Wijziging van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 22 juni 2023, nr. 2023-13263

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). De betalingsverzuimboete van § 34, tweede lid, BBBB wordt verlaagd van maximaal 100 naar 50 procent van de nageheven motorrijtuigenbelasting. Uit § 34, vierde lid (nieuw), volgt dat in uitzonderlijke gevallen alsnog een boete van maximaal 100 procent kan worden opgelegd. Voorts zijn diverse paragrafen op onderdelen geactualiseerd of redactioneel verbeterd. Daarmee is geen beleidswijziging beoogd.

ARTIKEL I

Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst van 28 juni 2016, nr. BLKB2016/695M (Stcrt. 2016, 34921), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 mei 2023, nr. 2023-110608 (Stcrt. 2023, 15037), wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In § 1, zesde lid, derde alinea, wordt ‘De wijzigingen worden’, ‘wordt vastgelegd’ en ‘vervalt’ vervangen door onderscheidenlijk ‘De wijzigingen werden’, ‘werd vastgelegd’ en ‘is vervallen’.

2. Aan § 1, zesde lid, wordt een alinea toegevoegd luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 22 juni 2023, nr. 2023-13263 (Stcrt. 2023, 17366). De wijziging betrof de paragrafen 1, 2, 8, 15, 33, 34 en 36. In § 34, tweede lid, is de betalingsverzuimboete verlaagd van maximaal 100 naar 50 procent van de nageheven motorrijtuigenbelasting. Uit § 34, vierde lid (nieuw), volgt dat in uitzonderlijke gevallen alsnog een boete van maximaal 100 procent kan worden opgelegd. Voor het overige zijn de genoemde paragrafen op onderdelen geactualiseerd of redactioneel verbeterd. Daarmee is geen beleidswijziging beoogd.

B

1. § 2, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan een medepleger, doen pleger, uitlokker, medeplichtige, feitelijk leidinggever of opdrachtgever wordt genomen met voorafgaande toestemming van de algemeen directeur van een van de organisatieonderdelen genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en c, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en de hoofddirecteur van de concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken van de Belastingdienst (Cd FJZ), dan wel, voor de Douane, met voorafgaande toestemming van de directeur-generaal Douane.

2. § 8, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Met een straf wordt gelijkgesteld het vervallen van het recht tot strafvordering vanwege een transactie ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr).

3. In § 15, vierde lid, wordt ‘dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het WvSr, ingevolge artikel 37 van de WED dan wel ingevolge artikel 76 van de AWR’ vervangen door: dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.

4. In het opschrift van § 33 wordt ‘Verzuimboete betalingscontrole artikel 37 en 70 van de Wet MB 1994’ vervangen door: Verzuimboete betalingscontrole motorrijtuigenbelasting (artikel 67c van de AWR).

C

§ 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de in § 33 genoemde belastingaanslagen naar aanleiding van een zogenoemde betalingscontrole” vervangen door: de in § 33 bedoelde betalingscontrole.

2. In het tweede lid wordt ‘maximaal 100 procent’ vervangen door: 50 procent.

3. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het tweede lid kan de verzuimboete in uitzonderlijke gevallen worden gesteld op maximaal 100 procent van het bedrag aan belasting dat niet of gedeeltelijk niet is betaald, met een minimum van € 50 en maximaal het wettelijk maximum van artikel 67c van de AWR. Van een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende stelselmatig in verzuim is.

D

In § 36, derde lid, BBBB wordt ’De naheffingsaanslag en de boetebeschikking worden opgelegd aan de aangever met wie een overeenkomst tot het kunnen doen van een aangifte via internet is gesloten’ vervangen door ‘De verzuimboete wordt opgelegd aan degene op wiens naam de naheffingsaanslag is gesteld’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 juni 2023

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

Artikel I, onderdeel A, wijzigt § 1, zesde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). Onderdeel 1 brengt een redactionele verbetering aan in de toelichting van een eerdere wijziging. Onderdeel 2 voegt een passage toe ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B

Artikel I, onderdeel B, brengt enkele aanpassingen aan in de paragrafen 2, 8, 15 en 33 BBBB. Met deze aanpassingen is geen beleidswijziging beoogd.

In § 2, zesde lid, BBBB wordt de verwijzing naar de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 geactualiseerd en aangevuld met een regeling voor de Douane. Deze toevoeging is gedaan vanwege de ontvlechting van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane als zelfstandige directoraten-generaal. Het BBBB is van toepassing op de Douane als deze uitvoering geeft aan de belastingwet, zoals bij de heffing van accijnzen (zie § 37 BBBB). Bij de uitvoering van de Algemene douanewet (hierna: Adw) geldt het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Douane (BBBB/D). Hierbij zijn de algemene bepalingen (hoofdstuk 1) van het BBBB van overeenkomstige toepassing (zie § 1 BBBB/D).

De toegevoegde regeling voor de Douane houdt in dat een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan een medepleger, doen pleger, uitlokker, medeplichtige, feitelijk leidinggever of opdrachtgever wordt genomen met voorafgaande toestemming van de directeur-generaal Douane.

In § 8, vijfde lid, en § 15, vierde lid, BBBB zijn de verwijzingen geactualiseerd.

In § 33 is het opschrift gewijzigd. De verwijzing naar artikel 37 en 70 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 67c AWR, omdat dit de lading beter dekt.

Artikel I, onderdeel C

Artikel I, onderdeel C, brengt drie wijzigingen aan in § 34 BBBB:

  • 1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt een redactionele verbetering aangebracht. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

  • 2. In het tweede lid wordt de betalingsverzuimboete verlaagd van ‘maximaal 100’ naar 50 procent van de nageheven motorrijtuigenbelasting.

Het gaat hierbij om andere naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (Mrb) dan die voortvloeien uit een zogenoemde betalingscontrole (zie § 33). Het betreft in het algemeen naheffingen vanwege het niet doen van een juiste aangifte, het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden, het gebruik maken van de weg gedurende een schorsing, of het niet hebben betaald van de verschuldigde belasting ingeval van een in het buitenland of een ten onrechte niet in Nederland gekentekend motorrijtuig. Voor dergelijke naheffingen wordt, ingevolge het tweede lid, een betalingsverzuimboete opgelegd van maximaal 100 procent van de nageheven belasting, met een minimum van € 50 en maximaal het wettelijk maximum van artikel 67c AWR (thans: € 5.514).

In de praktijk wordt de verzuimboete sinds de jaren ’70 vrijwel altijd gesteld op 100 procent van de nageheven belasting. De gedachte hierachter was dat het veelal ging om geringe bedragen aan Mrb. Van een lager boete-percentage zou daarom te weinig preventieve werking uitgaan.

Sindsdien zijn de Mrb-bedragen echter periodiek geïndexeerd en aanzienlijk verhoogd. Naheffingsaanslagen met bedragen tussen de € 750 en € 5.000 zijn anno 2023 niet meer uitzonderlijk en leiden tot navenant hoge boetes. Deze hoge boetebedragen worden niet meer passend geacht.

Deze ontwikkelingen zijn voor mij reden om het boetepercentage in § 34, tweede lid, te verlagen naar 50 procent van de nageheven belasting. In uitzonderlijke gevallen kan dit worden verhoogd tot maximaal 100 procent van de nageheven belasting (zie onderdeel 3).

  • 3. Er wordt een vierde lid toegevoegd dat mogelijk maakt om de verzuimboete in uitzonderlijke gevallen te stellen op maximaal 100 procent van de nageheven belasting, met een minimum van € 50 en maximaal het wettelijk maximum van artikel 67c AWR. Van een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende stelselmatig in verzuim is.

Artikel I, onderdeel D

Artikel I, onderdeel D, wijzigt § 36, derde lid, BBBB. Verduidelijkt is dat de verzuimboete wordt opgelegd aan degene op wiens naam de naheffingsaanslag is gesteld. In de huidige tekst stond ook aan wie de naheffingsaanslag wordt opgelegd. Deze aanduiding valt buiten het bestek van het BBBB en is daarom vervallen. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel II

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Deze datum is bepaald op 1 juli 2023. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De gewijzigde beleidsregels zijn gunstiger voor de belanghebbende en kunnen daarom óók worden toegepast op beboetbare feiten die zijn begaan vóór 1 juli 2023, mits ter zake van deze feiten op dat moment nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat. Dit volgt uit – ongewijzigd – § 1, derde lid, BBBB.

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

Naar boven