32 824 Integratiebeleid

Nr. 350 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2021

Met mijn brief van 12 oktober jl.1 informeerde ik uw Kamer over het constructieve, maar nog lopende bestuurlijk overleg met VNG en de MBO Raad, NRTO, VSNU, VH, UAF en Divosa over de knelpunten van de onderwijsroute. Dit overleg is op 8 november jl. afgerond en ik kan uw Kamer, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeren over de uitkomst ervan. Samen met de partners is een werkbare oplossing gevonden voor de korte termijn, die wordt opgevolgd door een snelle uitwerking van de borging op de langere termijn.

Na signalen van gemeenten en onderwijskoepels over de inkoop en bekostiging van de onderwijsroute, heb ik deze zomer een onderzoek laten uitvoeren naar de kostenopbouw van deze leerroute. Over een zo goed mogelijke start van de onderwijsroute, in het bijzonder voor jongeren, is met alle partners overeenstemming bereikt; voor 2022 is het financiële knelpunt voor de instroom daarmee in ieder geval opgelost. Het gezamenlijke voorstel van de VNG en de MBO Raad, gesteund door de betrokken partners, is daarbij het vertrekpunt geweest (zie bijlage).

Samengevat gaat het om de volgende afspraken:

  • 1. Centrumgemeenten van arbeidsmarktregio’s ontvangen extra budget in 2022 en 2023 om er op regionaal niveau voor te zorgen dat het aanbod voor de onderwijsroute op korte termijn tot stand komt. Het gaat om een bedrag van € 15 miljoen in 2022 en € 9 miljoen in 2023, uit te keren via een specifieke uitkering (SPUK). De dekking ervan is gevonden binnen de SZW-begroting.

  • 2. Met het extra budget is het mogelijk dat in ieder geval de groep die in 2022 inburgeringsplichtig wordt kan instromen in de onderwijsroute, zo is de verwachting. De VNG, MBO Raad, VH en VSNU zetten zich maximaal in om een landelijk dekkend aanbod van onderwijsroutes te organiseren, waarbij de onderwijskoepels zich inspannen voor plaatsingsgarantie in een passende vervolgopleiding. Binnen het landelijk dekkend aanbod kunnen ook de private onderwijsinstellingen een rol spelen. Zij kunnen onder andere als «onderaannemers» voor publiek bekostigde onderwijsinstellingen fungeren, bijvoorbeeld voor het verzorgen van taalonderwijs.2

  • 3. Gemeenten en onderwijsinstellingen hebben mij overtuigd van de urgentie om binnen afzienbare tijd, maar uiterlijk voorjaar 2022, duidelijkheid te geven over hoe het meerjarige budgettaire kader van de onderwijsroute eruitziet, zodat de continuïteit van de onderwijsroute geborgd is. Samen met de partners ga ik aan de slag met de uitwerking van manieren waarop de onderwijsroute financieel en organisatorisch het beste structureel kan worden geborgd (zie ook onder «Structurele oplossing»). Vervolgens is het aan het nieuwe kabinet om hierover nadere afspraken te maken.

  • 4. Omdat de onderwijsroute in de meeste regio’s waarschijnlijk pas in de zomer van 2022 kan starten, is met betrokken partijen afgesproken dat gemeenten inburgeraars – waar mogelijk – hun onderwijs in de entreeopleiding, internationale schakelklassen (ISK-en) en huidige trajecten naar het hoger onderwijs tot eind van schooljaar 2021 – 2022 laten voortzetten. De gezamenlijke inzet is dat inburgeraars die in aanmerking komen voor de onderwijsroute niet tussen wal en schip vallen. In de komende weken worden, samen met alle partners afspraken over deze groep – waaronder over bijvoorbeeld de verlenging van de inburgeringstermijnen – nader uitgewerkt.

Structurele oplossing

Uit het AEF-onderzoek valt op te maken dat de onderwijsroute waarschijnlijk voornamelijk door publiek bekostigde onderwijsinstellingen zal worden verzorgd. Private onderwijsinstellingen zijn van oorsprong vaak gericht op taalonderwijs en missen de benodigde infrastructuur om andere vakken aan te bieden, aldus het rapport. Wel noemt ook het rapport de mogelijkheid van samenwerking, waarbij private onderwijsinstellingen «onderaannemer» voor publiek bekostigde instellingen zijn.3 Gezien voorgaande, wil ik in ieder geval goed onderzoeken of en op welke manier de onderwijsroute een wettelijke taak van de publiek bekostigde onderwijsinstellingen kan worden. Uitgangspunt daarbij is dat gemeenten en onderwijsinstellingen streven naar een duurzame relatie, die uitgaat van de regierol van gemeenten in het nieuwe inburgeringsstelsel. Ook andere vraagstukken die naar voren zijn gekomen, zoals de financiering van reiskosten4, het volgen van de onderwijsroute door gezinsmigranten5 en eventuele juridische of financiële problemen die voortvloeien uit reeds afgeronde aanbestedingstrajecten, zal ik daarbij meenemen. Vanzelfsprekend werk ik de structurele borging in nauwe samenwerking met de VNG en de MBO Raad, NRTO, VSNU, VH, UAF en Divosa uit.

Samenwerking met de partners

Het is belangrijk dat de partners met vragen naar aanleiding van de gemaakte afspraken te allen tijde bij de departementen van SZW en OCW terecht kunnen. Voor de praktische vragen die zij hebben, heb ik afgesproken om gezamenlijk te zorgen voor goede voorlichting, zodat veel gestelde vragen adequaat worden beantwoord en maximaal werk wordt gemaakt van kennisdeling. Over de (technische) uitwerking van een aantal aspecten van de afspraken, wordt het overleg op ambtelijk niveau voortgezet en binnen afzienbare tijd afgerond. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over aspecten die raken aan (lopende) aanbestedingen.

In mijn rol als stelselverantwoordelijke zal ik de voortgang monitoren en met de betrokken partners overleg voeren over eventuele onverwachte issues die zich voordoen. Ik heb er alle vertrouwen in dat met deze afspraken en werkwijze we met elkaar in staat zijn de impasse die rond de onderwijsroute is ontstaan, te doorbreken.

Tot slot

Alle partners die hebben meegewerkt aan de oplossing van de knelpunten rondom de onderwijsroute ben ik erkentelijk voor hun inzet. De onderwijsroute is immers een belangrijke springplank voor vooral jonge statushouders om goed mee te komen op de arbeidsmarkt en voor hun verdere integratie in de Nederlandse samenleving.

Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 32 824, nr. 348.

X Noot
2

Dit is toegestaan zolang de publiek bekostigde onderwijsinstelling zich daarbij aan thema 1 van de notitie Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie uit 2004 houdt.

X Noot
3

Dit is toegestaan zolang de publiek bekostigde onderwijsinstelling zich daarbij aan thema 1 van de notitie Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie uit 2004 houdt.

X Noot
4

Voor reiskosten wordt momenteel vanuit het rijk geen financiering beschikbaar gesteld. Deze kunnen door gemeenten worden gefinancierd vanuit de Bijzondere Bijstand, maar gemeenten zijn niet verplicht om dit te doen.

X Noot
5

Voor gezinsmigranten blijft in het nieuwe inburgeringsstelsel de inburgeringslening van kracht. De omvang van de lening verhoudt zich echter niet goed tot de kosten van de onderwijsroute zoals in kaart gebracht door AEF.

Naar boven