Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 september 2023, nr. IENW/BSK-2023/266714, houdende vaststelling van regels wat betreft de compensatie van eigenaren en gebruikers van bijzondere bromfietsen van het merk Stint voor schade die samenhangt met de schorsing en intrekking van de aanwijzing van dit voertuig (Beleidsregel compensatie eigenaren en gebruikers Stint)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aangewezen type:

het type bijzondere bromfiets, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, van het merk Stint met een elektromotor DC 800 Watt dat bij het aanwijzingsbesluit door de Minister is aangewezen voor toelating tot het verkeer op de weg;

aanschafprijs:

aanschafprijs van Stint of startset vermeld op de aankoopfactuur van die aanschaf of ander bewijsstuk als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder d, inclusief BTW;

aanvrager:

de gebruiker die op grond van deze beleidsregel een aanvraag heeft ingediend;

aanwijzingsbesluit:

beschikking van de Minister van 14 november 2011 (Stcrt. 2012, 6543) waarbij het aangewezen type door de Minister is aangewezen voor toelating tot het verkeer op de weg;

compensatie:

schadevergoeding vanwege het onrechtmatige aanwijzingsbesluit of tegemoetkoming in de schade vanwege het niet meer kunnen gebruiken van een niet aangewezen type, bestaande uit waardevermindering of gevolgschade;

gebruiker:

particulier of onderneming die op de datum van in werking treden van het schorsingsbesluit aantoonbaar een Stint of startset in eigendom of feitelijk in gebruik had, niet zijnde de fabrikant, c.q. houder van de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets of een leasemaatschappij;

gevolgschade:

nadeel dat is ontstaan voor gebruikers vanwege het in werking treden van het schorsingsbesluit gedurende een periode waarin onzekerheid bestond over de intrekking van het aanwijzingsbesluit en het omschakelen naar alternatieven voor de Stint, waardoor kosten moesten worden gemaakt voor vervangend vervoer of extra personeelskosten;

intrekkingsbesluit:

beschikking van de Minister van 5 februari 2019, in werking getreden op 6 februari 2019 (Stcrt. 2019, 6066), waarbij het aanwijzingsbesluit is ingetrokken;

Minister:

de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

niet-aangewezen type:

alle typen van het merk Stint die na het aanwijzingsbesluit op de markt zijn gebracht en die afwijken van het aangewezen type;

schorsingsbesluit:

beschikking van de Minister van 1 oktober 2018, in werking getreden op 2 oktober 2018 (Stcrt. 2018, 56871), waarbij het aanwijzingsbesluit tijdelijk is geschorst;

startset:

afzonderlijk als pakket aangeschafte onderdelen van de Stint naast het rijdend chassis, bestaand uit banken, huif, hoezen, lader en accessoires;

Stint:

het aangewezen type en het niet-aangewezen type;

waardevermindering:

schade van de eigenaar bestaande uit de daling van de waarde van de Stint of startset, vanwege het in werking treden van het schorsingsbesluit.

Artikel 2 (Verstrekking en hoogte compensatie)

  • 1. De Minister verstrekt, onder de in artikel 3 genoemde voorwaarden, op aanvraag een compensatie aan de aanvrager:

    • a. die op de datum van inwerkingtreding van het schorsingsbesluit een Stint inclusief startset in eigendom had, vanwege waardevermindering van de Stint inclusief startset, per Stint inclusief startset ter hoogte van een bedrag berekend als percentage van de aanschafprijs vermeld op de aankoopfactuur zoals vermeld in Bijlage I, te verminderen met een restwaarde van € 605,–;

    • b. die op de datum van in werking treden van het schorsingsbesluit uitsluitend een startset in eigendom had, vanwege waardevermindering van de startset, per startset ter hoogte van een bedrag berekend als percentage van de aanschafprijs vermeld op de aankoopfactuur zoals vermeld in Bijlage I;

    • c. die op de datum van in werking treden van het schorsingsbesluit een Stint feitelijk in gebruik had op grond van eigendom of een lease- of huur(koop)overeenkomst en gevolgschade heeft geleden, vanwege gevolgschade, per Stint ter hoogte van € 3.500,- (vijfendertighonderd euro).

  • 2. De Minister verstrekt, onder de in artikel 3 genoemde voorwaarden, op aanvraag een compensatie aan de aanvrager, die om compensatie vraagt vanwege een aangewezen type, indien de geleden schade aantoonbaar hoger is dan het totale bedrag bepaald op grond van het eerste lid, ter hoogte van die aangetoonde schade, voor zover deze op grond van afdeling 10, titel 1, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden vergoed.

  • 3. In geval van een aanvraag om compensatie vanwege een aangewezen type wordt het compensatiebedrag verhoogd met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, vanaf 2 oktober 2018.

  • 4. De Minister verstrekt voor andere schade dan bedoeld in het eerste tot en met derde lid van deze bepaling geen compensatie.

Artikel 3 (Voorwaarden compensatie)

De aanvrager komt voor een compensatie in aanmerking uitsluitend onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager daadwerkelijk schade heeft geleden bestaande uit in voorkomend geval waardevermindering of gevolgschade;

  • b. de aanvrager die een aanvraag indient voor compensatie vanwege gevolgschade, op de datum van in werking treden van het schorsingsbesluit de Stint of startset aantoonbaar feitelijk in gebruik had op grond van eigendom of een lease- of huur(koop)overeenkomst;

  • c. de waardevermindering of gevolgschade niet door een verzekering of op andere wijze is of wordt vergoed, of de vordering van de aanvrager anderszins teniet is gegaan of is overgedragen; en

  • d. de aanvrager, die om compensatie vraagt vanwege een niet aangewezen type, de akte van cessie, bedoeld in bijlage II, volledig ingevuld toezendt waarmee de aanvrager zijn vorderingen op derden, niet zijnde de Staat der Nederlanden, tot vergoeding van de waardevermindering of gevolgschade als gevolg van het niet kunnen gebruiken van een Stint of startset, ter hoogte van het bedrag dat op grond van deze beleidsregel wordt gecompenseerd, zal overdragen aan de Staat der Nederlanden.

Artikel 4 (Indienen aanvraag)

  • 1. Een aanvraag voor een compensatie als bedoeld in artikel 2, wordt ingediend bij de Minister, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door de Minister vastgestelde formulier dat elektronisch beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Een aanvraag wordt elektronisch of schriftelijk ingediend op de wijze zoals bepaald in het aanvraagformulier als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een aanvraag omvat in ieder geval:

    • a) de naam en het adres van de aanvrager;

    • b) in geval van een rechtspersoon, de volledige naam van de rechtspersoon zoals vermeld in het register van de Kamer van Koophandel, namens welke rechtspersoon de aanvraag wordt ingediend;

    • c) in geval van een rechtspersoon, het nummer dat is toegekend aan de onderneming bij de inschrijving in de Kamer van Koophandel;

    • d) een kopie van de op de Stint of startset betrekking hebbende gedateerde aankoopfactuur, leaseovereenkomst of huur(koop)overeenkomst, waaruit blijkt het type Stint en, in geval van een koopovereenkomst de aanschafprijs inclusief BTW. Indien het sluiten van deze overeenkomst dateert van langer dan zeven jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel en de overeenkomst of factuur niet meer voorhanden is, kan een ander bewijsstuk worden overgelegd ten bewijze van het bestaan van deze overeenkomst, het type Stint en de aanschafprijs;

    • e) een naar waarheid volledig ingevuld aanvraagformulier, waarbij tevens is verklaard dat aan de voorwaarden voor compensatie als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel is voldaan;

    • f) in geval een aanvrager tevens eigenaar van een Stint is, een kopie van de verzekeringspolis of bewijs van premiebetaling waaruit blijkt dat er voor de Stint waarvoor compensatie wordt aangevraagd, op de dag van in werking treden van het schorsingsbesluit door de aanvrager een motorrijtuigenverzekering was afgesloten;

    • g) indien van toepassing de gegevens met betrekking tot een verkregen vergoeding van de waardevermindering of gevolgschade op grond van een verzekeringsovereenkomst of op andere wijze verkregen;

    • h) in geval van een aanvraag om compensatie vanwege een niet-aangewezen type, de volledig ingevulde en ondertekende akte van cessie, bedoeld in bijlage II. De akte wordt door de aanvrager handgeschreven ondertekend en zowel digitaal als per post toegezonden aan de Minister, op de wijze zoals bepaald in het aanvraagformulier als bedoeld in het eerste lid.

    • i) het Nederlands bankrekeningnummer van de onderneming of particulier die de aanvraag indient en waarop het bedrag aan compensatie kan worden gestort;

    • j) indien van toepassing bewijsstukken waarmee aangetoond wordt dat sprake is van hogere schade als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 4. Een aanvraag kan ik elk geval worden afgewezen indien:

    • a) de aanvraag of aanvrager niet voldoet aan de in deze beleidsregel gestelde eisen;

    • b) redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat sprake is van opzettelijke misleiding om voordeel te verkrijgen in strijd met deze beleidsregel; of

    • c) de aanvraag is ontvangen na de datum waarop een aanvraag om een compensatie uiterlijk kan worden ingediend, als bedoeld in artikel 5.

Artikel 5 (Aanvraagperiode)

Een aanvraag om een compensatie kan worden ingediend van 16 oktober 2023 tot en met uiterlijk 15 januari 2024.

Artikel 6 (Besluit)

  • 1. De Minister besluit binnen acht weken na het verstrijken van de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 5 of een compensatie wordt verstrekt. Bij een aanvraag als bedoeld artikel 2, tweede lid, besluit de Minister binnen een redelijke termijn na het verstrijken van de aanvraagperiode.

  • 2. De Minister kan de beslissing bedoeld in het eerste lid, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 (Informatieverplichting)

De aanvrager verstrekt op verzoek of uit eigen beweging alle inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn voor de uitvoering en besluitvorming op grond van deze beleidsregel en verleent ook overigens de medewerking die redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8 (Wijziging, intrekking en terugvordering)

  • 1. De Minister kan een besluit tot verstrekking van een compensatie wijzigen of intrekken indien:

    • a) de aanvrager aan wie een compensatie is verstrekt onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een compensatie geheel dan wel ten dele ten onrechte is verstrekt;

    • b) de aanvrager niet blijkt te voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 3; of

    • c) het besluit tot verstrekking van een compensatie anderszins onjuist dan wel deels was en de aanvrager dat wist of behoorde te weten;

  • 2. De Minister vordert het bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.

Artikel 9 (Inwerkingtreding)

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 10 (Citeertitel)

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel compensatie eigenaren en gebruikers Stint.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE I. TABEL COMPENSATIE VOOR WAARDEVERMINDERING ALS PERCENTAGE VAN DE AANSCHAFPRIJS VERMELD OP DE AANKOOPFACTUUR (BIJLAGE BEHOREND BIJ ARTIKEL 2 VAN DE BELEIDSREGEL COMPENSATIE EIGENAREN EN GEBRUIKERS STINT)

Bijlage I: Tabel waardevermindering als percentage van de aanschafprijs vermeld op de aankoopfactuur

Datum aankoopfactuur

waardevermindering als percentage van de aanschafprijs vermeld op de aankoopfactuur

Van

Tot en met

Stint inclusief startset

Uitsluitend startset

1-1-2018

En verder

100%

100%

1-1-2017

31-12-2017

82,10%

80%

1-1-2016

31-12-2016

64,20%

60%

1-1-2015

31-12-2015

46,30%

40%

1-1-2014

31-12-2014

28,40%

20%

Voor

31-12-2013

10,40%

0%

BIJLAGE II: AKTE VAN CESSIE

Akte van Cessie

Overdracht van schadevordering aan de Staat der Nederlanden

Referentienummer: ...

[uniek nummer gelijk aan nummer gekoppeld aan elektronische aanvraag]

ONDERGETEKENDE(N):

[aanvraag particulier:]

  • 1. ...

[naam voluit: initialen en achternaam, van persoon die de aanvraag indient]

[of aanvraag namens rechtspersoon:]

  • 1. ...

[bij zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid, naam voluit: initialen en achternaam, van persoon die volgens KvK-register zelfstandig bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen, namens welke rechtspersoon de aanvraag wordt ingediend],

  • 2. ...

[bij gezamenlijke vertegenwoordigingsbevoegdheid, naam voluit: initialen en achternaam, van persoon die volgens KvK-register tezamen met naam 1 bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen, namens welke de aanvraag wordt ingediend],

[bij aanvraag namens rechtspersoon:]

handelend als rechtsgeldig vertegenwoordiger(s) van

...

[naam rechtspersoon zoals vermeld in KvK register, namens welke de aanvraag wordt ingediend]

OVERWEGENDE HET VOLGENDE:

  • A. Ondergetekende(n) heeft/hebben schade geleden als gevolg van het niet kunnen gebruiken van een of meerdere Stint(s) van een niet aangewezen type als bedoeld in de Beleidsregel compensatie eigenaren en gebruikers Stint (Stcrt. 2023, nr. 27085, hierna: de Beleidsregel).

  • B. Ondergetekende(n) heeft/hebben vanwege het niet kunnen gebruiken van een of meerdere Stint(s) van een niet aangewezen type (mogelijke) vorderingen op derden, niet zijnde de Staat der Nederlanden, tot vergoeding van schade (waardevermindering en gevolgschade als bedoeld in de Beleidsregel) (hierna: de Vorderingen).

  • C. Ondergetekende(n) heeft/hebben bij de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) een aanvraag voor compensatie van die schade ingediend op grond van de Beleidsregel.

  • D. Waar ondergetekende(n) om compensatie van schade vraagt/vragen voor Stint(s) van een niet aangewezen type, dient/dienen ondergetekende(n) als tegenprestatie voor de toe te kennen compensatie op grond van artikel 3 onder d van de Beleidsregel zijn/hun Vorderingen tot het beloop van de nog toe te kennen compensatie aan de Staat over te dragen.

CESSIE:

Onder de opschortende voorwaarde dat aan ondergetekende(n) compensatie door de Staat wordt toegekend op grond van de Beleidsregel, draagt/dragen ondergetekende(n) de Vorderingen over aan de Staat tot het beloop van de nog toe te kennen compensatie door de Staat.

VERKLAART/VERKLAREN ALS VOLGT:

Ondergetekende(n) geeft/geven de Staat (voor deze, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat) toestemming om aan de onder B bedoelde derden mededeling te doen van de overdracht van de Vorderingen.

Ondergetekende(n) geeft/geven hierbij de Staat (voor deze, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat) volmacht om een eventuele verjaring van de Vorderingen namens ondergetekende(n) te stuiten. Deze volmacht laat onverlet dat ondergetekende(n) zelf verantwoordelijk is/zijn om te voorkomen dat hun Vorderingen verjaren. Voor zover de Staat de verjaring van de Vorderingen al namens ondergetekende(n) heeft gestuit op het moment van totstandkomen van deze cessie-akte, bekrachtigt/bekrachtigen ondergetekende(n) hierbij die stuiting door de Staat namens ondergetekende(n).

Aldus opgemaakt en getekend:

Ondergetekende 1

Ondergetekende 2

   

Naam:

Naam:

   

Plaats:

Plaats:

   

Datum:

Datum:

TOELICHTING

Algemeen

Deze beleidsregel biedt een grondslag om compensatie te verstrekken aan eigenaren en gebruikers van bijzondere bromfietsen van het merk Stint voor schade die samenhangt met de schorsing en intrekking van de aanwijzing van dit voertuig, dat was aangewezen op basis van artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994.

Het ongeluk met een Stint op 20 september 2018 heeft een enorm verlies veroorzaakt bij de betrokken families. Naar aanleiding van eerste verkennende onderzoeken na het ongeval rezen er twijfels over de veiligheid van de Stint. Daarop besloot de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op 1 oktober 2018 om de Stint in afwachting van verder onderzoek uit voorzorg van de weg te halen door middel van het schorsen van de aanwijzing van de Stint type 800 Watt. Op 13 december 2018 werden aanvullende onderzoeken bekendgemaakt. Hieruit bleek dat de toenmalige Stint niet veilig was. De Minister kondigde op die datum aan dat de aanwijzing van de Stint uit 2011 definitief zou worden ingetrokken. Bij besluit van 5 februari 2019 is het aanwijzingsbesluit van de Stint ingetrokken.

Over bovengenoemde besluiten zijn meerdere procedures gevoerd. Bij brief van 15 april 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het hoger beroep dat is ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland in de zaak over het schorsingsbesluit en het intrekkingsbesluit van de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) heeft op 22 december 2021 in hoger beroep geoordeeld dat de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets terecht door de Minister is ingetrokken om veiligheidsredenen.1

De ABRvS oordeelde daarnaast dat het aanwijzingsbesluit alleen betrekking had op de Stint met een motorvermogen van 800 Watt. Er zijn na die aanwijzing in 2011 echter onder meer ook Stints met een motorvermogen van 1200 Watt op de markt gebracht. Deze 1200 Watt Stints vielen volgens de ABRvS niet onder de aanwijzing van de 800 Watt Stint. De technische wijzigingen van de 800 Watt Stint naar de 1200 Watt Stint zijn niet aan de Minister voorgelegd door de fabrikant waardoor de Minister de veiligheidsaspecten nooit heeft kunnen beoordelen, terwijl dergelijke wijzigingen ertoe kunnen leiden dat het oordeel over de veiligheid anders uitvalt. Keuring na wijziging is een gebruikelijke werkwijze bij alle soorten motorvoertuigen. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat alleen gekeurde (aangewezen) voertuigen op de weg rijden.

Bij de toelating van het aangewezen type met 800 Watt vermogen in 2011 zijn door de Minister fouten gemaakt. TNO heeft in december 2018 ook vastgesteld dat deze Stint niet had mogen worden toegelaten.2 Hiervoor zijn in de Tweede Kamer excuses gemaakt in het debat naar aanleiding van het rapport ‘Veilig toelaten tot de weg’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid op 30 oktober 2019.

De ABRvS oordeelde in bovengenoemde uitspraak dat is vast komen te staan dat het aanwijzingsbesluit met betrekking tot het aangewezen 800 Watt type uit 2011 onrechtmatig was. De intrekking door de Minister van dit aanwijzingsbesluit moet volgens de ABRvS gezien worden als een rectificatie van eerder door de Minister gemaakte fouten. De als gevolg hiervan geleden schade door de gebruikers en eigenaren van de aangewezen 800 Watt Stint mag niet voor hun rekening worden gelaten. Zij mochten er als gevolg van het aanwijzingsbesluit en de bekendmaking daarvan in de Staatscourant op vertrouwen dat zij met dit type Stint veilig aan het verkeer konden deelnemen. De Minister had volgens de ABRvS al in het intrekkingsbesluit moeten erkennen dat de schade als gevolg hiervan moest worden vergoed en had moeten aankondigen hiervoor een regeling te treffen.

De ABRvS overwoog daarnaast dat de gebruikers van het niet-aangewezen typen (zoals het 1200 Watt type) ook schade hebben geleden. Hoewel dit type Stints nooit door de Minister zijn aangewezen voor toelating tot het verkeer op de weg, hebben zij wel jarenlang deelgenomen aan het verkeer. De ABRvS overwoog dat dit de gebruikers van deze typen Stints niet valt te verwijten. Het was voor de gebruikers niet duidelijk dat slechts één bepaald type Stint was aangewezen voor toelating tot het verkeer. De ABRvS heeft daarbij overwogen dat deze schade (in ieder geval deels) aan handelen van de Minister is toe te rekenen. Tegelijkertijd heeft de ABRvS geen oordeel gegeven over of dat handelen rechtmatig of onrechtmatig was en of er daarom een grondslag voor compensatie/schadevergoeding zou bestaan (en zo ja welke). De ABRvS oordeelde dat zij geen ruimte zag om de Minister (in het kader van de aanhangige procedure) voor deze groep gebruikers te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, maar overwoog wel ten overvloede dat het vanuit maatschappelijk oogpunt niet gewenst is dat gebruikers van verschillende typen Stints verschillende procedurele wegen moeten bewandelen om hun schade vergoed te krijgen. De ABRvS riep de Minister daarom op ook met deze groep gebruikers in overleg te treden en tot een zo integraal mogelijke regeling te komen.

In navolging van de uitspraak van de ABRvS voorziet deze beleidsregel in een integrale regeling voor (een tegemoetkoming in) compensatie van schade voor alle eigenaars en gebruikers van zowel het aangewezen type als de niet-aangewezen typen Stint. Voor het aangewezen type is de Minister daartoe verplicht. De regeling voorziet daarom in volledige schadevergoeding vanwege het onrechtmatige aanwijzingsbesluit. Bij het niet-aangewezen type is een aansprakelijkheid van de Minister niet vastgesteld. De fabrikant heeft dit type zonder de vereiste aanwijzing door de Minister op de markt gebracht. In dit bijzondere geval hecht de Minister er echter aan om, ondanks dat hij hiertoe niet verplicht is op grond van de uitspraak van de ABRvS, voor deze gebruikers de last weg te nemen dat zij zelf moeten proberen hun schade te verhalen. Om deze reden voorziet deze beleidsregel tevens in een tegemoetkoming in de schade vanwege het niet meer kunnen gebruiken van de 1200 Watt Stint, ook al was dat type dus nooit aangewezen. De hoogte van de compensatie is voor beide typen in beginsel gelijk, omdat de Minister beoogt ook voor de gebruikers van het niet-aangewezen type hun schade zoveel mogelijk te compenseren zonder dat zij daartoe zelf onevenredige inspanningen moeten verrichten om die schade te verhalen door weer de Staat of de fabrikant in rechte te betrekken. Omdat het enerzijds niet mogelijk is voor gebruikers om voor dezelfde schade een dubbele vergoeding te ontvangen en de Staat anderzijds de kosten van de compensatie (waarvoor aansprakelijkheid van de Staat niet vaststaat) eventueel deels wil kunnen verhalen op derden die mogelijk (ook) voor de schade aansprakelijk zijn, wordt van de aanvragers van een compensatie in verband met een niet-aangewezen type verlangd dat zij hun vorderingen tot vergoeding van die schade, ter hoogte van het bedrag dat op grond van deze beleidsregel wordt vergoed, overdragen aan de Staat der Nederlanden (cessie). Dit is een standaard werkwijze als één partij (zoals in dit geval de Staat) schade vergoedt mede namens een andere partij.

Juridische grondslagen voor compensatie

Zoals in het algemeen deel is toegelicht, bestaat een relevant onderscheid tussen een aangewezen type en een niet-aangewezen type. Deze worden dan ook afzonderlijk gedefinieerd. Met betrekking tot het aangewezen type heeft de Minister een besluit tot aanwijzing (toelating) daarvan genomen, waarvan later is gebleken dat daarbij fouten zijn gemaakt. Het niet-aangewezen type is niet aan de Minister ter keuring ten behoeve van een aanwijzing voorgelegd, waardoor de Minister de veiligheidsaspecten nooit heeft kunnen beoordelen en daarover ook geen besluit heeft kunnen nemen. De juridische grondslag van de compensatie op grond van deze beleidsregel is voor deze typen dan ook niet dezelfde. Voor het aangewezen type is sprake van een onrechtmatig aanwijzingsbesluit, waarbij uitgangspunt is dat op de Minister de rechtsplicht rust om de volledige schade te vergoeden die het gevolg is van de schorsing en de intrekking van dat aanwijzingsbesluit.

Wat het niet-aangewezen type betreft, staat aansprakelijkheid van de Staat voor de daarmee samenhangende schade niet vast. De compensatie betreft hier daarom een tegemoetkoming in de schade vanwege het niet meer kunnen gebruiken van een niet-aangewezen type. Voor wat betreft de schade die een gevolg is van de vervroegde afschrijving van dit type vormt deze compensatie – net als bij de vergoeding voor het aangewezen type – feitelijk een volledige maar dus onverplichte vergoeding van die schade. Voor wat betreft de eventuele gevolgschade wordt de omvang van de tegemoetkoming op abstracte wijze bepaald, door middel van een forfaitaire vergoeding. De hoogte van de forfaitaire vergoeding is in samenwerking met brancheorganisaties in de sector vastgesteld. Ten behoeve daarvan is op basis van door hen aangeleverde financiële gegevens geanalyseerd welke kostensoorten relevant zijn en wat daarbij een redelijk forfait is. Daarmee zal deze compensatie, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, nog steeds in veel gevallen een volledige vergoeding vormen voor de schade zoals die werkelijk is geleden. Het verschil met de vergoeding voor het aangewezen type is dat er voor het niet-aangewezen type geen grondslag is opgenomen voor vergoeding van eventueel aantoonbare schade die uitstijgt boven de forfaitaire vergoedingen voor de gevolgschade.

Omdat de beleidsregel een integrale regeling betreft voor beide typen komen de beide juridische grondslagen samen in de definitie van ‘compensatie’: schadevergoeding vanwege het onrechtmatige aanwijzingsbesluit voor het aangewezen type of tegemoetkoming in de schade vanwege het niet kunnen gebruiken van een niet-aangewezen type.

Totstandkoming beleidsregel en bestanddelen compensatie

Deze beleidsregel is tot stand gekomen na overleg met de Brancheorganisatie Kinderopvang, Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang en Friesland Lease, een leasemaatschappij die Stints in lease aanbood aan onder meer kinderopvangbedrijven. Doel van dat overleg was om te komen tot een regeling die enerzijds recht doet aan de belangen van betrokken partijen en die anderzijds eenvoudig uitvoerbaar is. Ten behoeve daarvan zijn op basis van een uitvraag van de brancheorganisaties bij kinderopvangbedrijven schadeposten geïnventariseerd, waarna een onafhankelijke verzekeringsdeskundige op verzoek van het ministerie de juistheid en volledigheid van de posten en de omvang daarvan heeft beoordeeld. Daarnaast is overlegd met bovengenoemde leasemaatschappij. Voor het bepalen van de kostensoorten is aangesloten bij de systematiek van de afhandeling van schades met motorvoertuigen, in geval sprake is van ‘van buiten komend onheil’. In die gevallen is sprake van twee kostensoorten, de waardevermindering van het voertuig vanwege het ‘van buiten komend onheil’ (in dit geval de schorsing en latere intrekking van de aanwijzing van de Stint als bijzondere bromfiets) en de kosten voor vervangend vervoer en extra personeel voor een korte periode. De hoogte van de kostenposten is bepaald aan de hand van een beoordeling van een onafhankelijk expert, op basis van gegevens van kinderopvanginstellingen en leasemaatschappij Friesland Lease. Deze beoordeling is aan de brancheorganisaties voorgelegd in het kader van hoor en wederhoor, waarna bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. In dit overleg is geconstateerd dat over de schadeposten en de hoogtes daarvan overeenstemming bestaat.

Waardevermindering

Waardevermindering betreft de schade die is ontstaan doordat een voertuig dat gebruikt kon worden, als gevolg van de schorsing en intrekking – althans doordat in dat kader duidelijk werd dat het voertuig niet aan de veiligheidseisen voldeed – niet meer gebruikt kon worden. In economisch opzicht is sprake van een totaal verlies (total loss). Dit ligt in lijn met de afhandeling van schades door aanrijdingen tussen motorvoertuigen. De BSO-uitvoering van de Stint bestond uit twee voor deze schadepost te onderscheiden onderdelen:

  • de ‘startset’ voor gebruikers (banken, huif, hoezen, lader en accessoires);

  • het chassis met alle technische onderdelen (motor, accu, wielen, besturing).

Een startset kon uitsluitend aangeschaft worden en niet worden geleaset. Het chassis hoefde niet per se aangeschaft te worden en werd via verschillende constructies aangeboden, waarvan verkoop en lease de meest gebruikelijke waren. De leasemaatschappij hanteerde voor de startset een volledige afschrijving in vijf jaar. Bij de startset is geen sprake van economische restwaarde van materialen. De startset werd door de fabrikant vervangen na vijf jaar indien de Stint in lease werd afgenomen. Voor de waardevermindering van de Stint (chassis + startset) wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving in een periode van vijf jaar en een minimale restwaarde van € 605,–. Die restwaarde bestaat uit onderdelen en materialen. Dit sluit aan bij de bedrijfsmatige afschrijving van de leasemaatschappij en kan op draagvlak rekenen bij de brancheorganisaties. Bij de uitwerking in de beleidsregel is uitgegaan van de factuurdatum, aanschafprijs op de dag van de schorsing. De periode daartussen is de leeftijd van het voertuig. Voor de afschrijving wordt de tabel in bijlage I van de beleidsregel gehanteerd. Deze is hieronder weergegeven:

Datum aankoopfactuur

Compensatie waardevermindering als percentage van de aanschafprijs vermeld op de aankoopfactuur

Van

Tot en met

Stint inclusief startset

Uitsluitend startset

1-1-2018

En verder

100%

100%

1-1-2017

31-12-2017

82,10%

80%

1-1-2016

31-12-2016

64,20%

60%

1-1-2015

31-12-2015

46,30%

40%

1-1-2014

31-12-2014

28,40%

20%

Voor

31-12-2013

10,40%

0%

BTW-positie

Kinderopvang is een BTW-vrije dienst. Dat betekent dat kinderopvanginstellingen wel BTW betalen, maar deze niet kunnen terugvragen. De BTW die is betaald over de aanschaf van een Stint is daarmee een kostenpost voor kinderopvanginstellingen die in feite deel uitmaakt van de waarde van het voertuig. Om die reden wordt voor de regeling uitgegaan van de bedragen op de aankoopfactuur inclusief BTW.

Gevolgschade

Onder de gevolgschade wordt verstaan de kosten die kinderopvangbedrijven moesten maken om direct na het schorsingsbesluit op korte termijn vervangend vervoer te regelen en extra personeel in te zetten. Vervolgens was sprake van een periode waarin onzekerheid bestond over het voortduren van de schorsing en een mogelijk daaropvolgende definitieve intrekking van het aanwijzingsbesluit. Ook in die periode kunnen bijvoorbeeld kosten zijn gemaakt voor de huur van vervangende vervoermiddelen en/of het inzetten van extra personeel om dat vervoer te verzorgen en begeleiden. In het overleg tussen het ministerie en de brancheorganisaties is gebleken dat het wenselijk zou zijn een totaal forfaitair bedrag voor feitelijk bedrijfsmatige gebruikers van de Stint in de kinderopvang te hanteren, ongeacht de leeftijd van het voertuig en met, ook in het kader van de uitvoerbaarheid, een lichte bewijslast.

Om de hoogte van het forfaitair bedrag te bepalen, is door de brancheorganisaties een uitvraag gedaan bij hun leden. Dit leverde gegevens op over bijna 100 gebruikers die in totaal ruim 1000 Stints gebruikten. Het betroffen gegevens van zowel kinderopvanglocaties met één Stint als organisaties met tientallen Stints. Deze gegevens zijn door het ministerie geanalyseerd in de vorm van een ‘contra-expertise’ die is uitgevoerd door een op het gebied van schadebepalingen deskundig onafhankelijk bureau. In het kader van hoor en wederhoor is deze contra-expertise ook weer voorgelegd aan de brancheorganisaties, die hierop hebben gereageerd. Daarbij werd met name ingegaan op de cijfermatige onderbouwing van de forfaitaire maandelijkse vergoeding, de compensabele periode en de BTW-positie van de kinderopvanginstellingen.

De uitkomst is een forfaitair bedrag dat is gebaseerd op zowel kosten van vervangend vervoer als extra personeel. Bij de toepassing van deze beleidsregel wordt het achterliggende onderscheid tussen de kostenposten die tot uitgangspunt zijn genomen niet meer gemaakt. Als een aanvrager verklaart daadwerkelijk aanvullende kosten te hebben gemaakt – en dus gevolgschade heeft geleden – en aantoont een Stint feitelijk in gebruik te hebben gehad, door een aan dat gebruik onderliggende koopovereenkomst of aankoopfactuur, leaseovereenkomst of huur(koop)overeenkomst te overleggen, wordt de gevolgschade als geheel forfaitair gecompenseerd. Een onderscheid tussen vervangend vervoer, extra personeelskosten of andere kosten, wordt niet meer gemaakt. De uitkomst van het overleg met de brancheorganisaties, de aangeleverde cijfermatige onderbouwing en de onafhankelijke beoordeling daarvan door een deskundige is dat een maandelijks forfait van € 700,–, voor gevolgschade als geheel redelijk en billijk is.

Duur van de compensabele gevolgschade

Zoals hierboven is beschreven, is de wijze van afhandeling van schades met motorvoertuigen als uitgangspunt genomen in het kader van de gevolgschade. In het geval dat bij ‘van buiten komend onheil’ sprake is van ‘total loss’, kan de benadeelde partij op kosten van de veroorzaker gedurende een korte periode een vervangend voertuig huren. De gedachte hierachter is dat de benadeelde partij enige tijd nodig heeft om een alternatief voertuig aan te schaffen. Bij een aanrijding met motorvoertuigen is vier weken een gebruikelijke periode waarbij men op kosten van de veroorzaker vervangend vervoer mag regelen. Bij het van de weg halen van de Stint geldt echter de bijzonderheid dat na het schorsingsbesluit van 1 oktober 2018 feitelijk duidelijk was dat de Stint niet meer gebruikt kon worden. Tegelijkertijd kan gezegd worden dat gebruikers in onzekerheid verkeerden over hoe lang die periode van schorsing zou duren en of de Stint vervolgens ook definitief van de weg zou worden gehaald. Die onzekerheid is op 13 december 2018 weggenomen, toen de Minister de resultaten bekend maakte van het onderzoek van TNO naar de Stint, waaruit bleek dat het voertuig onveilig was en niet meer zou worden toegelaten tot de weg. De compensabele periode loopt vervolgens af vier weken na inwerkingtreding van het formele intrekkingsbesluit. Daarmee komt de compensabele periode in totaal uit op vijf maanden.

Bovenstaande betekent een maandelijks forfait van € 700,– en een forfaitaire duur van 5 maanden. Dit leidt tot een forfait voor compensatie van gevolgschade van € 3.500,– per Stint ongeacht bouwjaar.

Verschil tussen tegemoetkoming en schadevergoeding

Zoals hierboven onder juridische grondslagen voor compensatie is toegelicht, wordt de hoogte van de compensatie voor beide typen Stints in beginsel op dezelfde wijze vastgesteld. Omdat een aansprakelijkheid voor de met een niet-aangewezen type samenhangende schade niet vaststaat, bestaat de compensatie hiervoor, zoals hierboven nader is toegelicht, uit een gestandaardiseerde en forfaitaire tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

De aansprakelijkheid van de Minister voor schade samenhangend met het aangewezen type staat wel vast. Voor dat type is het uitgangspunt daarom dat de volledige schade moet worden vergoed. Gelet op de hierboven beschreven totstandkoming van deze beleidsregel is de verwachting dat in de meeste gevallen ook voor dit type in volledige schadevergoeding is voorzien. Zekerheidshalve is vanwege de verplichting van de Minister tot volledige schadevergoeding, in artikel 2, tweede lid een grondslag opgenomen voor vergoeding van eventuele schade die aantoonbaar uitstijgt boven de compensatie die deze regeling op grond van artikel 2, eerste lid biedt. Dat zou bijvoorbeeld aan de orde zijn voor de forfaitaire vergoeding voor de gevolgschade. Gebruikers van een aangewezen type kunnen desgewenst deze eventuele hogere schade aantonen, waarbij de toekenning van schadevergoeding zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval, de overgelegde bewijsstukken en de uitgangspunten van het Burgerlijk Wetboek. Als voldaan is aan de uitgangspunten en voorwaarden van deze beleidsregel hebben aanvragers in verband met een aangewezen type in ieder geval aanspraak op de gestandaardiseerde en forfaitaire tegemoetkoming, vermeerderd met de wettelijke rente.

Cessie

Ten aanzien van de 1200 Watt Stints oordeelde de ABRvS van State dat deze buiten de aanwijzing vielen, nooit ter keuring aangeboden zijn geweest en daarmee niet toegelaten zijn geweest tot het verkeer op de weg. Wel deed de ABRvS de oproep om zo mogelijk tot één passende regeling te komen voor gebruikers van de 800 Watt Stints als gebruikers van andere typen Stints (zoals de 1200 Watt). De Minister neemt met deze regeling het voortouw in de vergoeding van de schade die een gevolg is van het van de weg halen van de Stint, voor zowel de aangewezen 800 Watt Stints als de niet-aangewezen 1200 Watt Stints. Tegelijkertijd is het van belang dat de kosten die de Staat der Nederlanden maakt in verband met deze regeling en de uitvoering daarvan, waar eventueel mogelijk kunnen worden verhaald op mogelijk aansprakelijke derden, zodat die kosten niet onnodig drukken op de algemene middelen. Om dit verhaal mogelijk te maken is het nodig dat eventuele vorderingen die gebruikers van een niet-aangewezen Stints hebben op derden, worden overgedragen aan de Staat. Deze overdracht wordt cessie genoemd.

In het bestuurlijk overleg met brancheorganisaties in de kinderopvangsector op 12 april 2023 is de cessie besproken, waarbij de opvatting over de wenselijkheid en de beelden over nut en noodzaak uiteenliepen. In overleg nadien is de cessie besproken, waarbij is geconstateerd dat op dit specifieke punt een verschil van inzicht bestaat tussen de bestuurlijke partijen. De Staat vindt het wenselijk en redelijk dat de aanvrager die gecompenseerd wordt, in ruil voor de toe te kennen compensatie, zijn vorderingen op derden overdraagt aan de Staat. Om die reden is ervoor gekozen de cessie als voorwaarde voor het krijgen van een compensatie in de regeling op te nemen.

In de cessie-akte is ook een bepaling opgenomen die het de Staat mogelijk maakt om een lopende verjaring van vorderingsrechten van de gebruikers te stuiten. Deze stuiting is in het belang van de gebruikers en, gelet op de cessie van de vordering, ook in het belang van de Staat als verkrijger van de vordering. De cessie-akte bevat daartoe een volmacht van de gebruikers aan de Staat en (voor zover de Staat al eerder gestuit heeft dan de cessie-akte getekend wordt) een bekrachtiging door de gebruikers van deze stuiting.

Internetconsultatie

Hoewel het ministerie en de brancheorganisaties aan de hand van bekende gegevens intensief hebben overlegd over de voorliggende compensatieregeling en deze door alle betrokkenen als passend wordt beschouwd, heeft de Minister beslist dat internetconsultatie voor deze beleidsregel gewenst is. Zo zijn niet alle kinderopvangbedrijven aangesloten bij een brancheorganisatie en is ook sprake van andere soorten gebruikers, zoals gastouders en postbezorgers. Om die reden is een concept van deze beleidsregel opengesteld voor internetconsultatie zodat eenieder daarop een zienswijze kon geven.

De internetconsultatie heeft plaatsgevonden van 10 juli tot 21 augustus 2023. Er zijn in totaal 135 reacties ingediend op het concept van de beleidsregel. Het merendeel van de reacties is ingediend door instellingen in de kinderopvang, die in de meeste gevallen gebruik hebben gemaakt van een voorbeeldreactie van de brancheorganisaties, te weten de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) en de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK). Deze brancheorganisaties hebben zelf ook een reactie ingediend die overeenkomt met het beschikbaar gestelde voorbeeld. Verder zijn twee reacties ingediend door andere gebruikers van de Stint. Ten slotte zijn drie reacties ingediend die in beperkte mate ingaan op de inhoud van de regeling en meer in het bijzonder zien op de wijze van handelen bij het toelaten en intrekken van voertuigen in het verkeer.

De ingediende reacties zijn in onderstaande tabel uiteengezet:

Reacties

aantal

Opmerking

Gezamenlijke reactie van BK en BMK

1

 

kinderopvanginstellingen

129

119 x reactie van BK/BMK,

6 x inhoudelijk vergelijkbaar

4 x overige

Overige bedrijf

2

PostNL en Werkse! (sociaal bedrijf)

Particulier

3

Meer algemene visies op dossier

Totaal

135

Waarvan 120 eensluidende

Duiding van de reacties van kinderopvanginstellingen en de brancheorganisaties (kinderopvang)

In de reactie van BK/BMK en het door hen beschikbaar gestelde voorbeeld dat 119 keer (eensluidend) is ingediend, wordt verheugd gereageerd op de totstandkoming van de regeling. Het wordt toegejuicht dat met de regeling wordt voorzien in een vergoeding van schade van alle typen Stints. De in de regeling opgenomen bestanddelen en de gehanteerde bedragen worden onderschreven. Overigens wordt ook opgemerkt dat een langere periode voor vergoeding van gevolgschade meer recht had gedaan aan de onduidelijkheid die door het handelen van de Minister is veroorzaakt en de schade die daardoor is geleden. Zo konden tarieven van kinderopvanginstellingen vanwege het wegvallen van de Stint pas per 1 januari 2020 voor het eerst worden doorgevoerd. Desondanks menen BK en BMK dat de regeling als geheel recht doet aan, wat hen betreft, de aan het handelen van het ministerie toe te rekenen schade. Dit behoudens de kanttekeningen die zij hebben gemaakt over de cessie-voorwaarde.

Van de kinderopvanginstellingen die het voorbeeld van BK en BMK niet hebben gebruikt komt een gemengd, maar in algemene zin positief beeld naar voren. PostNL juicht de regeling toe en verwijst voor inhoudelijke opmerkingen naar de reactie van BK en BMK.

Cessie-voorwaarde

Over de cessie wordt opgemerkt dat deze als niet passend wordt gezien, onnodig en onuitvoerbaar is. BK en BMK merken op dat zij alleen tegen de Staat hebben geprocedeerd en niet tegen derden. Bovendien menen BK en BMK dat geen sprake is van vorderingen op derden, omdat de Raad van State oordeelde dat de Staat bij de toelating van de Stint onrechtmatig heeft gehandeld en dat ook de schade van gebruikers van de (niet toegelaten) 1200 Watt Stints in ieder geval deels aan het handelen van de Minister kan worden toegerekend. BK en BMK stellen daarom dat de Staat ook zonder cessie voldoende wettelijke mogelijkheden heeft om schade bij derden te kunnen verhalen. In de 119 eensluidende reacties vanuit kinderopvanginstellingen wordt door de indieners dezelfde argumentatie als die van BK en BMK gebruikt. Daarnaast wordt in die eensluidende reacties door de indieners gesteld dat zij geen vordering hebben op derden, maar alleen op de Staat. Om die reden vallen er geen vorderingen te cederen en leidt deze voorwaarde vermoedelijk vooral tot extra papierwerk, waarmee deze voorwaarde drempelverhogend werkt voor het aanspraak maken op de regeling. Het verzoek in de reacties vanuit BK en BMK en de 119 eensluidende reacties is dan ook om de cessie-voorwaarde in de uiteindelijke beleidsregel te laten vervallen.

Doorwerking

De argumentatie in de reactie vanuit BK en BMK en het door hen beschikbaar gestelde voorbeeld hinkt op twee gedachten. Enerzijds is wat hen betreft de schade die voortvloeit uit het van de weg halen van de 1200 Watt Stint wel (mede) te wijten aan het ministerie, waarmee de Staat automatisch een juridische titel heeft om derden aan te spreken (subrogatie of regres) en daarmee cessie overbodig. Anderzijds menen zij dat dat gebruikers en eigenaars geen vordering hebben op derden, maar alleen op de Staat. Om die reden zou de cessie zinloos zijn.

Beide argumenten van BK en BMK gaan ervan uit dat de Staat mede aansprakelijk is voor de schade van gebruikers van de 1200 Watt Stint. Dat volgt echter niet uit de uitspraak van de ABRvS en de Staat deelt dat uitgangspunt dan ook niet. De Staat heeft slechts aan de oproep van de Raad van State gehoor gegeven om voor alle gebruikers, zowel de 800 als de 1200 Watt Stints, een regeling te treffen zodat de 1200 Watt gebruikers niet allemaal individueel hun schade moeten trachten te verhalen. Omdat met de uitvoering van deze regeling gemeenschapsgeld is gemoeid, wil dat Staat de gelegenheid houden om (een deel van) deze kosten te verhalen op derden die aansprakelijk zijn voor het ontstaan van deze schade. De Staat kan verder ook niet volgen dat gebruikers en/of eigenaren van de Stint geen vordering zou kunnen hebben op derden.

In de internetconsultatie is de administratieve last die de akte van cessie met zich mee zou brengen als bedenking genoemd. De akte van cessie is onderdeel van het aanvraagproces, waardoor de administratieve last voor de cessie beperkt is tot het invullen van één extra formulier dat digitaal en per post moet worden opgestuurd. Dit argument legt daarom onvoldoende gewicht in de schaal.

Uitvoering

Het ministerie voert de regeling uit. Binnen het ministerie is ervaring met uitvoering van regelingen voor nadeelcompensatie en schaderegelingen. De compensatie wordt toegekend aan de hand van een beschikking die namens de Minister wordt vastgesteld. Eventueel bezwaar en beroep wordt ook door het ministerie afgehandeld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen.

Gebruiker

In deze algemene definitie wordt aangegeven dat zowel eigenaren als niet-eigenaren voor compensatie in aanmerking kunnen komen. Niet-eigenaren kunnen geen eigendomsschade (waardevermindering) maar wel gebruiksschade (gevolgschade) hebben geleden. De eigenaar heeft schade bestaande uit waardevermindering van de Stint of startset ongeacht het feitelijk gebruik. Het feitelijk gebruik is relevant voor gevolgschade. Die kan alleen zijn geleden door degene die de Stint op het moment van schorsing in de dagelijkse bedrijfsvoering feitelijk en substantieel gebruikte en dit gebruik plotseling moest staken.

Bij aan- en verkoop op de datum van inwerkingtreding van het schorsingsbesluit wordt de verkoper wel en de koper niet als gebruiker aangemerkt. De koper die op de datum van de schorsing of daarna een Stint heeft aangeschaft, heeft geen aanspraak op compensatie. Uitgangspunt is dat na het schorsingsbesluit bekend was dat de Stint niet toegelaten was tot het verkeer en dus ook die ‘gebruiksbeperking’ had.

In de definitie van gebruiker wordt meerdere malen het woord ‘of’ gebruikt. Waar in deze beleidsregel het woord ‘of’ is gebruikt, kunnen alle daargenoemde situaties zich ook tegelijkertijd voordoen; ‘of’ kan begrepen worden als ‘en/of’. Dit is conform de Aanwijzingen voor de regelgeving (Aanwijzing 3.12).

De fabrikant en leasemaatschappij vallen buiten de reikwijdte van deze beleidsregel. Met Friesland Lease als leasemaatschappij van Stints zijn inmiddels specifieke afspraken gemaakt. Onder de fabrikant moeten in dit verband alle vennootschappen en bestuurders uit de groep van Stintum B.V. en Stintum Holding B.V. worden verstaan.

Niet-aangewezen type

Het niet-aangewezen type betreft alle typen van het merk Stint die na het aanwijzingsbesluit op de markt zijn gebracht en die afwijken van het aangewezen type. Dit betreft Stints die niet onder het betreffende aanwijzingsbesluit vielen, zoals Stints met een motor met een vermogen van 1200 Watt. Deze typen vielen niet onder het aanwijzingsbesluit en waren derhalve nooit toegelaten tot het verkeer op de weg. Het betreft alle modellen Stint en gemodificeerde Stints die naar vormgeving, technische specificaties en verkeersveiligheid afwijken van het model dat door de RDW en de SWOV in 2011 is beoordeeld voorafgaand aan de toelating.

Het onderscheid tussen een aangewezen en niet-aangewezen type is voor aanvragers ook in praktische zin van belang. Bij een aanvraag die betrekking heeft op een niet-aangewezen type, is een voorwaarde voor compensatie dat een akte van cessie wordt overgelegd, waartoe gebruik moet worden gemaakt van het model dat is opgenomen bij het aanvraagformulier. Dit vereiste geldt niet voor aanvragers met betrekking tot een aangewezen type. Deze aanvragers kunnen, anders dan gebruikers van een niet-aangewezen type, desgewenst bovendien aantonen dat zij meer schade hebben geleden dan in deze beleidsregel forfaitair tot uitgangspunt wordt genomen en zij hebben recht op wettelijke rente.

Aanvragers kunnen aan de hand van de betreffende aankoopfactuur of overeenkomst vaststellen of hun aanvraag betrekking heeft op een aangewezen type of een niet-aangewezen type. Als deze aankoopfactuur of overeenkomst bij de omschrijving ‘800 Watt’ en/of DC (gelijkstroom) vermeldt, wordt als uitgangspunt genomen dat sprake is van een aangewezen type. Bij vermelding van het getal ‘1200 Watt’ en/of AC (wisselstroom) wordt als uitgangspunt genomen dat sprake is van een niet-aangewezen type. Ontbreekt een vermelding van deze getallen dan kan bij de aanvraag als uitgangspunt worden genomen dat het bij een aankoopfactuur of overeenkomst gedateerd tot en met het jaar 2015 een aangewezen type betreft, en dat het in latere jaren vanaf 2016 een niet-aangewezen type betreft. In gevallen waarbij uit de bij de aanvraag geleverde documentatie niet duidelijk is om welk type Stint het gaat, zal bij de besluitvorming op de aanvraag door de Minister op basis van alle beschikbare informatie worden vastgesteld welk type het betreft.

Waardevermindering en gevolgschade

Voor alle typen is voor de beginperiode van mogelijk te compenseren schade aangesloten bij de datum van inwerking treden van het schorsingsbesluit, 2 oktober 2018. Voor het aangewezen type is dit de datum waarop de schade als gevolg van het onrechtmatige aanwijzingsbesluit daadwerkelijk pas intrad omdat vanaf die datum aangewezen typen door de schorsing niet langer op de openbare weg gebruikt mochten worden. Voor het niet-aangewezen type is het schorsingsbesluit als zodanig niet bepalend; het niet-aangewezen type viel immers niet onder de geschorste aanwijzing. Echter, omdat het voor deze gebruikers pas op het moment van de schorsing duidelijk was dat de 1200 Watt Stint niet was aangewezen, wordt voor het bepalen van de gevolgschade aangesloten bij de datum van intreden van de gevolgschade voor de 800 Watt Stint. Deze werkwijze sluit bovendien aan bij de oproep van de AbRvS om met een zo eenduidig mogelijk regeling te komen voor alle gebruikers van de Stint.

Artikel 2

In de definitie van gebruiker is opgenomen dat de Stint of startset feitelijk in gebruik moet zijn geweest bij de aanvrager op de datum van in werking treden van het schorsingsbesluit. Voor het toekennen van gevolgschade is in artikel 2, eerste lid, onder c, vereist dat sprake is van feitelijk gebruik, op grond van eigendom of een lease- of huur(koop)overeenkomst. De grondslag van het feitelijk gebruik, ‘op grond van eigendom of een lease- of huur(koop)overeenkomst’ is toegevoegd om te benadrukken dat het gaat om gebruikers bij wie de Stint of startset onderdeel uitmaakte van de regelmatige, gewone of dagelijkse bedrijfsvoering, niet incidenteel gebruik.

Voor een niet-aangewezen type is de hoogte van de compensatie beperkt tot een tegemoetkoming, zoals vastgesteld in Bijlage I voor waardevermindering en het forfait voor gevolgschade. Voor een aangewezen type wordt als uitgangspunt de compensatie op dezelfde wijze bepaald. Echter, omdat voor het aangewezen type de verplichting bestaat volledige schadevergoeding toe te kennen vanwege het onrechtmatige aanwijzingsbesluit, biedt artikel 2, tweede lid, aanvullend de mogelijkheid de feitelijk geleden schade te vergoeden als deze aantoonbaar hoger is dan de compensatie op basis van Bijlage I en het forfait. Het initiatief daarvoor ligt bij de aanvrager die bewijsstukken zal moeten overleggen waaruit objectief verifieerbaar blijkt dat de totale werkelijk geleden schade als gevolg van de schorsing en de intrekking van het aanwijzingsbesluit hoger is geweest dan de compensatie op basis van Bijlage I en forfait. De beoordeling van een dergelijke aanvraag vereist maatwerk aan de hand van de overgelegde bewijsstukken, de criteria van het Burgerlijk Wetboek en de rechtspraak omtrent de schade die in redelijkheid toerekenbaar is aan de gestelde schadeoorzaak. Bij aanvragen om hogere schadevergoeding in verband met een aangewezen type blijven de vastgestelde waardevermindering op grond van Bijlage I en het forfait voor gevolgschade de ondergrens, waar bij het aangewezen type hoe dan ook aanspraak op bestaat als aan de voorwaarden van deze beleidsregel is voldaan, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing op een aanvraag om hogere schadevergoeding kan meer tijd vergen dan de reguliere beslistermijn voorzien in artikel 6.

Artikel 3

Op het aanvraagformulier moet afzonderlijk worden aangegeven ten aanzien van welke schadecomponenten daadwerkelijk schade is geleden: waardevermindering of gevolgschade. Afhankelijk van de feitelijke situatie kan één of beide van deze componenten van toepassing zijn.

Een van de voorwaarden waaronder compensatie wordt verstrekt, is dat de schade niet door een verzekering of op andere wijze wordt vergoed. Van aanvragers wordt niet als voorwaarde voor compensatie op grond van deze regeling verlangd dat zij voorafgaand aan een aanvraag een eventuele verzekeraar aanspreken. Indien zij dat echter wel hebben gedaan, dienen zij van een eventuele uitkering door de verzekeraar opgaaf te doen bij de aanvraag. Een eventuele uit dien hoofde ontvangen uitkering wordt dan in mindering gebracht op de compensatie.

Akte van cessie

De Minister neemt met deze regeling het voortouw in de vergoeding van de schade die een gevolg is van het van de weg halen van de Stint. Het is tegelijkertijd van belang dat de kosten die de Staat der Nederlanden maakt in verband met de uitvoering van deze regeling, waar mogelijk kunnen worden verhaald op mogelijk aansprakelijke derden, zodat die kosten niet onnodig drukken op de algemene middelen. Dit verhaal wordt mogelijk gemaakt doordat in artikel 3 onder d als voorwaarde voor toekenning aan de aanvrager van een compensatie vanwege een niet-aangewezen type, wordt verlangd dat deze zijn vorderingen op derden, niet zijnde de Staat, tot vergoeding van de waardevermindering of gevolgschade als gevolg van het niet kunnen gebruiken van een Stint of startset, ter hoogte van het bedrag dat op grond van deze beleidsregel wordt gecompenseerd, zal overdragen aan de Staat der Nederlanden door middel van de bij de aanvraag over te leggen akte van cessie (bijlage II). Daartoe wordt gebruik gemaakt van het model onderhandse akte van cessie zoals opgenomen bij het aanvraagformulier. De akte wordt door de aanvrager eigenhandig handgeschreven ondertekend en zowel digitaal als per post toegezonden aan de Minister. Deze akte dient in dit verband als de onderhandse akte strekkende tot overdracht van een vordering op naam als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De voorwaarde dat aanvragers in verband met een niet-aangewezen type hun vordering op derden overdragen aan de Staat der Nederlanden, kan tevens gezien worden als tegenprestatie voor de compensatie.

Als een aanvraag wordt ingediend namens een rechtspersoon dient in de akte van cessie de volledige naam van de rechtspersoon te worden vermeld, zoals deze is vermeld in het register van de Kamer van Koophandel. De akte van cessie dient eigenhandig handgeschreven ondertekend te worden door de persoon die bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen, zoals vermeld in het register van de Kamer van Koophandel. Als de rechtspersoon uitsluitend bevoegd vertegenwoordigd kan worden door meerdere personen tezamen, dienen al deze personen de akte te ondertekenen.

Rechtspersonen

Als een aanvraag wordt ingediend namens een rechtspersoon gelden voor de ondertekening dezelfde vereisten als hierboven omschreven ten aanzien van de akte van cessie.

Artikel 6

De Minister besluit op een aanvraag binnen acht weken na het verstrijken van de periode waarbinnen de aanvragen moeten zijn ingediend. Het tweede lid voorziet erin dat de beslistermijn eenmalig verlengd kan worden met acht weken. Aanvragen op basis van artikel 2, tweede lid, waarbij een aanvrager stelt dat de geleden schade aantoonbaar hoger is geweest dan de compensatie die op basis van artikel 2, eerste lid, kunnen echter langer dan 8 weken in beslag nemen. Daarom is in het eerste lid van artikel 6 opgenomen dat dergelijke aanvragen binnen een redelijke termijn worden behandeld.

Als besluiten onverhoopt niet binnen de hier genoemde (verlengde) termijn kunnen worden genomen, zal dit aan de aanvrager worden medegedeeld en zal daarbij een zo kort mogelijke termijn worden genoemd waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien. De feitelijke uitbetaling van de compensatie vindt plaats binnen zes weken nadat het besluit omtrent compensatie aan de aanvrager is bekend gemaakt.

Op grond van artikel 4:15 van de Awb wordt de beslistermijn opgeschort onder meer als de door de aanvrager verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van het besluit en de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag binnen een gestelde termijn aan te vullen.

Wanneer een aanvraag wordt toegewezen of afgewezen ontvangt de aanvrager hiervan schriftelijk bericht. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open.

Artikel 8

In deze bepaling is neergelegd dat de compensatie kan worden teruggevorderd indien deze op onjuiste gronden is toegekend of wanneer de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. In deze gevallen is uitgangspunt dat terugvordering plaatsvindt.

Ook is uitgangspunt dat de tegemoetkoming wordt teruggevorderd indien de aanvrager alsnog uit andere bron een (gedeeltelijke) compensatie ontvangt voor de schade, bijvoorbeeld door middel van een uitkering op grond van een verzekering of doordat een derde alsnog een schadevergoeding betaalt. Op grond van de informatieverplichting van artikel 7 dient de aanvrager de Minister over al deze omstandigheden te informeren, ook na toekenning van een compensatie. Als uitgangspunt zal de compensatie worden ingetrokken en teruggevorderd met hetzelfde bedrag dat al anderszins aan de aanvrager is uitgekeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat M.G.J. Harbers


X Noot
1

ABRvS 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2899.

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 29 398, nr. 643.

Naar boven