Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 juni 2023, nr. HO&S/33253621, houdende wijziging van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES en de Regeling studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen3.16a, derde lid, 3.16e, en 12.32, vijfde lid van de Wet studiefinanciering 2000, en de artikelen 20, derde lid, en 21b, derde lid, van het Besluit studiefinanciering 2000;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE REGELING NORMEN WSF 2000, WTOS EN WSF BES

De Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 vervalt.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Normbedragen studiefinanciering

Met ingang van studiejaar 2023-2024 luiden de bedragen, genoemd in de overzichten 1, 2 en 3 van artikel 3.18 van de WSF 2000, als volgt:

Overzicht 1. Normbedragen voor de kosten van levensonderhoud

A. Beroepsonderwijs

Normbedrag thuiswonend

€ 556,95

Normbedrag uitwonend

€ 786,59

B. Hoger onderwijs

Normbedrag thuiswonend

€ 793,27

Normbedrag uitwonend

€ 957,87

Overzicht 2. Financieringsbronnen

A. Beroepsonderwijs

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

thuiswonend

€ 90,85

uitwonend

€ 296,51

Basislening

thuis- en uitwonend

€ 197,93

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage

thuiswonend

€ 268,17

uitwonend

€ 292,15

 

B. Hoger onderwijs

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

thuiswonend

€ 110,30

uitwonend

€ 274,90

Basislening

thuis- en uitwonend

€ 266,97

Maximale aanvullende beurs/lening of

veronderstelde ouderlijke bijdrage

thuis- en uitwonend

€ 416,00

Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Toeslag eenoudergezin

€ 277,13

€ 277,13

C

Artikel 8c vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE REGELING STUDIEFINANCIERING 2000

De Regeling studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2a.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a.4. Berekening van het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet voor een student educatieve module of premaster

Voor een ho-student die op grond van artikel 3.16f van de wet per maand een bedrag aan collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet ontvangt dat gelijkstaat aan de vergoeding die hij naar rato per 5 studiepunten betaalt voor het gebruikmaken van een educatieve module of premaster,

wordt het aantal maanden waarover het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet wordt uitbetaald, berekend door het aantal studiepunten van de educatieve module of premaster te delen door vijf. Het getal dat daaruit komt, wordt naar boven afgerond op een geheel getal en vormt het aantal maanden waarover het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet wordt uitbetaald.

B

Na artikel 2.5 wordt één artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6. Aanvraagprocedure gebruik overgangsregeling terugbetalingsregels mbo

De aanvrager die gebruik wil maken van de overgangsregeling, bedoeld in artikel 12.32, tweede lid, van de wet, kan dit kenbaar maken door invulling en inlevering of elektronische verzending van een daartoe bestemd door de Minister te verstrekken formulier.

C

Na artikel 2.6 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.7. Aanvraagprocedure van een tegemoetkoming voor cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs

  • 1. Gegevens die nodig zijn voor de eenmalige toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12.30 van de wet, worden door de aanvrager verstrekt door invulling en inlevering of elektronische verzending van een daartoe bestemd door de Minister te verstrekken formulier.

  • 2. De aanvrager voegt bij het aanvraagformulier een bewijs van inschrijving betreffende de studiejaren waarvoor de tegemoetkoming wordt aangevraagd en een afschrift van het diploma waaruit blijkt dat binnen de diplomatermijn hoger onderwijs of, indien de aanvrager geen studiefinanciering heeft aangevraagd, binnen tien jaar nadat hij zich voor het eerst heeft ingeschreven voor het hoger onderwijs, met goed gevolg een opleiding als bedoeld in artikel 5.7 is afgerond.

  • 3. De aanvrager doet bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid opgave van het burgerservicenummer waaronder hijzelf is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst

    en het bankrekeningnummer waarop de tegemoetkoming kan worden uitbetaald.

Artikel 2.8. Aanvraagprocedure van een tegemoetkoming voor de eerste vier cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs

  • 1. Gegevens die nodig zijn voor de eenmalige toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12.15 van de wet, worden door de aanvrager verstrekt door invulling en inlevering of elektronische verzending van een daartoe bestemd door de Minister te verstrekken formulier.

  • 2. De aanvrager voegt bij het aanvraagformulier een bewijs van inschrijving betreffende de studiejaren waarvoor de tegemoetkoming wordt aangevraagd en een afschrift van het diploma waaruit blijkt dat binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbo-bacheloropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding is afgerond.

D

Hoofdstuk 6a vervalt.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023, met uitzondering van:

  • a. Artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat deze bepalingen voor het eerst van toepassing zijn in het studiejaar 2023-2024;

  • b. Artikel I, onderdeel A, en II onderdeel B die in werking treden met ingang van 1 januari 2024;

  • c. Artikel II, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Inleiding

De Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) wordt gewijzigd in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs. In de wet wordt ook de tegemoetkoming geregeld voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd en de omzetting van de studievoorschotvouchers in een financiële tegemoetkoming. Deze wijzigingen hebben ook gevolgen voor de lagere regelgeving. Daarom is inmiddels ook een besluit tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 (hierna: BSF 2000) opgesteld. Het gaat daarin om wijzigingen in verband met de introductie van een tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvouchers voor de eerste vier cohorten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd in een tegemoetkoming en enkele technische wijzigingen. In deze ministeriële regeling worden de aanvraagprocedures voor de tegemoetkomingen voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd nader uitgewerkt en worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

Aanvragen tegemoetkomingen

Zowel de tegemoetkoming voor de eerste vier cohorten onder het leenstelsel als de tegemoetkoming voor alle studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, worden voor het grootste deel ambtshalve toegekend nadat een student een diploma heeft behaald.

In de toelichting bij het Besluit van 6 juni 2023 (Stb 2023, 187) tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs, is uiteengezet in welke gevallen er toch een aanvraag moet worden ingediend om een tegemoetkoming te ontvangen. Dit geldt bijvoorbeeld voor studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, maar geen gebruik hebben gemaakt van studiefinanciering. Deze studenten moeten de tegemoetkoming voor leenstelselstudenten zelf aanvragen. Daarvoor krijgen zij 3 maanden de tijd na het verstrijken van de diplomatermijn hoger onderwijs. De diplomatermijn hoger onderwijs is normaliter tien jaar vanaf het moment dat de student voor het eerst studiefinanciering aanvraagt. Voor studenten die geen studiefinanciering hebben aangevraagd, wordt deze – in het kader van de tegemoetkoming – gelijk gesteld aan tien jaar vanaf het moment dat de student zich voor het eerst heeft ingeschreven voor het hoger onderwijs. Er zal door DUO gezorgd worden voor voldoende communicatie om deze regeling kenbaar te maken voor deze studenten.

In deze regeling is geregeld hoe de tegemoetkoming kan worden aangevraagd. Studenten moeten bij de aanvraag in ieder geval de volgende documenten aanleveren:

  • Een ingevuld aanvraagformulier;

  • Een bewijs van het succesvol afronden van de opleiding (diploma);

  • Een bewijs van inschrijving voor de jaren dat onder het leenstelsel is gestudeerd;

  • Het burgerservicenummer;

  • Een geldig bankrekeningnummer waarop de tegemoetkoming kan worden overgemaakt.

Deze documenten kunnen digitaal of per post worden aangeleverd. DUO plaatst een aanvraagformulier op de website. Op dat formulier wordt de student verzocht om de hierboven genoemde gegevens aan te leveren.

Aanvragen overgangsrecht mbo-terugbetalingsregime

Studenten die uitsluitend voor aanvang van studiejaar 2023-2024 mbo-studiefinanciering ontvingen, betalen terug conform de voorwaarden van het ‘oude’ mbo-terugbetalingsregime. Studenten die voor het eerst studiefinanciering aanvragen in studiejaar 2023-2024 vallen automatisch in het ‘nieuwe’ terugbetalingsregime, dat gelijk is aan de voorwaarden in het hoger onderwijs.

Er is een groep die daar precies tussenin valt – namelijk de groep die zowel voor als na 1 augustus 2023 mbo-studiefinanciering ontvangt. Deze groep krijgt de keuze tussen beide terugbetalingsregimes, waarbij deze standaard wordt gezet op de nieuwe wijze van terugbetalen in 35 jaar. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid voor deze mbo-studenten om toch te kiezen voor het ‘oude’ mbo-terugbetalingsregime.

Deze studenten worden bij aanvang van de aanloopfase geïnformeerd over beide opties en krijgen de mogelijkheid om dit éénmalig te wijzigen. De oud-studenten ontvangen van DUO een digitaal bericht1 waarin de procedure hiertoe wordt uitgelegd. Deze oud-studenten kunnen dan via MijnDUO doorgeven dat zij wensen over te stappen naar het terugbetalingsregime waarin de studieschuld in 15 jaar wordt terugbetaald.

Normbedragen

De normbedragen voor studiejaar 2023-2024 worden met het Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs gewijzigd. Voor de volledigheid zijn deze bedragen opnieuw opgenomen in deze wijzigingsregeling. De bedragen zijn ongewijzigd. Daarnaast ontvangen uitwonende studenten gedurende het studiejaar 2023-2024 iedere maand € 164,30 als koopkrachtmaatregel. Dit geldt ook voor scholieren die op grond van de WTOS recht hebben op een uitwonendentoelage.

Berekening van het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet voor een student educatieve module of premaster

Wanneer een student collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet aanvraagt, wordt hem gevraagd aan te geven wat hij voor dat studiejaar aan de instelling aan collegegeld moet betalen. Dit bedrag wordt door DUO op basis van artikel 3.16a (collegegeldkrediet) of 3.16d (levenlanglerenkrediet) van de WSF 2000 in 12 maandelijkse termijnen uitgekeerd. Dit betekent dat de student elke maand een twaalfde deel van het door hem opgegeven bedrag ontvangt. Als gevolg van deze systematiek, kan het zo zijn dat de student die een educatieve module of premaster volgt en deze binnen een half jaar afrondt, feitelijk minder collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet ontvangt dan hij heeft aangegeven te moeten betalen aan de instelling. Aangezien de student na afronding van de educatieve module – in dit geval na een half jaar – wordt uitgeschreven, en het collegegeldkrediet en het levenlanglerenkrediet alleen worden uitgekeerd wanneer een student staat ingeschreven voor een ho-opleiding, heeft de student op dat moment nog maar 6/12e deel uitgekeerd gekregen van het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet waar hij recht op heeft. Met het oog daarop is in artikel 3.16f WSF 2000 bepaalt dat studenten DUO kunnen verzoeken om

het collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet verdeeld over het aantal maanden uit te betalen die corresponderen met de studielast van de educatieve module of premaster. Deze studenten ontvangen dan per maand een bedrag aan collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet dat gelijkstaat aan de vergoeding die zij naar rato per 5 studiepunten betalen voor het gebruikmaken van een educatieve module of premaster (60 studiepunten/12 maanden). Echter, voorkomen moet worden dat als een student de educatieve module of premaster niet nominaal afrondt, de betaling van het collegegeldkrediet/levenlanglerenkrediet doorloopt, waardoor de student onder aan de streep een hoger bedrag aan krediet ontvangt dan de vergoeding die de student voor het volgen van de educatieve module/premaster moet betalen. Daarom is in deze regeling een bepaling opgenomen die regelt voor welke duur het collegegeldkrediet/levenlanglerenkrediet in die gevallen wordt uitbetaald. Dit wordt berekend door het aantal studiepunten van de module/premaster te delen door vijf en het getal dat daaruit komt naar boven af te ronden op een geheel getal. Dit betekent dat een student die een educatieve module volgt van 30 studiepunten, recht heeft op zes maanden collegegeldkrediet/levenlanglerenkrediet.

Vervallen artikelen

Met deze regeling komen twee artikelen te vervallen. Dit betreft in beide gevallen uitwerking van een wet. Ten eerste met de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs vervalt de bijverdiengrens voor mbo-studenten per 1 januari 2024. Artikel 6 van de Regeling Normen WSF 2000, WTOS En WSF BES bevat de mogelijkheid tot terugvordering bij eigen inkomsten van de mbo-student. Doordat de bijverdiengrens is komen te vervallen, kan artikel 6 van de regeling ook vervallen. Ten tweede is met de Wet educatieve module artikel 5.a van d WSF 2000 aangepast. Met deze wijziging komt hoofdstuk 6a van de Regeling studiefinanciering 2000 van rechtswege te vervallen. Met deze wijzigingsregeling wordt dit aangepast.

Regeldruk

Deze wijzigingsregeling is een nadere uitwerking van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs. De gevolgen voor de regeldruk zijn bij het ontwerpen van die wet meegewogen. Voor de gevolgen voor de regeldruk wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs2.

Daarin is aangegeven dat voor studenten die eerder studiefinanciering hebben aangevraagd en die aan de voorwaarden voldoen voor de tegemoetkoming, de tegemoetkoming ambtshalve zal worden toegekend. Een student hoeft daar dus geen actie voor te ondernemen. Het enige moment waarop dat wel het geval is, is wanneer (een deel van) de tegemoetkoming moet worden uitbetaald en er geen recent rekeningnummer beschikbaar is. Op dat moment zal de student zelf het huidige rekeningnummer moeten doorgeven. De tijd die studenten daaraan kwijt zijn wordt ingeschat op enkele minuten en de kosten daarvan zijn dus nihil.

Studenten die niet eerder studiefinanciering hebben aangevraagd, zullen de tegemoetkoming moeten aanvragen. Deze studenten zullen zelf een formulier in moeten vullen om de tegemoetkoming aan te vragen en daar eventuele bewijsstukken bij moeten voegen. Dit zorgt voor een toename van de regeldruk. Voor een uitgebreide toelichting op de omvang van die toename wordt verwezen naar de memorie van toelichting van de wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.

In aanvulling op de memorie van toelichting bij de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs wordt nog opgemerkt dat studenten die zowel voor als na 1 augustus 2023 studiefinanciering ontvangen, kunnen wijzigen van terugbetaalregime. Indien een student de studieschuld in 15 jaar in plaats van in 35 jaar wil terugbetalen, dan kan dit worden aangegeven in ‘MijnDUO’. Vanuit DUO zal de student hierover worden geïnformeerd en de administratieve lasten voor de student zijn beperkt.

Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van onderwijsinstellingen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen heeft voor de regeldruk.

Internetconsulatie

Deze wijzigingsregeling is van 22 mei 2023 tot en met 12 juni 2023 opengesteld voor openbare internetconsultatie. Daarop zijn geen reacties ontvangen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Tenzij de student kenbaar heeft gemaakt de correspondentie per post te willen ontvangen.

Naar boven