Wijziging Leidraad Invordering 2008

Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 21 juni 2019, nr. 2019-10674

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M. De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met een aantal benodigde technische en redactionele aanpassingen, de aanpassing van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en het Organisatiebesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2018, een aanbeveling van de Nationale ombudsman, een arrest van de Hoge Raad en organisatorische wijzigingen binnen de Belastingdienst.

ARTIKEL I

Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2018, nr. 2018-30717, wordt als volgt gewijzigd:

A

  • 1. In artikel 1.1.2, derde gedachtestreepje wordt ‘landelijk directeur’ vervangen door ‘algemeen directeur’ en vervalt ‘/Belastingen’.

  • 2. In artikel 1.1.2, zevende gedachtestreepje wordt ‘cluster Fiscaliteit’ vervangen door ‘Concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken’.

B

Aan artikel 14.4.5 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Artikel 19.3.4, eerste alinea, laatste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 17, eerste gedachtestreepje, komt als volgt te luiden:

  • het aanhouden van de tenuitvoerlegging van een dwangbevel bij verzet;

D

Aan artikel 19.3.4, eerste alinea, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

E

In de artikelen 25.1.5, 25.1.8, 25.7.2, 25.7.5, 26.1.5, 26.1.7, 26.1.8, 26.4.6, 26.5.1 en 73.4.10 wordt ‘tien’ telkens vervangen door ‘veertien’.

F

Aan artikel 26.6, eerste alinea, wordt de volgende volzin toegevoegd:

Tegen het besluit van de ontvanger om geen invorderingsmaatregelen meer te treffen staat geen administratief beroep open.

G

In artikel 34.8.2, vijfde alinea, tweede volzin, wordt ‘het Autoriteit Persoonsgegevens’ vervangen door ‘de Autoriteit Persoonsgegevens’.

H

In artikel 35.9, vijfde alinea, tweede volzin, wordt ‘het Autoriteit Persoonsgegevens’ vervangen door ‘de Autoriteit Persoonsgegevens’.

I

In de laatste volzin van artikel 49.2a vervallen de woorden ‘en aan te geven of hij gebruik wenst te maken van zijn recht om te worden gehoord’.

J

In artikel 73.4.2 wordt na ‘geen baten aanwezig’ ingevoegd ‘noch te verwachten’.

K

In artikel 73.4.6 wordt na ‘van het ministerie’ ingevoegd ‘van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, Corporate Dienst Vaktechniek’.

L

In artikel 74 vervallen de eerste tot en met de vierde alinea en het negende gedachtestreepje van de laatste alinea.

M

In artikel 74.3 vervalt de tweede alinea.

N

Artikel 74.7 komt als volgt te luiden:

Als uitgangspunt voor de betalingsregeling als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, van de wet geldt de situatie waarin niet (direct) de benodigde middelen worden verkregen om de verschuldigde belasting te voldoen. Wordt de zaak vervreemd of vinden aflossingen plaats, komen in zoverre middelen beschikbaar om de nog openstaande belastingschuld te betalen en is er aanleiding het uitstel te beëindigen.

O

Artikel 74.7.1 vervalt.

P

Artikel 74.9 vervalt.

Q

In artikel 79, derde alinea, wordt ‘landelijk directeuren’ vervangen door ‘algemeen directeuren’.

R

In artikel 79.4, eerste volzin, wordt ‘toepast’ vervangen door ‘toegepast’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2019, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, subonderdeel 1 en Q, terugwerken tot en met 1 januari 2019 en artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2 terugwerkt tot en met 14 december 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 juni 2019

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, subonderdeel 1 wordt een technische wijziging aangebracht in verband met de wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 per 1 januari 2019.

In artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2 wordt een technische wijziging aangebracht in verband met de wijziging van het Organisatiebesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2018 per 14 december 2018.

Artikel I, onderdelen B en D wijzigen de artikelen 14.4.5 en 19.3.4 naar aanleiding van een aanbeveling van de Nationale ombudsman.1 Het komt voor dat een belastingschuldige een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet doet en daarbij niet de juiste gegevens verstrekt. De ontvanger corrigeert de beslagvrije voet van de belastingschuldige dan pas als de belastingschuldige de juiste informatie aanlevert. De wijziging heeft tot gevolg dat de belastingschuldige die niet de juiste gegevens aanlevert, deze gegevens op verzoek van de ontvanger binnen een redelijke termijn alsnog kan verstrekken. Als de belastingschuldige dat doet, wordt zijn beslagvrije voet met terugwerkende kracht aangepast vanaf de eerstvolgende inhouding nadat het oorspronkelijke verzoek tot aanpassing is gedaan. Met deze beperkte terugwerkende kracht verdwijnt het onderscheid tussen belastingschuldigen die zich melden met de juiste informatie en belastingschuldigen die dat (om wat voor reden dan ook) niet doen. Als de belastingschuldige naar aanleiding van het verzoek van de ontvanger geen informatie aanlevert of verzuimt deze tijdig aan te leveren, blijft het huidige regime van toepassing.

Artikel I, onderdeel C heeft tot doel de inleiding bij artikel 17 aan te sluiten bij de aanhef van artikel 17.1. Artikel 17.1 is per 1 januari 2018 aangepast, waarbij abusievelijk de inleiding van artikel 17 niet is meegenomen. Deze omissie wordt hiermee hersteld.

Artikel I, onderdeel E heeft tot doel een aantal termijnen te uniformeren die in deze leidraad staan. Voor deze termijnen wordt aangesloten bij de termijn van twee weken die artikel 11 van de wet noemt. Hierbij wordt een vertaalslag gemaakt van de in de wet genoemde twee weken naar veertien dagen.

Artikel I, onderdeel F verduidelijkt dat geen administratief beroep open staat tegen de eenzijdige beslissing van de ontvanger om (voorlopig) geen invorderingsmaatregelen meer te nemen.

Artikel I, onderdelen G en H betreffen taalkundige wijzigingen.

Artikel I, onderdeel I heeft tot doel een arrest van de Hoge Raad te implementeren, waarin de Hoge Raad overweegt dat het recht om te worden ‘gehoord’ inhoudt dat de aansprakelijk gestelde zijn zienswijze kenbaar moet kunnen maken. Het recht van de Unie schrijft niet voor in welke vorm (mondeling of schriftelijk) de aansprakelijk gestelde dit moet kunnen doen.2 Als gevolg van dit arrest wordt het laatste gedeelte van de laatste zin van artikel 49.2a overbodig.

Artikel I, onderdeel J verduidelijkt dat de ontvanger ook een eventuele bate uit een door de curator te entameren procedure moet meenemen bij de afweging of hij een faillissementsaanvraag indient of maatregelen treft die moeten leiden tot ontbinding van een rechtspersoon conform artikel 2:19a BW. Dit is in lijn met de jurisprudentie op dit gebied.3

Artikel I, onderdeel K ziet op een aanpassing in verband met organisatorische wijzigingen binnen de Belastingdienst. De goedkeuring voor een zelfstandige faillissementsaanvraag door de Belastingdienst wordt niet meer gegeven door het ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, cluster Fiscaliteit, maar door het ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, Corporate Dienst Vaktechniek. De Corporate Dienst Vaktechniek heeft een toezichthoudende en ondersteunende rol binnen de Belastingdienst. Eenheid van beleid en uitvoering staat hierbij centraal. Door de goedkeuring voor faillissementsaanvragen bij de Corporate Dienst Vaktechniek te beleggen, blijft gewaarborgd dat dit invorderingsinstrument uniform wordt toegepast.

Artikel I, onderdeel L laat een aantal passages vervallen die instructief van aard zijn. Daarnaast vervalt het negende gedachtestreepje in verband met het vervallen van artikel 74.9 (zie hiervoor onderdeel M).

Artikel I, onderdeel M laat een overbodige alinea vervallen. De gevallen waarin het uitstel van betaling op grond van artikel 70b van de wet eindigt, zijn opgenomen in de wet.

Artikel I, onderdelen N en O betreffen technische wijzigingen.

Artikel I, onderdeel P laat artikel 74.9 vervallen. Artikel 74.9 ziet op uitstel voor veehouders die hun onderneming hebben gestaakt op grond van de Regeling beëindiging veehouderijtakken. Er wordt een mogelijkheid tot het verlenen van uitstel gecreëerd voor de duur van maximaal 10 jaar voor veehouders die hun onderneming hebben gestaakt ná 19 maart 2000 en vóór 1 januari 2001. Van deze regeling wordt geen gebruik meer gemaakt.

In artikel I, onderdeel Q wordt een technische wijziging aangebracht in verband met de wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 per 1 januari 2019.

Artikel I, onderdeel R betreft een taalkundige wijziging.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Deze datum wordt gesteld op 1 juli 2019. Onderdelen A, subonderdeel 1 en Q werken terug tot en met 1 januari 2019 in verband met de wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 per 1 januari 2019. Onderdeel A, subonderdeel 2 werkt terug tot en met 14 december 2018 in verband met de wijziging van het Organisatiebesluit directoraat-generaal Belastingdienst 2018 per 14 december 2018. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).


X Noot
1

Nationale ombudsman 31 mei 2018, rapportnummer 2018/034.

X Noot
2

Hoge Raad 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:393, r.o. 2.1.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 2 juli 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1846.

Naar boven