van deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Algemeen deel

Aanleiding

In de Kamerbrief van 29 juni 20221 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangekondigd voor de jaren 2023 tot en met 2025 aanvullend budget ter hoogte van € 35.000.000 (35 miljoen euro) beschikbaar te stellen voor de onderwijsroute. Dit betekent dat er middelen beschikbaar zijn tot en met 2025 zodat gemeenten gedurende de overbruggingsfase – dus tot in een financiering van de onderwijsroute voor de daaropvolgende jaren is voorzien langdurige – aan hun wettelijke aanbodplicht kunnen voldoen. Deze middelen volgen bovenop de eerdere aanvullende middelen ad. € 24.000.000 (24 miljoen euro) voor de jaren 2022 en 20232. De minister heeft in voornoemde brief voorts aangegeven de verwachting te hebben dat met de extra aanvullende middelen de aanbestedingsprocedures weer hervat kunnen worden waardoor de bestaande infrastructuur behouden blijft.

Voor 2023 geldt derhalve dat er middelen uit drie verschillende geldstromen beschikbaar zijn, namelijk de middelen uit de reguliere specifieke uitkering inburgeringsvoorzieningen, de eerste aanvullende tranche van € 24.000.000 voor de jaren 2022 en 2023 (Regeling specifieke uitkering onderwijsroute) en de tweede aanvullende tranche ad. € 35.000.000 voor de jaren 2023 tot en met 2025. Om voor gemeenten de verantwoording te vereenvoudigen en daarmee uitvoerbaar te maken, is gekozen om een deel van de middelen uit de tweede aanvullende tranche toe te voegen aan de Regeling specifieke uitkering onderwijsroute. Dit betreft een bedrag van € 6.000.000. Sinds de verzending van de eerdergenoemde Kamerbrief is het budget voor de specifieke uitkering onderwijsroute inmiddels bijgesteld als gevolg van veranderingen in loon- en prijsontwikkeling (lpo). Dit resulteert in meer budget ad. € 884.000 voor de onderwijsroute over 2023. De lpo is een gebruikelijke index bij de Rijksuitgaven. De index die hiervoor wordt gebruikt is gebaseerd op de CPB-raming van de consumptieve overheidsuitgaven en loonontwikkeling in gemeenten. Het budget voor 2023 wordt met de onderhavige wijzigingsregeling dan ook verhoogd met in totaal € 6.884.000. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de reeds beschikbare € 9.000.000, zodat voor het jaar 2023 een totaalbudget van € 15.884.000 beschikbaar is. Het totaalbudget voor 2023 ligt in lijn met de uit te keren bedragen in 2022 en 2024.

Voorafgaand aan de ophoging van het budget heeft overleg plaatsgevonden met de VNG. Aangezien alleen sprake is van een ophoging van het budget in een bestaande regeling wordt een uitvoeringstoets niet noodzakelijk geacht.

Grondslag wijziging

De financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is geregeld in de Financiële-verhoudingswet (Fvw). De (algemene) delegatiegrondslagen voor het regelen van een specifieke uitkering zijn opgenomen in artikel 17. Omdat de financiële verplichtingen voor gemeenten door de ophoging van het budget niet beperkt blijven tot één begrotingsjaar is de gegeven grondslag in het vijfde lid van artikel 17 Fvw niet adequaat. Daarom wordt in deze wijzigingsregeling gebruik gemaakt van het tweede lid van artikel 17. Dat biedt in samenhang met artikel 4:23, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, de mogelijkheid om, vooruitlopend op de totstandkoming van een wettelijke grondslag, een ministeriële regeling vast te stellen. Dit kan alleen mits binnen een jaar na vaststelling van de regeling het wetsvoorstel, dat de wettelijke grondslag creëert, aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In dit geval zal de formele grondslag opgenomen worden in de Wet inburgering 2021.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met de onderhavige wijziging van artikel 4, eerste lid, wordt de hoogte van het uit te keren totaalbedrag voor 2023 verhoogd met € 6.884.000 naar in totaal € 15.884.000, in plaats van de eerder beschikbaar gestelde € 9.000.000.

Met de wijziging van het derde lid van artikel 4 wordt de verdeling van de middelen aangepast, zodat de verdeling plaats zal vinden op basis van:

  • het totaal aantal gehuisveste asielstatushouders bij wie in het persoonlijke plan inburgering en participatie (PIP) de onderwijsroute als leerroute is vastgelegd;

  • ultimo 2023 woonachtig was in desbetreffende gemeente; en

  • voor wie niet eerder een bedrag is uitgekeerd in het kader van de Regeling specifieke uitkering onderwijsroute.

Deze wijziging is doorgevoerd om te voorkomen dat gemeenten geen middelen ontvangen voor inburgeringsplichtigen die in het kalenderjaar 2022 in de betreffende gemeente waren gehuisvest, maar wiens PIP met de onderwijsroute als leerroute niet in 2022 was vastgelegd. Dat geldt ook voor inburgeringsplichtigen die in het kalenderjaar 2023 zijn gehuisvest, maar wiens PIP met de onderwijsroute reeds in 2022 was vastgelegd.Immers, onder de oude situatie viel men onder het tweede of derde lid op het moment dat de onderwijsroute was vastgelegd in het PIP in hetzelfde jaar als het jaar van huisvesting in de gemeente én ultimo dat kalenderjaar nog in de gemeente gevestigd was. Het is niet noodzakelijk het geval dat huisvesting en vastlegging van het PIP in hetzelfde jaar plaatsvindt. Met deze wijziging is het voor gemeenten gunstig dat zij in deze situatie wel de uitkering ontvangen voor alle inburgeraars in de onderwijsroute, zoals bedoeld in deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023. Terugwerkende kracht is begunstigend voor gemeenten omdat zij hiermee een beroep kunnen doen op de specifieke uitkering voor de uitgaven die zij vanaf 1 januari 2023 hebben gedaan.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/2022, 32 824, nr. 364.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/2022, 32 824, nr. 350.

Naar boven