Wijziging van Leidraad Invordering 2008

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 26 juni 2023,

nr. 2023-130677

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt de Leidraad Invordering 2008. De wijzigingen zijn met name technische en redactionele wijzigingen. Daarnaast wordt het beleid dat ziet op de MSNP gewijzigd.

ARTIKEL I

Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 december 2022, nr. 2022-287717, wijzigt als volgt:

A

In artikel 14.2.14 wordt ‘artikel 46 van de Waarborgwet 2019’ vervangen door ‘artikel 35 van de Waarborgwet 2019’.

B

In artikel 19.3.2 vervalt de derde alinea.

C

In de eerste zin van artikel 19.3.7 wordt ‘bijstandnorm’ vervangen door ‘bijstandsnorm’.

D

Artikel 28 wijzigt als volgt:

1. In de opsomming vervallen het derde, het vierde en het zesde gedachtestreepje.

2. ‘mogelijk;’ wordt vervangen door ‘mogelijk.’.

E

De laatste zin van artikel 73.4.8 komt als volgt te luiden:

In dat geval is toestemming van het Ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, Corporate Dienst Vaktechniek vereist.

F

In artikel 73.5.1 wordt ‘36’ telkens vervangen door ‘18’.

G

In artikel 73.5a wordt ‘36’ vervangen door ‘18’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt op 1 juli 2023 in werking. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 juni 2023

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A betreft een redactionele wijziging van artikel 14.2.14. Er is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel B betreft een technische wijziging van artikel 19.3.2. Bij de meest recente wijziging van het negende lid van artikel 19 van de wet1 is de termijn die de ontvanger in acht moet nemen bij het doen van een vordering aangepast naar vier weken, waardoor de in dit artikel genoemde termijn niet meer juist was. De regel van de laatste alinea van dit artikel is inmiddels in het negende lid van artikel 19 van de wet is vastgelegd, zodat de laatste alinea zijn belang heeft verloren en komt te vervallen. In de praktijk wordt overigens al overeenkomstig deze regel gehandeld. Er is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel C betreft een redactionele wijziging van artikel 19.3.7. Er is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel D betreft een redactionele wijziging van artikel 28. Er is geen beleidswijziging beoogd. Het derde, vierde en zesde gedachtestreepje zijn niet meer relevant, waardoor ze vervallen.

Artikel I, onderdeel E wijzigt artikel 73.4.8. De verwijzing was niet meer juist na de meest recente wijziging van artikel 73.4.62. Die wijziging hield verband met organisatorische wijzigingen binnen de Belastingdienst. De goedkeuring voor een zelfstandige faillissementsaanvraag door de Belastingdienst wordt sindsdien gegeven door het Ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, Corporate Dienst Vaktechniek en niet door het Ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, Concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken. Met deze wijziging is artikel 73.4.8 in lijn gebracht met de bedoelde eerdere wijziging.

Artikel I, onderdelen F en G, wijzigen artikel 73.5.1, respectievelijk artikel 73.5a. Op 7 februari 2023 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Faillissementswet3 aangenomen door de Eerste Kamer4, op grond waarvan onder meer een wettelijk schuldsaneringstraject wordt verkort van drie jaar naar anderhalf jaar. In verband met die wijziging heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aangekondigd dat de aflossingsperiode van minnelijke schuldregelingen eveneens zal worden verkort naar anderhalf jaar.5 Inmiddels is duidelijk geworden dat zowel de verkorting van de aflossingsperiode van minnelijke schuldregelingen als die van het wettelijk schuldsaneringstraject per 1 juli 2023 in werking zullen treden.6 De Belastingdienst zal dan ook vanaf 1 juli 2023 kunnen instemmen met verzoeken om instemming met een minnelijke schuldregeling waarin wordt uitgegaan van een aflossingsperiode van achttien maanden. Dit geldt voor minnelijke schuldregelingen waarvan een afschrift van de stabilisatieovereenkomst, een schriftelijke mededeling dat een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen of een schriftelijk aanbod van het akkoordbedrag dat op of na 1 juli 2023 door de Belastingdienst is ontvangen. In verband met de bedoelde wijziging is de in de artikelen 73.5.1 en 73.5a genoemde maximale uitsteltermijn eveneens gewijzigd naar achttien maanden.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum is gesteld op 1 juli 2023. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.7

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken


X Noot
1

Wet van 21 december 2022, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2023), Artikel XII, onderdeel A, Stb. 2022, 530

X Noot
2

Besluit van 21 juni 2019, nr. 2019-10674, Stcrt. 2019, 34691.

X Noot
3

Wet van 10 februari 2023 tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, Stb. 2023, 87.

X Noot
4

Verslag I, 2022/23, nr. 18, item 3.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2022/23, 24 515, nr. 677.

X Noot
6

Zie Kamerstukken II, 2022/23, 24 515, nr. 696, respectievelijk Kamerstukken II, 2022/23, 35 915, nr. 31.

Naar boven